EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32016R2105

Verordening (EU) 2016/2105 van de Commissie van 1 december 2016 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 794/2004 wat betreft de formulieren die moeten worden gebruikt voor de aanmelding van staatssteun in de visserij- en aquacultuursector

C/2016/7660

PB L 327 van 2.12.2016, p. 19–43 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2016/2105/oj

2.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/19


VERORDENING (EU) 2016/2105 VAN DE COMMISSIE

van 1 december 2016

tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 794/2004 wat betreft de formulieren die moeten worden gebruikt voor de aanmelding van staatssteun in de visserij- en aquacultuursector

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (1), en met name artikel 33,

Na raadpleging van het Adviescomité inzake overheidssteun,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie (2) zijn nadere bepalingen vastgesteld met betrekking tot de vorm, de inhoud en andere bijzonderheden van de aanmeldingen van staatssteun. Daarin is met name bepaald dat de aanvullende informatie die nodig is ter beoordeling van een steunmaatregel overeenkomstig verordeningen, richtsnoeren, kaderregelingen en andere regelingen die op staatssteun van toepassing zijn, moet worden verstrekt door middel van de in deel III van bijlage I bij die verordening opgenomen formulieren.

(2)

Voorts is in Verordening (EG) nr. 794/2004 bepaald dat telkens wanneer de betrokken richtsnoeren of kaderregelingen worden aangepast of vervangen, de Commissie de overeenkomstige informatieformulieren moet aanpassen.

(3)

Als gevolg van het feit dat de Commissie de richtsnoeren voor het onderzoek van staatssteun in de visserij- en aquacultuursector (3) heeft vastgesteld, zijn de regels die de Commissie voor de beoordeling van de verenigbaarheid van staatssteunmaatregelen met de interne markt toepast, gewijzigd. Bijgevolg moeten de „formulieren aanvullende informatie” voor de aanmelding van staatssteun in de visserij- en aquacultuursector die in deel III van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 794/2004 zijn vastgesteld, worden vervangen.

(4)

Verordening (EG) nr. 794/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 794/2004 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 1 december 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 248 van 24.9.2015, blz. 9.

(2)  Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1).

(3)  Mededeling van de Commissie — Richtsnoeren voor het onderzoek van staatssteun in de visserij- en aquacultuursector (PB C 217 van 2.7.2015, blz. 1).


BIJLAGE

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 794/2004 wordt deel III.14 vervangen door:

„DEEL III.14

FORMULIER AANVULLENDE INFORMATIE INZAKE STAATSSTEUN VOOR DE VISSERIJ- EN AQUACULTUURSECTOR

Dit formulier aanvullende informatie moet worden gebruikt voor de aanmelding van steunmaatregelen die vallen onder de richtsnoeren voor het onderzoek van staatssteun in de visserij- en aquacultuursector  (1) (hierna „de richtsnoeren” genoemd).

1.   Gemeenschappelijke beoordelingsbeginselen

1.1.   Voldoet de steunmaatregel aan de volgende gemeenschappelijke beoordelingsbeginselen? Zo ja, of indien de steunmaatregel niet hoeft te voldoen aan het beginsel van het stimulerende effect als bedoeld in afdeling 3.6 van de richtsnoeren, kruis dan het betrokken vakje aan:

de steunmaatregel draagt bij aan een duidelijk omschreven doelstelling van gemeenschappelijk belang;

noodzaak van overheidsmaatregelen: de staatssteunmaatregel moet gericht zijn op situaties waar de steun, bijvoorbeeld door een oplossing te bieden voor een welomschreven marktfalen, voor een wezenlijke verbetering kan zorgen die de markt zelf niet tot stand kan brengen;

geschiktheid van de steunmaatregel: de steunmaatregel moet een geschikt beleidsinstrument zijn om de doelstelling van gemeenschappelijk belang te helpen bereiken;

stimulerend effect: de steun moet het gedrag van de betrokken ondernemingen zodanig veranderen dat zij extra activiteiten uitvoeren die zij zonder de steun niet, dan wel in beperktere mate of op een andere wijze of op een andere locatie zouden uitvoeren; of de steun hoeft geen stimulerend effect te hebben, als bedoeld in punt 52 van de richtsnoeren;

evenredigheid van de steun (steun beperkt tot het noodzakelijke minimum): het steunbedrag moet beperkt blijven tot het minimum dat nodig is om aan te zetten tot de extra investering of activiteit in het betrokken gebied;

vermijden van ongewenste negatieve effecten op de mededinging en het handelsverkeer tussen lidstaten: de negatieve effecten van de steun moeten voldoende beperkt zijn, zodat de maatregel per saldo positief is;

transparantie van de steun: de lidstaten, de Commissie, de marktdeelnemers en het publiek moeten gemakkelijk toegang kunnen krijgen tot alle betreffende besluiten en tot relevante informatie over de op grond van die besluiten verleende steun.

1.2.   Wordt het Unierecht geschonden als gevolg van de steunmaatregel of een daaraan verbonden voorwaarde, met inbegrip van de financieringswijze wanneer die een onlosmakelijk onderdeel van de maatregel vormt?

☐ ja

☐ neen

1.3.   Is de steun bestemd voor activiteiten die verband houden met de uitvoer naar derde landen of lidstaten, met name steun die rechtstreeks samenhangt met de uitgevoerde hoeveelheden, met de oprichting en exploitatie van een distributienet of met andere kosten in verband met de uitvoeractiviteit, of hangt de steun af van het gebruik van binnenlandse in plaats van ingevoerde goederen?

