EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32012R0402

Verordening (EU) nr. 402/2012 van de Commissie van 10 mei 2012 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op aluminium radiatoren van oorsprong uit de Volksrepubliek China

PB L 124 van 11.5.2012, p. 17–31 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 12/11/2012

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2012/402/oj

11.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 124/17


VERORDENING (EU) Nr. 402/2012 VAN DE COMMISSIE

van 10 mei 2012

tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op aluminium radiatoren van oorsprong uit de Volksrepubliek China

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 7,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Inleiding

(1)

Op 12 augustus 2011 heeft de Europese Commissie („de Commissie”) met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2) („het bericht van inleiding”) de inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van aluminium radiatoren van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC”) aangekondigd.

(2)

De procedure werd ingeleid naar aanleiding van een klacht van de International Association of Aluminium Radiator Manufacturers Limited Liability Consortium (AIRAL Scrl, „de klager”), die een groot deel, in dit geval meer dan 25 %, van de totale productie van aluminium radiatoren in de Unie vertegenwoordigt. Het bij die klacht gevoegde voorlopige bewijsmateriaal over dumping van het product en aanmerkelijke schade als gevolg daarvan werd voldoende geacht om een onderzoek te openen.

2.   Bij de procedure betrokken partijen

(3)

De Commissie heeft de klager, andere haar bekende producenten in de Unie, de producenten-exporteurs in de VRC, producenten in het referentieland, importeurs, distributeurs en andere haar bekende betrokken partijen, alsmede vertegenwoordigers van de VRC officieel van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord.

(4)

De klager, andere producenten in de Unie, de producenten-exporteurs in de VRC en de importeurs en distributeurs hebben hun standpunt kenbaar gemaakt. Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord.

(5)

Gezien het kennelijk grote aantal producenten in de Unie, importeurs en producenten-exporteurs werd in het bericht van inleiding overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebruik te maken van een steekproef. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was - en, zo ja, deze ook samen te stellen -, werd aan alle importeurs en producenten-exporteurs gevraagd zich bij de Commissie kenbaar te maken en haar overeenkomstig het bericht van inleiding basisinformatie te verstrekken over hun activiteiten in verband met het betrokken product (zoals gedefinieerd in punt 3) tijdens de periode van juli 2010 tot en met juni 2011.

(6)

Om de producenten-exporteurs in staat te stellen desgewenst te verzoeken om een behandeling als marktgerichte onderneming (BMO) of een individuele behandeling (IB), heeft de Commissie de haar bekende betrokken Chinese producenten-exporteurs en de autoriteiten van de VRC de desbetreffende formulieren toegezonden. Slechts één groep van ondernemingen, Sira (Tianjin) Aluminium Products Co. Ltd en Sira Group (Tianjin) Heating Radiators Co. Ltd (de „Sira Group”), meldde zich en vroeg om een BMO. Van Zhejiang Flyhigh Metal Products Co., Ltd. en Metal Group Co., Ltd. werd een verzoek om een IB ontvangen.

(7)

Zoals aangegeven in overweging 24 waren er acht producenten in de Unie die de verlangde informatie verstrekten en ermee instemden in een steekproef te worden opgenomen. Op basis van de informatie die de Commissie van de medewerkende producenten in de Unie had ontvangen, stelde zij een steekproef van vier producenten in de Unie samen op basis van hun productie-verkoopvolume, grootte en plaats van vestiging in de Unie.

(8)

Zoals aangegeven in overweging 27 waren er werd slechts drie niet-verbonden importeurs die de verlangde informatie verstrekten en ermee instemden in een steekproef te worden opgenomen. Het betrokken product werd echter door twee van deze importeurs niet ingevoerd/aangekocht. Gezien het beperkte aantal medewerkende importeurs werd een steekproef daarom niet langer nodig geacht.

(9)

Zoals aangegeven in overweging 28 waren er 18 producenten-exporteurs in de VRC die de verlangde informatie verstrekten en ermee instemden in een steekproef te worden opgenomen. Op basis van de informatie die de Commissie van deze partijen had ontvangen, stelde zij een steekproef samen van de twee producenten-exporteurs met de grootste uitvoer naar de Unie.

(10)

De Commissie heeft vragenlijsten gezonden naar alle haar bekende betrokken partijen en naar alle andere ondernemingen die zich binnen de in het bericht van inleiding genoemde termijn kenbaar hadden gemaakt, namelijk de producenten-exporteurs in de VRC, de vier in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en de medewerkende importeurs in de Unie, alsmede naar de Europese consumentenorganisatie BEUC, met het verzoek de vragenlijst voor gebruikers naar de bij haar aangesloten ondernemingen te sturen.

(11)

Er werden antwoorden ontvangen van de twee in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de VRC, van de vier in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en van één niet-verbonden importeur. Geen van de gebruikers heeft gereageerd.

(12)

Bovendien werd een verzoek om een individueel onderzoek overeenkomstig artikel 17, lid 3, van de basisverordening ontvangen van een groep van verbonden producenten-exporteurs. Voor de voorlopige fase is het te omslachtig om die verzoeken te onderzoeken. In de definitieve fase zal worden beslist of aan deze groep van ondernemingen een individueel onderzoek zal worden toegekend.

(13)

De Commissie heeft alle gegevens die zij voor een voorlopige vaststelling van dumping, de schade als gevolg hiervan en het belang van de Unie nodig achtte, verzameld en gecontroleerd. Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle verricht:

 

producenten in de Unie

Armatura Krakow SA, ul. Zakopianńska 72, 30-418 Krakow, Polen;

Fondital S.p.A., via Cerreto 40, 25079 Vobarno, Brescia, Italië;

Global Srl, via Rondinera 51, 24060 Rogno, Bergamo, Italië;

Radiatori 2000 S.p.A., via Francesca 54/A, 24040 Ciserano, Bergamo, Italië;

 

importeurs in de Unie

Hydroland Chorobik Gawęda Malec Wojtycza Sp.j., Jawornik 658, 32-400 Myślenice, Polen;

 

producenten-exporteurs in de VRC

Zhejiang Flyhigh Metal Products Co., Ltd. („Zhejiang Flyhigh”), Jinyun;

Metal Group Co., Ltd., Wuyi.

3.   Onderzoektijdvak

(14)

Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 juli 2010 tot en met 30 juni 2011 („het onderzoektijdvak” of „het OT”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van januari 2008 tot het einde van het OT („de beoordelingsperiode”).

B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1.   Betrokken product

(15)

Bij het betrokken product gaat het om aluminium radiatoren en elementen of delen waaruit een dergelijke radiator is samengesteld, ook indien dergelijke elementen tot blokken zijn samengevoegd, met uitzondering van elektrische radiatoren en elementen en delen daarvan („het betrokken product”). Het betrokken product valt thans onder de GN-codes ex 7615 10 10, ex 7615 10 90, ex 7616 99 10 en ex 7616 99 90.

(16)

De productomschrijving werd door de Sira Group betwist omdat er een verschil zou zijn tussen de twee productieprocessen die voor de vervaardiging van radiatoren worden gebruikt. De Sira Group omvat twee Chinese producenten-exporteurs, waarvan er een de spuitgiettechniek toepast en de andere de extrusiemethode. Volgens de Sira Group moet de extrusiemethode van de productomschrijving worden uitgesloten omdat er verschillen zouden zijn in de fysische eigenschappen en technische kenmerken, de grondstoffen, de productiekosten en de verkoopprijzen en omdat de extrusietechniek zowel in de EU als in de VRC ongebruikelijk is.

(17)

Een andere Chinese partij, de Chinese Kamer van Koophandel voor de in- en uitvoer van machines en elektronische producten („de CCCME”), vroeg om een verduidelijking van deze kwestie wegens de verschillen in productiekosten en prijzen van de met de twee productietechnieken vervaardigde radiatoren.

