Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CN0355

    Zaak C-355/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk) op 13 juli 2015 — Bietergemeinschaft Technische Gebäudebetreuung GesmbH en Caverion Österreich GmbH

    PB C 320 van 28.9.2015, p. 17–18 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    28.9.2015   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 320/17


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk) op 13 juli 2015 — Bietergemeinschaft Technische Gebäudebetreuung GesmbH en Caverion Österreich GmbH

    (Zaak C-355/15)

    (2015/C 320/24)

    Procestaal: Duits

    Verwijzende rechter

    Verwaltungsgerichtshof

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partijen: Bietergemeinschaft Technische Gebäudebetreuung GesmbH en Caverion Österreich GmbH

    Interveniërende partijen: Universität für Bodenkultur Wenen, VAMED Management en Service GmbH & Co KG, te Wenen

    Prejudiciële vragen

    1)

    Moet artikel 1, lid 3, van richtlijn 89/665/EEG van de Raad van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken (1), zoals gewijzigd bij richtlijn 2007/66/EG tot wijziging van de richtlijnen 89/665/EEG en 92/13/EEG van de Raad met betrekking tot de verhoging van de doeltreffendheid van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten (2) (richtlijn 89/665), gelet op de beginselen van het arrest van het Hof van Justitie van 4 juli 2013 in zaak C-100/12 (3), Fastweb SpA, aldus worden uitgelegd, dat een inschrijver wiens offerte door de aanbestedende dienst rechtsgeldig is uitgesloten en die daarom niet een bij de procedure betrokken inschrijver in de zin van artikel 2 bis van richtlijn 89/665 is, het recht kan worden ontzegd om beroep in te stellen tegen een besluit tot gunning (besluit over het sluiten van een raamovereenkomst) en tegen het sluiten van de overeenkomst (daaronder begrepen de overeenkomstig artikel 2, lid 7, gevorderde toekenning van schadevergoeding), zelfs wanneer slechts twee inschrijvers offertes hebben ingediend en ook de offerte van de geselecteerde inschrijver aan wie de opdracht is gegund volgens de niet bij de procedure betrokken inschrijver had moeten worden uitgesloten?

    In geval van ontkennende beantwoording van vraag 1:

    2)

    Moet artikel 1, lid 3, van richtlijn 89/665, gelet op de beginselen van het arrest van het Hof van Justitie van 4 juli 2013 in zaak C-100/12, Fastweb SpA, aldus worden uitgelegd, dat de niet bij de procedure betrokken inschrijver (in de zin van artikel 2 bis van de richtlijn) alleen dan het recht om beroep in te stellen toekomt,

    a)

    indien uit de stukken van de beroepsprocedure duidelijk blijkt dat bij de offerte van de geselecteerde inschrijver sprake is van onregelmatigheden?

    b)

    indien bij de offerte van de geselecteerde inschrijver op identieke gronden sprake is van onregelmatigheden?


    (1)  PB L 395, blz. 33.

    (2)  PB L 335, blz. 31.

    (3)  ECLI:EU:C:2013:448.


    Top