☐ ja

☐ neen

Is het antwoord op de vragen in de punten 1.2 en 1.3 „ja”, dan is de steun onverenigbaar met de interne markt, zoals bepaald in de punten 26 en 27 van de richtsnoeren.

1.4.   Wordt de steun verleend aan een onderneming ten aanzien waarvan een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Commissie waarin steun als onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is aangemerkt?

Dit geldt krachtens artikel 107, lid 2, onder b), van het Verdrag niet voor steun voor het herstel van schade als gevolg van natuurrampen.

☐ ja

☐ neen

Zo ja, vermeld het desbetreffende besluit van de Commissie:

 

2.   Specifieke beginselen voor de visserij- en aquacultuursector

2.1.   In het geval van een steunregeling: wordt de steunaanvraag als onontvankelijk beschouwd als zij is ingediend door een marktdeelnemer die een of meer in artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad (2) bedoelde inbreuken of strafbare feiten heeft gepleegd of fraude heeft gepleegd als bedoeld in artikel 10, lid 3, van die verordening gedurende de periode als bepaald in de gedelegeerde handelingen die op basis van artikel 10, lid 4, van die verordening worden vastgesteld?

Dit beginsel is niet van toepassing op steun die voldoet aan de specifieke voorwaarden van de afdelingen 4, 5.3 en 5.4 van de richtsnoeren.

☐ ja

☐ neen

Zo ja, vermeld de specifieke bepalingen inzake onontvankelijkheid:

 

 

2.2.   In het geval van individuele steun: bevestig dat de betrokken marktdeelnemer geen in artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 508/2014 bedoelde inbreuken of strafbare feiten heeft gepleegd of geen fraude heeft gepleegd als bedoeld in artikel 10, lid 3, van die verordening gedurende de periode als bepaald in de gedelegeerde handelingen die op basis van artikel 10, lid 4, van die verordening worden vastgesteld.

Dit beginsel is niet van toepassing op steun die voldoet aan de specifieke voorwaarden van de afdelingen 4, 5.3 en 5.4 van de richtsnoeren.

☐ ja

☐ neen

2.3.   Is in de steunmaatregel uitdrukkelijk bepaald dat de ondernemingen aan de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) moeten blijven voldoen gedurende de volledige periode van uitvoering van het project en gedurende een periode van vijf jaar nadat de laatste betaling aan de betrokken begunstigde is verricht?

☐ ja

☐ neen

2.4.   Bevestig dat een begunstigde die gedurende de volledige periode van uitvoering van het project en gedurende een periode van vijf jaar nadat de laatste betaling aan hem is verricht, een of meer in artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 508/2014 inbreuken heeft gepleegd, de steun moet terugbetalen.

☐ ja

☐ neen

2.5.   Bevestig dat geen steun wordt toegekend voor activiteiten die overeenstemmen met niet-subsidiabele concrete acties als omschreven in artikel 11 van Verordening (EU) nr. 508/2014.

☐ ja

☐ neen

2.6.   Is het antwoord op de vragen in de punten 2.3, 2.4 en 2.5 „ja”, vermeld de specifieke bepalingen van de desbetreffende nationale rechtshandelingen waarin de in die vragen bedoelde voorwaarden zijn vastgesteld:

 

 

 

2.7.   Indien het een steunmaatregel betreft die vergelijkbaar is met een in het kader van Verordening (EU) nr. 508/2014 subsidiabele concrete actie: voldoet deze aan de bepalingen die in die verordening voor dat type concrete actie zijn vastgesteld, met name aan de bepalingen betreffende de intensiteit voor overheidssteun?

☐ ja

☐ neen

Zo niet, toon aan dat de steun gerechtvaardigd en onmisbaar is:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.   Bijdrage aan een gemeenschappelijke doelstelling

3.1.   Valt de steunmaatregel onder afdeling 4, 5.1, 5.3 of 5.4 van de richtsnoeren en voldoet hij aan de specifieke voorwaarden van de betrokken afdeling?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, dan gaat de Commissie ervan uit dat de steunmaatregel bijdraagt tot het bereiken van een doelstelling van gemeenschappelijk belang en kunt u de punten 3.2 en 3.3 overslaan.

3.2.   Vermeld tot welke in artikel 107, lid 3, van het Verdrag vastgestelde doelstelling of doelstellingen van gemeenschappelijk belang de steunmaatregel bijdraagt:

 

 

3.3.   Vermeld de doelstelling of doelstellingen van het GVB waartoe de steunmaatregel bijdraagt en toon duidelijk aan hoe deze bijdrage zal worden geleverd zonder dat andere GVB-doelstellingen daardoor in het gedrang komen (3):

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4.   Noodzaak van overheidsmaatregelen:

4.1.   Valt de steunmaatregel onder afdeling 4, 5.1, 5.3 of 5.4 van de richtsnoeren en voldoet hij aan de specifieke voorwaarden van de betrokken afdeling?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, dan gaat de Commissie ervan uit dat overheidsmaatregelen nodig zijn en kunt u de punten 4.2, 4.3 en 4.4 overslaan.

