Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015BP0044

    Resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2015 over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 13 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (aanvraag EGF/2014/012 BE/ArcelorMittal, ingediend door België) (COM(2014)0734 — C8-0014/2015 — 2015/2020(BUD))

    PB C 316 van 30.8.2016, p. 208–211 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    30.8.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 316/208


    P8_TA(2015)0044

    Beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering — Aanvraag EGF/2014/012 BE/ArcelorMittal — België

    Resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2015 over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 13 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (aanvraag EGF/2014/012 BE/ArcelorMittal, ingediend door België) (COM(2014)0734 — C8-0014/2015 — 2015/2020(BUD))

    (2016/C 316/28)

    Het Europees Parlement,

    gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2014)0734 — C8-0014/2015),

    gezien Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006 (1),

    gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (2), en met name artikel 12 hiervan,

    gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (3), en met name punt 13 hiervan,

    gezien de trialoogprocedure als bedoeld in punt 13 van het IIA van 2 december 2013,

    gezien het schrijven van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken,

    gezien het schrijven van de Commissie regionale ontwikkeling,

    gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A8-0035/2015),

    A.

    overwegende dat de Unie wetgevings- en begrotingsinstrumenten in het leven heeft geroepen om extra steun te geven aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden, en hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt;

    B.

    overwegende dat financiële steun van de Unie aan ontslagen werknemers flexibel moet zijn en zo snel en efficiënt mogelijk ter beschikking moet worden gesteld, overeenkomstig de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie die is goedgekeurd tijdens het overleg van 17 juli 2008, en met inachtneming van het IIA van 2 december 2013 met betrekking tot het nemen van besluiten om gebruik te maken van het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG);

    C.

    overwegende dat de vaststelling van de nieuwe EFG-verordening vorm geeft aan de overeenkomst tussen het Parlement en de Raad om het criterium „crisisafwijking” opnieuw in te voeren, de financiële bijdrage van de Unie te verhogen tot 60 % van de totale geraamde kosten van de voorgestelde maatregelen, de efficiëntie voor de behandeling van EFG-aanvragen in de Commissie en door het Parlement en de Raad te verhogen door de termijn voor beoordeling en goedkeuring te verkorten, de subsidiabele maatregelen en begunstigden uit te breiden door zelfstandigen en jongeren toe te voegen en stimuleringsmaatregelen voor de oprichting van een eigen bedrijf te financieren;

    D.

    overwegende dat België aanvraag EGF/2014/012 BE/ArcelorMittal voor een bijdrage uit het EFG heeft ingediend naar aanleiding van 1 285 ontslagen werknemers bij ArcelorMittal Liège S.A., een bedrijf dat is ingedeeld in NACE 2-afdeling 24 „vervaardiging van metalen in primaire vorm”, van wie 910 personen naar verwachting aan de maatregelen zullen deelnemen, gedurende en na de referentieperiode van 1 januari 2014 tot 1 mei 2014, in verband met een ernstige ontwrichting van de economie, en met name een snelle afname van het marktaandeel van de EU;

    E.

    overwegende dat de aanvraag voldoet aan de subsidiabiliteitscriteria die zijn vastgelegd in de EFG-verordening;

    1.

    merkt op dat is voldaan is aan de voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 4, lid 1, onder a), van de EFG-verordening en dat België bijgevolg recht heeft op een financiële bijdrage op grond van die verordening;

    2.

    stelt vast dat de Belgische autoriteiten de aanvraag voor een financiële bijdrage uit het EFG op 22 juli 2014, binnen 12 weken na de datum waarop aan de criteria voor steunverlening was voldaan, hebben ingediend, dat aan de aanvraag tot en met 16 september 2014 aanvullende informatie werd toegevoegd, en dat de Commissie haar beoordeling op 9 december 2014 bekend heeft gemaakt;

    3.

    is ingenomen met het feit dat de Belgische autoriteiten op 1 januari 2014 hebben besloten met de uitvoering van de individuele diensten voor de getroffen werknemers te beginnen om de werknemers snel bijstand te verlenen, ruimschoots vooruitlopend op het besluit over en de aanvraag voor toekenning van EFG-steun voor het voorgestelde gecoördineerde pakket;

