This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32019D2230
Council Implementing Decision (EU) 2019/2230 of 19 December 2019 amending Decision 2007/884/EC authorising the United Kingdom to continue to apply a measure derogating from Articles 26(1)(a), 168 and 169 of Directive 2006/112/EC on the common system of value added tax
Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2230 van de Raad van 19 december 2019 tot wijziging van Beschikking 2007/884/EG waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 26, lid 1, onder a), en de artikelen 168 en 169 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2230 van de Raad van 19 december 2019 tot wijziging van Beschikking 2007/884/EG waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 26, lid 1, onder a), en de artikelen 168 en 169 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
ST/14088/2019/INIT
PB L 333 van 27.12.2019, p. 146–148
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2019
27.12.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 333/146 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/2230 VAN DE RAAD
van 19 december 2019
tot wijziging van Beschikking 2007/884/EG waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 26, lid 1, onder a), en de artikelen 168 en 169 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 395, lid 1,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens de artikelen 168 en 169 van Richtlijn 2006/112/EG is een belastingplichtige gerechtigd de btw af te trekken ter zake van aan hem geleverde goederen en diensten die hij voor zijn belaste activiteiten of bepaalde andere doeleinden bestemt. Krachtens artikel 26, lid 1, onder a), van die richtlijn wordt het gebruik van een tot het bedrijf behorend goed voor privédoeleinden van de belastingplichtige of van zijn personeel, of, meer in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden, gelijkgesteld aan een dienst verricht onder bezwarende titel. |
(2) |
Op grond van Beschikking 2007/884/EG van de Raad (2) mag het Verenigd Koninkrijk het recht van de huurder of lessee op aftrek van de voorbelasting overeenkomstig artikel 168 of 169 van Richtlijn 2006/112/EG op de huur- of leasekosten van een personenauto die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt, tot 50 % beperken. Tevens is het Verenigd Koninkrijk gemachtigd het privégebruik van een auto van de zaak die door een belastingplichtige wordt gehuurd of geleased, niet als een dienst onder bezwarende titel aan te merken. Dankzij deze maatregelen (hierna “de derogatiemaatregelen” genoemd) hoeft de huurder of lessee niet voor elke auto van de zaak een administratie van de gereden privékilometers bij te houden noch belasting over de feitelijk afgelegde privékilometers te voldoen. Beschikking 2007/884/EG verstrijkt op 31 december 2019. |
(3) |
Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 2 april 2019, heeft het Verenigd Koninkrijk verzocht om machtiging tot verlenging van de derogatiemaatregelen die het krachtens Beschikking 2007/884/EG mag toepassen. |
(4) |
Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie bij brief van 29 april 2019 de overige lidstaten van het verzoek van het Verenigd Koninkrijk in kennis gesteld. Bij brief van 2 mei 2019 heeft de Commissie het Verenigd Koninkrijk meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek. |
(5) |
Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (hierna het “Verenigd Koninkrijk” genoemd) kennisgegeven van zijn voornemen om zich uit de Unie terug te trekken krachtens artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). Overeenkomstig artikel 50, lid 3, VEU zullen de Verdragen niet meer van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk met ingang van de datum van inwerkingtreding van een terugtrekkingsakkoord of, bij gebreke daarvan, na verloop van twee jaar na deze kennisgeving, tenzij de Europese Raad met instemming van het Verenigd Koninkrijk, met eenparigheid van stemmen tot verlenging van die termijn besluit. Nadat op 22 maart 2019 overeenstemming werd bereikt over een eerste verlenging, en op 11 april 2019 over een tweede verlenging, heeft de Europese Raad op 29 oktober 2019 Besluit (EU) 2019/1810 (3) vastgesteld, waarin hij op verzoek van het Verenigd Koninkrijk heeft besloten de in artikel 50, lid 3, VEU bedoelde termijn te verlengen tot en met 31 januari 2020. |
(6) |