(18)

Ondanks kleine verschillen is het duidelijk dat de volgens beide methoden geproduceerde radiatoren dezelfde fysische basiseigenschappen en technische kenmerken en dezelfde toepassingen hebben. De radiatoren zijn ongeacht de productiemethode in hoge mate verwisselbaar. De basiseigenschappen zijn bovenal een laag gewicht, een geringe thermische inertie en een grote warmtegeleiding. Kosten- en prijsverschillen en het feit dat voor de extrusietechniek een iets andere aluminiumlegering nodig is, verandert niets aan deze basiseigenschappen. Door de opzet van het bij dit onderzoek toegepaste systeem van vergelijkingen per productsoort („het PCN-systeem”) worden bij prijsvergelijkingen alle verschillen terdege in aanmerking genomen, wat betekent dat alleen vergelijkingen van soortgelijke producten worden gemaakt.

(19)

Verder moeten aluminium radiatoren ongeacht het productieproces als een enkel product worden aangemerkt omdat zij via dezelfde kanalen worden verkocht en de eindgebruiker en de consument ze zien als product van aluminium (met bovengenoemde bekende eigenschappen) en geen onderscheid naar productiemethode maken. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.

(20)

De CCCME betwistte ook het feit dat radiatoren van plaatstaal of gietijzer buiten de productomschrijving vallen. Hoewel die producten op dezelfde manier worden gebruikt, hebben zij andere fysische en technische basiseigenschappen omdat de grondstof anders is: in plaats van een aluminiumlegering ijzer of staal, dat andere fysische en technische eigenschappen heeft wat betreft gewicht, thermische inertie en warmtegeleiding. Dit argument wordt daarom afgewezen.

(21)

Verder maakte de CCCME opmerkingen over verwijzingen in de klacht naar verkopen via aanbestedingsprocedures. Uit de opmerkingen bleek dat werd aangenomen dat het hierbij om overheidsopdrachten ging. De in de klacht genoemde aanbestedingsprocedures hadden echter betrekking op normale bedrijfspraktijken waarbij een koper van radiatoren in de EU potentiële leveranciers vraagt een prijsopgave te doen voordat hij een bestelling plaatst. Bij de invoer uit de VRC die voor de berekeningen werd gebruikt, was er nergens sprake van een overheidsopdracht.

(22)

Ook maakte de CCCME opmerkingen over verwijzingen in de klacht naar „designerradiatoren”, in de veronderstelling dat dergelijke radiatoren niet onder de productomschrijving zouden vallen. Ook deze opmerkingen waren gebaseerd op een misverstand, want designerradiatoren zijn niet uitgesloten van de productomschrijving. Deze opmerkingen werden daarom afgewezen.

2.   Soortgelijk product

(23)

Uit het onderzoek bleek dat aluminium radiatoren die in de VRC worden geproduceerd en uit de VRC worden uitgevoerd en aluminium radiatoren die in de Unie door de producenten in de Unie worden geproduceerd en verkocht, dezelfde fysische basiseigenschappen en technische kenmerken en dezelfde basistoepassingen hebben; zij worden daarom als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening beschouwd.

C.   STEEKPROEF

1.   Steekproef van producenten in de Unie

(24)

Gezien het kennelijk grote aantal producenten in de Unie werd overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening in het bericht van inleiding voorzien in het gebruik van een steekproef om de schade vast te stellen.

(25)

In het bericht van inleiding deelde de Commissie mee dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. Deze steekproef bestond uit vier ondernemingen, die op grond van hun verkoopvolume, grootte en plaats van vestiging in de Unie werden gekozen uit de acht producenten in de Unie waarvan de Commissie vóór de opening van het onderzoek wist dat zij het soortgelijke product produceerden. Zij vertegenwoordigden 66 % van de totale geraamde productie in de Unie in het OT. Belanghebbenden werd verzocht om binnen 15 dagen na de datum van bekendmaking van het bericht van inleiding het niet-vertrouwelijke dossier te raadplegen en opmerkingen te maken over de geschiktheid van deze keuze. Een van de belanghebbenden verzocht ook het productievolume als criterium voor selectie in de steekproef in aanmerking te nemen. De Commissie ging ermee akkoord de steekproef dienovereenkomstig te wijzigen. Geen enkele belanghebbende maakte bezwaar tegen de definitieve steekproef, die uit vier ondernemingen is samengesteld.

2.   Steekproef van niet-verbonden importeurs

(26)

Gezien het potentieel grote aantal bij de procedure betrokken importeurs werd in het bericht van inleiding overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening voor de importeurs van een steekproef gebruik te maken.

(27)

Slechts drie niet-verbonden importeurs verstrekten de verlangde informatie en wilden meewerken. Omdat twee van hen geen invoer of aankopen van het betrokken product meldden, werd het niet langer nodig geacht een steekproef te selecteren.

3.   Steekproef van producenten-exporteurs

(28)

In totaal 18 producenten-exporteurs in de VRC verstrekten de verlangde informatie en stemden ermee in te worden opgenomen in de steekproef. Deze ondernemingen voerden ongeveer 5 miljoen elementen (3) uit, d.w.z. iets minder dan de helft van de Chinese uitvoer naar de EU in het OT. Op basis van de informatie die de Commissie van deze partijen heeft ontvangen, heeft zij een steekproef samengesteld van de twee producenten-exporteurs met de grootste representatieve omvang van de productie, verkoop en uitvoer die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. De twee producenten-exporteurs, Zhejiang Flyhigh Metal Products Co., Ltd. en Metal Group Co., Ltd., vertegenwoordigden ongeveer 62 % van het verkoopvolume van de 18 producenten-exporteurs die gegevens voor de steekproefselectie verstrekten.

(29)

Een groep producenten-exporteurs (de Sira Group) betwistte zijn uitsluiting van de steekproef; de groep voerde aan dat hij een bepaald type radiator (vervaardigd met behulp van de extrusiemethode) produceerde en dat zijn opneming in de steekproef derhalve de representativiteit ervan zou doen toenemen. Toevoeging van nog een groep was evenwel niet nodig omdat de oorspronkelijk geselecteerde steekproef al meer dan 60 % van de door de medewerkende ondernemingen gemelde uitvoer vertegenwoordigde. Bovendien is het niet nodig dat alle soorten van het betrokken product in de steekproef vertegenwoordigd zijn. Het verzoek om de Sira Group in de steekproef op te nemen, werd daarom afgewezen en de oorspronkelijke steekproef werd bevestigd.

D.   DUMPING

1.   Behandeling als marktgerichte onderneming en individuele behandeling

1.1.   Behandeling als marktgerichte onderneming (BMO)

(30)

Ingevolge artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening wordt bij antidumpingonderzoeken naar producten van oorsprong uit de VRC de normale waarde voor producenten-exporteurs die aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening voldoen, overeenkomstig de leden 1 tot en met 6 van dat artikel vastgesteld.

(31)

De twee in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs vroegen evenwel om een individuele behandeling („IB”). De BMO-criteria zijn daarom niet onderzocht.

1.2.   Individuele behandeling (IB)

(32)

Ingevolge artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening wordt voor landen waarop die bepaling van toepassing is, een voor het gehele land geldend recht vastgesteld, maar kunnen ondernemingen die kunnen aantonen dat zij aan de criteria van artikel 9, lid 5, van de basisverordening voldoen, daarvan worden uitgezonderd. Gemakshalve worden deze criteria hieronder in het kort weergegeven:

in het geval van ondernemingen of joint ventures die geheel of gedeeltelijk in buitenlandse handen zijn, zijn exporteurs vrij om kapitaal en winsten te repatriëren;

de uitvoerprijzen en -hoeveelheden en de verkoopvoorwaarden worden vrij vastgesteld;

de meerderheid van de aandeelhouders zijn particulieren. Staatsambtenaren die deel uitmaken van de raad van bestuur of die leidinggevende functies vervullen, moeten in de minderheid zijn of er moet worden aangetoond dat de onderneming niettemin voldoende vrij is van staatsinmenging;

omrekening van munteenheden geschiedt tegen de marktkoers;

de staatsinmenging is niet dusdanig dat maatregelen ontweken kunnen worden indien voor individuele exporteurs een ander recht wordt vastgesteld.