    4.

    is van mening dat de gedwongen ontslagen bij ArcelorMittal Liège S.A. in verband kunnen worden gebracht met grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen als gevolg van de globalisering, aangezien de productie van ruw staal in de EU-27 tussen 2007 en 2013 afnam van 210,1 miljoen ton tot 166,2 miljoen ton (4) (-20,9 %; -3,8 % groei per jaar (5)), overwegende dat de productie wereldwijd steeg van 1 348,1 miljoen ton tot 1 649,3 miljoen ton (+22,3 %, +3,4 % groei per jaar); merkt op dat de daling van het aandeel van de EU in de wereldwijde productie van staal, van 16 % in 2007 tot 10 % in 2013 groter is dan die van de Verenigde Staten en Rusland, terwijl er een zeer sterke stijging was van het aandeel van Azië, van 56 % tot 67 % in dezelfde periode en, als gevolg daarvan, de metaalverwerkende sector in Luik in de afgelopen jaren is gekrompen, van 6 193 banen in 40 ondernemingen in 2007 tot 4 187 banen in 35 ondernemingen in 2012, een vermindering van 32 % van de werkgelegenheid in de sector;

    5.

    benadrukt dat de gevolgen van deze veranderingen in de handelspatronen nog versterkt zijn door andere factoren zoals een daling van de vraag naar staal in de automobielsector en de bouwsector in de EU ten gevolge van de economische crisis en een relatieve stijging van de productiekosten (grondstoffen, energie, beperkingen op milieugebied enz.). Deze factoren hebben het concurrentievermogen van de staalindustrie van de EU geschaad en hebben ertoe geleid dat er de afgelopen jaren in de staalsector een groot aantal ontslagen heeft plaatsgevonden omdat staalproducenten in Europa zich genoodzaakt zagen fabrieken te sluiten of tot herstructurering over te gaan;

    6.

    benadrukt dat er op het niveau van de Unie een efficiënte en gecoördineerde benadering moet worden gevolgd om het teruglopende concurrentievermogen van de staalsector van de Unie om te buigen; benadrukt dat er substantiële en gerichte investeringen nodig zijn om te zorgen voor innovatie omdat dat de belangrijkste aanjager is van het mondiale concurrentievermogen van de staalsector van de Unie en een waarborg om de banen in Europa te behouden;

    7.

    neemt kennis van het voortgangsverslag over de tenuitvoerlegging van het actieplan voor een concurrerende en duurzame staalindustrie in Europa van 11 juni 2013, waarin geconcludeerd wordt dat de helft van de in de mededeling geplande maatregelen is uitgevoerd; benadrukt dat er gezorgd moet worden voor een juiste tenuitvoerlegging om concrete resultaten te boeken die zullen leiden tot een opleving van de staalsector van de Unie;

    8.

    constateert dat dit de vierde EFG-aanvraag is voor de staalsector, waarvan er drie waren ingediend vanwege grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ten gevolge van de globalisering (6) en één vanwege de wereldwijde financiële en economische crisis (7); dringt er bij de Commissie op aan te voorkomen dat verdere ontslagen in deze sector door de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van preventieve en simulatieve maatregelen;

    9.

    merkt op dat de ontslagen bij ArcelorMittal Liège S.A. waarschijnlijk zeer negatieve gevolgen zullen hebben voor de regio Luik, een regio die sterk afhankelijk is van de metaalverwerkende sector, en dat de gevolgen van de inkrimping van ArcelorMittal des te ingrijpender zijn omdat ArcelorMittal goed is voor 78,9 % van de werkgelegenheid in de metaalsector en voor 14,3 % van de werkgelegenheid in de verwerkende industrie;

    10.

    merkt op dat het gecoördineerde pakket van individuele diensten dat medegefinancierd moet worden drie belangrijke terreinen betreft: omscholing, opleiding en herscholing en bevordering van ondernemerschap; benadrukt dat ervoor gezorgd moet worden dat de herscholingsactiviteiten worden uitgevoerd overeenkomstig de werkelijke behoeften van de arbeidsmarkt in de betrokken regio;

    11.

