Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CN0125

    Zaak C-125/14: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Törvényszék (Hongarije) op 18 maart 2014 — Iron & Smith Kft./Unilever NV

    PB C 175 van 10.6.2014, p. 23–23 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    10.6.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 175/23


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Törvényszék (Hongarije) op 18 maart 2014 — Iron & Smith Kft./Unilever NV

    (Zaak C-125/14)

    2014/C 175/28

    Procestaal: Hongaars

    Verwijzende rechter

    Fővárosi Törvényszék

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Iron & Smith Kft.

    Andere partij in de procedure: Unilever NV

    Prejudiciële vragen

    1)

    Volstaat de bekendheid van een gemeenschapsmerk in één lidstaat om aan te tonen dat dit merk bekend is in de zin van artikel 4, lid 3, van richtlijn 2008/95/EG (1) betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (hierna: „richtlijn”), ook wanneer de nationale merkaanvraag waartegen oppositie is ingesteld op basis van deze bekendheid, in een ander land dan deze lidstaat is ingediend?

    2)

    Kunnen de beginselen die het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft vastgesteld met betrekking tot het normale gebruik van een gemeenschapsmerk worden gehanteerd bij de toepassing van de territoriale criteria op basis waarvan de bekendheid van een gemeenschapsmerk wordt beoordeeld?

    3)

    Indien de houder van een ouder gemeenschapsmerk aantoont dat zijn merk bekend is in andere landen dan de lidstaat waarin de nationale merkaanvraag is ingediend — die een aanmerkelijk deel van het grondgebied van de Europese Unie bestrijken — kan hij dan los daarvan gehouden zijn om ook voor die lidstaat voldoende bewijs aan te dragen?

    4)

    Indien de vorige vraag ontkennend wordt beantwoord, is het, gelet op de specifieke kenmerken van de gemeenschappelijke markt, mogelijk dat een merk dat in een aanmerkelijk deel van de Europese Unie intensief wordt gebruikt, volkomen onbekend is bij het relevante nationale publiek en dat daardoor niet is voldaan aan de andere voorwaarde van artikel 4, lid 3, van de richtlijn om de inschrijving te kunnen uitsluiten, in die zin dat er geen risico is dat afbreuk wordt gedaan aan de reputatie of het onderscheidend vermogen van het merk? Zo ja, welke feiten dient de houder van het gemeenschapsmerk dan aan te tonen opdat deze voorwaarde vervuld zou zijn?


    (1)  Richtlijn 2008/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (PB L 299, blz. 25).


    Top