(33)

Beide in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs vroegen om een IB. Deze verzoeken werden onderzocht. Uit het onderzoek bleek dat de in de steekproef opgenomen ondernemingen aan alle voorwaarden van artikel 9, lid 5, van de basisverordening voldeden.

(34)

Aan beide in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs werd daarom een IB toegekend.

2.   Referentieland

(35)

Ingevolge artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening moet de normale waarde voor producenten-exporteurs aan wie geen BMO werd toegekend, worden vastgesteld op grond van de binnenlandse prijzen of een berekende normale waarde in een referentieland.

(36)

In het bericht van inleiding gaf de Commissie aan voornemens te zijn om Rusland als geschikt referentieland te kiezen voor het vaststellen van de normale waarde voor de VRC, en werd belanghebbenden verzocht hun reacties mede te delen.

(37)

Er werden geen opmerkingen ontvangen over Rusland als voorgesteld referentieland. Geen van de belanghebbenden stelde producenten van het soortgelijke product in een ander referentieland voor naast die welke tijdens het onderzoek in de klacht werden vermeld.

(38)

Er werd geen medewerking uit Rusland verkregen, ook al werden alle bekende Russische producenten tijdens het onderzoek herhaaldelijk gecontacteerd en kregen zij vragenlijsten voor het referentieland.

(39)

De Commissie heeft zelf geprobeerd andere producenten in derde landen te vinden.

(40)

Daarom werden brieven en vragenlijsten gestuurd naar alle bekende producenten in andere derde landen (Turkije, Iran, Kroatië, India, Zuid-Afrika en Zwitserland). Ondanks aanvullende acties werd uiteindelijk evenwel geen medewerking verkregen.

(41)

Zoals in de overwegingen 38, 39 en 40 is uiteengezet, is geen ander derde land met een markteconomie gevonden dat in deze procedure als referentieland kon worden gebruikt. Wegens het ontbreken van een dergelijk derde land met een markteconomie werd daarom in overeenstemming met artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening voorlopig geconcludeerd dat het niet mogelijk was de normale waarde voor de in de steekproef opgenomen producenten vast te stellen op basis van de binnenlandse prijzen of de berekende normale waarde in een derde land met een markteconomie of de prijs bij uitvoer uit een dergelijk derde land naar andere landen, met inbegrip van de Unie, en dat de normale waarde daarom moest worden vastgesteld op een andere redelijke grondslag, in dit geval op basis van de werkelijk betaalde of te betalen prijs van het soortgelijke product in de Unie. Dit werd passend geacht, niet alleen wegens het gebrek aan medewerking, maar ook wegens de omvang van de EU-markt, de aanwezigheid van invoer en de sterke interne concurrentie op de EU-markt voor dit product.

3.   Normale waarde

(42)

Omdat de twee in de steekproef opgenomen ondernemingen geen BMO hadden aangevraagd, werd de normale waarde voor alle Chinese producenten-exporteurs vastgesteld op basis van de werkelijk betaalde of te betalen prijs van het soortgelijke product in de Unie, zoals in overweging 41 is uiteengezet. Na de keuze voor de werkelijk betaalde of te betalen prijs in de Unie werd de normale waarde berekend aan de hand van gegevens die ter plaatse bij de in overweging 13 genoemde in de steekproef opgenomen producenten in de Unie waren gecontroleerd.

(43)

In overeenstemming met artikel 2, lid 2, van de basisverordening onderzocht de Commissie eerst of de verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers in de EU representatief was. Vastgesteld werd dat de verkoop van het soortgelijke product in de Unie door de producenten in de Unie representatief was ten opzichte van de uitvoer van het betrokken product naar de Unie door de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs.

(44)

De Commissie onderzocht vervolgens of die verkoop overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden. Hiertoe werd het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers in de EU vastgesteld. Verkooptransacties in de EU werden winstgevend geacht wanneer de eenheidsprijs gelijk was aan of hoger was dan de productiekosten. Daarom werden de productiekosten op de markt van de Unie tijdens het OT vastgesteld. Uit deze analyse bleek dat de verkoop in de EU van sommige productsoorten winstgevend was, d.w.z. de nettoverkoopprijs per eenheid was hoger dan de berekende productiekosten per eenheid.

(45)

De normale waarde van elke productsoort werd gebaseerd op de werkelijke verkoopprijs (af fabriek) voor winstgevende verkopen, en op een berekende normale waarde voor niet-winstgevende verkopen.

(46)

De normale waarde werd berekend door bij de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie zijn VAA-kosten en winst op te tellen. Overeenkomstig artikel 2, lid 6, van de basisverordening werden de bedragen van de VAA-kosten en de winst van 4,43 % gebaseerd op feitelijke gegevens over de productie en de verkoop van het soortgelijke product door de producenten in de Unie in het kader van normale handelstransacties.

4.   Uitvoerprijzen

(47)

Aangezien aan de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs een IB werd toegekend en zij rechtstreeks uitvoerden naar onafhankelijke afnemers in de Unie, werden de uitvoerprijzen overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening vastgesteld op basis van de werkelijk betaalde of te betalen prijs van het betrokken product.

5.   Vergelijking

(48)

De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken in het stadium af fabriek. Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te kunnen maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Correcties voor indirecte belastingen, vracht, verzekeringen, verpakking, laden en lossen en kredietkosten werden toegepast in alle gevallen waarin deze redelijk en nauwkeurig bleken te zijn en met bewijsmateriaal waren gestaafd.

(49)

Wat een van de producenten-exporteurs betreft, was duidelijk dat de onderneming het betrokken product niet correct overeenkomstig het door de vragenlijst verlangde systeem had geclassificeerd. Een van de specificaties van het betrokken product had betrekking op de warmteproductie van de radiatoren. De onderneming beschikte evenwel niet over bewijsmateriaal voor de gemelde warmteproductie van haar voor de uitvoer bestemde modellen. De gemelde warmteproductie was niet correct en was niet in overeenstemming met andere specificaties, zoals het gewicht en de afmetingen. Daarom konden alleen de overige specificaties voor de vergelijking worden gebruikt.

(50)

Bij gebruik van het PCN-systeem voor de classificatie van productsoorten was er voor een van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs een hoge match. Omdat voor de andere in de steekproef opgenomen producent-exporteur geen directe matches konden worden vastgesteld, werd voor deze een andere techniek gebruikt om producties te matchen. Wanneer die techniek werd gebruikt, zijn de specifieke resultaten aan de betrokken partij bekendgemaakt.

6.   Dumpingmarges

(51)

In overeenstemming met artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening werd de dumpingmarge voor de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs vastgesteld op basis van een vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde en de gewogen gemiddelde uitvoerprijs, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs grens Unie, vóór inklaring.

(52)

Voor de niet in de steekproef opgenomen medewerkende ondernemingen werd een gewogen gemiddelde van deze twee dumpingmarges berekend.

(53)

Gezien de geringe medewerking in de VRC (minder dan 50 %) wordt het passend geacht de dumpingmarge voor het gehele land, die voor alle andere producenten-exporteurs in de VRC van toepassing is, te baseren op de verkopen met de hoogste dumping aan een bepaalde afnemer van de medewerkende exporteurs.

(54)

De aldus vastgestelde voorlopige dumpingmarges, uitgedrukt in een percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, zijn:

Tabel 1

Naam van de onderneming

Status

Dumpingmarge

Zhejiang Flyhigh

IB

23,0 %

Metal Group Co. Ltd.

