EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015IP0077

Resolutie van het Europees Parlement van 12 maart 2015 over de betrekkingen tussen de EU en de Liga van Arabische Staten en samenwerking op het gebied van terrorismebestrijding (2015/2573(RSP))

PB C 316 van 30.8.2016, p. 172–175 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

30.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 316/172


P8_TA(2015)0077

Betrekkingen tussen de EU en de Liga van Arabische Staten en samenwerking op het gebied van terrorismebestrijding

Resolutie van het Europees Parlement van 12 maart 2015 over de betrekkingen tussen de EU en de Liga van Arabische Staten en samenwerking op het gebied van terrorismebestrijding (2015/2573(RSP))

(2016/C 316/19)

Het Europees Parlement,

gezien de resolutie van de VN-Veiligheidsraad van 24 september 2014 over terroristische daden die een bedreiging vormen voor de internationale vrede en veiligheid (resolutie 2178 (2014)),

gezien de gemeenschappelijke 'Verklaring van Riga', die uitgegeven is na de informele bijeenkomst van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken, in Riga op 29 en 30 januari 2015,

gezien de activiteiten van het verbindingsbureau EU-Arabische Liga in Malta, die gericht zijn op het bevorderen van de dialoog tussen de Commissie en de Arabische Liga,

gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

gezien de verklaring die is goedgekeurd tijdens de derde bijeenkomst van de ministers van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie en van de Arabische Liga op 10 en 11 juni 2014,

gezien de ondertekening op 19 januari 2015 van een memorandum van overeenstemming tussen Federica Mogherini, vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV), en Nabil Elaraby, secretaris-generaal van de Arabische Liga, respectievelijk vertegenwoordiger van de Europese Unie en van de Arabische Liga,

gezien de interneveiligheidsstrategie van de EU, zoals goedgekeurd door de Raad op 25 februari 2010,

gezien de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken over terrorismebestrijding, in het bijzonder die van 9 februari 2015,

gezien zijn resolutie van 11 februari 2015 over terrorismebestrijdingsmaatregelen (1),

gezien zijn resolutie van 15 januari 2015 over de situatie in Egypte (2),

gezien zijn eerdere resoluties over landen van de Arabische Liga (League of Arab States, LAS),

gezien de verklaring van VV/HV Federica Mogherini van 19 januari 2015,

gezien artikel 123, leden 2 en 4, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat terrorisme en gewelddadig extremisme een grote bedreiging vormen voor de mondiale veiligheid en vrijheid, en overwegende dat de eerbiediging van de grondrechten een cruciaal onderdeel is van succesvol beleid op het vlak van terrorismebestrijding;

B.

overwegende dat terrorisme een mondiale bedreiging is die op gecoördineerde wijze moet worden aangepakt door nationale regeringen en regionale en internationale organisaties; onderstreept dat alleen een wereldwijde alliantie doeltreffend met deze dreiging kan omgaan, en wel met volledige inachtneming van het internationaal recht, de fundamentele waarden en de internationale mensenrechtennormen;

C.

overwegende dat Federica Mogherini, vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, en Nabil Elaraby, secretaris-generaal van de Arabische Liga, op 19 januari 2015 een memorandum van overeenstemming tussen de EDEO en het secretariaat-generaal van de Arabische Liga hebben ondertekend;

D.

overwegende dat de inhoud van het memorandum van 2015 tussen de EDEO en het secretariaat-generaal van de LAS niet publiek is;

E.

overwegende dat de EU en de Arabische Liga een gemeenschappelijk belang hebben bij duurzame oplossingen om vrede en stabiliteit in de regio te waarborgen; overwegende dat dit memorandum van overeenstemming bedoeld is om de betrekkingen tussen de lidstaten van de Europese Unie en de landen van de Arabische Liga te ondersteunen en te versterken, met het doel de samenwerkingsvormen te verbeteren, ervaringen uit te wisselen en een dialoog te voeren teneinde op gebieden van wederzijds belang gemeenschappelijke doelstellingen te verwezenlijken;

F.

overwegende dat het verschijnsel van strijders die vanuit Europa naar diverse locaties reizen om mee te vechten in de jihad, en de bedreiging voor de veiligheid die zij bij hun terugkeer in de EU kunnen vormen, de komende jaren waarschijnlijk zullen blijven bestaan; overwegende dat naar verluidt duizenden EU-burgers naar aanleiding van het uitbreken van de oorlog en het geweld in Syrië, Irak en Libië hun woonplaats hebben verlaten om buitenlands strijder te worden, wat een extra uitdaging vormt voor de veiligheid van EU-burgers; overwegende dat de recente terreurdaden in Parijs en Kopenhagen zijn gepleegd door EU-onderdanen;

G.

overwegende dat de verspreiding van terroristische propaganda wordt vergemakkelijkt door het gebruik van internet en sociale media; overwegende dat terroristische groeperingen dankzij het cyberterrorisme de mogelijkheid hebben om zonder de fysieke hindernis van grenzen banden aan te knopen en te onderhouden, waardoor zij minder op steunpunten en toevluchtsoorden in bepaalde landen zijn aangewezen;