    pleit ervoor om in de toekomst gebruik te maken van de bepalingen van de EFG-verordening om jongeren die geen werk hebben en evenmin onderwijs of een opleiding volgen (NEET's) in deze regio te steunen;

    12.

    is ingenomen met het feit dat het gecoördineerde pakket van individuele diensten werd opgesteld in overleg met beoogde begunstigden en de sociale partners;

    13.

    merkt op dat meer dan de helft van de totale geraamde kosten moet worden besteed aan replacementdiensten, met name ondersteuning, begeleiding en integratiemaatregelen; merkt op dat deze diensten zullen worden verleend door FOREM (Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi — de dienst voor arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding van het Waalse Gewest), die als bemiddelingsorgaan optreedt bij de tenuitvoerlegging van deze aanvraag;

    14.

    herinnert eraan dat de inzetbaarheid van alle werknemers verbeterd moet worden door aangepaste opleidingen en de erkenning van de in de loop van het beroepsleven opgedane vaardigheden en bekwaamheden; verwacht dat de opleiding die in het gecoördineerde pakket wordt aangeboden, niet alleen is afgestemd op de behoeften van de ontslagen werknemers, maar ook op het huidige bedrijfsklimaat;

    15.

    herinnert eraan dat in artikel 7 van de EFG-verordening is bepaald dat bij het samenstellen van het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening rekening moet worden gehouden met toekomstperspectieven op de arbeidsmarkt en de vereiste vaardigheden, en dat het gecoördineerde pakket gericht moet zijn op de overgang naar een grondstoffenefficiënte en duurzame economie;

    16.

    benadrukt dat de EFG-steun alleen actieve arbeidsmarktmaatregelen kan medefinancieren die duurzame werkgelegenheid voor de lange termijn opleveren; herhaalt dat uit het EFG afkomstige steun niet in de plaats mag komen van maatregelen waartoe ondernemingen verplicht zijn krachtens de nationale wetgeving of collectieve overeenkomsten, noch van maatregelen voor de herstructurering van ondernemingen of sectoren;

    17.

    merkt op dat maatregelen die verplicht zijn in het kader van de procedures voor collectieve ontslagen in België en die worden uitgevoerd als onderdeel van de standaardactiviteiten van de omscholingscellen (zoals outplacement, opleiding, hulp bij het zoeken van een baan, loopbaanadvies enz.) niet in deze EFG-aanvraag zijn opgenomen;

    18.

    is verheugd dat in het verleden financiële steun uit het Europees Sociaal Fonds is verleend aan een project (EnTrain — En Transition-Reconversion-Accompagnement) dat tot doel had pedagogische methoden voor omscholingscellen in het algemeen te ontwikkelen en dat de resultaten van dit project waarschijnlijk nuttig zullen zijn voor de uitvoering van de geplande maatregelen;

    19.

    hecht zijn goedkeuring aan het bij deze resolutie gevoegde besluit;

    20.

    verzoekt zijn Voorzitter dit besluit samen met de voorzitter van de Raad te ondertekenen en zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;

    21.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie, met inbegrip van de bijlage, te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


    (1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 855.

    (2)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884.

    (3)  PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.

    (4)  Bron: World Steel Association, Steel Statistical Yearbook 2014.

    (5)  Samengesteld jaarlijks groeipercentage.

    (6)  Aanvragen EGF/2009/022 BG/Kremikovtsi (deze aanvraag werd door de Commissie verworpen), EGF/2012/010 RO/Mechel (COM(2014)0255 van 7.5.2014), EGF/2013/007 BE/Hainaut steel (Duferco-NLMK) (COM(2014)0725 van 9.12.2014), EGF/2013/002 BE/Carsid (COM(2014)0553 van 5.9.2014).

    (7)  Aanvraag EGF/2010/007 AT/Stiermarken en Neder-Oostenrijk. Besluit 2011/652/EU van 27 september 2011 (PB L 263 van 7.10.2011, blz. 9).


    BIJLAGE

    BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (aanvraag EGF/2014/012 BE/ArcelorMittal, ingediend door België)

    (De tekst van de bijlage wordt hier niet weergegeven, aangezien deze overeenkomt met de definitieve handeling: Besluit (EU) 2015/472.)


    Top