EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013AE4522

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het actieplan voor de Europese staalindustrie (COM(2013) 407 final)

PB C 170 van 5.6.2014, p. 91–97 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

5.6.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 170/91


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het actieplan voor de Europese staalindustrie

(COM(2013) 407 final)

2014/C 170/15

Rapporteur: de heer Rolin

Corapporteur: de heer Kotowski

De Commissie heeft op 3 juli 2013 besloten overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het

Actieplan voor de Europese staalindustrie

COM(2013) 407 final

De adviescommissie Industriële Reconversie (CCMI), die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 21 november 2013 goedgekeurd.

Het Comité heeft tijdens zijn op 10 en 11 december 2013 gehouden 494e zitting (vergadering van 11 december 2013) het volgende advies uitgebracht, dat met 156 stemmen vóór en 5 tegen, bij 9 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het EESC verwelkomt het Actieplan voor de Europese staalindustrie, dat de Commissie op 11 juni heeft gepubliceerd. Het EESC acht het Staalactieplan een stap voorwaarts en beseft dat de staalsector een strategisch belangrijke sector is voor Europa en een motor voor groei. Het welslagen hiervan staat of valt echter met de omzetting van deze verklaringen in praktische maatregelen.

1.2

Het Actieplan is een specifiek voorstel waarvan de uitvoering vele maanden of zelfs jaren zal vergen. Maar gezien de snel dalende productie en inkomsten dit jaar zijn „just-in-time”-acties geboden om werknemers te helpen die door de crisis zijn getroffen en om weer een positief investeringsklimaat te creëren in de sector en de ketens die hiervan afhankelijk zijn. Blijven zulke acties uit, dan kan dat tot verdere sluitingen en banenverlies leiden. In dit verband wordt de Commissie verzocht zo snel mogelijk een routekaart met exacte data te publiceren voor de uitvoering van het actieplan. Tijdens de volgende vergadering van de groep op hoog niveau zou de routekaart met de sociale partners besproken moeten worden.

1.3

Het actieplan is tamelijk vaag over de te nemen concrete stappen en pakt de cyclische dimensie van de crisis niet goed aan. Ter wille van een staalsector die voor de Europese industrie van strategisch belang blijft, voor het behoud van werk en om te voorkomen dat de sector verder krimpt, moet de Commissie dringend maatregelen nemen, onder andere:

een gedetailleerde evaluatie van de bestaande capaciteit, met inbreng van de sociale partners;

er moeten maatregelen komen om het gebruik en het vervoer van schroot mogelijk te maken en om illegale uitvoer te voorkomen;

massale inzet van de EU-structuurfondsen, alsook waarborgen dat bij de toewijzing hiervan genoeg rekening wordt gehouden met de sector;

invoering van tijdelijke maatregelen (bijv. in de vorm van arbeidstijdverkorting) met overheidssteun en/of uitbreiding van bestaande maatregelen om werknemers voor de staalindustrie te behouden;

de vraag stimuleren in downstreamsectoren van de staalindustrie, onder andere door directe uitvoering van de voorstellen voor de automobiel- en bouwindustrie. Over het algemeen moeten de fiscale consolidatie -bezuinigingsmaatregelen- en het actieve industriebeleid in evenwicht zijn om investeringen aan te trekken en banen te scheppen (1). Vertrouwen op de automobiel- en bouwsector zal onvoldoende zijn om de vraag naar staal te stimuleren;

veel meer steun, ook van de overheid, is nodig voor de ontwikkeling van nieuwe technologie en processen om werk te maken van de verdere modernisering van installaties en fabrieken;

invoering van een duurzaam model voor staalproductie om de Europese staalindustrie te steunen. Europese duurzaamheidsnormen, zoals het kwaliteitscertificaat voor stalen bouwproducten (SustSteel), moeten dringend worden ontwikkeld en bevorderd;

het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering dient geen ex post maatregelen aan te bieden, maar te anticiperen op veranderingen door bijv. de invoering van nieuwe technologieën en de aanpassing van werknemers hieraan te vergemakkelijken.

