EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52019IE0936

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Luisteren naar de Europese burgers voor een duurzame toekomst” (Sibiu en verder)

PB C 228 van 5.7.2019, p. 37–49 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

5.7.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 228/37


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Luisteren naar de Europese burgers voor een duurzame toekomst” (Sibiu en verder)

(2019/C 228/06)

Rapporteurs: Vladimíra DRBALOVÁ

Peter SCHMIDT

Yves SOMVILLE

Besluit van het bureau

16.10.2018

Rechtsgrondslag

Artikel 29, lid 2, van het reglement van orde

Goedkeuring door de voltallige vergadering

20.3.2019

Zitting nr.

542

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

217/6/8

Luisteren naar de burgers van Europa voor een duurzame toekomst

1.   Inleiding

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) vormt door de diversiteit van zijn leden een brug tussen de EU-instellingen en de burger en zou als zodanig zijn ambitieuze visie voor de toekomst willen voorstellen, waarbij Europa de wereldleider wordt op het gebied van duurzame ontwikkeling.

1.2.

De oprichting van de Europese Unie is een van de meest succesvolle vredes-, sociale en economische projecten in de Europese geschiedenis. Ons Europa is gegrondvest op de waarden respect voor menselijke waardigheid, vrijheid, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid tussen vrouwen en mannen, democratie, de rechtsstaat en eerbiediging van mensenrechten, inclusief de rechten van personen die tot minderheden behoren (1). Deze waarden moeten de kern blijven vormen van de toekomstige ontwikkeling en beleidsmaatregelen van de EU.

1.3.

Zeven decennia vrede en stabiliteit in Europa vormen een historische en uitzonderlijke prestatie. Het Europese project en de opbouw van de Europese Unie, die een unie tussen de volkeren van Europa hebben gecreëerd en Europese staten stap voor stap verbonden hebben met een gemeenschappelijk doel, hebben dit mogelijk gemaakt. Dit verklaart waarom de EU nog steeds een aantrekkelijk project is voor kandidaat-lidstaten en voor landen die deelnemen aan het EU-nabuurschapsbeleid. Europa moet echter wel voorbereid zijn op nieuwe geopolitieke ontwikkelingen. Het EESC moet een rol spelen bij de bewustmaking van het feit dat vrede niet voor altijd als vanzelfsprekend kan worden beschouwd.

1.4.

De eengemaakte markt vormt, in al zijn economische, sociale en milieudimensies, de kern van de Europese integratie. Daarom moet deze in staat zijn om duurzame groei en innovatie te genereren, investeringen aan te trekken en het duurzame concurrentievermogen van de bedrijven op geglobaliseerde markten te bevorderen. Het is echter ook belangrijk te erkennen dat de positieve effecten van de eengemaakte markt zich niet gelijkmatig hebben verdeeld en dat niet alle burgers in staat zijn om van de bijbehorende welvaart te profiteren.

1.5.

Duurzame groei betekent dat groei niet alleen op kwantiteit, maar nog sterker op kwaliteit moet zijn gebaseerd, wat betekent i) geen roofbouw op het milieu of uitbuiting, ii) eerlijke levensomstandigheden, iii) economische groei niet alleen gemeten aan de jaarlijkse investeringen, maar ook aan de hand van bezittingen en hun spreiding, iv) het voldoen aan de behoeften van iedereen voor zover de planeet dat toestaat, v) het ontwikkelen van economieën die ons in staat stellen te gedijen, ongeacht of ze groeien, en vi) een gesloten inkomensstroom die op sociale en ecologische wijze vloeit tussen huishoudens, bedrijven, banken, overheid en handel. Energie, materialen, de natuurlijke wereld, de menselijke samenleving, macht en de rijkdom die we gemeenschappelijk hebben: al deze zaken ontbreken in het huidige model. Het onbetaalde werk van verzorgers — voornamelijk vrouwen — wordt genegeerd, hoewel geen economie zonder hen zou kunnen functioneren (2).

1.6.

Duurzaam concurrentievermogen is een model dat economische welvaart, milieuproblemen en sociale inclusiviteit met elkaar in evenwicht brengt. In deze context moeten in de op duurzaamheid afgestemde wereldwijde concurrentie-index twee nieuwe, milieu- en sociale dimensies worden opgenomen (3).

1.7.

De vier vrijheden, namelijk het vrije verkeer van producten, burgers, diensten en kapitaal, die samen zorgen voor handel en economische ontwikkeling, werkgelegenheid, creativiteit en innovatie, uitwisseling van vaardigheden en ontwikkeling van infrastructuur in afgelegen gebieden, zijn de essentie van Europa. Goed werkende economische vrijheden en mededingingsregels gaan hand in hand met sociale grondrechten, maar mogen ze niet ondermijnen.

1.8.

Desalniettemin staat de EU nog steeds voor buitengewone interne en externe economische, sociale, milieu- en politieke uitdagingen (4) die haar in haar bestaan bedreigen: protectionisme in de eengemaakte markt, sociale ongelijkheid, populisme, nationalisme en extremisme (5), evenals grote verschuivingen op het geopolitieke toneel en grote technologische veranderingen.

1.9.

Het sneller veranderende klimaat, de ineenstorting van de biodiversiteit, andere milieurisico’s en het collectief falen om succesvol beleid te voeren, vormen ook een vitale bedreiging voor de Europese bevolking, economie en ecosystemen. Daarom hebben we een krachtige EU-strategie nodig voor de uitvoering van de VN-Agenda 2030. Samenlevingen met meer gelijkheid leveren betere milieuprestaties en hebben een groter vermogen om steeds duurzamer te worden.

1.10.

Er is een duidelijke behoefte om te voorzien in de vraag naar kwalitatief hoogwaardige banen van burgers overal in Europa, vooral in regio’s met een hoge werkloosheid, met name jeugdwerkloosheid, of in regio’s die te maken hebben met structurele veranderingen. Dit legt een verplichting op aan allen — instellingen, overheden, sociale partners en andere maatschappelijke organisaties — om een duurzaam Europa te herdefiniëren en zo de schepping van kwalitatief hoogwaardige banen te bevorderen.

1.11.

Het is dringend nodig om de toegang tot de arbeidsmarkten te verbeteren door zowel kwalitatief hoogwaardige banen als, met het oog op adequate vaardigheden, een verbeterd onderwijssysteem te creëren, bijvoorbeeld door middel van het duale systeem.

1.12.

De sociale en milieudimensies zijn met elkaar verstrengeld en de economie moet de motor zijn voor sociale, economische en culturele vernieuwing, niet in de laatste plaats door de bevordering en ontwikkeling van sleutelvaardigheden en meer diversificatie. De VN-Agenda 2030 moet de particuliere sector aanmoedigen om bij te dragen tot de verwezenlijking van duurzame economische, sociale en milieudoelstellingen, en daarbij een billijke en duurzame groei van het welzijn voor iedereen en de bescherming van sociale, mensen- en arbeidsrechten bevorderen (6).

1.13.

De culturele dimensie van het Europese project moet, in al haar diversiteit, ook ten volle worden erkend in al het EU-beleid. Dit omvat het begrijpen en bevorderen van cultureel erfgoed, het integreren van een culturele en creatieve dimensie in het onderwijs, en het ondersteunen van hedendaagse creaties als stuwende kracht achter cohesie en ontwikkeling.

1.14.