4.2.   Omschrijf het probleem dat met de steunmaatregel moet worden aangepakt en leg uit hoe de steun gericht is op situaties waar die steun kan zorgen voor een wezenlijke verbetering die de markt op eigen kracht niet tot stand kan brengen:

 

 

 

 

 

4.3.   Leg uit of en hoe de steunmaatregel marktfalen corrigeert en zodoende bijdraagt tot het doelmatige functioneren van de markten en het versterken van het concurrentievermogen, dan wel of en hoe, wanneer de markten resultaten opleveren die uit het oogpunt van rechtvaardigheid of cohesie onbevredigend worden geacht, de steun wordt gebruikt om tot meer gewenste en rechtvaardigere marktuitkomsten te komen:

 

 

 

 

 

 

 

 

4.4.   Leg uit of en hoe de steun bijdraagt aan de rationalisering en efficiëntie van de visserij- en aquacultuursector en gericht is op permanente verbeteringen die de sector in staat stellen in overeenstemming met de marktfactoren te werken:

 

 

 

 

 

5.   Geschiktheid van de steun

5.1.   Valt de steun onder afdeling 4, 5.1, 5.3 of 5.4 van de richtsnoeren en voldoet hij aan de specifieke voorwaarden van de betrokken afdeling?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, dan gaat de Commissie ervan uit dat de steunmaatregel een geschikt beleidsinstrument is en kunt u de punten 5.2 tot en met 5.5 overslaan.

5.2.   Toon aan waarom dezelfde positieve bijdrage aan de GVB-doelstellingen niet kan worden geleverd met andere, minder verstorende beleidsinstrumenten en waarom andere beleidsopties terzijde zijn geschoven:

 

 

 

 

 

5.3.   Heeft er een effectbeoordeling van de aangemelde steunmaatregel plaatsgevonden?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, geef een samenvatting van de voornaamste conclusies:

 

 

 

 

 

5.4.   Vermeld in welke vorm de steun wordt toegekend en leg uit waarom wordt verwacht dat die vorm het minste risico op verstoringen van de mededinging en van het handelsverkeer zal opleveren:

 

 

 

5.5.   Indien de steun wordt toegekend in een vorm die een direct financieel voordeel oplevert (bv. rechtstreekse subsidies, vrijstellingen of verlagingen van belastingen, socialezekerheidsbijdragen of andere verplichte bijdragen), toon aan waarom andere, potentieel minder verstorende vormen van steun zoals terugbetaalbare voorschotten of vormen van steun die gebaseerd zijn op schuld- of vermogensinstrumenten (bv. leningen tegen verlaagde rente of met rentesubsidie, overheidsgaranties of een andere vorm van kapitaalverschaffing tegen gunstige voorwaarden) minder geschikt zijn:

 

 

 

 

 

 

 

6.   Stimulerend effect

6.1.   Is de steun compenserend van aard, zoals steun die valt onder afdeling 4, 5.3 of 5.4 van de richtsnoeren, en voldoet hij aan de specifieke voorwaarden van de betrokken afdeling, of valt de steun onder afdeling 5.6 van de richtsnoeren en voldoet hij aan de voorwaarden van die afdeling?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, dan gaat de Commissie ervan uit dat de steun geen stimulerend effect hoeft te hebben en kunt u de punten 6.2 tot en met 6.6 overslaan.

6.2.   Toon aan hoe de steun het gedrag van een onderneming zodanig verandert dat zij een extra activiteit uitvoert die zij zonder de steun niet of in beperktere mate of op een andere wijze zou hebben uitgevoerd:

 

 

 

 

 

6.3.   Dient de steun om de kosten van een activiteit die de onderneming sowieso zou hebben uitgevoerd, te subsidiëren of om het normale bedrijfsrisico van een economische activiteit te compenseren?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, dan kan de steun niet worden verondersteld een stimulerend effect te hebben (punt 49 van de richtsnoeren).

6.4.   Wordt de steun verleend voor een concrete actie waarmee de begunstigde reeds van start is gegaan voordat hij zijn steunaanvraag bij de nationale autoriteit heeft ingediend?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, dan kan de steun krachtens punt 51 van de richtsnoeren niet worden verondersteld een stimulerend effect te hebben.

6.5.   Is de steun exploitatiesteun (4) of steun om het halen van verplichte normen te vergemakkelijken?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, dergelijke steun is krachtens punt 50 van de richtsnoeren in beginsel onverenigbaar met de interne markt, behalve wanneer in de Uniewetgeving of in de richtsnoeren uitdrukkelijk in uitzonderingen is voorzien, of in andere naar behoren gemotiveerde gevallen.

Zo ja, vermeld de bepalingen waarbij dergelijke steun uitdrukkelijk wordt toegestaan of geef een omstandige motivering voor dergelijke steun:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6.6.   In het geval van steun in de vorm van belastingvoordelen: wordt in het kader van de steunmaatregel een aanspraak op steun gevestigd op basis van objectieve criteria en zonder verdere uitoefening van discretionaire bevoegdheden door de lidstaat?

Deze laatste vereiste geldt niet in het geval van fiscale vervolgregelingen indien de maatregel al onder voorafgaande regelingen in de vorm van belastingvoordelen viel.

☐ ja

☐ neen

7.   Evenredigheid van de steun

7.1.   Is de steun compenserend van aard, zoals steun die valt onder afdeling 4, 5.3 of 5.4 van de richtsnoeren, en voldoet hij aan de specifieke voorwaarden van de betrokken afdeling, of valt de steun onder afdeling 5.6 van de richtsnoeren en voldoet hij aan de voorwaarden van die afdeling?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, dan wordt de steun als evenredig beschouwd en kunt u de punten 7.2, 7.3 en 7.4 overslaan.