1.4

De aandacht moet nu ook uitgaan naar de totstandkoming van duurzaam Europees klimaat-, energie- en handelsbeleid die de overgang mogelijk maakt naar een koolstofarme en hulpbronnenefficiënte economie, zonder dat de kosten uitsluitend voor rekening van de Europese staalindustrie komen. Dit kan ook worden bereikt door het bevorderen van een ambitieus O&O&I-beleid, bijv. in het kader van Horizon 2020 en door actieve steun voor de invoering van nieuwe schonere, grondstof- en energiezuinige technologieën.

1.5

Het EESC steunt het algemene doel om klimaatverandering tegen te gaan, alsook de acties van de EU in dit verband. Maar bijzondere aandacht moet uitgaan naar de speciale kenmerken van de sector, vooral in verband met technologische beperkingen, en met het werk dat reeds verricht is. De doelstellingen voor de staalindustrie moeten technisch en economisch haalbaar zijn. Ze moeten zo geformuleerd zijn dat ten minste de best presterende bedrijven in de EU geen extra kosten moeten maken vanwege het EU-klimaatbeleid, met name het EU-ETS, ten minste totdat een overkoepelende internationale overeenkomst wordt gesloten met gelijke doelstellingen en maatregelen voor de mondiale staalindustrie.

1.6

Tijdelijke maatregelen, ter compensatie van de in verband met ETS gestegen prijzen voor elektriciteit, moeten in geheel Europa ruimschoots ingevoerd worden tijdens de derde onderhandelingsperiode en daarna. Het EESC verzoekt de Commissie deze kwestie nader te onderzoeken en om snel passende maatregelen te nemen.

1.7

Het EESC staat achter het idee om een Europese regeling uit te werken ter financiering van de inzet van nieuwe en innovatieve technologieën in energie-intensieve industrieën, met financiering met hiervoor aangewezen inkomsten uit de verkoop van ETS-rechten.

1.8

De invoering van baanbrekende technologieën, zoals ULCOS, moet blijvend worden gestimuleerd. Het EESC acht het heel belangrijk om gegevens over CO2-emissies en energie-efficiëntie van staalfabrieken op de voet te volgen.

1.9

Wederkerigheid en het scheppen van wereldwijd gelijke concurrentievoorwaarden moet voor de Commissie een prioriteit zijn. Nu zulke voorwaarden ontbreken en in opkomende economieën protectionisme oprukt, verzoekt het EESC de Commissie om steviger maatregelen om de Europese staalindustrie te verdedigen, inclusief de doelgerichte en spoedige inzet van handelsbeschermingsinstrumenten.

1.10

Het EESC onderschrijft de goedkeuring van een kwaliteitskader dat inspeelt op verandering en herstructurering en de beste praktijken op dit gebied schetst. Dit kader zou gebruikt moeten worden door diverse stakeholders als Europese minimumstandaard om vooruit te lopen op veranderingen en er maatschappelijk verantwoord mee om te gaan door bevordering van opleiding, verbetering van vaardigheden en steun voor herscholing, indien nodig. Het moet ook een gelegenheid zijn om de Europese staalsector aantrekkelijker te maken voor jonge en hoogopgeleide mensen. Voorts moet aan langetermijnoplossingen gewerkt worden in verband met de generatiewisseling. De sociale partners op elk niveau kunnen in dit verband een proactieve rol spelen.

1.11

Om de overgang naar een concurrerender EU-staalindustrie sociaal verantwoord te laten verlopen, dient de staalsector, volgens het EESC, dezelfde toegang te hebben als andere sectoren tot Europese, nationale en regionale fondsen.

2.   Inleiding

2.1

De Commissie stelt in haar actieplan voor een concurrerende en duurzame staalindustrie in Europa: „De EU is de op een na grootste staalproducent ter wereld, met een output van meer dan 177 miljoen ton staal per jaar. Daarmee is zij goed voor 11 % van de mondiale productie.” De industrie is over heel Europa verspreid, met minstens 500 productievestigingen in 24 lidstaten.