Duurzaamheid is een toekomstgericht proces dat moet worden voortgestuwd door sterke politieke wilskracht en de vastbeslotenheid om een duurzame Europese Unie vorm te geven door onze economieën te verschuiven naar een veerkrachtige en coöperatieve, hulpbronnenefficiënte, koolstofarme en sociaal inclusieve toekomst (7), waarbij gedragingen, acties en beslissingen van overheden, bedrijven, werknemers, burgers en consumenten worden gedreven door het op een verantwoorde manier realiseren van hun economische, milieu- en sociale effecten.

Het EESC roept eerst op tot een overkoepelende strategie voor duurzaamheid bij de uitvoering van de Agenda 2030, gewaarborgd door een ambitieuze EU-begroting.

Concurrentievermogen en duurzaamheid sluiten elkaar niet uit zolang sociale en milieuaspecten een vast onderdeel vormen van de definitie van concurrentievermogen. Concurrentievermogen mag niet alleen worden bepaald door kwantiteit en prijsstelling, maar bij voorkeur door ook rekening te houden met Europese waarden, kwaliteit en duurzaamheid, als onderdeel van een volledig ontwikkelde en goed werkende interne markt.

Europa heeft een nieuw groeimodel nodig dat inhoudelijk verschilt van wat we tot nu toe hebben gehad, dat sociaal inclusiever en ecologisch duurzamer is, en in staat is om de convergentie van de digitale en ecologische overgangen in onze landen en samenlevingen te stimuleren en te begeleiden.

Duurzame investeringen zijn een cruciaal instrument om de versterking van het leiderschap van Europa in de richting van een duurzame samenleving te stimuleren en te bevorderen. Dat moet het creëren van hoogwaardige banen, hernieuwbare energie, onderwijsstelsels, betaalbaar en toegankelijk groen openbaar vervoer, ecologisch ontworpen digitale technologie, onderzoek en innovatie stimuleren.

Europese bedrijven moeten hun verantwoordelijkheid nemen en in internationaal verband het goede voorbeeld geven als wij het concurrentievermogen en de economische duurzaamheid van ons Europese systeem gaan afstemmen op de grenzen van onze planeet, de enige die we hebben.

2.   Europa van de burgers

2.1.

In de ogen van Europese burgers wordt Europa steeds minder gezien als een oplossing en steeds meer als een probleem. Nationalisme en protectionisme zijn actuele bedreigingen. Geconfronteerd met het verlies van identiteit en waarden, en door de culturele dimensie van het Europese project te verwaarlozen, slaagt Europa er niet in om antwoorden te vinden die recht doen aan de ernst van lokale en mondiale kwesties.

2.2.

Erkenning van de legitieme zorgen van burgers, met name die van jongeren, en het vergroten van hun democratische participatie is erg belangrijk. Het verbeteren en hervormen van de bestaande participatiemechanismen en overlegprocedures van de EU is van het grootste belang. Jongerenkwesties zijn onder meer geïntegreerd in de Europese pijler van sociale rechten, de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de VN, en haar doelstellingen voor duurzame ontwikkeling.

Een gestructureerde civiele dialoog moet een volwaardig instrument voor democratische participatie worden, zoals bepaald in artikel 11, leden 1 en 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) (8).

Het EESC zal als institutionele vertegenwoordiger van de EU voor het georganiseerde maatschappelijke middenveld een actieve rol blijven spelen in dit het beleidsvormingsproces

Het Europees burgerinitiatief (EBI), zoals bedoeld in artikel 11, lid 4, van het VEU, het eerste transnationale participatie-instrument ter wereld, heeft ook verdere ondersteuning en verbetering nodig. Het EESC heeft zich van zijn kant hard gemaakt voor eenvoudigere en een meer begrijpelijke regels voor de uitvoering ervan (9), en fungeert ook als facilitator tussen de Commissie en burgers, met name door de jaarlijkse conferentie op de Dag van het Europees Burgerinitiatief te organiseren en bijstand en ondersteuning te bieden aan EBI-organisatoren.

Jongeren moeten worden betrokken bij en deelnemen aan het Europese politieke proces (10) door hun maatschappelijke betrokkenheid te bevorderen. Hierbij valt te denken aan stemmen, vrijwilligerswerk, lid worden van jeugdorganisaties en deelname aan democratie op het werk en de sociale dialoog (11). Het EESC zal de deelname van jongeren aan zijn activiteiten bevorderen en evenementen voor jongeren ontwikkelen, zoals „Your Europe Your Say” en de prijs voor jonge ondernemers.

Er moeten maatregelen worden genomen om te zorgen voor meer verantwoordingsplicht en transparantie van de besluitvorming door EU-instellingen en nationale overheden, ook op regionaal en lokaal niveau, om de steun van burgers te krijgen, zoals een hervorming van de werkmethoden van de Raad om de transparantie te vergroten en het gebrek aan verantwoordingsplicht en transparantie aan te pakken dat wordt veroorzaakt door het uitgebreide gebruik van besloten „trialogen” voorafgaand aan de goedkeuring van besluiten in de eerste en tweede lezing van de gewone wetgevingsprocedure (12) (13),

Er moeten institutionele mechanismen worden opgezet om de impact van EESC-adviezen te vergroten in de beleidsvorming en besluitvorming, bijvoorbeeld door intensievere monitoring van de follow-up van de adviezen van het Comité en het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst met de EU-Raad om onder meer te zorgen voor systematische verstrekking van informatie over adviezen van het Comité aan de werkgroepen van de Raad.

Publieke steun voor de uitvoering van de VN-Agenda 2030 voor een nieuwe sociale overeenkomst is van het grootste belang.

3.   Sociaal Europa

3.1.

Het Europees sociaal model moet een solide en eerlijke bescherming voor alle burgers bieden en tegelijkertijd armoede verlichten en iedereen kansen bieden om te gedijen. Fatsoenlijke inkomens moeten de kloof tussen de rijken en minder bevoorrechten verkleinen en zorgen voor een goede levenskwaliteit. Iedereen zou moeten kunnen profiteren van normen voor fatsoenlijk werk, gelijkheid, meer welzijn en minder ongelijkheden op gezondheidsgebied binnen en tussen landen en over generaties heen. Sociale inclusie en bescherming, hoogwaardige banen, gendergelijkheid, goede kwaliteit, betaalbare en toegankelijke gezondheidszorg, toegang tot betaalbare en kwalitatieve huisvesting, ecologische rechtvaardigheid, hoogwaardig openbaar onderwijs en gelijke toegang tot cultuur: dit moeten de belangrijkste uitgangspunten zijn voor nationale en Europese politieke agenda’s.

Een nieuw „maatschappelijk contract” dat alle burgers een eerlijkere en meer gelijkwaardige samenleving biedt, is onmisbaar. Daarom pleit het EESC voor een sociaal actieprogramma om de Agenda 2030 van de VN op alle niveaus om te zetten.

Het EESC dringt aan op een algemene verbetering van en meer investeringen in onderwijssystemen en steunt een universeel recht op levenslang leren dat mensen in staat stelt vaardigheden te verwerven en zich bij te scholen; meer investeren in de instellingen, het beleid en de strategieën die mensen ondersteunen bij toekomstige wisselingen van werk; en het uitvoeren van een transformatieve en meetbare agenda voor gendergelijkheid zijn allemaal elementen die brede steun moeten krijgen (14).

