This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012AE1899
Opinion of the European Economic and Social Committee on the ‘Communication from the Commission to the European Parliament, the Council, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions — European strategy for Key Enabling Technologies — A bridge to growth and jobs’ COM(2012) 341 final
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Een Europese strategie voor sleuteltechnologieën — Een brug naar groei en banen (COM(2012) 341 final)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Een Europese strategie voor sleuteltechnologieën — Een brug naar groei en banen (COM(2012) 341 final)
PB C 44 van 15.2.2013, p. 88–94
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
15.2.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 44/88 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Een Europese strategie voor sleuteltechnologieën — Een brug naar groei en banen
(COM(2012) 341 final)
2013/C 44/15
Rapporteur: de heer MORGAN
De Commissie heeft op 26 juni 2012 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over de
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Een Europese strategie voor sleuteltechnologieën — een brug naar groei en banen
COM(2012) 341 final.
De afdeling Interne Markt, Productie en Consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 4 december 2012 goedgekeurd.
Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 12 en 13 december 2012 gehouden 485e zitting (vergadering van 12 december) onderstaand advies uitgebracht, dat met 102 stemmen vóór en 2 tegen, bij 7 onthoudingen, werd goedgekeurd.
1. Conclusies en aanbevelingen
1.1 |
Dit is de tweede mededeling van de Commissie over ST's. In september 2010 heeft het EESC een advies (1) uitgebracht over de eerdere mededeling (2). Hierin verwelkomde het EESC de aandacht voor ST's, maar had het ernstige bedenkingen bij de doeltreffendheid van de voorstellen vanwege de in zijn ogen zwakke punten in de hightechproductiecapaciteit van de EU. |
1.2 |
Paragraaf 1.10 van dat advies bevatte de volgende aanbevelingen:
Het EESC herhaalt deze aanbevelingen. |
1.3 |
In haar meest recente mededeling stelt de Commissie voor om de O&O-inspanningen van de EU om te vormen tot een strategie, gebaseerd op drie pijlers, met steun niet alleen voor O&O, maar ook voor proeflijnen om prototypes en geavanceerde productieschema's te ontwikkelen om technologie in producten om te zetten. In dit verband doet het EESC twee aanbevelingen. In de eerste plaats mag de nadruk op de twee nieuwe pijlers van de strategie niet de aandacht afleiden van het O&O in de EU of de omvang ervan verminderen, aangezien onderzoek, met name fundamenteel onderzoek, de noodzakelijke voorwaarde is voor toekomstige ST's. Ten tweede dient deze regeling, die lijkt te vertrouwen op het „duwen” van nieuwe technologie naar de markt, moet worden aangevuld met marktstimulering door gevestigde producenten. Daarom zou het EESC graag zien dat er meer nadruk komt te liggen op de capaciteitsopbouw van productiebedrijven in de EU. |
1.4 |
Over het algemeen steunt het EESC het in deel 3 geschetste actieplan. Gezien de verschillen tussen de lidstaten zou het EESC niettemin graag willen dat actieprogramma's worden gebaseerd op de vaardigheden en vermogens van elke regio. |
1.5 |
Sommige onderdelen van het actieplan vergen waarschijnlijk meer impulsen, zoals de modernisering van staatssteun, durfkapitaal, mondiale onderhandelingen over IER, handelsoverleg in hightechindustrieën en verbeteringen in het onderwijs en opleidingen op elk niveau, vooral wat betreft technici en wetenschappers. |
1.6 |
Hoewel governance van het ST-project in het actieplan aan bod komt, zijn de voorschriften onduidelijk zodat het programma misschien te weinig slagkracht krijgt. |
2. Inleiding
2.1 |
De Commissie gaf een groep van hoog niveau opdracht om de reacties op de eerste mededeling in kaart te brengen en hierover een verslag (3) uit te brengen, dat in juni 2011 het licht zag. Daarna schetst de tweede mededeling „Een Europese strategie voor sleuteltechnologieën”. |
2.2 |