2.2

Het EESC wijst erop dat de Europese staalindustrie de ruggengraat van Europa's welvaart is en een onmisbaar deel van Europa's aanvoerketen; ze ontwikkelt en maakt duizenden verschillende, innovatieve staaloplossingen in Europa en verschaft zo direct en indirect miljoenen burgers werkgelegenheid en een bestaan.

2.3

Helaas is nu duidelijk dat de industrie zeer hard getroffen wordt door de economische crisis die alle Europese landen momenteel teistert. De staalindustrie stelt haar vertrouwen op de auto- en bouwsector, die sinds 2008 met fors dalende activiteit te kampen hebben. Dat heeft op zijn beurt tot een geringere vraag naar staal in Europa geleid.

2.4

Die geringere vraag blijkt uit de tijdelijke of permanente sluiting van vestigingen en het verlies van ruim 60 000 banen in de sector.

2.5

Het is essentieel dat Europa snel actie onderneemt om de crisis te beteugelen die de staalindustrie treft. Daarom is het EESC ingenomen met het recente initiatief van de Commissie om de Europese staalindustrie te steunen.

2.6

Dit is de eerste keer dat de Commissie een integraal actieplan voor staal voorstelt, elf jaar na het verstrijken van het Verdrag van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) in 2002. Dit is het resultaat van inspanningen van de Commissie en de sociale partners om werk te maken van het industriebeleid in het algemeen en voor de belangrijkste productiesectoren. Het is ook de eerste stap naar een echt industriebeleid dat aspecten als handel, O&O, milieu, klimaat en energie omvat.

2.7

Het plan omvat een reeks maatregelen en aanbevelingen op het gebied van de vraag, energie en energie-efficiëntie, klimaat, mededinging, handel, grondstoffen, onderzoek en innovatie, en sociale aspecten zoals de toegang tot de Europese structuurfondsen om de sociale kosten in verband met het inspelen op en beheren van veranderingen te verlichten, en om de jeugdwerkgelegenheid te bevorderen teneinde de sector aantrekkelijker te maken.

2.8

De sociale partners in de staalsector hebben aan deze langetermijnstrategie bijgedragen in het kader van het EU-comité voor de sociale dialoog door een alomvattend standpunt uit te werken over de problemen waarmee de Europese staalindustrie kampt. Deze gemeenschappelijke analyse was het uitgangspunt voor de Rondetafel op hoog niveau die op instigatie van de Commissie is opgericht om het Actieplan te formuleren voor een concurrerende en duurzame staalindustrie in Europa.

2.9

Staal is de ruggengraat van de Europese verwerkende industrie en blijft een katalysator van technologische innovatie, die essentieel is voor waardeschepping in downstreamsectoren, zoals de autobouw, bouw, ruimtevaart, energie, enz. Het is voor Europa van vitaal belang om een solide staalsector te hebben, gezien de doelstelling om deze sector 20% van het bbp te laten uitmaken in plaats van de huidige 15,2% (2).

2.10

De Europese staalindustrie biedt voordelen in de vorm van moderne installaties, geavanceerde producten, veeleisende klanten die tot constante productinnovatie nopen, een forse binnenlandse markt en bekwaam personeel. Thans staat de sector echter voor grote problemen: een geringe vraag, stijgende energiekosten, afhankelijkheid van geïmporteerde grondstoffen en vaak oneerlijke concurrentie.

2.11

Het actieplan is een document met de belangrijkste aspecten in verband met de staalsector, met bijzondere aandacht voor een lijst van eventuele acties die op de diverse institutionele niveaus en door de grootste stakeholders uitgevoerd kunnen worden.

2.12

De Commissie stelt voor een officiële Groep op hoog niveau op te richten die toezicht houdt op de uitvoering van het plan en de gevolgen voor het concurrentievermogen, de duurzaamheid en de werkgelegenheid in de sector.

3.   Opmerkingen van het Europees Economisch en Sociaal Comité

3.1

Het doet het EESC deugd dat de alarmerende situatie in de Europese staalsector op de agenda van de Commissie is geplaatst. Raadpleging van sociale partners en de lidstaten bood hun de kans om hun mening te geven over de sector en zijn tekortkomingen, alsook om met oplossingen te komen om het voortbestaan van een solide staalsector in Europa te garanderen. De raadplegingen mondden uit in de formulering van het Actieplan voor een concurrerende en duurzame staalindustrie in Europa.