7.2.   Toon aan of en hoe het steunbedrag overeenstemt met de nettomeerkosten van de tenuitvoerlegging van de investering in het betrokken gebied vergeleken met het contrafeitelijke scenario waarin geen steun wordt verleend:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7.3.   Indien het een steunmaatregel betreft die vergelijkbaar is met een in het kader van Verordening (EU) nr. 508/2014 subsidiabele concrete actie: overschrijdt het steunbedrag de in artikel 95 van en bijlage I bij die verordening vastgestelde maximumintensiteit voor overheidssteun?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, toon aan dat de steun gerechtvaardigd en onmisbaar is:

 

 

 

 

 

7.4.   Zal de steun gelijktijdig op grond van meerdere steunregelingen worden toegekend of met ad-hocsteun worden gecumuleerd?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, is het totale bedrag van de voor een activiteit verleende overheidsfinanciering hoger dan de betrokken, in de richtsnoeren bedoelde maximale steunintensiteiten?

☐ ja

☐ neen

8.   Effecten op de mededinging en het handelsverkeer

8.1.   Valt de steun onder afdeling 4, 5.1, 5.3 of 5.4 van de richtsnoeren en voldoet hij aan de voorwaarden van de betrokken afdeling?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, dan gaat de Commissie ervan uit dat de negatieve effecten op de mededinging en het handelsverkeer tot het minimum beperkt zijn en kunt u de punten 8.2 en 8.3 overslaan.

8.2.   Toon aan hoe de negatieve effecten van de steunmaatregel op het vlak van verstoringen van de mededinging en beïnvloeding van het handelsverkeer tussen lidstaten tot het minimum beperkt zijn en de positieve effecten ervan op het vlak van de bijdrage aan de doelstelling van gemeenschappelijk belang opwegen tegen die negatieve effecten. In het geval van een steunregeling moeten de verstoringen op cumulatieve basis veeleer dan enkel op individueel niveau in aanmerking worden genomen en moet tevens rekening worden gehouden met de omvang van de betrokken projecten, de individuele en gecumuleerde steunbedragen, de verwachte begunstigden en de kenmerken van de beoogde sector. In het geval van individuele steun, ga in op de negatieve effecten met betrekking tot het beletten van marktuittreding en aanzienlijke marktmacht en verschaf bewijsmateriaal met het oog op het identificeren van de betrokken productmarkt en geografische markt en de betrokken concurrenten, afnemers en consumenten:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8.3.   Heeft er een effectbeoordeling van de aangemelde steunmaatregel plaatsgevonden?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, geef een samenvatting van de voornaamste conclusies:

 

 

 

 

 

9.   Transparantie

9.1.   Zullen de lidstaten op zijn minst de volgende informatie bekendmaken op een uitgebreide staatssteunwebsite op nationaal of regionaal niveau?

a)

de volledige tekst van de steunregeling en de uitvoeringsbepalingen daarvoor of de rechtsgrondslag voor de individuele steun, of een link daarnaar;

b)

de steunverlenende autoriteit of autoriteiten;

c)

de identiteit van de individuele begunstigden, de vorm en het bedrag van de steun voor elke begunstigde, de datum van de toekenning van de steun, het soort onderneming (kmo/grote onderneming), de regio (op NUTS 2-niveau) waar de begunstigde is gevestigd, en de voornaamste economische sector waarin de begunstigde actief is (op NACE-groepsniveau). (Van deze bekendmakingsvereiste kan ontheffing worden verleend ten aanzien van de toekenning van individuele steun die niet meer bedraagt dan 30 000 EUR. Voor steunregelingen in de vorm van belastingvoordelen kan de informatie worden verstrekt voor de volgende tranches (in miljoen EUR): 0,03-0,5; meer dan 0,5-1; meer dan 1-2; meer dan 2.)

☐ ja

☐ neen

9.2.   Bevestig dat die informatie:

a)

zal worden bekendgemaakt nadat het besluit om steun te verlenen is genomen;

b)

ten minste tien jaar zal worden bewaard;

c)

zonder beperkingen beschikbaar zal zijn voor het brede publiek (5).

☐ ja

☐ neen

Van de lidstaten zal niet worden geëist dat zij die informatie vóór 1 juli 2017 bekendmaken  (6) .

10.   Steuncategorieën

10.1.   Bepaal onder welke afdeling van de richtsnoeren de steun moet worden beoordeeld en verschaf hierover gedetailleerde informatie in het desbetreffende deel van dit formulier aanvullende informatie (delen 11 tot en met 18):

afdeling 4.1 van de richtsnoeren: steun voor het herstel van schade als gevolg van natuurrampen of buitengewone gebeurtenissen;

afdeling 5.1 van de richtsnoeren: steun voor categorieën van maatregelen die vallen onder een groepsvrijstellingsverordening;

afdeling 5.2 van de richtsnoeren: steun die tot de werkingssfeer van bepaalde horizontale richtsnoeren behoort;

afdeling 5.3 van de richtsnoeren: steun ter vergoeding van schade als gevolg van ongunstige weersomstandigheden;

afdeling 5.4 van de richtsnoeren: steun voor de kosten van preventie, bestrijding en uitroeiing van dierziekten in de aquacultuur;

afdeling 5.5 van de richtsnoeren: steun gefinancierd uit parafiscale heffingen;

afdeling 5.6 van de richtsnoeren: exploitatiesteun in ultraperifere gebieden;

afdeling 5.7 van de richtsnoeren: steun voor andere maatregelen.

11.   Steun voor het herstel van schade als gevolg van natuurrampen of buitengewone gebeurtenissen

Dit deel moet worden ingevuld bij aanmelding van een steunmaatregel voor het herstel van schade als gevolg van natuurrampen of buitengewone gebeurtenissen, als bedoeld in afdeling 4.1 van de richtsnoeren.