IB

70,8 %

Andere medewerkende ondernemingen

 

32,5 %

Dumpingmarge voor het hele land

 

76,6 %

E.   SCHADE

1.   Totale productie in de Unie

(55)

Om de totale productie in de Unie in de beoordelingsperiode vast te stellen, werd gebruikgemaakt van alle beschikbare informatie over de producenten in de Unie, waaronder de informatie die in de klacht werd verstrekt, de gegevens die voor en na de opening van het onderzoek bij de producenten in de Unie werden verzameld en de gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(56)

Tijdens het OT waren er acht producenten van aluminium radiatoren in de Unie. Om de totale productie in de Unie in het OT vast te stellen, werd gebruikgemaakt van alle beschikbare informatie over de producenten in de Unie, waaronder de informatie die in de klacht werd verstrekt en de gegevens die voor en na de opening van het onderzoek bij de producenten in de Unie werden verzameld.

(57)

Op grond daarvan werd de totale productie van de Unie gedurende het OT geschat op ongeveer 64 miljoen elementen. Omdat de producenten in de Unie die de klacht steunden, de totale productie in de Unie voor hun rekening nemen, vormen zij de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening en worden zij hierna „de bedrijfstak van de Unie” genoemd.

2.   Verbruik in de Unie

(58)

De invoerstatistieken van Eurostat konden in dit onderzoek niet worden gebruikt omdat de GN-codes waaronder aluminium radiatoren vallen ook andere producten van aluminium omvatten, zoals elektrische radiatoren.

(59)

Het verbruik in de Unie werd daarom vastgesteld op basis van de in klacht opgenomen gegevens over met name de omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie in de Unie en de invoer die afkomstig is van de producenten-exporteurs in de VRC. Er heeft een kruiscontrole plaatsgevonden van deze gegevens met de antwoorden in de steekproefvragenlijsten en de gegevens die werden verkregen en gecontroleerd bij bezoeken aan de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en de producenten-exporteurs in de VRC.

(60)

Daarbij werd vastgesteld dat het verbruik in de Unie zich als volgt ontwikkelde:

Tabel 2

 

2008

2009

2010

OT

Verbruik in de Unie (elementen)

46 000 000

40 500 000

39 000 000

44 246 066

Index (2009 = 100)

114

100

96

109

Bron: gegevens in de klacht en antwoorden op de vragenlijst.

(61)

Het totale verbruik op de markt van de Unie nam in de beoordelingsperiode met 3,8 % af. Tussen 2008 en 2009 bedroeg de daling als gevolg van de mondiale negatieve gevolgen van de economische crisis ongeveer 12 %, waarna het verbruik verder daalde met 3,7 %. Tussen 2010 en het eind van het OT was er echter sprake van een herstel, maar ondanks een stijging met 13,5 % werd het niveau van 2008 niet meer bereikt. Bovenstaande tabel laat ook zien dat het verbruik tussen 2009 en het eind van het OT met 9 % toenam.

3.   Invoer uit het betrokken land

(62)

De invoer in de Unie uit de VRC ontwikkelde zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 3

 

2008

2009

2010

OT

Omvang van de invoer uit de VRC (elementen)

6 000 000

7 000 000

8 000 000

10 616 576

Index (2009 = 100)

86

100

114

152

Marktaandeel

13,0 %

17,3 %

20,5 %

24,0 %

Index (2009 = 100)

75

100

119

139

Bron: gegevens in de klacht en antwoorden op de vragenlijst.

(63)

Ondanks de ontwikkeling van het verbruik steeg de omvang van de invoer uit de VRC in de beoordelingsperiode met maar liefst 77 %. Er was voortdurend sprake van een stijging, maar deze was het sterkst tussen 2010 en het eind van het OT (+ 33 %). Ook het marktaandeel van de Chinese producenten-exporteurs vertoonde in de beoordelingsperiode een gestaag stijgende lijn, van 13 % in 2008 tot 24 % gedurende het OT. Deze tendens moet worden gezien in het licht van de daling van het verbruik met 3,8 % in dezelfde periode.

3.1.   Invoerprijzen en prijsonderbieding

Tabel 4

Invoer uit de VRC

2008

2009

2010

OT

Gemiddelde prijs in EUR/element

4,06

3,25

4,07

4,02

Index (2009 = 100)

125

100

125

123

Bron: gegevens in de klacht en antwoorden op de vragenlijst.

(64)

Uit bovenstaande tabel blijkt dat de gemiddelde prijs bij invoer uit de VRC in de beoordelingsperiode iets daalde. Na een aanvankelijke flinke daling met 20 % tussen 2008 en 2009, steeg de prijs tussen 2009 en 2010 met 25 %. Tegen het einde van de beoordelingsperiode daalde de prijs weer.

(65)

Uit het onderzoek kwam ook naar voren dat de prijzen van de invoer uit de VRC gedurende de beoordelingsperiode steeds onder de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie bleven. De prijsdaling in 2009 viel samen met een flinke stijging van het Chinese marktaandeel in de Unie van 13 % naar 17,3 %, en de voortdurende prijsonderbieding verklaart de gestage groei van het marktaandeel van de Chinese producenten-exporteurs, met name tussen 2009 en het eind van het OT.

(66)

Voor de vaststelling van de prijsonderbieding in het OT werden de gewogen gemiddelde verkoopprijzen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie, af fabriek, per productsoort vergeleken met de overeenkomstige gewogen gemiddelde cif-prijzen die de medewerkende Chinese producenten voor hun invoer in rekening brengen aan de eerste onafhankelijke afnemer op de markt van de Unie, gecorrigeerd voor bestaande douanerechten en kosten na invoer.

(67)

De prijzen werden vergeleken per productsoort voor transacties in hetzelfde handelsstadium, zo nodig na correctie, en na aftrek van kortingen en rabatten. Het resultaat van de vergelijking, uitgedrukt als percentage van de omzet van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie tijdens het OT, liet een gewogen gemiddelde prijsonderbieding van 6,1 % door de Chinese producenten-exporteurs zien.

4.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

4.1.   Opmerkingen vooraf

(68)

Zoals in de overwegingen 24 en 25 is vermeld, werd voor het onderzoek naar mogelijke door de bedrijfstak van de Unie geleden schade gebruik gemaakt van een steekproef. Om te beginnen moet worden opgemerkt dat een van de in de steekproef opgenomen producenten pas in 2009 begon met de productie van aluminium radiatoren. Om een consistente trendanalyse voor de beoordelingsperiode te verkrijgen, werd het juist geacht 2009 als referentiejaar voor de schadeanalyse vast te stellen (index 100). Met het oog op de volledigheid werd op basis van de beschikbare gegevens ook een indexcijfer voor 2008 vastgesteld.

(69)

De voor de vier in de steekproef opgenomen producenten in de Unie verkregen en gecontroleerde gegevens werden gebruikt voor de vaststelling van micro-indicatoren, zoals de eenheidsprijs, de kosten per eenheid, de winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen, het rendement van investeringen, het vermogen om kapitaal aan te trekken en de voorraden. Het indexcijfer voor 2008 werd vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens voor de drie producenten die er toen al waren, vergeleken met de gegevens voor dezelfde drie producenten in 2009 (index 100).

(70)

De voor de acht producenten in de Unie van aluminium radiatoren verstrekte gegevens werden gebruikt om voor de bedrijfstak van de Unie macro-indicatoren vast te stellen zoals de productie, de productiecapaciteit, de bezettingsgraad, de omvang van de verkoop, het marktaandeel en de werkgelegenheid. Het indexcijfer voor 2008 werd vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens voor de zeven producenten die er toen al waren, vergeleken met de beschikbare gegevens voor dezelfde zeven producenten in 2009 (index 100).

(71)

In overeenstemming met artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvat het onderzoek van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode een beoordeling van alle in dat artikel vermelde vastgestelde economische factoren.

4.2.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

Tabel 5

 

2008

2009

2010

OT

Productievolume (elementen)

 

55 533 555

60 057 377

64 100 484

Index (2009 = 100)

116

100

108

115

Productiecapaciteit (elementen)

 

93 426 855

95 762 788

107 218 125

 

 

100

103

115

Bezettingsgraad

70 %

59 %

63 %

60 %

Index (2009 = 100)

119

100

106

101

Bron: gegevens in de klacht en antwoorden op de vragenlijst.