In het verslag vermeldt de GHN de belangrijkste problemen van Europa bij het omzetten van ideeën in afzetbare producten, ofwel bij het oversteken van wat internationaal bekend staat als de „vallei des doods”. Voor het oversteken van de vallei is een strategie met drie pijlers nodig:
|
2.3 |
Het voorstel betreft de ontwikkeling van een industrie voor geavanceerde fabricage als bron van exportinkomsten, het steunen van downstreamproducenten van machines die de meest geavanceerde fabricagetechnologie in Europa kunnen produceren (machines, software, diensten, enz.), alsook de ontwikkeling en verbetering van fabricagesystemen (technologie en processen) voor de bouw van efficiënte, moderne en technisch geavanceerde faciliteiten voor de fabricage in Europa. |
2.4 |
De elf aanbevelingen luiden als volgt:
|
3. Samenvatting van de mededeling
3.1 |
Volgens recent onderzoek en economische analyses van marktontwikkelingen en van de bijdrage die ST's leveren aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen zijn micro-/nano-elektronica, nanotechnologie, fotonica, geavanceerde materialen, industriële biotechnologie en geavanceerde fabricagetechnieken de ST's van de EU. |
3.2 |
In haar analyse van de situatie stelt de Commissie de volgende zaken vast:
|
3.3 |
Voor de gebreken worden in de mededeling de volgende oorzaken genoemd:
|
3.4 |
De strategie in deze mededeling beoogt:
|
3.5 |
Het volgende is een samenvatting van het actieplan van de Commissie: |
3.5.1 |
Aanpassing van EU-instrumenten
|
3.5.2 |
Coördinatie
|
3.5.3 |
Governance
|
3.5.4 |
Kennis - de Commissie zal:
|
3.5.5 |
Handel
|
4. Europese hightechproductiebedrijven
4.1 |
Doel van de ST-strategie is de productie van hightechproducten in de EU te bevorderen die van essentieel belang zijn voor het dagelijks leven van de Europese burger en Europese ondernemingen, voor de periode tot 2020 en daarna. In Europa gevestigde fabrieken voor deze producten zijn momenteel wereldwijd niet concurrerend genoeg, hoewel de Europese O&O als toonaangevend wordt gezien. Het probleem is niet de tekortschietende hightechproductiecapaciteit en -vaardigheid in Europa; het is eerder een falende overdracht tussen O&O en productie. Daarom wil de Commissie met haar strategie de technologie dichter bij de producenten brengen. In feite meent het EESC dat een geslaagde overdracht producenten vereist die de technologie kunnen toepassen; naar het oordeel van het EESC beschikt Europa niet over genoeg bedrijven die in de mondiale hightechsector kunnen concurreren. |
4.2 |
De tabellen hieronder zijn afkomstig uit versie 2012 van de analyse van de Financial Times van de 500 wereldwijd grootste bedrijven en de top 500 van de grootste bedrijven in elke grote regio. Er is alleen gekeken naar de hightechproductiesectoren. |
4.3 |
Beursgenoteerde bedrijven geven niet het volledige beeld, maar het EESC is ervan overtuigd dat deze ondernemingen een goede graadmeter zijn voor het relatieve productievermogen van de regio's in de wereld. Onderstaande tabel toont het aantal bedrijven wereldwijd in elk van de hightechproductiesectoren. Tot de opkomende markten (EM) behoren onder andere ook de vier BRIC-landen. Op dit niveau bekleedt Europa alleen de toppositie voor industriële techniek, maar de regionale tabel geeft een beter beeld.
|
4.4 |
De regionale tabel toont het aantal ondernemingen met hun totale beurswaarde. Dit laat zien hoe sterk elke regio is, terwijl de beurswaarde de omvang en het relatieve succes van elke regionale sector toont. |
4.5 |
Europa is wereldwijd nummer één op het terrein van chemie en industriële technieken. Op het gebied van farmaceutica en biotechnologie en in de automobielsector is zijn positie sterk. De VS beheersen de medische apparatuur, de hardwaretechnologie en de software, terwijl Japan en de opkomende markten sterker zijn dan Europa wat betreft hardware. |
4.6 |
De analyse toont aan dat het ST-programma zich moet richten op versterking van de zwakke sectoren in Europa en op de exploitatie van de sectoren waarin Europa relatief sterk is. Bijzondere aandacht verdienen de medische technologie en medische apparatuur.