11.1.   Is de steunmaatregel een ex-antekadersteunregeling om schade te vergoeden die wordt veroorzaakt door aardbevingen, lawines, grondverschuivingen, overstromingen, tornado's, orkanen, vulkaanuitbarstingen en natuurbranden met een natuurlijke oorzaak?

☐ ja

☐ neen

(Zo ja, dan kunt u de punten 11.3, 11.4, 11.5, 11.7 en 11.8 overslaan.)

11.2.   Welke soort natuurramp of buitengewone gebeurtenis heeft de schade aangericht waarvoor de vergoeding wordt verleend (of, als het om een ex-antekadersteunregeling gaat, welke soort natuurramp of buitengewone gebeurtenis zou de schade waarvoor de vergoeding wordt verleend, kunnen aanrichten)?

 

11.3.   Wanneer heeft de in punt 11.1 bedoelde gebeurtenis zich voorgedaan?

 

11.4.   Wat is de uiterste datum voor de uitbetaling van de steun?

 

11.5.   Heeft de bevoegde autoriteit van de lidstaat de gebeurtenis formeel als natuurramp of buitengewone gebeurtenis erkend?

☐ ja

☐ neen

11.6.   Wordt de steun rechtstreeks aan de betrokken onderneming uitbetaald?

☐ ja

☐ neen

11.7.   Toon aan dat er een rechtstreeks oorzakelijk verband is tussen de natuurramp of buitengewone gebeurtenis en de schade die de onderneming heeft geleden:

 

 

 

11.8.   Verstrek een zo nauwkeurig mogelijke beoordeling van de schade die de onderneming heeft geleden:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11.9.   Specificeer welke soort schade wordt vergoed (bv. materiële schade aan activa, inkomensverlies):

 

 

 

 

 

11.10.   Worden alleen de kosten van schade die een rechtstreeks gevolg is van de natuurramp of de buitengewone gebeurtenis, voor steun in aanmerking genomen?

☐ ja

☐ neen

11.11.   Worden de kosten van de schade getaxeerd door een openbare autoriteit, een door de steunverlenende autoriteit erkende onafhankelijke deskundige of een verzekeringsonderneming?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, geef aan welke instantie de kosten beoordeelt:

 

11.12.   Beschrijf hoe de schade wordt berekend:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11.13.   In het geval van materiële schade aan activa: wordt de schade berekend op basis van de reparatiekosten of de economische waarde van het betrokken actief vóór de natuurramp of de buitengewone gebeurtenis?

☐ ja

☐ neen

11.14.   In het geval van materiële schade aan activa: is het schadebedrag groter dan de reparatiekosten of de daling van de billijke marktwaarde als gevolg van de natuurramp of de buitengewone gebeurtenis?

☐ ja

☐ neen

11.15.   In het geval van inkomensverlies: wordt het inkomensverlies berekend door:

a)

de hoeveelheid visserij- en aquacultuurproducten die is geproduceerd in het jaar van de natuurramp of de buitengewone gebeurtenis, of in elk volgend jaar waarin de weerslag van de volledige of gedeeltelijke vernietiging van de productiemiddelen voelbaar was, vermenigvuldigd met de in dat jaar verkregen gemiddelde verkoopprijs, af te trekken van

b)

de gemiddelde jaarlijkse hoeveelheid visserij- en aquacultuurproducten die is geproduceerd in de drie jaren voorafgaand aan de natuurramp of de buitengewone gebeurtenis, of het gemiddelde van drie van de vijf jaren voorafgaand aan de natuurramp of de buitengewone gebeurtenis, de hoogste en de laagste productie niet meegerekend, vermenigvuldigd met de gemiddelde verkregen verkoopprijs?

☐ ja

☐ neen

11.16.   Wordt de schade op het niveau van de individuele begunstigde berekend?

☐ ja

☐ neen

11.17.   Blijven de steun en de eventuele andere betalingen ter vergoeding van de schade, met inbegrip van betalingen in het kader van verzekeringspolissen, beperkt tot 100 % van de subsidiabele kosten?

☐ ja

☐ neen

11.18.   In het geval van ex-antekadersteunregelingen: bevestig dat de lidstaat zich zal houden aan de rapportageverplichting als bedoeld in punt 130 van de richtsnoeren.

☐ ja

☐ neen

11.19.   Andere informatie die wordt beschouwd als relevant voor de beoordeling van de steunmaatregel in het kader van dit deel:

 

 

 

 

 

12.   Steun voor categorieën van maatregelen die vallen onder een groepsvrijstellingsverordening

Dit deel moet worden ingevuld bij aanmelding van een steunmaatregel die vergelijkbaar is met steun behorende tot een categorie steun die als verenigbaar met de interne markt kan worden beschouwd in het kader van een van de in punt 19, onder a), van de richtsnoeren vermelde verordeningen inzake groepsvrijstellingen, als bedoeld in afdeling 5.1 van de richtsnoeren. Voor een steunmaatregel die vergelijkbaar is met steun behorende tot de categorie steun voor het herstel van schade als gevolg van natuurrampen, als vermeld in artikel 44 van Verordening (EU) nr. 1388/2014  (7) , dient u deel 11 in te vullen.

12.1.   Is de steun vergelijkbaar met steun behorende tot een categorie steun die als verenigbaar met de interne markt kan worden beschouwd in het kader van een van de in punt 19, onder a), van de richtsnoeren vermelde verordeningen inzake groepsvrijstellingen?