(72)

Om de totale productie in de Unie in de beoordelingsperiode vast te stellen, werd gebruikgemaakt van alle beschikbare informatie over de producenten in de Unie, waaronder de informatie die in de klacht werd verstrekt, de gegevens die voor en na de opening van het onderzoek bij de producenten in de Unie werden verzameld en de gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(73)

Bovenstaande tabel laat zien dat de productie in de beoordelingsperiode is afgenomen. Als gevolg van een teruglopende vraag liet de productie in 2009 een sterke daling zien, waarna er in 2010 en in het OT sprake was van herstel. De productie bleef tussen 2009 en het eind van het OT ondanks een toename van het verbruik met 9 % vrij stabiel. Het productieniveau hangt ook af van de uitvoeractiviteit van de bedrijfstak van de Unie; deze bleef gedurende de beoordelingsperiode aanzienlijk.

(74)

Hoewel het verbruik slechts gering terugliep, nam de bezettingsgraad af van 70 % in 2008 tot 60 % in het OT. Tussen 2009 en het eind van het OT bleef de bezettingsgraad vrij stabiel.

4.3.   Omvang van de verkoop en marktaandeel

Tabel 6

 

2008

2009

2010

OT

Omvang van de verkoop (elementen)

40 000 000

33 500 000

31 000 000

33 629 490

Index (2009 = 100)

119

100

93

100

Marktaandeel

87 %

82,7 %

79,5 %

76 %

Index (2009 = 100)

105

100

96

92

Bron: gegevens in de klacht en antwoorden op de vragenlijst.

(75)

De omvang van de verkoop door de bedrijfstak van de Unie daalde in de beoordelingsperiode met 16 %, terwijl zijn marktaandeel gestaag terugliep van 87 % in 2008 tot 76 % in het OT. In 2009 daalde de omvang van de verkoop door de bedrijfstak van de Unie met 16 %, waardoor deze meer dan vier procentpunten van zijn marktaandeel verloor. In 2010 liep de verkoop met nog eens 7 % terug en daalde het marktaandeel van 82,7 % tot 79,5 %. In het OT daalde het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie ondanks een toegenomen verbruik (+ 13,5 %) verder tot 76 %. De bedrijfstak van de Unie was derhalve niet in staat te profiteren van het toegenomen verbruik en zo iets van zijn verloren marktaandeel terug te winnen.

4.4.   Groei

(76)

Tijdens de beoordelingsperiode deed zich het verschijnsel voor dat het verbruik in de Unie licht terugliep, met 3,8 %, terwijl de omvang van de verkoop en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie in dezelfde periode sterk daalden, met respectievelijk 15,9 % en 12,6 %. De invoer uit de VRC steeg tezelfdertijd met 76,9 %. Als gevolg daarvan liep het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie in die periode met 11 procentpunten terug.

4.5.   Werkgelegenheid

Tabel 7

 

2008

2009

2010

OT

Aantal werknemers

 

1 598

1 642

1 641

Index (2009 = 100)

102

100

103

103

Productiviteit (eenheid/werknemer)

Index (2009 = 100)

114

100

105

112

Bron: gegevens in de klacht en antwoorden op de vragenlijst.

(77)

Het aantal werknemers nam in de beoordelingsperiode in geringe mate toe, waardoor de productiviteit terugliep. Opgemerkt moet evenwel worden dat deze toename van de werkgelegenheid alleen te danken is aan het feit dat de kleinste van de in de steekproef opgenomen ondernemingen in 2009 de productie opnam. Anders zou de trend voor de werkgelegenheid negatief zijn geweest.

(78)

De productiviteit van de arbeidskrachten van de bedrijfstak van de Unie, gemeten als de output per werknemer per jaar, daalde in de beoordelingsperiode licht. Zij bereikte haar laagste niveau in 2009, waarna zij zich vlak voor het begin van het OT begon te herstellen, evenwel zonder het aanvangsniveau weer te bereiken. Tussen 2009 en het eind van het onderzoektijdvak is de productiviteit met 12 % toegenomen.

4.6.   Gemiddelde eenheidsprijzen in de Unie en productiekosten

Tabel 8

 

2008

2009

2010

OT

Eenheidsprijs in de EU voor niet-verbonden afnemers

(EUR/element)

 

5,31

5,47

5,62

Index (2009 = 100)

113

100

103

106

Kosten per eenheid (EUR/element)

 

4,92

5,34

5,61

Index (2009 = 100)

113

100

109

114

Bron:

antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten.

(79)

De gemiddelde verkoopprijzen daalden in de beoordelingsperiode aanzienlijk, met 6 %. Tussen 2009 en het eind van het OT stegen de prijzen als gevolg van het toenemende verbruik en het marktherstel weer met 6 %, maar bereikten niet meer het niveau van 2008.

(80)

Tezelfdertijd daalden de relatieve kosten voor de productie en de verkoop van het soortgelijke product in de beoordelingsperiode enigszins, maar het stelde de bedrijfstak van de Unie bij lange na nog niet in staat om in 2010 en tijdens het OT winstgevend te blijven. Terwijl in 2009 tegenover de daling van de verkoopprijzen met 11,5 % nog een kostendaling met 11,5 % stond, kreeg de bedrijfstak van de Unie in 2010 en tijdens het OT te maken met een sterke kostenstijging, die slechts in zeer geringe mate kon worden gedekt door een prijsverhoging. Dit leidde tot een verdere daling van de winstgevendheid en een verlies aan marktaandeel, aangezien de prijzen van de bedrijfstak van de Unie voortdurend hoger waren dan die van de uit de VRC ingevoerde radiatoren.

4.7.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

Tabel 9

 

2008

2009

2010

OT

Winstgevendheid EU-verkoop (% van nettoverkoop)

7,4 %

7,5 %

2,4 %

0,2 %

Index (2009 = 100)

99

100

32

2

Kasstroom

 

27 712 871

14 228 145

843 570

Index (2009 = 100)

112

100

51

3

Investeringen (EUR)

25 404 161

15 476 164

12 072 057

8 945 470

Index (2009 = 100)

165

100

78

58

Rendement van investeringen

36 %

49 %

21 %

2 %

Index (2009 = 100)

73

100

43

4

Bron: antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen EU-producenten.

(81)

De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie werd vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen op de verkoop van het soortgelijke product uit te drukken als percentage van de omzet van het soortgelijke product. In de beoordelingsperiode als geheel en ook in de periode van 2009 tot het eind van het OT nam de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie dramatisch af en bereikte maar net het break-evenpunt.

(82)

De trend bij de kasstroom, die het vermogen van de bedrijfstak om zijn activiteiten zelf te financieren weergeeft, volgde in hoge mate de negatieve ontwikkeling van de winstgevendheid. Het dieptepunt werd bereikt tijdens het OT. Ook het rendement van investeringen daalde, van 36 % in 2008 tot 2 % in het OT.

(83)

De ontwikkeling van de winstgevendheid, de kasstroom en het rendement van investeringen gedurende de beoordelingsperiode beperkte het vermogen van de bedrijfstak van de Unie om te investeren in zijn activiteiten en ondermijnde zijn ontwikkeling. In het begin van de beoordelingsperiode lukte het de bedrijfstak van de Unie nog om zwaar te investeren in zijn machinepark om zo efficiënter te produceren, maar daarna namen de investeringen gestaag af, met 64,7 %.

4.8.   Voorraden

Tabel 10

 

2008

2009

2010

OT

Eindvoorraad van bedrijfstak van de Unie Index (2009 = 100)

137

100

131

299

Bron:

antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen EU-producenten.