3.2

Het plan is een eerste handreiking aan de staalsector om de huidige economische, sociale en milieukwesties aan te pakken, om een „nieuw” kader voor industriebeleid uit te werken voor het behoud van een concurrerende staalindustrie en de bijhorende werkgelegenheid in Europa. De verklaringen in het actieplan klinken optimistisch, maar het uiteindelijke succes staat of valt met omzetting hiervan in de praktijk. De potentiële impact van het plan hangt af van een duidelijke strategie voor de korte, middellange en lange termijn en van de vereiste wettelijke, financiële en logistieke instrumenten.

3.3

Volgens het EESC moet het plan het volgende mogelijk maken:

de randvoorwaarden scheppen voor het behoud van het internationale concurrentievermogen, alsook een duurzame ontwikkeling van de Europese staalindustrie op de korte en lange termijn. Het vermogen van de industrie om te reageren op veranderde economische omstandigheden hangt af van beleid inzake onderzoek en innovatie, milieu, energie, handel, mededinging en de behoeften van de consument. Het plan zou de beleidsgebieden zo vorm moeten geven dat de vraagstukken van de staalindustrie adequaat worden aangepakt.

De staalindustrie ondersteunen — die door de economische crisis ernstig is getroffen en daaronder blijft lijden — om de economische tegenwind het hoofd te bieden. Sinds het begin van de crisis heeft de sector sterk gereageerd op de gedaalde vraag naar staal door te snijden in vaste en tijdelijke productiecapaciteit. Sinds 2008 is 15,5% van de banen in de staalindustrie verdwenen (bron: EUROFER).

Garanderen dat de toekomst van de staalindustrie in Europa niet wordt bedreigd. Productievestigingen die zijn stilgelegd en hoogovens die uit bedrijf zijn genomen worden waarschijnlijk niet vervangen of opnieuw opgestart. Als de vraag weer toeneemt, is volgens het EESC de kans heel groot dat de Europese economie een structurele staalimporteur wordt.

Verbetering van het bedrijfsklimaat en regelgeving voor staalproducenten in Europa. De grondstof- en energieprijzen en regelgevingskosten in Europa behoren tot de hoogste ter wereld. De gasprijzen in Europa zijn drie tot vier keer, en de stroomprijzen twee keer zo hoog als in de VS. Blijven maatregelen uit, dan zal de kloof zeker toenemen.

Steun aan werknemers en regio's die ook hard door de crisis getroffen zijn; verbetering van de planning en de aanpak van wijzigingen door het stimuleren van opleidingen, bij- en herscholing indien nodig. Duizenden banen zijn verloren gegaan en nog veel meer staan er op de tocht. Verder is over het algemeen het aantal tijdelijke banen toegenomen, wat de overdracht van essentiële vaardigheden en kennis bemoeilijkt. Soms beïnvloedt dit de productiekwaliteit of komt de veiligheid van werknemers in het gedrang.

Algemene opmerkingen

3.4

Een van de belangrijkste doelstellingen in de Commissiemededeling over industriebeleid is dat de industrie in 2020 goed is voor 20% van het bbp van de EU. Het EESC staat hierachter omdat ook de staalsector hiervan profiteert. Deze doelstelling is echter heel moeilijk te verwezenlijken zonder vlottere toegang tot financiële instellingen, zoals de Europese Investeringsbank en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling.

3.5

De marktsituatie zal staalproducenten dwingen lastige structurele veranderingen door te voeren (fusies, overnames en faillissementen zijn niet uitgesloten). Kostbare investeringen in innovatie, innovatieve staalsoorten, verbetering van het productenassortiment, verdere kostenverlaging per type, en de invoering van diensten die zelfgeproduceerd staal gebruiken, zijn essentieel, maar voor veel staalproducenten op dit moment niet of lastig te financieren.