☐ ja

☐ neen

Vermeld de toepasselijke verordening en de betrokken artikelen van die verordening:

 

 

 

12.2.   Voldoet de steun aan alle criteria die zijn vastgesteld in de betrokken artikelen van de toepasselijke verordening?

☐ ja

☐ neen

Zo niet, toon aan dat de steun gerechtvaardigd en onmisbaar is:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

12.3.   Andere informatie die wordt beschouwd als relevant voor de beoordeling van de steunmaatregel in het kader van dit deel:

 

 

 

 

 

13.   Steun die tot de werkingssfeer van bepaalde horizontale richtsnoeren behoort

Dit deel moet worden ingevuld bij aanmelding van een steunmaatregel die tot de werkingssfeer van bepaalde horizontale richtsnoeren of andere door de Commissie vastgestelde instrumenten behoort, als bedoeld in afdeling 5.2 van de richtsnoeren.

13.1.   Behoort de steun tot de werkingssfeer van bepaalde horizontale richtsnoeren of andere door de Commissie vastgestelde instrumenten (8)?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, vermeld alle desbetreffende horizontale richtsnoeren of instrumenten, alsmede de betrokken bepalingen van die handelingen en toon aan dat de steun aan alle in die handelingen vastgestelde criteria voldoet:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

13.2.   Andere informatie die wordt beschouwd als relevant voor de beoordeling van de steunmaatregel in het kader van dit deel:

 

 

 

 

 

14.   Steun ter vergoeding van schade als gevolg van ongunstige weersomstandigheden

Dit deel moet worden ingevuld bij aanmelding van een steunmaatregel ter vergoeding van schade als gevolg van ongunstige weersomstandigheden als bedoeld in afdeling 5.3 van de richtsnoeren. Voor steun die vergelijkbaar is met steun behorende tot de categorie steun voor onderlinge fondsen voor ongunstige weersomstandigheden, als bedoeld in artikel 20 van Verordening (EU) nr. 1388/2014, dient u deel 12 in te vullen.

14.1.   Is de steunmaatregel een ex-antekadersteunregeling om schade als gevolg van ongunstige weersomstandigheden te vergoeden?

☐ ja

☐ neen

(Zo ja, dan kunt u de punten 14.3 tot en met 14.6 en punt 14.9 overslaan.)

14.2.   Welke soort ongunstige weersomstandigheden heeft de schade aangericht waarvoor de vergoeding wordt verleend (of, als het om een ex-antekadersteunregeling gaat, welke soort ongunstige weersomstandigheden zou de schade waarvoor de vergoeding wordt verleend, kunnen aanrichten)?

 

14.3.   Wanneer heeft de in punt 14.1 bedoelde gebeurtenis zich voorgedaan?

 

14.4.   Wat is de uiterste datum voor de uitbetaling van de steun?

 

14.5.   Bedraagt de schade als gevolg van ongunstige weersomstandigheden meer dan 30 % van de gemiddelde jaaromzet, berekend op basis van de drie kalenderjaren of het gemiddelde van drie van de vijf jaren voorafgaand aan de ongunstige weersomstandigheden, waarbij de hoogste en de laagste waarde niet worden meegerekend?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, verstrek gedetailleerde informatie waaruit blijkt dat is voldaan aan de voorwaarde in punt 14.5:

 

 

 

 

14.6.   Toon aan dat er een rechtstreeks oorzakelijk verband bestaat tussen de ongunstige weersomstandigheden en de schade die de onderneming heeft geleden:

 

 

 

14.7.   In het geval van in artikel 35, lid 1, van Verordening (EU) nr. 508/2014 bedoelde verliezen als gevolg van ongunstige weersomstandigheden: rechtvaardig waarom de lidstaat van plan is steun toe te kennen veeleer dan in het kader van artikel 35 van die verordening een financiële vergoeding te betalen uit een onderling fonds voor ongunstige weersomstandigheden:

 

 

 

 

 

14.8.   Wordt de steun rechtstreeks aan de betrokken onderneming uitbetaald?

☐ ja

☐ neen

14.9.   Verstrek een zo nauwkeurig mogelijke beoordeling van de schade die de potentiële begunstigden hebben geleden:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

14.10.   Specificeer welke soort schade wordt vergoed (bv. materiële schade aan activa, inkomensverlies):

 

 

 

 

 

14.11.   Worden alleen de kosten van schade die een rechtstreeks gevolg is van de ongunstige weersomstandigheden, voor steun in aanmerking genomen?

☐ ja

☐ neen

14.12.   Worden de kosten van de schade getaxeerd door een openbare autoriteit, een door de steunverlenende autoriteit erkende onafhankelijke deskundige of een verzekeringsonderneming?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, geef aan welke instantie de kosten beoordeelt:

 

14.13.   Beschrijf hoe de schade wordt berekend:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

14.14.   In het geval van materiële schade aan activa: wordt de schade berekend op basis van de reparatiekosten of de economische waarde van het betrokken actief vóór de ongunstige weersomstandigheden?

☐ ja

☐ neen

14.15.   In het geval van materiële schade aan activa: is het schadebedrag groter dan de reparatiekosten of de daling van de billijke marktwaarde als gevolg van de ongunstige weersomstandigheden?