Overheidsbeleid en wetgevende maatregelen moeten ervoor zorgen dat alle Europese burgers en inwoners hetzelfde beschermingsniveau genieten en hun fundamentele rechten en vrijheden kunnen uitoefenen. De EU moet haar beleid en acties ter waarborging van gendergelijkheid verbeteren en ervoor zorgen dat alle mensen die met meerdere vormen van discriminatie worden geconfronteerd gelijke kansen hebben in de samenleving.

Gezien de groeiende bezorgdheid over de verschillende mate waarin de lidstaten vooruitgang boeken zouden maatregelen om te zorgen voor een minimumloon en een minimuminkomen, als onderdeel van een proces van sociale convergentie in de EU, een grote bijdrage leveren aan de sociale bescherming. Dit zou het bereiken van een fatsoenlijke levensstandaard in alle landen ten goede komen en ook bijdragen tot de ondersteuning van de groei en tot het verbeteren van de convergentie, of het voorkomen van verschillen, binnen de EU(15)

Een duurzame overgang vereist investeringen in effectieve en geïntegreerde socialezekerheidsstelsels die hoogwaardige diensten aanbieden (16).

De sociale dialoog en solide collectieve onderhandelingssystemen tussen de sociale partners dienen de belangrijkste instrumenten te zijn om te anticiperen op de overgangen en veranderingen en om deze in goede banen te leiden.

Bovenstaande maatregelen helpen een gelijk speelveld creëren, wat de volledige tenuitvoerlegging van de interne markt ten goede komt.

4.   Duurzame omgeving

4.1.

Milieurisico’s blijven de resultaten van de jaarlijkse Global Risks Perception Survey (GRPS) domineren. Dit jaar vertegenwoordigen ze naar waarschijnlijkheid drie en naar impact vier van de vijf grootste risico’s. Extreem weer was het risico dat de meeste zorgen baarde, maar de respondenten maken zich in ook toenemende mate zorgen over het falen van het milieubeleid: na afgezakt te zijn op de ranglijst na Parijs, is „het uitblijven van afzwakking van en aanpassing aan klimaatverandering” dit jaar weer op de tweede plek van de lijst te vinden qua impact (17).

4.2.

Op een dode planeet kan men niet leven, niet werken, niet ondernemen. De ineenstorting van biodiversiteit en klimaatverandering betekenen daarom dat het een absolute voorwaarde is voor de EU om kwaliteitsbanen te creëren (18) en een oplossing te bieden die werkgevers, werknemers en andere vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld ten goede komt. Wachten met aanpassingen of simpelweg niets doen zou betekenen dat de totale kosten van de klimaatverandering (19) en de dodelijke impact ervan op de biodiversiteit, inclusief de mensheid, fors kunnen toenemen.

4.3.

Er wordt al jaren overleg gevoerd over het ontwerp van het Europees Pact voor financiën en klimaat. Dit pact zou de EU in staat stellen haar leiderschap op het gebied van duurzame ontwikkeling en in de strijd tegen klimaatverandering te behouden (20).

Deze strategie moet ervoor zorgen dat in ieder geval de Overeenkomst van Parijs volledig en onmiddellijk ten uitvoer wordt gelegd door de emissiereductiedoelstellingen van de EU voor 2030 en 2050 in overeenstemming te brengen met de toezegging om de temperatuurstijgingen tot maximaal 1 °C te beperken en door ambitieus klimaatbeleid van de EU, waaronder een snelle uitfasering van alle fossiele brandstoffen, waarbij de focus verschuift van energie-efficiëntie naar een absolute daling van het energieverbruik. De EU moet vaart zetten achter de rechtvaardige en duurzame overgang naar het hoogst mogelijke niveau van een hernieuwbare energievoorziening (21) die schoon en betaalbaar is, collectief eigenaarschap ondersteunt en niet leidt tot energiearmoede of ondermijning van het duurzame concurrentievermogen van Europese bedrijven wereldwijd.

Het Pact voor financiën en klimaat moet alle aspecten van een klimaatveranderingsbeleid omvatten, zoals rechtvaardige transitie, om de gevolgen van verandering te verzachten, en compensatie voor de schade en verliezen, alsook volwaardig beleid voor aanpassing aan de klimaatverandering.

Het EESC dringt nogmaals aan op de ontwikkeling van een alomvattend voedselbeleid (22) in de EU, met als doel gezonde voeding uit duurzame voedselsystemen te leveren, de landbouw aan voedings- en ecosysteemdiensten te koppelen en voor bevoorradingsketens te zorgen die de volksgezondheid in alle geledingen van de Europese samenleving waarborgen. Een eerlijke verdeling van de toegevoegde waarde in de voedselvoorzieningsketen is essentieel.

Landbouw zou een deel van de oplossing kunnen zijn om de klimaatverandering te beperken (circulaire economie, CO2-opslag enz.), omdat het een groot deel van het Europese grondgebied bestrijkt. Bovendien speelt duurzame landbouw een belangrijke rol bij het behoud van de sociaaleconomische structuur in plattelandsgebieden.

De EU moet een lineaire economie omvormen tot een circulaire, koolstofvrije economie. Een beleid inzake circulaire economie dient erop gericht te zijn om kleine, lokale, duurzame en schone cycli tot stand te brengen. Voor sommige specifieke industriële activiteiten kan de omvang van een dergelijke cyclus behoorlijk groot zijn (23).

Er moeten gemeenschappelijke normen worden opgesteld en gehandhaafd om schone lucht en schoon water te produceren en onze oceanen te beschermen. Ambitieuze maatregelen moeten worden genomen om ontbossing en verlies van biodiversiteit in Europa en de rest van de wereld een halt toe te roepen en een eind te maken aan de niet-duurzame exploitatie van natuurlijke hulpbronnen, ook op het zuidelijk halfrond. Er moeten maatregelen worden genomen om het Europese verbruik in overeenstemming te brengen met de productiecapaciteit van de aarde, onder meer door het uitvoeren van „toereikendheidstrategieën” (24).

5.   Het Europese bedrijfsleven als sterkere duurzame wereldleider

5.1.

Het bedrijfsleven is een motor voor maatschappelijke en milieuontwikkeling, en duurzaam concurrentievermogen is een noodzakelijke voorwaarde voor bedrijven om hun rol in de samenleving te spelen. Bedrijven werken steeds meer op een duurzame manier, op basis van hun eigen specifieke omstandigheden en middelen en in samenwerking met hun belanghebbenden, om de sociale en milieueffecten en de effecten inzake consumentenbescherming en mensenrechten van hun bedrijfsactiviteiten te volgen, te beoordelen en te rapporteren. Europa moet daarom in zijn beleid een benadering volgen die in lijn is met zijn ambitie om de wereldleider in duurzame ontwikkeling te worden. Er zijn al pioniers onder bedrijven in Europa, maar zij moeten ambitieuzer zijn en deze duurzame denkrichting in de waardeketens ingang doen vinden, met speciale aanmoediging van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s).

5.2.

Een veelvoud aan nieuwe modellen transformeert de relatie tussen producenten, distributeurs en consumenten. Sommige van deze nieuwe modellen (zoals de functionele economie, de deeleconomie en verantwoord financieel beheer) hebben betrekking op andere belangrijke uitdagingen voor mens en milieu die cruciaal zijn voor duurzame ontwikkeling, zoals sociale rechtvaardigheid, participatief bestuur en het behoud van hulpbronnen en natuurlijk kapitaal.