H.

overwegende dat er ernstige en systematische schendingen van de mensenrechten zijn in lidstaten van de Arabische Liga;

I.

overwegende dat organisaties van het maatschappelijk middenveld waarvan de EU van mening is dat zij hun universele mensenrechten en fundamentele vrijheden uitoefenen, door regeringen van de LAS vaak worden aangemerkt als terroristische organisaties; overwegende dat steeds vaker wordt verwezen naar terrorismebestrijding en nationale veiligheid om politieoptreden tegen leden van de oppositie, het maatschappelijk middenveld en journalisten te rechtvaardigen;

J.

overwegende dat het externe beleid van de EU moet bijdragen aan de strijd tegen de dreiging die van het terrorisme uitgaat en die in bepaalde delen van de Europese nabuurschap bezig is te escaleren; overwegende dat in preventiestrategieën tegen terrorisme moet worden uitgegaan van een veelzijdige benadering die rechtstreeks voorkomt dat er aanslagen op het EU-grondgebied worden voorbereid, maar ook gericht is op het aanpakken van de fundamentele oorzaken van terrorisme;

K.

overwegende dat de EU de uitvoering van de doodstraf en de toepassing van wrede en onmenselijke straffen overal ter wereld veroordeelt, ook voor personen die veroordeeld zijn wegens het plegen van terreurdaden;

1.

geeft uiting aan zijn grote ontzetting over het niveau van menselijk lijden en het verlies van mensenlevens door de terroristische aanslagen, en spreekt zijn medeleven uit met de families van alle onschuldige slachtoffers;

2.

onderstreept dat terrorisme een rechtstreekse bedreiging vormt voor alle landen en alle mensen, ongeacht hun etnische afkomst, godsdienst of levensovertuiging;

3.

vraagt dat het memorandum van overeenstemming wordt gepubliceerd, zodat de inhoud ervan kan worden onderworpen aan democratische en rechterlijke toetsing;

4.

verzoekt de Raad met alle lidstaten van de LAS een geharmoniseerde, ondubbelzinnige definitie van terrorisme uit te werken;

5.

benadrukt het belang van samenwerking bij de humanitaire hulpverlening door middel van de uitwisseling van informatie over crisissituaties; onderstreept dat het belangrijk is om, waar van toepassing, evaluaties en goede praktijken te delen en om samen te werken bij het vaststellen van praktische maatregelen voor de aanpak van dreigingen, waaronder het doeltreffender optreden tegen radicalisering, rekrutering en het reizen van terroristen en buitenlandse strijders, alsmede de omgang met terugkerende strijders;

6.

herhaalt zijn standpunt dat het bij de strijd tegen het terrorisme van cruciaal belang is niet alleen aandacht te besteden aan de gevolgen, maar ook aan de factoren die aan radicalisering ten grondslag liggen, en hamert op het belang van een alomvattende, sectoroverschrijdende benadering, waarbij geen enkel relevant beleidsterrein buiten beschouwing mag blijven, alsook van het bevorderen van een cultuur van integratie en verdraagzaamheid door middel van onder andere onderwijs, en sociaal en regionaal beleid;

7.

merkt op dat een van de hoofdoorzaken van de huidige terreurdreiging in de EU en de Arabische landen het jihadistische extremisme is; onderschrijft de opvatting dat een beleid gericht op deradicalisering en terreurbestrijding niet doeltreffend kan zijn tenzij het is ontwikkeld in nauwe samenwerking met de landen van herkomst;

8.

roept de autoriteiten van de EU- en de LAS-lidstaten ertoe op het verbod op foltering te eerbiedigen, zoals dat in het bijzonder is neergelegd in het door de meeste van hen ondertekende en geratificeerde VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing; herhaalt dat onder foltering afgedwongen bekentenissen ongeldig zijn;

9.

herhaalt dat bij onze reacties op de terroristische bedreigingen een evenwicht moet worden gehandhaafd tussen vrijheid en veiligheid, en dat bij alle maatregelen beoordeeld moet worden of ze verenigbaar zijn met de rechtsstaat en de grondrechten;

10.

is in het algemeen ingenomen met de samenwerking en het partnerschap tussen de EU en derde landen bij de bestrijding van terrorisme; is verheugd over de instelling van een strategische dialoog EU-LAS, waarin ook van gedachten wordt gewisseld over politieke en veiligheidskwesties, en de regelmatige bijeenkomsten tussen het Politiek en Veiligheidscomité van de EU en de Arabische permanente vertegenwoordigers, en prijst de vooruitgang die is geboekt op het gebied van vroegtijdige waarschuwingen en crisisrespons, met name de volledige uitvoering van het desbetreffende project;

11.