☐ ja

☐ neen

14.16.   In het geval van materiële schade aan activa: heeft de schade een productieverlies tot gevolg dat meer dan 30 % van de gemiddelde jaaromzet bedraagt, berekend op basis van de drie kalenderjaren of het gemiddelde van drie van de vijf jaren voorafgaand aan de ongunstige weersomstandigheden, waarbij de hoogste en de laagste waarde niet worden meegerekend?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, verstrek gedetailleerde informatie waaruit blijkt dat is voldaan aan de voorwaarde in punt 14.15:

 

 

 

 

14.17.   In het geval van inkomensverlies: wordt het inkomensverlies berekend door:

a)

de hoeveelheid visserij- en aquacultuurproducten die is geproduceerd in het jaar van de ongunstige weersomstandigheden of in elk volgend jaar waarin de weerslag van de volledige of gedeeltelijke vernietiging van de productiemiddelen voelbaar was, vermenigvuldigd met de in dat jaar verkregen gemiddelde verkoopprijs, af te trekken van

b)

de gemiddelde jaarlijkse hoeveelheid visserij- en aquacultuurproducten die is geproduceerd in de drie jaren voorafgaand aan de ongunstige weersomstandigheden of het gemiddelde van drie van de vijf jaren voorafgaand aan de ongunstige weersomstandigheden, de hoogste en de laagste productie niet meegerekend, vermenigvuldigd met de gemiddelde verkregen verkoopprijs?

☐ ja

☐ neen

14.18.   Wordt de schade op het niveau van de individuele begunstigde berekend?

☐ ja

☐ neen

14.19.   Blijven de steun en de eventuele andere betalingen ter vergoeding van de schade, met inbegrip van betalingen in het kader van verzekeringspolissen, beperkt tot 100 % van de subsidiabele kosten?

☐ ja

☐ neen

14.20.   In het geval van ex-antekadersteunregelingen: bevestig dat de lidstaat zich zal houden aan de rapportageverplichting als bedoeld in punt 130 van de richtsnoeren.

☐ ja

☐ neen

14.21.   Andere informatie die wordt beschouwd als relevant voor de beoordeling van de steunmaatregel in het kader van dit deel:

 

 

 

 

 

15.   Steun voor de kosten van preventie, bestrijding en uitroeiing van dierziekten in de aquacultuur

Dit deel moet worden ingevuld bij aanmelding van een steunmaatregel ter vergoeding van kosten van preventie, bestrijding en uitroeiing van dierziekten in de aquacultuur, als bedoeld in afdeling 5.4 van de richtsnoeren. Voor steun die vergelijkbaar is met steun behorende tot de categorie steun voor maatregelen op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn als bedoeld in artikel 39 van Verordening (EU) nr. 1388/2014, dient u deel 12 in te vullen.

15.1.   Is de steunmaatregel een ex-antekadersteunregeling ter vergoeding van kosten van preventie, bestrijding en uitroeiing van dierziekten in de aquacultuur?

☐ ja

☐ neen

(Zo ja, dan kunt u de punten 15.5, 15.6 en 15.9 overslaan.)

15.2.   Voor welke ziekte(n) wordt de steun verleend? Deze moet(en) zijn opgenomen in de lijst van dierziekten van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad (9), of in bijlage IV, deel II, bij Richtlijn 2006/88/EG van de Raad (10).

Gaat het om een ziekte of ziekten als opgenomen in de lijst van dierziekten van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, dan geldt de versie van die lijst die van kracht is wanneer de steunmaatregel wordt aangemeld. Is de steun al toegekend of betaald, dan geldt, in het geval van individuele steun, de gepubliceerde versie van de lijst die van kracht was toen de steun werd toegekend of betaald en, in het geval van een steunregeling, de gepubliceerde versie van de lijst die van kracht was toen de regeling van start ging.

 

 

 

15.3.   Wordt de steun verleend als onderdeel van een uniaal, nationaal of regionaal programma ter preventie, bestrijding of uitroeiing van dierziekten?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, vermeld het desbetreffende programma en de specifieke bepalingen:

 

 

15.4.   Wordt de steun verleend als onderdeel van door de bevoegde nationale autoriteit opgelegde noodmaatregelen?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, vermeld de desbetreffende maatregel en de specifieke bepalingen:

 

 

15.5.   Wanneer hebben de kosten van preventie, bestrijding en uitroeiing van dierziekten in de aquacultuur zich voorgedaan?

 

15.6.   Wat is de uiterste datum voor de uitbetaling van de steun?

 

15.7.   Wordt de steun rechtstreeks aan de betrokken onderneming uitbetaald?

☐ ja

☐ neen

15.8.   Bevestig dat geen steun wordt toegekend wanneer wordt geconstateerd dat de begunstigde de ziekte met opzet of door nalatigheid heeft veroorzaakt.

☐ ja

☐ neen

Zo ja, vermeld de bepalingen waarin de in punt 15.8 bedoelde voorwaarde is vastgesteld:

 

15.9.   Verstrek een zo nauwkeurig mogelijke beoordeling van de schade die de potentiële begunstigden hebben geleden:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

15.10.   Geef aan welke van de volgende kosten in aanmerking komen voor vergoeding. Kosten inzake:

☐ a)

gezondheidscontroles, analyses, tests en andere screeningmaatregelen;

☐ b)

de aankoop, opslag, toediening of distributie van vaccins, geneesmiddelen en stoffen voor de behandeling van dieren;

☐ c)

het slachten, ruimen en vernietigen van dieren;

☐ d)

het vernietigen van dierlijke producten en van met die dieren verband houdende producten;

☐ e)

het reinigen en ontsmetten van de onderneming en van apparatuur;

☐ f)

de schade die is ontstaan als gevolg van het slachten, ruimen en vernietigen van dieren, dierlijke producten en met die dieren verband houdende producten, beperkt tot de marktwaarde die de dieren en producten zouden hebben als zij niet door de ziekte waren getroffen;

☐ g)

inkomensverlies als gevolg van moeilijkheden bij het herbevolken van de onderneming;

☐ h)

andere kosten die als gevolg van dierziekten in de aquacultuur zijn gemaakt.