Het juiste regelgevingskader

3.6

Volgens recent, in opdracht van de Commissie verricht onderzoek naar de totale kosten voor de staalindustrie in de EU, zijn regelgevingskosten doorgaans niet de hoofdoorzaak van de kloof tussen kosten en concurrentievermogen. Maar in crisistijd kunnen deze kosten in de EU van grote invloed zijn op het concurrentievermogen van de staalindustrie (3). Het regelgevingskader moet zowel wat kosten als voordelen betreft beoordeeld worden.

3.7

De sociale partners in de staalsector moeten nauw betrokken worden bij de evaluatie van het regelgevingskader.

De vraag naar staal stimuleren

3.8

De Commissie stelt: „De vraag naar staal in de EU hangt af van de economische en financiële toestand van een paar belangrijke staalverbruikende sectoren — de bouw- en de automobielsector [...] bijvoorbeeld...” (4). Helaas zet de huidige economische crisis de vraag uit deze sectoren hevig onder druk, wat dus voor een flinke daling in de totale vraag naar staal zorgt.

3.9

De Commissie stelt haar vertrouwen in het „CARS 2020 (5)”-plan en in het initiatief om duurzame bouw (6) te steunen om de Europese vraag naar staal te stimuleren. De situatie in de staalindustrie is op dit moment urgent en de plannen zijn niet concreet genoeg en onvoldoende om op korte termijn effect te sorteren op de staalsector.

3.10

De vraag naar staal kan ook worden gestimuleerd door de lancering van grote toekomstgerichte infrastructuur te vergemakkelijken en door verbetering van de koopkracht van de Europese burger om het herstel van de binnenlandse markt op gang te brengen.

Gelijke internationale concurrentievoorwaarden

3.11

Het laatste decennium lijdt de Europese staalindustrie steeds meer onder oneerlijke handelspraktijken, protectionistisme van derde landen, alsook onder de grote concentratie van grondstofproducenten. Daarom is het urgent om alle oneerlijke praktijken onder de loep te nemen waar de Europese staalsector doelgericht en snel aan ten prooi is gevallen. Een en ander is des te dringender gezien de overcapaciteit van de sector wereldwijd, wat sommige derde landen naar oneerlijke handelspraktijken doet grijpen om hun overproductie uit te voeren.

Beleid inzake energie, klimaat, hulpbronnen en energie-efficiëntie om het concurrentievermogen te verbeteren

3.12

De Europese staalindustrie heeft slechts toekomst als bedrijven het voortouw nemen in mondiale technologische ontwikkelingen, vooral de toepassing van de meest recente productietechnologie voor minder CO2 en energie-efficiëntie, indien die economisch haalbaar is.

3.13

De staalindustrie verbruikt veel energie en heeft momenteel te maken met hoge energieprijzen in vergelijking met de meeste internationale concurrenten. Voor een zeer kapitaalsintensieve industrie als deze sector zijn stabiliteit, voorspelbaarheid en mondiaal concurrerende energieprijzen cruciaal voor de langetermijnontwikkeling.

3.14

Terecht is het actieplan gericht op de bijdrage van staalproducten/materialen aan de reductie van de CO2-uitstoot. Wat de productieprocessen betreft, zit de industrie met de huidige technologie dicht tegen haar grenzen; zij kan de door de Commissie voor 2050 vastgestelde doelstellingen dus niet waarmaken. Aanzienlijke verbeteringen zijn alleen mogelijk met baanbrekende technologie. O&O&I en de middelen om O&O te financieren zijn dus van cruciaal belang. In dit verband juicht het EESC het voorstel van de Commissie toe om in het kader van Horizon 2020 O&O en demonstratie- en proefprojecten te steunen voor nieuwe technologie voor schonere, en (energie)zuiniger technologie.

3.15

Hoewel de industrie met de huidige technologie de grenzen bijna heeft bereikt, hebben niet alle vestigingen alle opties gebruikt om op basis van de bestaande technologie zuiniger om te springen met energie of grondstoffen. Bedrijven moeten worden aangemoedigd om in de beste beschikbare technologieën te investeren.