|
5. Opmerkingen van het EESC
5.1 |
Sinds 1957 zijn er in de EU maar drie wereldwijd actieve hightechondernemingen ontstaan, nl. ASML, Nokia en SAP. Europa heeft constant achtergelopen. Dit lijkt te wijzen op een mislukking van zowel kapitalisme als ondernemerschap, in tegenstelling tot de prestaties van bedrijven in de VS in dezelfde periode en de Aziatische vooruitgang in achtereenvolgens Japan, Taiwan, Korea en tegenwoordig China. |
5.2 |
Terwijl de VS op veel gebieden het vrijemarktkapitalisme toepassen, heeft het militair-industriële complex, samen met de toonaangevende universiteiten, er een uiterst vruchtbaar terrein voor uitvindingen en tal van ideeën gecreëerd dat in de dominante bedrijfscultuur benut wordt, alsook een grote markt. |
5.3 |
Aziatische landen verlenen actieve staatssteun aan startende bedrijven en beschermen deze totdat zij goed en wel ontwikkeld zijn. Zij stonden open voor en waren aantrekkelijk voor buitenlandse investeerders in high tech. De via buitenlandse investeringen overgedragen en geïntegreerde technologie wordt nu geëxploiteerd. |
5.4 |
In Europa liggen de zaken heel anders; ongelijksoortigheid is daar een factor van belang. Voor bijna elk aspect, of het nu het BBP per capita, de werkloosheid, de infrastructuur voor bedrijven of universiteiten, de schoolprestaties, de kapitaalmarkten, de flexibiliteit van de arbeidsmarkt, of internetverspreiding is, tekenen zich vrij forse verschillen af tussen de zes subregio's van de EU, zoals de Wereldbank in kaart heeft gebracht. Het gaat om de EU-15 van het noorden (Britse eilanden, noordelijke staten), de EU-15 van Midden-Europa (de zes oorspronkelijke lidstaten zonder Italië plus Oostenrijk), de EU-15 van het zuiden (4 mediterrane staten), de EU-12 in het noorden (Baltische staten), de EU-12 in Midden-Europa (PL, CZ, HU, SI, SK), de EU-12 in het zuiden (RO en BG). |
5.5 |
Om wereldleider te worden voor ST's ligt het voor de hand om beleid en programma's voor elk van de zes groepen zo te ontwerpen dat rekening gehouden wordt met de reputatie van de universiteiten en onderzoeksinstituten, de wetenschappelijke en technologische kennis van de werknemers, de vaardigheden en de bestaande markten van de fabricagebedrijven, enz. Hierna zouden acties per regio op prioriteit kunnen worden gerangschikt, om te beginnen bij de best presterende regio. In dit verband moet gekeken worden naar het in de mededeling genoemde Cohesiebeleid. |
5.6 |
De Commissie bestuurt de EU via wetgeving en financiële injecties met behulp van waarnemingscentra en agentschappen. Dit kan doeltreffend zijn op gebieden waar één Commissaris volledig bevoegd is voor een initiatief. Bij het ST-project zijn ten minste zes Commissarissen betrokken; zonder samenvoeging van bevoegdheden en zonder rechtstreekser beheer heeft dat volgens het EESC geen kans van slagen. |
5.7 |
Bij veel gebruikelijke benaderingen moeten vraagtekens worden gezet. Een regionale aanpak kan als voorbeeld gelden. Zowel in de GHN als in de mededeling wordt beseft dat mechanismen voor staatssteun voor ST-projecten tegen het licht moeten worden gehouden. De mededeling schenkt de voorstellen voor intellectuele-eigendomsrechten minder aandacht dan deze in het GHN-verslag krijgen (5). Het EESC is ingenomen met wat de mededeling over handel stelt, maar meent dat het huidige handelsbeleid de belangen van de EU onvoldoende beschermt. Dit is ook een gebied dat baat zou hebben bij nieuw bestuur en een strikte bescherming van EU-belangen. |
5.8 |
Het EESC juicht de dankzij de GHN gewijzigde koers toe, waarbij de aandacht verschuift van O&O-steun naar een evenwichtige benadering met drie pijlers. In dit opzicht lijkt het KP7 nogal tekort te schieten. Hoe dan ook vreest het EESC dat er in de EU misschien niet genoeg bedrijven zijn met de kennis, producten en mondiale aanwezigheid om de producten van de O&O-pijler te maken en te verkopen. Het gehele voorstel staat of valt met de veronderstelling dat de pijlers twee en drie de ST's marktrijp kunnen maken. In feite worden ST's doorgaans meer ontwikkeld door high-techproducenten als Apple, BMW, Bayer of Rolls Royce of Airbus. Samen met de lidstaten moet de EU een strategie uitwerken ter ondersteuning en ontwikkeling van meer ondernemingen die mondiaal toonaangevende producten maken. Bestaande bedrijven moeten geprikkeld worden om aan hun productlijnen nieuwe producten toe te voegen met een groot aandeel van ST en gericht op de wereldmarkten. In de mededeling staat veelvuldig dat ST's groei en banen kunnen opleveren. Het EESC ziet het anders en meent dat groei en banen het resultaat kunnen zijn van bedrijven zijn die ST's toepassen. De EU heeft meer bedrijven nodig met producten en markten die ST's kunnen exploiteren. |
5.9 |