Heeft u h) aangekruist, dan dient u de kosten te specificeren en te motiveren waarom deze kosten voor steun in aanmerking moeten komen:

Krachtens punt 110, onder h), van de richtsnoeren komen andere dan de onder a) tot en met g) bedoelde kosten alleen in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen in aanmerking voor steun.

 

 

 

 

 

15.11.   Blijven de steun en de eventuele andere betalingen ter vergoeding van de schade, met inbegrip van betalingen in het kader van verzekeringspolissen, beperkt tot 100 % van de subsidiabele kosten?

☐ ja

☐ neen

15.12.   In het geval van ex-antekadersteunregelingen: bevestig dat de lidstaat zich zal houden aan de rapportageverplichting als bedoeld in punt 130 van de richtsnoeren.

☐ ja

☐ neen

15.13.   Andere informatie die wordt beschouwd als relevant voor de beoordeling van de steunmaatregel in het kader van dit deel:

 

 

 

 

 

16.   Steun gefinancierd uit parafiscale heffingen

Dit deel moet worden ingevuld bij aanmelding van een steunmaatregel die wordt gefinancierd door middel van speciale, met name parafiscale, heffingen op bepaalde visserij- of aquacultuurproducten, ongeacht de oorsprong daarvan, als bedoeld in afdeling 5.5 van de richtsnoeren.

16.1.   Wordt de steunregeling gefinancierd door middel van speciale, met name parafiscale, heffingen op bepaalde visserij- of aquacultuurproducten, ongeacht de oorsprong daarvan?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, zet uiteen hoe de steunregeling wordt gefinancierd:

 

 

 

 

 

16.2.   Komt de steun binnenlandse en ingevoerde producten in gelijke mate ten goede?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, toon aan hoe de regeling zowel binnenlandse als ingevoerde producten ten goede komt:

 

 

 

 

16.3.   Geef aan hoe de opbrengsten uit de parafiscale heffingen worden gebruikt:

 

 

 

 

 

16.4.   Andere informatie die wordt beschouwd als relevant voor de beoordeling van de steunmaatregel in het kader van dit deel:

 

 

 

 

 

17.   Exploitatiesteun in ultraperifere gebieden

Dit deel moet worden ingevuld bij aanmelding van een steunmaatregel voor de toekenning van exploitatiesteun in ultraperifere gebieden ter verlichting van de gevolgen van de specifieke beperkingen waarmee deze gebieden als gevolg van hun isolement, insulaire ligging en ultraperifere karakter worden geconfronteerd, als bedoeld in afdeling 5.6 van de richtsnoeren.

17.1.   Is de steun exploitatiesteun die in ultraperifere gebieden wordt toegekend ter verlichting van de gevolgen van de specifieke beperkingen waarmee deze gebieden als gevolg van hun isolement, insulaire ligging en ultraperifere karakter worden geconfronteerd?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, beschrijf de soort exploitatiesteun die wordt toegekend en vermeld de doelregio of doelregio's:

 

 

 

17.2.   Beschrijf de gevolgen van de specifieke beperkingen in de regio of regio's die de steun moet verlichten en hoe de steun daartoe zal bijdragen.

Krachtens punt 113 van de richtsnoeren mag alleen rekening worden gehouden met beperkingen waarmee deze gebieden als gevolg van hun isolement, insulaire ligging en ultraperifere karakter worden geconfronteerd.

 

 

 

 

 

 

17.3.   Bepaal de extra kosten die deze specifieke beperkingen meebrengen, geef aan hoe deze kosten zijn berekend en toon aan dat de steun niet verder gaat dan wat nodig is ter verlichting van de gevolgen van de specifieke beperkingen in de ultraperifere gebieden.

 

 

 

 

 

 

17.4.   Houdt de lidstaat, om overcompensatie te voorkomen, rekening met andere soorten overheidsmaatregelen, zoals, in voorkomend geval, de in de artikelen 70, 71 en 72 van Verordening (EU) nr. 508/2014 bedoelde compensatie van in de ultraperifere gebieden gemaakte extra kosten in verband met visserij- en aquacultuurproducten en de in artikel 73 van die verordening bedoelde steun voor de uitvoering van compensatieplannen?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, geef aan hoe overcompensatie wordt voorkomen:

 

 

 

 

 

 

17.5.   Andere informatie die wordt beschouwd als relevant voor de beoordeling van de steunmaatregel in het kader van dit deel:

 

 

 

 

 

 

 

 

18.   Steun voor andere maatregelen

Dit deel moet worden ingevuld bij aanmelding van andere steun dan bedoeld in afdeling 4 en de afdelingen 5.1 tot en met 5.6 van de richtsnoeren die de lidstaat toch verstrekt of van plan is te verstrekken, als bedoeld in afdeling 5.7 van de richtsnoeren.

18.1.   Verstrekt de lidstaat andere dan de in afdeling 4 en de afdelingen 5.1 tot en met 5.6 van de richtsnoeren bedoelde soorten steun of is hij van plan zulks te doen?

☐ ja

☐ neen

18.2.   Geef een gedetailleerde beschrijving van de steunmaatregel en de doelstellingen ervan:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

18.3.   Verstrek informatie die niet is gegeven in de delen 1 tot en met 9 en die duidelijk aantoont dat de steun voldoet aan de beginselen van afdeling 3 van de richtsnoeren:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 



Top