herinnert er evenwel aan dat terrorismebestrijdingsmaatregelen nooit mogen worden misbruikt om legitieme kritiek te onderdrukken of de universele mensenrechten van mensen te schenden; verzoekt de EU in haar samenwerking met derde landen duidelijke waarborgen in te bouwen om ervoor te zorgen dat zij de repressie van legitieme organisaties en individuen in de naam van terrorismebestrijding niet direct of indirect steunt of legitimeert;

12.

onderstreept dat de ministers van Buitenlandse Zaken van de EU en de LAS tevens overeengekomen zijn dat er gewerkt zal worden aan de brede tenuitvoerlegging van de mondiale strategie voor terrorismebestrijding van de VN; steunt het feit dat zij hebben ingestemd met de oprichting van het centrum voor terrorismebestrijding van de VN op initiatief van de hoeder van de twee heilige moskeeën, dat zij hebben verzocht om steun voor dit centrum en dat zij zich hebben uitgesproken voor het houden van de eerste internationale conferentie over terrorismebestrijding in maart 2014 in Bagdad als een gelegenheid om te passende middelen en wegen te bespreken en te vinden ter bevordering van de internationale samenwerking en ter bestrijding van het terrorisme op regionaal niveau;

13.

wijst opnieuw op het belang van samenwerking tussen de EU en de LAS op het gebied van de mensenrechten en benadrukt dat het van grote betekenis is te blijven werken aan de bevordering en bescherming van de mensenrechten en de handhaving van alle mensenrechten voor allen, waaronder het recht op economische en sociale ontwikkeling, vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst of overtuiging, terwijl tegelijk de waarden van tolerantie jegens andere godsdiensten en hun co-existentie moeten worden bevorderd en uitsluiting, extremisme, alsmede het aanzetten tot en de verspreiding van haat en geweld moeten worden verworpen;

14.

verzoekt de Raad na te gaan of er sprake is geweest van inbreuk op de EU-gedragscode voor de wapenuitvoer met betrekking tot repressie;

15.

verzoekt de EU in samenwerking met de Arabische Liga een specifiek mechanisme te ontwikkelen om de wapenhandel aan banden te leggen, waarbij met name de landen op de korrel moeten worden genomen waar terrorisme ontstaat of waar terroristen worden opgeleid; verzoekt de EU om wapenexporten nauwkeurig in het oog te houden, met name als het gaat om technologie voor tweeledig gebruik die uiteindelijk door terroristen voor hun doeleinden zou kunnen worden gebruikt; acht het van cruciaal belang om het financieren van terrorisme tegen te gaan in samenwerking met belangrijke partijen, waaronder de Arabische Liga en haar leden;

16.

is van oordeel dat de EU zich moet bezinnen op de onmiskenbaar zwakke plekken die kenmerkend waren voor de eerdere samenwerking inzake terrorismebestrijding met de landen van herkomst, doorreis en bestemming van buitenlandse strijders en van de middelen om hen te ondersteunen, waaronder lidstaten van de Arabische Liga;

17.

beklemtoont dat bij een alomvattende EU-strategie voor terrorismebestrijdingsmaatregelen, gebaseerd op een benadering die diplomatieke en sociaaleconomische instrumenten combineert met instrumenten voor ontwikkeling, conflictpreventie, vredesopbouw en crisisbeheersing, ook volledig gebruik moet worden gemaakt van het buitenlands beleid en het ontwikkelingsbeleid van de EU om armoede, discriminatie en marginalisatie tegen te gaan, corruptie te bestrijden, goed bestuur te bevorderen en conflicten te voorkomen en op te lossen, aangezien al deze factoren bijdragen aan de marginalisatie van bepaalde groepen en sectoren van de samenleving, en deze daarmee kwetsbaarder maken voor de propaganda van extremistische groepen;

18.

herinnert eraan dat de internationale gemeenschap zich heeft verbonden aan de vaststelling van maatregelen die de eerbiediging van de mensenrechten voor allen en de rechtsstaat waarborgen als grondslag van de strijd tegen terrorisme, en wel via de goedkeuring van de mondiale strategie van de Verenigde Naties tegen terrorisme door de Algemene Vergadering in resolutie 60/288;

19.

herinnert de lidstaten en de EU-agentschappen, met inbegrip van Europol en Eurojust, aan hun verplichtingen uit hoofde van het Handvest van de grondrechten, de internationale mensenrechtenwetgeving en de doelstellingen van het externe beleid van de EU;

20.

herhaalt zijn standpunt dat de rechten van religieuze minderheden onlosmakelijk verbonden zijn met de eerbiediging van de fundamentele mensenrechten en vrijheden, zoals het recht op vrijheid, het recht op veiligheid, het recht op gelijke kansen voor mannen en vrouwen en de vrijheid van meningsuiting, en roept de Arabische Liga, de EDEO en de lidstaten van beide organisaties op de religieuze minderheden in de Arabische wereld te beschermen en volledige uitvoering te geven aan de EU-richtsnoeren voor het bevorderen en beschermen van de vrijheid van godsdienst of geloofsovertuiging;

21.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid, en de secretaris-generaal van de Arabische Liga.


(1)  Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0032.

(2)  Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0012.


Top