Als gevestigde bedrijven voor eindproducten ST's niet marktrijp kunnen maken, dan komt het aan op ondernemers. De meeste ondernemers worden, op hun beurt, geholpen door durfkapitalisten of gevestigde bedrijven die iets in de ondernemer zien. IBM sponsorde Microsoft en redde Intel, Apple heeft ARM-Holdings gesponsord, dat nu met Intel concurreert, zowel Google als Facebook ontvingen steun van rijke investeerders uit de technische industrie, durfkapitaal steunde Google en Microsoft steunde Facebook. In Europa ontvingen de ondernemers uit Noord-Europa achter Skype en Angry Birds steun in de vorm van durfkapitaal uit Londen en Californië. |
5.10 |
Het ST-project is een klein onderdeel van een groter geheel, te weten het creëren van welvaart door de EU. In de VS is de markt de drijvende kracht, in Azië is dat het overheidsbeleid. EU-lidstaten als Duitsland en de Scandinavische landen hebben succesvol beleid, maar vele andere niet. Wat het EU-niveau betreft: in de mededeling bestemt de Commissie de beperkte middelen van de Unie voor het ST-programma, maar het EESC vreest dat dit model voor het genereren van welvaart niet doeltreffend genoeg zal blijken, gezien de mondiale concurrentie. |
6. Specifieke opmerkingen
6.1 |
Het EESC vreest dat een „nieuw evenwicht” ten gunste van de tweede en de derde pijler tot minder O&O in de EU kan leiden. Daar zou het EESC het niet mee eens zijn. Solide fundamenteel onderzoek is nodig voor de volgende generatie van innovatie. Moderne technologie is meestal gebaseerd op de onverwachte resultaten van fundamenteel onderzoek. |
6.2 |
Aangezien de EU geen militair/industrieel complex van de omvang van de VS (of China) heeft, moet de wetenschap er anderszins gestimuleerd en geprikkeld worden. Dat is de waarde van projecten als Galileo en ITER. |
6.3 |
Het EESC is verheugd over de aandacht voor onderwijs en kennis. De mededeling benadrukt echter het dalende aantal afgestudeerden in de EU in de natuurwetenschappen en techniek. Het tekort in de EU op wetenschappelijk en technisch gebied, op alle onderwijsniveaus, is de achilleshiel van zowel het Europese concurrentievermogen in het algemeen als het ST-project in het bijzonder. De in de mededeling geschetste plannen zijn ondermaats, gezien de omvang en de urgentie van het probleem. |
6.4 |
Het EESC heeft onlangs een advies gepubliceerd over de mededeling over de modernisering van het staatssteunbeleid (6). Voor de ST's is de geuite bezorgdheid in de paragrafen 1.5.1 (definitie van marktfalen), 1.6.3 en 1.6.4 (gelijke concurrentievoorwaarden) van belang. Door de nadruk op behoud van concurrentie in de interne markt is het externe concurrentievermogen van de EU in gevaar gebracht. |
6.5 |
De mededeling stelt dat in het voorbije decennium de durfkapitaalactiviteiten in de EU zijn afgenomen en begint durfkapitaal te vervangen door EU-subsidies. Hoewel dit positief is, is het niet genoeg. Het EESC beveelt de EU aan om met de lidstaten te werken aan de voorafgaande voorwaarden voor durfkapitaal in Europa. |
6.6 |
De Commissie heeft het EESC haar voornemens meegedeeld voor de groep ST-vraagstukken, de opvolger van de GHN. „Behalve technologievertegenwoordigers voor elk van de zes ST's (nanotechnologie, micro-elektronica, biotechnologie, fotonica, geavanceerde materialen, geavanceerde productiesystemen) is het de bedoeling multi-ST-vertegenwoordigers uit te nodigen (de meeste innovatieve producten zijn een combinatie van diverse ST's) alsook meer industriële gebruikers verderop in de keten (bijv. aeronautica, automobielindustrie, luchtvaart, bouw, energie, voeding, medische apparatuur, uitrusting, design…) dan in de eerste groep van hoog niveau (aangezien de ST-Strategie streeft naar een hogere industriële productie van producten die op ST's gebaseerd zijn)”. |
6.7 |
Veel zal afhangen van de vertegenwoordigde ondernemingen, hun invloed op de (veel) grotere groep voor de vraagstukken, het succes van die groep om meer van de 118 regionale ondernemingen in de high-techproductiesector naar het mondiale plan te tillen, en, in de eerste plaats, zijn succes met de opkomst van de volgende 118 ondernemingen op regionaal niveau. |
Brussel, 12 december 2012
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Staffan NILSSON
(1) PB C 48 van 15.2.2011, blz. 112.
(2) COM(2009) 512 final.
(3) http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/ict/files/kets/hlg_report_final_en.pdf
(4) Bedrijven die zijn aangemerkt met een asterisk (*), zijn Zwitsers (niet EU).
(5) De GHN beveelt de EU aan om de staatssteunregelingen zo aan te passen dat RDI-activiteiten en grootschalige investeringen in ST mogelijk worden, met name door de invoering van een desbetreffende clausule in het algemene kader voor staatssteun, herziening van de verlaging voor grotere investeringen, hogere meldingsdrempels, snellere procedures en de uitvoering van projecten van algemeen Europees belang.
(6) De modernisering van het staatssteunbeleid (PB C 11 van 15.1.2013).