(84)

De voorraden van de in de steekproef opgenomen tot de bedrijfstak van de Unie behorende producenten zijn in de beoordelingsperiode sterk toegenomen. In 2009 waren de eindvoorraden met 27 % afgenomen; vervolgens zijn zij in 2010 en in het OT met respectievelijk 30,8 % en 128,4 % toegenomen.

5.   Hoogte van de werkelijke dumpingmarge

(85)

De dumpingmarges zijn aangegeven in het onderdeel over dumping hierboven. Alle vastgestelde marges liggen aanzienlijk boven de de-minimisdrempel. Gezien de omvang en de prijzen van de invoer met dumping uit de VRC kan de invloed van de werkelijke dumpingmarge op de EU-markt niet als te verwaarlozen worden beschouwd.

6.   Conclusie betreffende schade

(86)

Bij het onderzoek is gebleken dat de meeste schade-indicatoren die betrekking hebben op de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie gedurende de beoordelingsperiode zijn verslechterd dan wel zich niet in overeenstemming met het verbruik hebben ontwikkeld. Dit betreft in het bijzonder de periode van 2009 tot het eind van het OT.

(87)

Terwijl het verbruik in de beoordelingsperiode terugliep, steeg de omvang van de invoer uit de VRC gestaag en in sterke mate. Tezelfdertijd daalde de omvang van de verkoop door de bedrijfstak van de Unie met 16 % en liep zijn marktaandeel terug van 87 % in 2008 tot 76 % in het OT. Zelfs toen het verbruik weer met 9 % opliep, tussen 2009 en het eind van het OT, bleef het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie dalen. De bedrijfstak van de Unie was niet in staat zijn verloren marktaandeel terug te winnen door de sterke toename van de invoer met dumping uit de VRC op de markt van de Unie. De laaggeprijsde invoer met dumping nam in de beoordelingsperiode gestaag toe, en de prijzen van de bedrijfstak van de Unie werden voortdurend onderboden.

(88)

Bovendien gingen de schade-indicatoren die betrekking hebben op de financiële prestaties van de bedrijfstak van de Unie, zoals de kasstroom en de winstgevendheid, sterk achteruit. Dit betekent dat het vermogen van de bedrijfstak van de Unie om kapitaal aan te trekken en te investeren, was verzwakt.

(89)

In het licht van het voorgaande werd geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening heeft geleden.

F.   OORZAKELIJK VERBAND

1.   Inleiding

(90)

Overeenkomstig artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening is onderzocht of de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping van oorsprong uit de VRC zodanige schade heeft geleden dat deze als aanmerkelijk kan worden beschouwd. Ook werd onderzoek gedaan naar andere bekende factoren dan de invoer met dumping waardoor de bedrijfstak van de Unie schade kon hebben geleden, om te voorkomen dat schade door deze andere factoren aan de invoer met dumping werd toegeschreven.

2.   Gevolgen van de invoer met dumping

(91)

Bij het onderzoek bleek dat het verbruik in de Unie in de beoordelingsperiode met 3,8 % afnam, terwijl de omvang van de invoer met dumping uit de VRC met maar liefst 77 % toenam, waardoor het marktaandeel van die invoer steeg van 13 % in 2008 tot 24 % in het OT. Tezelfdertijd daalde de omvang van de verkoop door de bedrijfstak van de Unie met 16 % en liep zijn marktaandeel terug van 87 % in 2008 tot 76 % in het OT.

(92)

Tussen 2009 en het eind van het OT nam het verbruik in de Unie met 9 % toe, maar daalde het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie opnieuw, terwijl de invoer met dumping uit de VRC in die periode met 52 % per jaar toenam.

(93)

Wat de prijsdruk betreft, moet erop worden gewezen dat de gemiddelde prijzen van de invoer uit de VRC met 20 % afnamen, wat de bedrijfstak van de Unie ertoe dwong om zijn verkoopprijzen met 11,5 % te verlagen. In 2010 en gedurende het OT probeerde de bedrijfstak van de Unie wegens de kostenstijgingen zijn prijzen te verhogen. Dit leidde tot een verder verlies van marktaandeel, aangezien de prijzen van de bedrijfstak van de Unie steeds hoger waren dan de prijzen van de invoer met dumping uit de VRC. Deze situatie leidde met name tot een ernstige verslechtering van de winstgevendheid, de omvang van de verkoop en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie.

(94)

De prijzen van de invoer met dumping uit de VRC daalden in de beoordelingsperiode. Zelfs toen de prijzen van de invoer uit de VRC in de periode van 2009 tot het eind van het OT met 23 % stegen, bleven zij gedurende de beoordelingsperiode en in het bijzonder in het OT voortdurend aanzienlijk onder de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie, zodat de prijzen op de markt van de Unie door de invoerprijzen werden bepaald.

(95)

Gezien het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de massale toename van de invoer met dumping uit de VRC tegen prijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie voortdurend onderboden, een beslissende rol heeft gespeeld bij de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade, wat in het bijzonder blijkt uit zijn slechte financiële situatie, de daling van de omvang van de verkoop en van het marktaandeel, en de verslechtering van de meeste schade-indicatoren.

3.   Gevolgen van andere factoren

3.1.   Invoer uit derde landen

(96)

Zoals in overweging 58 werd uiteengezet, konden de invoerstatistieken van Eurostat in dit onderzoek niet worden gebruikt omdat de GN-codes waaronder aluminium radiatoren en elementen en delen daarvan vallen, allerlei producten van aluminium omvatten. Omdat andere betrouwbare informatie ontbreekt, werd op basis van de klacht vastgesteld dat gedurende de beoordelingsperiode geen ander niet-EU-land dan de VRC aluminium radiatoren produceerde en naar de EU uitvoerde.

3.2.   Economische crisis

(97)

De economische crisis verklaart deels de inkrimping van het verbruik in de Unie, in het bijzonder voor 2009 en 2010. Opmerkelijk is evenwel dat bij een dalend verbruik in de beoordelingsperiode en een toenemend verbruik in de periode tussen 2009 en het eind van het OT, de omvang van de invoer met dumping uit de VRC op de markt van de Unie tegen prijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie onderboden, bleef toenemen.

(98)

De prestaties van de laaggeprijsde invoer met dumping contrasteren met die van de bedrijfstak van de Unie. Uit het onderzoek bleek dat toen het verbruik in de Unie tussen 2009 en het OT als gevolg van de algemene economische opleving toenam het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie bleef dalen. Zelfs toen de omvang van de productie weer ging toenemen, was er een overschot dat aan de voorraden moest worden toegevoegd.

(99)

In normale economische omstandigheden en zonder een sterke prijsdruk en een sterke toename van de invoer met dumping had de bedrijfstak van de Unie het misschien al moeilijk gehad om het hoofd te bieden aan de daling van het verbruik en de stijging van de vaste kosten per eenheid als gevolg van de lagere bezettingsgraad. Het onderzoek biedt evenwel duidelijke aanwijzingen dat de invoer met dumping uit de VRC de gevolgen van de economische inzinking heeft versterkt. Zelfs tijdens de algehele economische wederopleving was de bedrijfstak van de Unie niet in staat te herstellen en het gedurende de beoordelingsperiode verloren verkoopvolume en marktaandeel terug te winnen.

(100)

Hoewel de economische crisis wellicht tot de slechte prestaties van de bedrijfstak van de Unie heeft bijgedragen, kan er niet worden gesteld dat zij een zodanig effect heeft gehad dat zij het oorzakelijke verband tussen de invoer met dumping en de schade voor de bedrijfstak van de Unie, in het bijzonder gedurende het OT, heeft verbroken.