Overeenkomstig artikel 50 VEU heeft de Europese Unie met het Verenigd Koninkrijk onderhandeld over een akkoord over de voorwaarden voor zijn terugtrekking, waarbij rekening is gehouden met het kader van de toekomstige betrekkingen van het Verenigd Koninkrijk met de Unie (“terugtrekkingsakkoord”). Op 11 januari 2019 heeft de Raad Besluit (EU) 2019/274 betreffende de ondertekening van het terugtrekkingsakkoord vastgesteld (4). Na verdere onderhandelingen tussen de onderhandelaars van de Unie en van het Verenigd Koninkrijk in september en oktober 2019, werd overeenstemming bereikt over een herziene tekst van het terugtrekkingsakkoord, die op 17 oktober 2019 door de Europese Raad is bekrachtigd. Op 21 oktober 2019 heeft de Raad Besluit (EU) 2019/1750 betreffende de ondertekening van het herziene terugtrekkingsakkoord vastgesteld (5). Deel vier van het terugtrekkingsakkoord (6) voorziet in een overgangsperiode die begint op de datum van inwerkingtreding van het terugtrekkingsakkoord en loopt tot en met 31 december 2020. Tenzij anders bepaald in het terugtrekkingsakkoord, blijft het recht van de Unie tijdens de overgangsperiode van toepassing op en in het Verenigd Koninkrijk. |
(7) |
Dit besluit is in ieder geval niet langer van toepassing op en in het Verenigd Koninkrijk vanaf de dag volgende op die waarop de Verdragen overeenkomstig artikel 50, lid 3, VEU, niet langer van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk of, indien een overeenkomstig artikel 50, lid 2, VEU met het Verenigd Koninkrijk gesloten terugtrekkingsakkoord in werking is getreden, vanaf de dag volgende op die waarop de overgangsperiode afloopt, of, als dat eerder is, op 31 december 2022. |
(8) |
Samen met zijn verzoek heeft het Verenigd Koninkrijk, in overeenstemming met artikel 3, tweede alinea, van Beschikking 2007/884/EG, de Commissie een verslag voorgelegd met daarin ook een evaluatie van het percentage van de aftrekbeperking. Uit de door het Verenigd Koninkrijk verstrekte gegevens blijkt dat een beperking van het recht op aftrek tot 50 % nog altijd correct aansluit bij de werkelijke verhouding tussen het zakelijke en niet-zakelijke gebruik van de voertuigen waarop de derogatiemaatregelen zien. De verlenging van de derogatiemaatregelen moet evenwel worden beperkt tot de tijd die nodig is om te evalueren of de maatregelen doeltreffend zijn en het percentage passend is. Het Verenigd Koninkrijk moet derhalve worden gemachtigd de derogatiemaatregelen gedurende een nieuwe beperkte periode te blijven toepassen. |
(9) |
Er moet een uiterste termijn worden vastgesteld waarbinnen in voorkomend geval om een verdere verlenging van de derogatiemaatregelen na 2022 kan worden verzocht. Samen met een dergelijk verzoek om verlenging dient het Verenigd Koninkrijk een verslag voor te leggen met daarin ook een evaluatie van het percentage van de aftrekbeperking van de btw. |
(10) |
De derogatiemaatregelen zullen geen negatieve gevolgen voor de eigen middelen van de Unie uit de btw hebben. |
(11) |
Beschikking 2007/884/EG dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 3 van Beschikking 2007/884/EG wordt vervangen door:
“Artikel 3
Deze beschikking verstrijkt op de dag volgende op die waarop de Verdragen overeenkomstig artikel 50, lid 3, VEU niet langer van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk of, indien een overeenkomstig artikel 50, lid 2, VEU met het Verenigd Koninkrijk gesloten terugtrekkingsakkoord in werking is getreden, vanaf de dag volgende op die waarop de overgangsperiode afloopt, of, als dat eerder is, op 31 december 2022.
Een verzoek om machtiging tot verlenging van de in deze beschikking vervatte derogatiemaatregelen dient, in voorkomend geval, uiterlijk op 1 april 2022 te worden voorgelegd aan de Commissie. Bij dat verzoek wordt een verslag gevoegd dat ook een evaluatie omvat van het percentage van de aftrekbeperking van de btw op huur- of leasekosten van auto’s die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt.”.
Artikel 2
Dit besluit wordt van kracht op de datum van kennisgeving ervan.
Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 januari 2020.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.
Gedaan te Brussel, 19 december 2019.
Voor de Raad
De voorzitter
K. MIKKONEN
(1) PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.
(2) Beschikking 2007/884/EG van de Raad van 20 december 2007 waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 26, lid 1, onder a), en de artikelen 168 en 169 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 346 van 29.12.2007, blz. 21).
(3) Besluit (EU) 2019/1810 van de Europese Raad, vastgesteld in overeenstemming met het Verenigd Koninkrijk, van 29 oktober 2019 tot verlenging van de in artikel 50, lid 3, VEU bedoelde termijn (PB L 278I van 30.10.2019, blz. 1).
(4) Besluit (EU) 2019/274 van de Raad van 11 januari 2019 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB L 47 I van 19.2.2019, blz. 1).
(5) Besluit (EU) 2019/1750 van de Raad van 21 oktober 2019 tot wijziging van Besluit (EU) 2019/274 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB L 274 I van 28.10.2019, blz. 1).
(6) Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB C 384 I van 12.11.2019, blz. 1).