EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62008CA0436

Gevoegde zaken C-436/08 en C-437/08: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 10 februari 2011 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Unabhängige Finanzsenat, Außenstelle Linz — Oostenrijk) — Haribo Lakritzen Hans Riegel BetriebsgmbH (C-436/08), Österreichische Salinen AG (C-437/08)/Finanzamt Linz (Vrij verkeer van kapitaal — Vennootschapsbelasting — Vrijstelling voor binnenlandse dividenden — Vrijstelling voor buitenlandse dividenden onder bepaalde voorwaarden — Toepassing van verrekeningsmethode op niet-vrijgestelde buitenlandse dividenden — Bewijsstukken vereist met betrekking tot verrekenbare buitenlandse belasting)

PB C 103 van 2.4.2011, p. 2–3 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

2.4.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 103/2


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 10 februari 2011 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Unabhängige Finanzsenat, Außenstelle Linz — Oostenrijk) — Haribo Lakritzen Hans Riegel BetriebsgmbH (C-436/08), Österreichische Salinen AG (C-437/08)/Finanzamt Linz

(Gevoegde zaken C-436/08 en C-437/08) (1)

(Vrij verkeer van kapitaal - Vennootschapsbelasting - Vrijstelling voor binnenlandse dividenden - Vrijstelling voor buitenlandse dividenden onder bepaalde voorwaarden - Toepassing van verrekeningsmethode op niet-vrijgestelde buitenlandse dividenden - Bewijsstukken vereist met betrekking tot verrekenbare buitenlandse belasting)

2011/C 103/02

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Unabhängiger Finanzsenat, Außenstelle Linz

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Haribo Lakritzen Hans Riegel BetriebsgmbH (C-436/08), Österreichische Salinen AG (C-437/08)

Verwerende partij: Finanzamt Linz

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Unabhängiger Finanzsenat — Uitlegging van gemeenschapsrecht — Nationale regeling die binnenlandse deelnemingen vrijstelt terwijl buitenlandse deelnemingen slechts zijn vrijgesteld vanaf een deelneming van 25 % — Administratieve en rechterlijke praktijk die, teneinde aan de vereisten van het gemeenschapsrecht te voldoen, voorziet in een verrekeningsstelsel voor buitenlandse dividenden uit een deelneming van minder dan 25 %

Dictum

1)

Artikel 63 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een wettelijke regeling van een lidstaat volgens welke portfoliodividenden uit deelnemingen in ingezeten vennootschappen van vennootschapsbelasting zijn vrijgesteld en deze vrijstelling voor portfoliodividenden afkomstig van een vennootschap die gevestigd is in een derde staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992, afhankelijk is van de voorwaarde dat een omstandig verdrag inzake wederzijdse administratieve en gerechtelijke bijstand tussen de betrokken lidstaat en derde staat bestaat, voor zover alleen een verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand noodzakelijk is ter verwezenlijking van de doelstellingen van de betrokken wettelijke regeling.

2)

Artikel 63 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een wettelijke regeling van een lidstaat volgens welke portfoliodividenden die een ingezeten vennootschap van een andere ingezeten vennootschap ontvangt, van vennootschapsbelasting zijn vrijgesteld, terwijl portfoliodividenden die een ingezeten vennootschap ontvangt van een vennootschap die gevestigd is in een andere lidstaat of een derde staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992, wel aan vennootschapsbelasting zijn onderworpen, voor zover evenwel de in de vestigingsstaat van laatstgenoemde vennootschap betaalde belasting wordt verrekend met de in de lidstaat van de ontvangende vennootschap verschuldigde belasting en de administratieve last die op de ontvangende vennootschap rust wil zij voor deze verrekening in aanmerking komen, niet buitensporig zwaar is. Wanneer de nationale belastingadministratie van de ontvangende vennootschap inlichtingen verlangt over de belasting die over de winst van de uitkerende vennootschap daadwerkelijk is geheven in de lidstaat van vestiging van laatstgenoemde vennootschap, is dit inherent aan de werking zelf van de verrekeningsmethode en kan dit niet worden beschouwd als een buitensporig zware administratieve last.

3)

Artikel 63 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling volgens welke ter voorkoming van economische dubbele belasting portfoliodividenden die een ingezeten vennootschap ontvangt van een andere ingezeten vennootschap, van vennootschapsbelasting zijn vrijgesteld en dividenden die worden uitgekeerd door een vennootschap die gevestigd is in een andere derde staat dan een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992, zijn vrijgesteld noch in aanmerking komen voor verrekening van de door de uitkerende vennootschap in haar vestigingsstaat betaalde belasting.

4)

Artikel 63 VWEU verzet zich er niet tegen dat een nationale belastingautoriteit op dividenden uit bepaalde derde staten de verrekeningsmethode toepast wanneer de deelneming van de ontvangende vennootschap in het kapitaal van de uitkerende vennootschap onder een bepaalde participatiedrempel ligt, en de vrijstellingsmethode wanneer deze deelneming boven deze drempel ligt, terwijl op binnenlandse dividenden systematisch de vrijstellingsmethode wordt toegepast, op voorwaarde evenwel dat de betrokken regelingen ter voorkoming of vermindering van opeenvolgende belastingheffingen over winstuitkeringen tot een gelijkwaardig resultaat leiden. Het feit dat de nationale belastingadministratie de ontvangende vennootschap verzoekt om inlichtingen betreffende de belasting die daadwerkelijk rust op de winst van de uitkerende vennootschap in de derde staat van vestiging van laatstgenoemde vennootschap, is inherent aan de werking zelf van de verrekeningsmethode en doet als zodanig geen afbreuk aan de gelijkwaardigheid van de vrijstellingsmethode en de verrekeningsmethode.

5)

Artikel 63 VWEU dient aldus te worden uitgelegd dat:

het zich verzet tegen een nationale regeling volgens welke ingezeten vennootschappen de mogelijkheid hebben om verliezen die zij in een belastingjaar hebben geleden, naar latere belastingjaren over te dragen en economische dubbele belasting over dividenden wordt voorkomen doordat op binnenlandse dividenden de vrijstellingsmethode wordt toegepast terwijl de verrekeningsmethode geldt voor dividenden die worden uitgekeerd door in een andere lidstaat of in een derde staat gevestigde vennootschappen, voor zover op grond van deze regeling bij toepassing van de verrekeningsmethode uitstel van de verrekening van de vennootschapsbelasting die is betaald in de staat van vestiging van de uitkerende vennootschap, tot de volgende belastingjaren niet mogelijk is indien de ontvangende vennootschap voor het jaar waarin zij de buitenlandse dividenden heeft ontvangen, een verlies uit bedrijfsinkomsten heeft geboekt, en

het een lidstaat niet ertoe verplicht om in zijn belastingwetgeving te voorzien in verrekening van de belasting die in een andere lidstaat of in een derde staat over dividenden bij de bron is geheven, met het oog op voorkoming van juridische dubbele belasting over dividenden die een in eerstgenoemde lidstaat gevestigde vennootschap ontvangt, daar deze belasting het gevolg is van de parallelle uitoefening, door de betrokken staten, van hun respectieve heffingsbevoegdheid.


(1)  PB C 19 van 24.1.2009.


Top