3.3.   Ontwikkeling van de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie

(101)

Uit het onderzoek bleek dat de kosten van de productie van aluminium radiatoren rechtstreeks gekoppeld is aan de prijsontwikkeling voor aluminium, de belangrijkste grondstof voor de vervaardiging van dit product. Zelfs toen de productiekosten voor de bedrijfstak van de Unie in 2009 aanzienlijk daalden, zoals blijkt uit tabel 8, daalden de verkoopprijzen in dezelfde mate. In 2010 en gedurende het OT stegen de kosten meer dan de verkoopprijzen, zodat een herstel van met name de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie niet mogelijk was. Dit gebeurde terwijl de prijzen van de uit de VRC ingevoerde producten de prijzen van de bedrijfstak van de Unie voortdurend onderboden.

(102)

In een markteconomie valt te verwachten dat de prijzen op de markt regelmatig worden aangepast om gelijke tred te houden met de ontwikkeling van de verschillende componenten van de productiekosten. Dit gebeurde echter niet. Het onderzoek bevestigde dat de invoer met dumping uit de VRC, door de prijzen van de bedrijfstak van de Unie te onderbieden, druk bleef uitoefenen op de marktprijzen in de Unie en op die manier verhinderde dat de bedrijfstak van de Unie zijn marktaandeel behield en zijn prijzen kon aanpassen om zijn kosten te dekken en een redelijk winstniveau te bereiken, in het bijzonder tijdens het OT.

(103)

De stijgende grondstofprijzen zorgden derhalve niet voor een breuk in het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie in het bijzonder gedurende het OT heeft geleden.

3.4.   Uitvoerprestaties van de in de steekproef opgenomen tot de bedrijfstak van de Unie behorende producenten

Tabel 11

 

2008

2009

2010

OT

Uitvoer in elementen

 

18 280 847

20 245 515

17 242 607

Index (2009 = 100)

126

100

111

94

Bron: antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen EU-producenten.

(104)

In de beoordelingsperiode maakte de uitvoer een groot deel van de activiteiten van de bedrijfstak van de Unie uit. De belangrijkste uitvoermarkten van de bedrijfstak van de Unie waren Rusland en andere Oost-Europese landen, waar producten van mindere kwaliteit werden verkocht, die daarom goedkoper waren dan de op de markt van de Unie verkochte radiatoren.

(105)

Bovenstaande tabel laat zien dat de uitvoer van de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode afnam. Dit kan deels worden verklaard door het feit dat, zoals uit de beschikbare informatie kan worden afgelezen, ook naar deze markten steeds meer aluminium radiatoren uit de VRC worden uitgevoerd.

(106)

Desondanks is duidelijk dat de bedrijfstak van de Unie dankzij de uitvoer schaalvoordelen kon behalen en aldus zijn totale productiekosten kon verlagen. Daarom kan redelijkerwijs worden aangenomen dat de uitvoeractiviteit van de bedrijfstak van de Unie geen mogelijke oorzaak kan zijn geweest van de aanmerkelijke schade die hij in het bijzonder gedurende het OT leed. Mocht de uitvoer al negatieve gevolgen voor de bedrijfstak van de Unie hebben gehad, deze kunnen niet zodanig geweest zijn dat hierdoor het oorzakelijke verband tussen de schade en de laaggeprijsde invoer met dumping uit de VRC wordt verbroken.

4.   Conclusie inzake het oorzakelijke verband

(107)

Bovenstaande analyse laat zien dat de omvang en het marktaandeel van de invoer met dumping van oorsprong uit de VRC in de beoordelingsperiode en ook tussen 2009 en het eind van het OT aanzienlijk toenamen. Voorts werd vastgesteld dat deze invoer de prijzen van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie voortdurend onderbood, in het bijzonder gedurende het OT.

(108)

De omvang en het marktaandeel van de laaggeprijsde invoer met dumping uit de VRC namen voortdurend toe en deze toename viel samen met de verslechtering van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie. Deze situatie werd nog ernstiger in het OT, toen de bedrijfstak van de Unie niet in staat was zijn verloren marktaandeel terug te winnen en de winstgevendheid en andere financiële indicatoren zoals de kasstroom en het rendement van investeringen hun laagste niveau bereikten.

(109)

De analyse van de andere bekende factoren, waaronder de economische crisis, laat zien dat de negatieve gevolgen van deze factoren niet van dien aard zijn dat zij het oorzakelijke verband tussen de invoer met dumping uit de VRC en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade verbreken.

(110)

Op grond van bovenstaande analyse, waarbij een duidelijk onderscheid werd gemaakt tussen de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie en de schadelijke gevolgen van de uitvoer met dumping, luidt de voorlopige conclusie dat de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping uit de VRC aanmerkelijke schade in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening heeft geleden.

G.   BELANG VAN DE UNIE

1.   Opmerkingen vooraf

(111)

Ingevolge artikel 21 van de basisverordening is de Commissie nagegaan of er ondanks de voorlopige conclusie inzake schade veroorzakende dumping dwingende redenen waren om te concluderen dat het niet in het belang van de Gemeenschap is in dit bijzondere geval maatregelen in te stellen. Het belang van de Unie werd geanalyseerd aan de hand van een afweging van de belangen van alle betrokkenen, d.w.z. de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers van het betrokken product.

2.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(112)

De bedrijfstak van de Unie heeft aanmerkelijke schade geleden als gevolg van de invoer met dumping uit de VRC. Er zij aan herinnerd dat de meeste schade-indicatoren gedurende de beoordelingsperiode een negatieve ontwikkeling te zien gaven. Wanneer geen maatregelen worden genomen, lijkt een verdere verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Unie onvermijdelijk.

(113)

Verwacht wordt dat door de instelling van voorlopige antidumpingrechten een herstel van de effectieve handelsvoorwaarden op de markt van de Unie zal optreden, waardoor de bedrijfstak van de Unie in staat zal zijn de kosten van de verschillende componenten en de marktvoorwaarden tot uiting te laten komen in de prijs van het onderzochte product. Vermoedelijk zal de instelling van voorlopige maatregelen de bedrijfstak van de Unie ook in staat stellen om ten minste een deel van zijn tijdens de beoordelingsperiode verloren marktaandeel terug te winnen, wat ook een positief effect zal hebben op zijn winstgevendheid en algehele financiële situatie.

(114)

Als geen maatregelen worden ingesteld, kan een verdere afname van het marktaandeel worden verwacht en blijft de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk verlies lijden. Dit zou op middellange tot lange termijn onhoudbaar zijn. Gezien de geleden verliezen en de grote investeringen die aan het begin van de beoordelingsperiode in de productie zijn gedaan, valt te verwachten dat de meeste producenten in de Unie niet in staat zijn hun investeringen terug te verdienen als er geen maatregelen worden ingesteld.

(115)

De Commissie stelt derhalve voorlopig vast dat de instelling van antidumpingrechten in het belang is van de bedrijfstak van de Unie.

3.   Belang van de gebruikers en importeurs

(116)

Er hebben geen gebruikers aan dit onderzoek meegewerkt.

(117)

Er heeft slechts één importeur, uit Polen, aan dit onderzoek meegewerkt door de vragenlijst in te vullen en akkoord te gaan met een controlebezoek. Deze importeur leed tijdens het OT kleine verliezen op het betrokken product. De handel in het betrokken product is echter maar klein in vergelijking met de totale activiteiten van de onderneming. Daarom heeft de instelling van maatregelen waarschijnlijk geen ernstige gevolgen voor zijn totale winst.

4.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(118)

Gezien het bovenstaande wordt voorlopig geconcludeerd dat er op basis van de beschikbare informatie over het belang van de Unie geen dwingende redenen zijn die tegen de instelling van voorlopige maatregelen op de invoer van het betrokken product van oorsprong uit de VRC pleiten.

H.   VOORSTEL VOOR VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

1.   Schademarge

(119)

Gelet op de conclusies inzake dumping, schade, oorzakelijk verband en belang van de Unie moeten voorlopige antidumpingmaatregelen worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie nog meer schade lijdt door de invoer met dumping.

(120)

Om de hoogte van deze maatregelen te bepalen, werd rekening gehouden met de vastgestelde dumpingmarges en het bedrag aan rechten dat noodzakelijk is om de schade voor de bedrijfstak van de Unie op te heffen, zonder de vastgestelde dumpingmarges te overschrijden.