De aanhoudende vierde industriële revolutie verandert de wereldeconomie radicaal, en met name productie- en industriegerelateerde diensten. Europa heeft een echte digitale transformatie nodig om zijn wereldwijde duurzame concurrentievermogen terug te winnen en duurzame groei en banen te creëren. Europa heeft een overkoepelende transitie nodig om de meest dynamische digitale regio ter wereld te worden, gezien de mondiale aard van de digitale economie en de bedrijfsintegratie in wereldwijde waardeketens.

Door deze baanbrekende concepten te steunen kan de Europese Unie zich opwerpen als leider van innovatieve duurzame economische modellen, die de begrippen economische welvaart, hoogwaardige sociale bescherming en ecologische duurzaamheid onlosmakelijk met elkaar verbinden en de introductie van een „Europees merk” mogelijk maken.

Europese bedrijven moeten blijven streven naar innovatie en creativiteit en hoge normen naleven op het gebied van arbeid, consumenten en het milieu in heel Europa. Hoewel verstandige beleidsvorming en goed bestuur een belangrijke rol spelen bij het vastleggen van het juiste kader, zijn het de bedrijven met hun werknemers, in nauwe samenwerking met wetenschappers en onderzoekers, die de innovatie en oplossingen aanreiken waarmee kan worden ingespeeld op de behoeften van de samenleving.

Een ondernemingsklimaat dat bedrijven helpt zich voor te bereiden op de toekomst is gebaseerd op open markten en eerlijke concurrentie, waarbij sociale en milieuaspecten deel uitmaken van de definitie ervan, en schept voorwaarden die zakendoen mogelijk maken en ondersteunen.

Er moet begeleiding en ondersteuning komen om alle bedrijven en kmo’s in het bijzonder in staat te stellen digitalisering te omarmen, door bewustmaking ontoereikende trends in technologie en dito investeringen in innovatie een halt toe te roepen, financiering aan te moedigen, onderzoek en ontwikkeling te ondersteunen en te investeren in adequate vaardigheden.

6.   Vrije en eerlijke handel

6.1.

Het handelsbeleid van de EU is een sleutelfactor die van toepassing is op de EU als geheel en die alle lidstaten verenigt. Het handelsbeleid heeft de EU geholpen haar welvaart te vergroten door commerciële uitwisselingen met een breed scala aan partners. Tegenwoordig is de EU een leidende kracht in de wereldhandel, met meer dan 30 miljoen aan internationale handel gelinkte banen (25), een belangrijke rol in de handel in diensten en aanzienlijke handelsoverschotten in goederen, bijvoorbeeld met de VS (meer dan EUR 107,9 miljard voor de eerste elf maanden van 2018). Tegelijkertijd belichaamt en bevordert de EU, door middel van handel, de waarden van sociale inclusie en milieubescherming die essentieel zijn voor het vormgeven van duurzame globalisering — met andere woorden, een vorm van globalisering die niet alleen grote bedrijven en investeerders ten goede komt, maar ook gewone mensen, werknemers, landbouwers, consumenten en kmo’s.

6.2.

De EU streeft ernaar — multilateraal, bilateraal en unilateraal — een visie op handelsbeleid te bevorderen die de traditionele mercantilistische benadering van markttoegang (tarieven en niet-tarieven) combineert met doelstellingen voor duurzame ontwikkeling in overeenstemming met de strijd tegen klimaatverandering.

6.3.

Het handelsbeleid van de EU heeft de rol van het maatschappelijk middenveld tijdens de onderhandelingsfase en de uitvoeringsfase versterkt dankzij de bijdragen van de interne adviesgroepen. Het EESC steunt de professionalisering van alle organisaties die burgers in staat stellen meer zeggenschap te hebben over de inhoud van handelsovereenkomsten en meer controle over de naleving door handelspartners van hoogwaardige verbintenissen en normen (26).

Net als haar diplomatie en nabuurschapsbeleid moet het handelsbeleid van de EU consistent zijn met haar interne waarden en deze weerspiegelen als wereldleider op het gebied van duurzaamheid. De EU moet in staat zijn haar concurrentievermogen te handhaven en allianties met belangrijke partners te onderhouden, terwijl ze haar model van hoge normen op milieu- en sociaal gebied moet handhaven, versterken en verbeteren.

Het EESC pleit met name voor een ambitieuze agenda voor het handelsbeleid op alle drie de niveaus, unilateraal, bilateraal en multilateraal — een beleid dat groei en banen in de EU tot stand brengt en tegelijkertijd een op regels gebaseerd handelsbeleid op globaal niveau bevordert.

In unilateraal opzicht moet de EU het Stelsel van Algemene Preferenties (SAP) en het beginsel „alles behalve wapens” moderniseren en verbeteren om de ontwikkeling van de minst ontwikkelde landen en de ontwikkelingslanden aan te moedigen.

In bilateraal verband moet de EU nieuwe markten blijven openen en zakelijke kansen en klanttevredenheid met meer partners vergroten, terwijl zij ook strenge sociale en milieunormen dient te garanderen in de landbouw, de industrie en de diensten.

In multilateraal verband zou de EU een leidende rol moeten spelen bij de hervorming van de WTO om verlamming van de beroepsinstantie van het orgaan voor geschillenbeslechting te voorkomen. Het EESC heeft onlangs een ambitieuze en toekomstgerichte reeks voorstellen voor deze hervorming op korte en middellange termijn goedgekeurd (27). Het doel is ervoor te zorgen dat de WTO, de enige bewaker van de internationale handel, een fundamentele bijdrage levert aan het bereiken van de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling, de consistentie van handelsregels en internationale arbeidsnormen handhaaft en de uitvoering van de toezeggingen als vervat in de Overeenkomst van Parijs bevordert.

Openheid van de handel vereist effectieve handelsbeschermingsinstrumenten en een operationeel screeningsysteem voor directe buitenlandse investeringen in strategische EU-sectoren. Dit is uiteraard bedoeld om de EU en haar consumenten, werknemers en bedrijven te beschermen tegen oneerlijke en roofzuchtige handelspraktijken.

Het is essentieel om de samenwerking op internationaal niveau met alle relevante organisaties (OESO, VN/ECE, IAO, WTO enz.) te versterken om wereldwijde uitdagingen zoals klimaatverandering, armoede, fraude, belastingontduiking en cyberaanvallen efficiënt aan te pakken.

7.   Openbare goederen en diensten

7.1.

Volgens beginsel 20 van de Europese pijler van sociale rechten heeft „iedereen recht op toegang tot essentiële diensten van goede kwaliteit, waaronder water, sanitaire voorzieningen, energie, vervoer, financiële diensten en digitale communicatie” (28). Deze diensten kunnen niet alleen werken volgens gemeenschappelijke mededingings- en marktregels: specifieke regels zijn van essentieel belang om ervoor te zorgen dat elke burger betaalbare toegang heeft tot deze diensten, die als essentieel worden beschouwd en worden erkend als gemeenschappelijke waarden van de Unie (29).

Publieke instanties moeten duurzameontwikkelingsdoelstellingen helpen verwezenlijken door middel van hun overheidsopdrachten, namelijk door proactief milieu- en sociale criteria voor aanbestedingen toe te passen zoals gedefinieerd in de nieuwe Europese wetgeving inzake overheidsopdrachten.

