Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62011CA0212

Zaak C-212/11: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 25 april 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal Supremo — Spanje) — Jyske Bank Gibraltar Ltd/Administración del Estado (Voorkoming van gebruik van financieel stelsel voor witwassen van geld en financiering van terrorisme — Richtlijn 2005/60/EG — Artikel 22, lid 2 — Besluit 2000/642/JBZ — Verplichting van kredietinstellingen tot melding van verdachte financiële transacties — Instelling die werkzaam is onder regeling van vrij verkeer van diensten — Identificatie van nationale financiële-inlichtingeneenheid die informatie moet verzamelen — Artikel 56 VWEU — Belemmering van vrij verrichten van diensten — Dwingende vereisten van algemeen belang — Evenredigheid)

PB C 171 van 15.6.2013, p. 5–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

15.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 171/5


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 25 april 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal Supremo — Spanje) — Jyske Bank Gibraltar Ltd/Administración del Estado

(Zaak C-212/11) (1)

(Voorkoming van gebruik van financieel stelsel voor witwassen van geld en financiering van terrorisme - Richtlijn 2005/60/EG - Artikel 22, lid 2 - Besluit 2000/642/JBZ - Verplichting van kredietinstellingen tot melding van verdachte financiële transacties - Instelling die werkzaam is onder regeling van vrij verkeer van diensten - Identificatie van nationale financiële-inlichtingeneenheid die informatie moet verzamelen - Artikel 56 VWEU - Belemmering van vrij verrichten van diensten - Dwingende vereisten van algemeen belang - Evenredigheid)

2013/C 171/09

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Tribunal Supremo

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Jyske Bank Gibraltar Ltd

Verwerende partij: Administración del Estado

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Tribunal Supremo — Uitlegging van artikel 22, lid 2, van richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (PB L 309, blz. 15) — Nationale regeling die kredietinstellingen die op het nationale grondgebied actief zijn zonder er een vaste inrichting te hebben, dwingend en rechtstreeks verplicht om de vereiste informatie aan de bevoegde nationale autoriteiten te verstrekken

Dictum

Artikel 22, lid 2, van richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen de regeling van een lidstaat die kredietinstellingen verplicht om de voor de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme vereiste informatie rechtstreeks aan de financiële-inlichtingeneenheid van deze staat te verstrekken wanneer deze instellingen hun activiteiten op het nationale grondgebied in het kader van de vrijheid van dienstverrichting uitoefenen, mits deze regeling het nuttige effect van deze richtlijn en besluit 2000/642/JBZ van de Raad van 17 oktober 2000 inzake een regeling voor samenwerking tussen de financiële-inlichtingeneenheden van de lidstaten bij de uitwisseling van gegevens, niet in gevaar brengt.

Artikel 56 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een dergelijke regeling, mits zij door een dwingende reden van algemeen belang gerechtvaardigd wordt, geschikt is om het ermee nagestreefde doel te verwezenlijken, niet verder gaat dan nodig is om dit doel te bereiken en op niet-discriminerende wijze wordt toegepast, hetgeen de nationale rechter dient na te gaan rekening houdend met de volgende overwegingen:

een dergelijke regeling is geschikt om de doelstelling van bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme te bereiken, wanneer zij de betrokken lidstaat in staat stelt doeltreffend toezicht uit te oefenen op verdachte financiële transacties door kredietinstellingen die hun diensten op het nationale grondgebied verrichten, de uitvoering van deze transacties daadwerkelijk op te schorten en, in voorkomend geval, de verantwoordelijke personen te vervolgen en te bestraffen;

de verplichting die bij deze regeling wordt opgelegd aan kredietinstellingen die hun activiteiten in het kader van de vrijheid van dienstverrichting uitoefenen, kan een evenredige maatregel ter bereiking van dit doel zijn bij gebreke, ten tijde van de feiten van het hoofdgeding, van een doeltreffend mechanisme ter verzekering van een volledige samenwerking tussen de financiële-inlichtingeneenheden.


(1)  PB C 226 van 30.7.2011.


Top