(121)

Bij de berekening van het recht dat nodig is om de gevolgen van de schade veroorzakende dumping op te heffen, werd ervan uitgegaan dat de maatregelen de bedrijfstak van de Unie in staat moeten stellen om zijn productiekosten te dekken en een winst vóór belasting te maken die bij normale concurrentie, d.w.z. in afwezigheid van invoer met dumping, redelijkerwijs op de verkoop van het soortgelijke product in de Unie door een dergelijke bedrijfstak kan worden behaald. De winst die kan worden behaald in afwezigheid van de invoer met dumping moet worden gebaseerd op de gemiddelde winstmarge vóór belastingen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in 2008. Daarom werd vastgesteld dat een winstmarge van 7,4 % van de omzet kan worden beschouwd als een passend minimum dat de bedrijfstak van de Unie in afwezigheid van schade veroorzakende dumping had kunnen verwachten.

(122)

Op basis hiervan werd voor het soortgelijke product een prijs berekend waarbij de bedrijfstak van de Unie geen schade lijdt. Die prijs werd verkregen door de verkoopprijs van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie te corrigeren voor het werkelijke verlies of de werkelijke winst in het OT en bovengenoemde winstmarge daarbij op te tellen.

(123)

De noodzakelijke prijsverhoging werd vervolgens bepaald op basis van een vergelijking van de gewogen gemiddelde invoerprijs van de betrokken producten van de medewerkende producenten-exporteurs in de VRC, zoals vastgesteld bij de berekening van de prijsonderbieding, met de geen schade veroorzakende prijs van producten die in het OT door de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie werden verkocht. Uit deze vergelijking voortvloeiende verschillen werden vervolgens uitgedrukt als percentage van de gemiddelde totale cif-invoerwaarde.

2.   Voorlopige maatregelen

(124)

In het licht van het voorgaande wordt overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening geoordeeld dat met betrekking tot de invoer van oorsprong uit de VRC voorlopige antidumpingmaatregelen moeten worden ingesteld die gelijk zijn aan de dumpingmarge, of aan de schademarge indien deze lager is.

(125)

Op basis van het bovenstaande werd de hoogte van de antidumpingrechten vastgesteld door de schademarges en de dumpingmarges met elkaar te vergelijken. Daarom worden de volgende antidumpingrechten voorgesteld:

Onderneming

Dumpingmarge

Schademarge

Voorlopig recht

Zhejiang Flyhigh Metal Products Co., Ltd

23,0 %

12,6 %

12,6 %

Metal Group Co. Ltd.

70,8 %

56,2 %

56,2 %

Andere medewerkende ondernemingen

32,5 %

21,2 %

21,2 %

Marge/recht voor het hele land

76,6 %

61,4 %

61,4 %

(126)

De bij deze verordening voor bepaalde ondernemingen vastgestelde individuele antidumpingrechten zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Zij weerspiegelen daarom de situatie die bij dit onderzoek voor die ondernemingen werd geconstateerd. Deze rechten (in tegenstelling tot het voor het gehele land geldende recht dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”) gelden dus uitsluitend bij de invoer van producten van oorsprong uit de VRC die vervaardigd zijn door de specifiek vermelde juridische entiteiten. Deze rechten zijn niet van toepassing op ingevoerde producten die zijn vervaardigd door andere, niet specifiek in het dispositief van deze verordening genoemde ondernemingen, ook al gaat het hierbij om entiteiten die verbonden zijn met de specifiek genoemde ondernemingen; op die producten is het recht van toepassing dat geldt voor „alle andere ondernemingen”.

(127)

Verzoeken in verband met de toepassing van deze specifiek voor bepaalde ondernemingen geldende antidumpingrechten (bv. na een naamswijziging van een bedrijf of na de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen) dienen aan de Commissie (4) te worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien de naamswijziging of de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen verband houdt met wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van productie en de verkoop in binnen- en buitenland. Indien het verzoek gerechtvaardigd is, zal de verordening dienovereenkomstig worden gewijzigd door bijwerking van de lijst van ondernemingen die voor een individueel recht in aanmerking komen.

I.   SLOTBEPALING

(128)

Met het oog op de beginselen van behoorlijk bestuur moet een termijn worden vastgesteld waarbinnen belanghebbenden die zich binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn kenbaar hebben gemaakt, schriftelijk opmerkingen kunnen maken en kunnen verzoeken te worden gehoord. Voorts moet worden opgemerkt dat alle bevindingen betreffende de instelling van rechten in het kader van deze verordening voorlopig zijn en bij de instelling van definitieve maatregelen kunnen worden herzien,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op aluminium radiatoren en elementen of delen waaruit een dergelijke radiator is samengesteld, ook indien dergelijke elementen tot blokken zijn samengevoegd, met uitzondering van elektrische radiatoren en elementen en delen daarvan, thans vallend onder de GN-codes ex 7615 10 10, ex 7615 10 90, ex 7616 99 10 en ex 7616 99 90 (Tariccodes 7615101010, 7615109010, 7616991091, 7616999001 en 7616999091), van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2.   Het voorlopige antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 genoemde product vervaardigd door in onderstaande lijst vermelde ondernemingen bedraagt:

Onderneming

Recht (%)

Aanvullende Tariccode

Zhejiang Flyhigh Metal Products Co., Ltd

12,6

B272

Metal Group Co. Ltd.

56,2

B273

Jinyun Shengda Industry Co., Ltd.

21,2

B274

Ningbo Ephriam Radiator Equipment Co.,Ltd

21,2

B275

Ningbo Everfamily Radiator Co., Ltd

21,2

B276

Ningbo Ningshing Kinhil Industrial Co. Ltd.

21,2

B277

Ningbo Ninhshing Kinhil International Co., Ltd.

21,2

B278

Sira (Tianjin) Aluminium Products Co., Ltd

21,2

B279

Sira Group (Tianjin) Heating Radiators Co., Ltd.

21,2

B280

Yongkang Jinbiao Machine Electric Co., Ltd

21,2

B281

Yongkang Sanghe Radiator Co., Ltd.

21,2

B282

Zhejiang Aishuibao Piping Systems Co.,Ltd

21,2

B283

Zhejiang Botai Tools Co., Ltd

21,2

B284

Zhejiang East Industry Co., Ltd

21,2

B285

Zhejiang Guangying Machinery Co.,Ltd

21,2

B286

Zhejiang Kangfa Industry & Trading Co., Ltd.

21,2

B287

Zhejiang Liwang Industrial and Trading Co., Ltd.

21,2

B288

Zhejiang Ningshuai Industry Co., Ltd

21,2

B289

Zhejiang Rongrong Industrial Co., Ltd.

21,2

B290

Zhejiang Yuanda Machinery & Electrical Manufacturing Co., Ltd

21,2

B291

Alle andere ondernemingen

61,4

B999

3.   Bij het in het vrije verkeer brengen in de Unie van het in lid 1 genoemde product moet een zekerheid worden gesteld ten bedrage van het voorlopige recht.

4.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1.   Onverminderd artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 kunnen belanghebbenden binnen één maand na de inwerkingtreding van deze verordening verzoeken in kennis te worden gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld, schriftelijk opmerkingen maken en vragen door de Commissie te worden gehoord.

2.   Ingevolge artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 kunnen de betrokken partijen binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening opmerkingen indienen over de toepassing ervan.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1 van deze verordening is gedurende een periode van zes maanden van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 mei 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB C 236 van 12.8.2011, blz. 18.

(3)  In het algemeen worden aluminium radiatoren aangeboden in een pakket van identieke, te assembleren elementen. De elementen kunnen verticaal of horizontaal worden geassembleerd tot hoofdzakelijk horizontale of hoofdzakelijk verticale radiatoren.

(4)  Europese Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directoraat H, 1049 Brussel, België.


Top