Basale overheidsdiensten (30) zoals onderwijs, gezondheidszorg, kinderopvang en openbaar vervoer, evenals openbare goederen zoals schoon drinkwater, schone lucht en schone grond, moeten voor iedereen tegen betaalbare prijzen toegankelijk zijn.

8.   Eerlijke belastingheffing

8.1.

Het belastingbeleid in de EU bestaat uit twee componenten: directe belastingen, die de uitsluitende verantwoordelijkheid van de lidstaten blijven, en indirecte belastingen, die het vrije verkeer van goederen en het vrij verrichten van diensten op de eengemaakte markt beïnvloeden. Wat de directe belastingen betreft heeft de EU niettemin een aantal geharmoniseerde normen vastgesteld voor de vennootschaps- en personenbelasting, terwijl de lidstaten gemeenschappelijke maatregelen hebben genomen om belastingontwijking en dubbele belastingheffing te voorkomen. Niettemin moet de EU doorgaan met het bevorderen van een eerlijk belastingstelsel dat van personen en rechtspersonen vereist dat zij proportioneel belasting betalen over hun inkomsten en winsten. Wat de indirecte belastingen betreft coördineert en harmoniseert de EU de wetgeving inzake belasting over de toegevoegde waarde (btw) en accijnzen. Het zorgt ervoor dat de concurrentie op de interne markt niet wordt verstoord door variaties in indirecte belastingtarieven en door stelsels die bedrijven in het ene land een oneerlijk voordeel geven ten opzichte van andere.

8.2.

Gebrek aan transparantie, discriminatie, verstoring van de mededinging en schadelijke belastingpraktijken vergroten de economische ongelijkheid en verminderen investeringen en banen, wat leidt tot maatschappelijke onvrede, wantrouwen en een democratisch tekort. Dit is de reden waarom een eerlijk EU-belastingbeleid moet worden uitgevoerd om de overkoepelende strategie van duurzaamheid te handhaven, en daar niet strijdig mee moet zijn, met het oog op de bevordering van economische en sociale convergentie, sociale cohesie en investeringen in duurzame ontwikkeling.

De noodzakelijke hervorming van de EMU moet een grotere belastingharmonisatie tussen haar leden en een uniforme vertegenwoordiging van de euro in internationale organisaties omvatten.

Het EESC steunt eerlijke belastingheffing en de bestrijding van fraude, belastingontduiking, witwassen van geld en de financiële praktijken van belastingparadijzen; een gemeenschappelijk doel van de EU-instellingen, overheden en het bedrijfsleven moet zijn om samen te werken om efficiënte mechanismen in te voeren, zoals de twee richtlijnen ter bestrijding van belastingontwijking (31).

De coördinatie in de strijd tegen fraude en belastingontduiking moet maatregelen tegen de uitholling van de vennootschapsbelastinggrondslag en winstverschuiving omvatten: de Europese Commissie schatte dat de gederfde inkomsten als gevolg hiervan jaarlijks 50 tot 70 miljard EUR bedroegen voordat de maatregelen werden uitgevoerd. Niet-geïnde btw wordt geschat op ongeveer 150 miljard EUR per jaar.

De EU moet samenwerken met andere economische regio’s om corruptie en belastingontduiking overal ter wereld doeltreffend te bestrijden en ervoor te zorgen dat de internationale regels inzake vennootschapsbelasting helder, transparant, objectief en voorspelbaar zijn.

Het publiek eist in toenemende mate dat belastingen worden gebruikt om de sociale cohesie te waarborgen, de opwarming van de aarde tegen te gaan en duurzame groei te bevorderen.

Het EESC dringt aan op effectieve en gecoördineerde belastingmaatregelen om ervoor te zorgen dat alle bedrijven een billijk deel van de belastingen betalen en bijdragen aan nationale en Europese overheidsbegrotingen om overheden in staat te stellen hun sociale rechten te eerbiedigen (32). Het EESC steunt het voorstel van de Commissie tot instelling van een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB) (33).

Dankzij nieuwe bedrijfsmodellen die gebruikmaken van internetplatforms en andere digitale hulpmiddelen, is de fysieke aanwezigheid in een land voor ondernemingen minder belangrijk geworden. Naar oordeel van het EESC is het erg belangrijk dat er nieuwe beginselen worden ontwikkeld voor het toerekenen van bedrijfswinsten aan een EU-land en het belasten van deze winsten. Dit dient te gebeuren in dialoog met de handelspartners, en door actief deel te nemen aan de lopende discussies op OESO/G20-niveau betreffende een wereldwijd akkoord over de gedigitaliseerde economie, om escalatie van handels- en belastingspanningen tussen grote economische spelers in de wereld te voorkomen (34).

9.   Bestuur

9.1.

Bij het ontwikkelen en uitvoeren van EU-beleid vereist het stimuleren van de transformatie naar duurzame ontwikkeling een nieuwe governanceaanpak en nieuwe regels en instrumenten. Duurzame ontwikkeling vergt een alomvattende sectoroverschrijdende governanceaanpak om ervoor te zorgen dat economische, sociale en milieuvraagstukken tezamen in aanmerking worden genomen.

De EU moet ervoor zorgen dat al haar interne en externe beleid samenhangend is en aansluit bij de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling, zodat terdege rekening wordt gehouden met efficiëntie, proportionaliteit en duurzaamheid.

Ook de instrumenten voor betere regelgeving van de Europese Commissie dragen bij tot verdere integratie van duurzame ontwikkeling in het Europese beleid. Alle effectbeoordelingen van de Commissie moeten de ecologische, klimatologische, sociale en economische gevolgen evalueren, zodat duurzaamheid naar behoren in aanmerking wordt genomen. Ook in ex-postbeoordelingen moeten die drie dimensies krachtig worden geïntegreerd. Overleg met sociale partners is ook vereist, conform de bepalingen van het Verdrag inzake de specifieke raadpleging van personeel en management over wetgeving inzake sociale vraagstukken (artikel 154, lid 2); overleg met het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Europees Comité van de Regio’s en nationale parlementen vormt een ander onderdeel van het instrumentarium voor betere regelgeving om te voldoen aan de vereiste van inclusiviteit die centraal staat in de Agenda 2030.

In het licht van de doelstellingen van duurzame ontwikkeling moeten het Refit-platform en effectbeoordelingen en evaluaties ertoe bijdragen dat wetgeving gunstig is voor bedrijven en burgers. Deze instrumenten moeten in de toekomst alle beschikbare bronnen blijven gebruiken, inclusief het maatschappelijk middenveld, om te beoordelen hoe de effectiviteit en efficiëntie van de EU-wetgeving met het oog op de doelstellingen ervan kunnen worden verbeterd. Deze instrumenten moeten bijdragen aan een uitgebreide verbetering van de regelgeving inzake duurzame ontwikkeling in al zijn facetten, niet alleen om onnodige lasten te vereenvoudigen en te verminderen en te zorgen voor effectieve verwezenlijking van wetgevingsdoelstellingen zonder deze te verminderen, maar ook om te helpen bij het herzien, valideren, wijzigen, verbeteren of beter handhaven van bestaande wetgeving.

Het Europees Semester als kader voor economische governance van de EU heeft enige aandacht voor werkgelegenheid en sociale prestaties, maar weinig oog voor de gevaren van de klimaatverandering en de vorderingen van de EU bij het bereiken van de doelen van Parijs, zoals gerapporteerd in de jaarlijkse groeianalyse 2019 (35). Het EESC pleit voor een toekomstgerichte strategie voor duurzame ontwikkeling, ingebed in een duurzame ontwikkelingscyclus, op basis van aanvullende sociale, economische en milieu-indicatoren en doelstellingen.