3.16

Grondstoffen en energieprijzen zetten op dit moment aan tot innovatie. Investeren in O&O&I is in de eerste plaats een taak van de staalindustrie, maar meer steun voor O&O, proef- en demonstratieprojecten, en de ontwikkeling van nieuwe technologie zijn geboden. Aangezien grondstoffen en energie de grootste kostenposten zijn, gaat het erom de kostenkloof met Europa's belangrijkste concurrenten te verkleinen.

3.17

De crisis en strikte budgettaire beperkingen hebben het erg moeilijk gemaakt om staalproducenten in sommige lidstaten te compenseren, wat in Europa oneerlijke situaties kan opleveren.

Innovatie

3.18

De laatste decennia genoot de Europese staalindustrie concurrentievoordelen dankzij verbeteringen in efficiëntie, productinnovatie en essentiële verbetering van de arbeidsproductiviteit. Maar momenteel is het lastig op dit terrein nog meer voordeel te boeken, zolang de marktsituatie en de regelgeving voor ondernemingen niet verbeteren.

3.19

De ontwikkeling van nieuwe, economisch haalbare technologieën dienen gelijke tred te houden met de verbetering van het concurrentievermogen van de Europese staalbedrijven jegens hun mondiale concurrenten. Minder intensieve productie in verband met energie en grondstoffen leidt tot een kostendaling, wat de Europese staalindustrie aantrekkelijker maakt.

De sociale dimensie: herstructurering en de behoefte aan vaardigheden

3.20

Het plan beschouwt het probleem van een toekomstig tekort aan vaardigheden vooral als een resultaat van de leeftijdspiramide en houdt te weinig rekening met „verlies” van kennis en vaardigheden door herstructurering. Verder zal de generatiewisseling systematische oplossingen vergen, met name gezien de sterk stijgende werkloosheid onder jongeren.

3.21

De invoering van tijdelijke maatregelen om werknemers te steunen is essentieel voor de aanpak van de economische tegenwind, het behoud van werknemers en de voor de toekomst van de staalindustrie vitale vaardigheden.

De Groep op hoog niveau

3.22

Gelet op de urgente situatie van de Europese staalsector stelt het teleur dat de Commissie de groep op hoog niveau maar één keer per jaar wil laten vergaderen. Door de onzekerheid in de sector op dit moment is er voortdurend behoefte aan actualisering om weloverwogen besluiten te kunnen nemen.

3.23

Tot slot dient het actieplan na goedkeuring binnen 12 maanden te worden beoordeeld op de impact ervan op het concurrentievermogen van de Europese staalindustrie. Voor een zo nauwkeurig en objectief mogelijke beoordeling is de inbreng van de sociale partners in de discussies cruciaal. Er is behoefte aan meer samenwerking tussen werkgevers en vertegenwoordigers van de werknemers op Europees, nationaal, lokaal en bedrijfsniveau om zich in te zetten voor de uitvoering van het plan.

Brussel, 11 december 2013

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Henri MALOSSE


(1)  CESE 1094/2013 — CCMI/108

(2)  COM(2012) 582 final.

(3)  Centre for European Policy Studies, Assessment of Cumulative Cost Impact for the Steel Industry, 2013.

(4)  COM(2013) 407 final.

(5)  COM(2012) 636 final.

(6)  COM(2012) 433 final.


BIJLAGE

bij het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Het volgende wijzigingsvoorstel, dat meer dan een kwart van het aantal uitgebrachte stemmen heeft gekregen, werd tijdens de beraadslagingen verworpen (artikel 54, lid 3, van het rvo):

Paragraaf 1.11

Nadere specificatie van de fondsen schrappen:

1.11

Om de overgang naar een concurrerender EU-staalindustrie sociaal verantwoord te laten verlopen, dient de staalsector, volgens het EESC, dezelfde toegang te hebben als andere sectoren tot Europese, nationale en regionale fondsen.

Motivering

De verkorte formulering vermijdt een gedetailleerdere specificatie van de fondsen en is voor de operatoren flexibel genoeg, zonder dat dit tot scheve marktverhoudingen in de sector leidt.

Stemuitslag:

Voor:

:

70

Tegen:

:

77

Onthoudingen:

:

12


Top