De sociale dialoog moet worden erkend als instrument voor de tenuitvoerlegging van de ontwikkelingsagenda. Sociale dialoog vereist een geschikt klimaat en een efficiënt institutioneel kader. Dit staat of valt met respect voor de vrijheid van vereniging en het recht op collectieve onderhandelingen. De EU moet met de sociale partners samenwerken om goede praktijken op het gebied van de arbeidsverhoudingen en soepel functionerende arbeidsadministraties te bevorderen.

De Europese Unie moet haar banden met de lidstaten versterken en het vertrouwen van haar burgers terugwinnen door middel van een goede vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling, die geïntegreerde plaatselijke ontwikkeling en de betrokkenheid van burgers en hun organisaties van onderop mogelijk maakt. Het EESC is ervan overtuigd dat een vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling als succesvol Europees instrument voor lokale ontwikkeling vele voordelen heeft (36).

10.   Een alomvattende aanpak van het migratiebeleid

10.1.

Het debat over de toekomst van een duurzaam Europa kan niet voorbijgaan aan de Europese aanpak van migratie. Demografische ontwikkelingen tonen aan dat Europa migranten en hun talent, vaardigheden en ondernemerspotentieel nodig heeft. Het discours en het beleid inzake migratie moeten dringend worden aangepast op basis van een nauwere samenwerking met derde landen, om een rationeel debat op basis van feiten te garanderen. Vluchtelingen en migranten moeten niet worden gezien als een bedreiging, maar als een kans voor het economische en sociale model van Europa (37). Hiervoor hebben we een alomvattende aanpak en strategie voor migratie nodig.

De EU moet beleid en maatregelen vaststellen die een veilige, ordelijke en reguliere migratie bevorderen en tevens de integratie en sociale samenhang versterken. De EU moet nauwer samenwerken met de IAO wat betreft arbeidsmigratie en integratieprogramma’s.

Het EESC is voorstander van veilige, legale routes voor vluchtelingen wanneer zij naar de EU komen. Een gecoördineerde aanpak door alle lidstaten en Europese en nationale belanghebbenden, gebaseerd op gedeelde verantwoordelijkheid, eerlijke toewijzing, convergentie en eerbiediging van de grondrechten, is nodig om meer opties voor gezinshereniging, verplaatsing en hervestiging te bieden.

Non-integratie houdt economische, sociaal-culturele en politieke en risico’s en kosten in. Investeren in de integratie van migranten is dan ook de beste verzekering tegen mogelijke toekomstige kosten, problemen en spanningen.

Integratie werkt in twee richtingen en zowel de gastgemeenschap als migranten hebben rechten en plichten; daarom moet de verantwoordelijkheid door beide groepen worden gedeeld. Gelet op de aanzienlijke sociale, culturele en economische barrières is het noch billijk noch duurzaam om van nieuwkomers te verwachten dat zij zonder hulp integreren Om een en ander te vergemakkelijken moet de overheid de angsten, zorgen en bezwaren van de verschillende bevolkingsgroepen in de Europese samenlevingen wegnemen om een xenofoob en tegen de EU gericht discours te vermijden. Daartoe moet het desbetreffende beleid een duidelijke, consistente en gemotiveerde reeks verplichtingen omvatten, en dienen retoriek en gedragingen die tegen migranten zijn gericht consequent te worden veroordeeld.

Oorlog, klimaatverandering en het gebrek aan vooruitzichten in derde landen kunnen een voortdurende en zelfs toenemende toevloed aan vluchtelingen en migranten op gang brengen. Het beperken van pushfactoren voor migratie in het algemeen is een wereldwijde uitdaging. Migratie zal in al haar vormen toenemen (inclusief klimaatvluchtelingen) vanwege het toenemende aantal ontheemden. Daarom moet de EU beter toegerust zijn om hun spreiding over de lidstaten te coördineren. Het EESC heeft er al eerder op gewezen dat onevenwichtige economische processen de stabiliteit kunnen bedreigen. Daarom steunt het EESC het standpunt dat het Verdrag van Lissabon voorziet in een voldoende breed mandaat om het immigratiebeleid te herzien om de status van „door milieufactoren verdreven ontheemden” te regelen.

11.   De EU-begroting

11.1.

Het EESC erkent de grote Europese toegevoegde waarde van de programma’s waarvoor de uitgaven in de voorstellen van de Commissie voor het meerjarig financieel kader (MFK) 2021-2027 het sterkst stijgen (O & O&I, Erasmus+). Het EESC plaatst echter vraagtekens bij het feit dat deze stijgingen gepaard gaan met aanzienlijke bezuinigingen op het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het cohesiebeleid en het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), als gevolg van inspanningen om de EU-begroting te verlagen, die daalt van 1,16 % van het bruto nationaal inkomen (bni) van de EU-27 volgens de huidige begroting naar slechts 1,11 % in het MFK voor de periode na 2020.

11.2.

Het EESC plaatst vraagtekens bij de voorgestelde bezuinigingen op de geplande vastleggingen voor het GLB. Met deze bezuinigingen zal het onmogelijk zijn om een model van duurzame plattelandsontwikkeling — een algemene doelstelling van de nieuwe GLB-hervorming — en andere doelstellingen uit de recente mededeling van de Commissie over de toekomst van voeding en landbouw ten uitvoer te leggen.

11.3.

Helaas lijkt het voorstel van de Commissie te zeer gericht te zijn op behoud van de status quo, en het EESC betreurt het dat de omvang en de ernst van de nieuwe uitdagingen voor de EU, haar ambities en de daarvoor beschikbare middelen niet op elkaar lijken aan te sluiten.

11.4.

Het wantrouwen van de bevolking jegens de nationale en Europese democratische instellingen leidt tot de opkomst van politieke bewegingen die democratische waarden en beginselen en de EU zelf in twijfel trekken. Sommige van deze politieke bewegingen maken nu deel uit van de regeringen van sommige EU-lidstaten.

Om zowel de nieuwe als de al eerder vastgestelde economische, sociale en milieuprioriteiten aan te pakken heeft de EU op dit politiek kritieke moment behoefte aan een krachtige EU-begroting. Het voorstel van de Commissie voor het meerjarig financieel kader (MFK) 2021-2027 is bescheiden en niet ambitieus. Net als het Europees Parlement en het Europees Comité van de Regio’s dringt het EESC erop aan dat de middelen worden vastgesteld op 1,3 % van het bni en dat de inkomsten grotendeels afkomstig zijn uit de eigen middelen van de EU, waarbij de door de groep op hoog niveau (onder voorzitterschap van Mario Monti) inzake de eigen middelen (HLGOR) voorgestelde belastingcijfers worden vastgesteld (38).

Volgens het EESC moeten de middelen naar de lidstaten worden overgeheveld in overeenstemming met de criteria van verdelende rechtvaardigheid om het pad van economische en sociale convergentie te herstellen dat door de crisis was belemmerd (39).

Het EESC acht het noodzakelijk dat het volgende MFK meer middelen vrijmaakt voor (i) de uitvoering door de lidstaten van de Verklaring van Gotenburg inzake de Europese pijler van sociale rechten om in de context van duurzame ontwikkeling het creëren van hoogwaardige banen te stimuleren, (ii) de verwezenlijking van de VN-Agenda 2030, en (iii) de uitvoering van de Overeenkomst van Parijs ter bevordering van een rechtvaardige transitie naar groene en gedigitaliseerde samenlevingen.

De EU heeft behoefte aan een ambitieuze begroting die ten dienste staat van beleid waarmee een heldere strategie voor een sterkere Unie wordt ontwikkeld, met meer integratie, meer democratie, grotere steun voor maatschappelijke organisaties, zowel binnen de EU als daarbuiten, meer steun voor het bedrijfsleven bij de aanpak van ecologische en digitale uitdagingen, een sterkere sociale dimensie en meer steun voor het plattelandsleven. Alleen op die manier kan de EU interne centrifugale krachten beperken en overwinnen en externe geopolitieke risico’s aanpakken.

Het EESC ondersteunt het voorstel om de ontvangst van EU-middelen door de lidstaten afhankelijk te stellen van de eerbiediging van het beginsel van de rechtsstaat, een fundamentele pijler van de waarden van de Unie overeenkomstig artikel 2 van het VEU.

12.   Communicatie

12.1.

Zelfs de meest ambitieuze politieke concepten en programma’s op EU-niveau zullen niet bijdragen aan het overbruggen van de kloof tussen de Unie en haar burgers als ze niet goed worden gecommuniceerd.

12.2.

Deze discrepantie tussen initiatieven, activiteiten en besluiten op EU-niveau en hun perceptie door de burgers leidt tot een vicieuze cirkel van ongeïnformeerde of slecht geïnformeerde burgers, met als gevolg dat het populisme in de meeste lidstaten toeneemt. Tegelijkertijd zien we de opkomst van een anti-Europees sentiment onder sommige delen van de bevolking, dat de voortdurende inspanningen voor de opbouw van het Europese project ondermijnt.

12.3.

Daarom is dringend een alomvattende gemeenschappelijke communicatiestrategie nodig voor alle EU-instellingen, op alle niveaus, inclusief alle maatschappelijke actoren, om dit gebrek aan informatie te bestrijden, evenals opzettelijk misleidende informatie.

12.4.

Een effectief communicatiebeleid moet de vorm aannemen van een echte dialoog tussen degenen die de informatie verstrekken en degenen die deze informatie ontvangen, om een top-downbenadering te vermijden.

12.5.

Substantiële, geloofwaardige en actuele informatie over Europese onderwerpen helpt bij het creëren van bewustzijn en het wekken van belangstelling voor Europese aangelegenheden.

12.6.

Het EESC zou, als brug tussen de EU en haar burgers en via haar 350 leden, moeten dienen als bemiddelaar voor dergelijke gecoördineerde maatregelen. De diversiteit van de leden van het EESC is een groot voordeel als het erom gaat in contact te komen met zo veel mogelijk burgers in heel Europa. Er moet vooral meer aandacht worden besteed aan jongeren.

De cruciale rol van het EESC bij het dichten van de kloof met de Europese burgers moet door de EU beter worden erkend en ondersteund.

De EU moet ook haar burgerdialogen decentraliseren, zodat gemeenten en regio’s een gezamenlijk Europees doel en een gezamenlijke Europese identiteit kunnen ontwikkelen.

Het EU-beleid moet veel beter inspelen op voorstellen van burgers, gemeenschappen en maatschappelijke organisaties, zodat zij zich meer betrokken kunnen voelen.

Het EESC zou de uitvoering van het EU-beleid in de lidstaten elk jaar moeten evalueren op basis van de beleidsdoelstellingen die in dit advies worden uiteengezet, om burgers van concrete antwoorden te kunnen voorzien betreffende de gevolgen van het EU-lidmaatschap voor hun dagelijks leven.

Brussel, 20 maart 2019.

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Luca JAHIER


(1)  Verdrag betreffende de Europese Unie, artikel 2.

(2)  Deze definitie van duurzame groei komt van Kate Raworth van het Environmental Change Institute van de Universiteit van Oxford, en haar concept van „donuteconomie”, een baanbrekend alternatief voor groei-economie, en het nieuwe duurzame economische model voor de 21e eeuw dat zou kunnen helpen ongelijkheid te voorkomen: https://www.kateraworth.com/doughnut/

(3)  Deze definitie is gebaseerd op het werk van Sten Thore en Ruzanna Tarverdyan over duurzaam concurrentievermogen: https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0040162516000664?via%3Dihub

(4)  EESC-advies van 18 oktober 2017 over de transitie naar een duurzamere Europese toekomst (PB C 81 van 2.3.2018, blz. 44).

(5)  Resolutie van het Europees Parlement van 25 oktober 2018 over de opkomst van neofascistisch geweld in Europa.

(6)  EESC-advies van 7 december 2017 over de sleutelrol van handel en investeringen bij het nastreven en verwezenlijken van de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling (PB C 129 van 11.4.2018, blz. 27).

(7)  EESC-advies van 21 september 2016 over duurzame ontwikkeling: inventarisatie van het interne en het externe beleid van de EU, (PB C 487 van 28.12.2016, blz. 41).

(8)  EESC-advies van 14 november 2012 over „Beginselen, procedures en acties voor de toepassing van de leden 1 en 2 van artikel 11 van het Verdrag van Lissabon” (PB C 11 van 15.1.2013, blz. 8).

(9)  EESC-advies van 13 juli 2016 over het Europees burgerinitiatief (herziening) (PB C 389 van 21.10.2016, blz. 35).

(10)  Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over een werkplan voor jeugdzaken van de Europese Unie voor 2016-2018.

„Eurochild Child Participation Strategy” van 5 april 2017.

Het VN-programma voor jongeren, „Youth Participation in Development — Summary Guidelines for Development Partners”.

(11)  EESC-advies van 18 oktober 2018 over de mededeling van de Commissie „Jongeren betrekken, verbinden en versterken: een nieuwe EU-strategie voor jongeren” (PB C 62 van 15.2.2019, blz. 142).

(12)  EESC-advies van 17 september 2015 verbetering van het Verdrag van Lissabon (PB C 13 van 15.1.2016, blz. 183).

(13)  EESC-resolutie van 5 juli 2017 over het witboek van de Commissie over de toekomst van Europa en andere zaken (PB C 345 van 13.10.2017, blz. 11).

(14)  IAO-wereldcommissie over de toekomst van het werk, „Work for a brighter future”, 22 januari 2019.

(15)  EESC-advies van 20 februari 2019 over de mededeling van de Commissie „Jaarlijkse groeianalyse 2019: Voor een sterker Europa bij mondiale onzekerheid” (PB C 190 van 5.6.2019, blz. 24).

(16)  Discussienota van de Europese Commissie „Naar een duurzaam Europa in 2030” van 30 januari 2019.

(17)  The Global Risk Report 2019 voor het Economisch Wereldforum, samenvatting.

(18)  EESC-advies van 25 januari 2017 over de Europese pijler van sociale rechten (PB C 125 van 21.4.2017, blz. 10).

(19)  OESO, verslag „The Economic Consequences of Climate Change”, 2 september 2016.

(20)  EESC-advies van 17 oktober 2018 over het Europees Pact voor financiën en klimaat ( PB C 62 van 15.2.2019, blz. 8 ).

(21)  EESC-advies van 2 juli 2015 over het Protocol van Parijs — Een blauwdruk om de wereldwijde klimaatverandering na 2020 tegen te gaan (PB C 383 van 17.11.2015, blz. 74).

(22)  EESC-advies van 6 december 2017 over de bijdrage van het maatschappelijk middenveld aan de ontwikkeling van een alomvattend voedselbeleid in de EU (PB C 129 van 11.4.2018, blz. 18).

(23)  EESC-advies van 27 april 2016 over het Pakket circulaire economie (PB C 264 van 20.7.2016, blz. 98).

(24)  Manifesto for a Sustainable Europe for its Citizens, 28 september 2018.

(25)  Mededeling van de Commissie van 14 oktober 2015„Handel voor iedereen”.

(26)  EESC-advies van 23 januari 2019 over de rol van interne adviesgroepen bij het toezicht op de tenuitvoerlegging van vrijhandelsovereenkomsten (PB C 159 van 10.5.2019, blz. 28).

(27)  EESC-advies van 23 januari 2019 over de hervorming van de WTO met het oog op aanpassing aan de veranderende wereldhandel (PB C 159 van 10.5.2019, blz. 15).

(28)  Deze diensten, die de Commissie omschrijft als „essentiële diensten”, en waarvan beginsel 20 geen uitputtende lijst verstrekt, vallen onder „diensten van algemeen belang” die onderworpen zijn aan openbaredienstverplichtingen. Het begrip „essentiële diensten” bestaat niet in de EU-wetgeving, die alleen betrekking heeft op openbare diensten (vervoer) en diensten van algemeen belang (economisch en niet-economisch).

(29)  Het EESC werkt momenteel aan een initiatiefadvies over een betere tenuitvoerlegging van de sociale pijler en het bevorderen van essentiële diensten, in het kader van de bijdragen van het EESC aan de top van Sibiu en verder.

(30)  EESC-advies van 17 oktober 2018 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF +) (PB C 62 van 15.2.2019, blz. 165).

(31)  EESC-advies van 20 september 2017 over een belastingstelsel voor eerlijke concurrentie en groei (PB C 434 van 15.12.2017, blz. 18).

(32)  Zie voetnoot 31.

(33)  EESC-advies over de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB) (PB C 434 van 15.12.2017, blz. 58).

(34)  EESC-advies over belastingheffing over de winsten van multinationale in de digitale economie (PB C 367 van 10.10.2018, blz. 73).

(35)  Zie voetnoot 22.

(36)  EESC-advies van 7 december 2017 over de voordelen van vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (CLLD) voor geïntegreerde lokale en plattelandsontwikkeling (PB C 129 van 11.4.2018, blz. 36).

(37)  EESC-advies van 12 december 2018 over de kosten van non-immigratie en non-integratie (PB C 110 van 22.3.2019, blz. 1).

(38)  „Final report and recommendations of the High Level Group on Own Resources on the future financing of the EU”, december 2016.

(39)  EESC-advies van 19 september 2018 over de bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (PB C 440 van 6.12.2018, blz. 106).


BIJLAGE

De volgende wijzigingsvoorstellen, die meer dan een kwart van het aantal uitgebrachte stemmen kregen, werden tijdens de beraadslagingen verworpen (artikel 59, lid 4, rvo):

a)   Punt 1.5

Als volgt wijzigen:

Duurzame groei betekent dat groei niet alleen op kwantiteit, maar nog sterker op kwaliteit moet zijn gebaseerd, wat betekent (i) geen roofbouw op het milieu of uitbuiting, (ii) eerlijke levensomstandigheden, (iii) economische groei niet alleen gemeten aan de jaarlijkse investeringen, maar ook aan de hand van bezittingen en hun spreiding, (iv) het voldoen aan de behoeften van iedereen voor zover de planeet dat toestaat, (v) het ontwikkelen van economieën die ons in staat stellen te gedijen, ongeacht of ze groeien, en (vi) een gesloten inkomensstroom die op sociale en ecologische wijze vloeit tussen huishoudens, bedrijven, banken, overheid en handel. Energie, materialen, de natuurlijke wereld, menselijke samenleving, macht en de rijkdom die we gemeenschappelijk hebben: al deze zaken ontbreken in het huidige model. Het onbetaalde werk van verzorgers — voornamelijk vrouwen — wordt genegeerd, hoewel geen economie zonder hen zou kunnen functioneren. Het begrip duurzame groei verwijst naar groei waarbij niet alleen economische, maar ook sociale en milieuoverwegingen in aanmerking worden genomen. De afgelopen jaren zijn er verschillende soorten economische modellen gepresenteerd, bijvoorbeeld de ‘donuteconomie’, die erop gericht is in de basisbehoeften van iedereen te voorzien (aan de hand van 12 'sociale fundamenten') zonder de hulpbronnen van de aarde uit te putten (binnen 9 ‘planetaire grenzen’ blijven)2. Dienovereenkomstig zijn er voorstellen gedaan om de groei te meten aan de hand van indicatoren die "verder gaan dan het bbp".

Motivering

Verduidelijking dat de geschrapte passage geen algemeen aanvaarde definitie van duurzame groei is, maar verwijst naar het in de voetnoot genoemde economische model van Kate Raworth. De passage beschrijft ook niet de kerngedachte van dit "donut"-model, maar vormt een opsomming van voorwaarden, kenmerken, implicaties en meetaspecten die er verband mee houden.

Stemuitslag:

Voor

:

75

Tegen

:

132

Onthoudingen

:

11

b)   Par. 1.6

Als volgt wijzigen:

Duurzaam concurrentievermogen is een model dat economische welvaart, milieuproblemen en sociale inclusiviteit met elkaar in evenwicht brengt. In deze context moeten in Een voorbeeld hiervan is de op duurzaamheid afgestemde wereldwijde concurrentie-index van het WEF twee nieuwe, milieu- en sociale dimensies worden opgenomen.

Motivering

In de op duurzaamheid afgestemde concurrentie-index krijgen de milieudimensie en de sociale dimensie specifieke aandacht.

Stemuitslag:

Voor

:

64

Tegen

:

147

Onthoudingen

:

13

c)   Kader 1 (na paragraaf 1.14), 2e bolletje

Wijzigen:

Concurrentievermogen en duurzaamheid sluiten elkaar niet uit zolang sociale en milieuaspecten een vast onderdeel vormen van de waardering van producten en diensten op de markt definitie van concurrentievermogen. Concurrentievermogen mag niet alleen worden bepaald door kwantiteit en prijsstelling, maar bij voorkeur door ook rekening te houden met Europese waarden, kwaliteit en duurzaamheid.

Motivering

Het concurrentievermogen op de markten wordt niet bepaald door definities.

Stemuitslag:

Voor

:

66

Tegen

:

148

Onthoudingen

:

9

d)   Kader 1 (na paragraaf 1.14), 2e bolletje

Wijzigen:

Europese bedrijven, werknemers, consumenten en alle maatschappelijke organisaties moeten hun verantwoordelijkheid nemen en in internationaal verband ten aanzien van duurzaamheid het goede voorbeeld geven als wij het concurrentievermogen en de economische duurzaamheid van ons Europese systeem gaan afstemmen op de grenzen van onze planeet, de enige die we hebben.

Motivering

Alle actoren van het maatschappelijk middenveld moeten hun taken en verantwoordelijkheden nakomen. Dit geldt ongeacht de definities.

Stemuitslag:

Voor

:

56

Tegen

:

138

Onthoudingen

:

9


Top