Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32011D0110

    2011/110/EU: Besluit van de Commissie van 15 september 2010 betreffende staatssteun C 8/09 (ex N 357/08) die Italië voornemens is toe te kennen aan Fri-El Acerra S.r.l. (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 6159) Voor de EER relevante tekst

    PB L 46 van 19.2.2011, p. 28–43 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2011/110(1)/oj

    19.2.2011   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 46/28


    BESLUIT VAN DE COMMISSIE

    van 15 september 2010

    betreffende staatssteun C 8/09 (ex N 357/08) die Italië voornemens is toe te kennen aan Fri-El Acerra S.r.l.

    (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 6159)

    (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

    (Voor de EER relevante tekst)

    (2011/110/EU)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 108, lid 2, eerste alinea,

    Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

    Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (1) en gezien deze opmerkingen,

    Overwegende hetgeen volgt:

    1.   PROCEDURE

    (1)

    Op 22 mei 2008 vond tussen de diensten van de Commissie en de Italiaanse autoriteiten een bijeenkomst plaats ter voorbereiding van de aanmelding.

    (2)

    Bij elektronische aanmelding van 16 juli 2008, geregistreerd bij de Commissie op dezelfde dag, hebben de Italiaanse autoriteiten de Commissie, overeenkomstig artikel 108, lid 3, VWEU, in kennis gesteld van hun voornemen ad-hocsteun te verstrekken aan Fri-El Acerra S.r.l.

    (3)

    Bij brieven van 2 september 2008 (D/53398) en 12 december 2008 (D/54895) verzocht de Commissie om aanvullende informatie, die de Italiaanse autoriteiten verstrekt hebben bij brieven van 1 oktober 2008 (A/20101), 22 oktober 2008 (A/22018) en 19 januari 2009; deze laatste werd op 21 januari 2009 (A/1460) geregistreerd bij de Commissie.

    (4)

    Op 10 maart 2009 besloot de Commissie de procedure van artikel 108, lid 2, VWEU, in te leiden ten aanzien van deze steun. Het besluit tot inleiding van de procedure („het inleidingsbesluit”) werd op 24 april 2009 in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2) bekendgemaakt. De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de betrokken steun te maken.

    (5)

    Op 15 mei 2009 heeft de begunstigde van de steun, Fri-El Acerra S.r.l., haar opmerkingen over het inleidingsbesluit ingediend (A/11823). Op 9 juni 2009 werden deze voor een reactie aan Italië doorgezonden (D/52516). Op 7 juli 2009 verzochten de Italiaanse autoriteiten om een verlenging van de termijn met drie maanden voor het indienen van opmerkingen (A/16162). Op 20 augustus 2009 antwoordden de diensten van de Commissie dat zij een extra maand voor de indiening van opmerkingen toestonden (D/53581). Op 10 september 2009 verzochten de Italiaanse autoriteiten om een dringende bijeenkomst om de zaak met de diensten van de Commissie te bespreken (A/19513). Op 18 september 2009 overlegden de Italiaanse autoriteiten hun opmerkingen die op de bijeenkomst besproken zouden worden (A/20172). De bijeenkomst vond plaats in Brussel op 24 september 2009, in aanwezigheid van de advocaten die de steunverlenende autoriteit (de regio Campania) vertegenwoordigden en van de begunstigde (Fri-El Acerra S.r.l.).

    (6)

    Bij brief van 21 oktober 2009 (D/54421) herinnerden de diensten van de Commissie de Italiaanse autoriteiten eraan dat zij op de bijeenkomst waren overeengekomen bijkomende informatie en documenten over te leggen. De Italiaanse autoriteiten verstrekten deze documenten en informatie uiteindelijk op 2 november 2009; deze werden dezelfde dag bij de Commissie geregistreerd (A/23266). Bij brief van 23 december 2009 (D/55541) verzochten de diensten van de Commissie de Italiaanse autoriteiten aanvullende documenten, indien beschikbaar, te verstrekken. Bij brief van 1 februari 2010 (A/1892) overlegden de Italiaanse autoriteiten verscheidene documenten, voornamelijk van de begunstigde van de steun. Bij e-mailbericht van 5 mei 2010 verstrekte Italië nog aanvullende verduidelijkingen.

    2.   GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE STEUNMAATREGEL

    (7)

    De Italiaanse autoriteiten hebben hun voornemen om regionale ad-hocsteun te verstrekken aan Fri-El Acerra S.r.l. overeenkomstig de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2007-2013 (3) („de richtsnoeren van 2007”) aangemeld. De steun is bestemd voor de conversie van een stilgelegde klassieke elektriciteitscentrale in Acerra, in de regio Campania, in een met plantaardige olie (biobrandstof) gestookte elektriciteitscentrale. Campania is een NUTS II-regio die in aanmerking komt voor regionale steun uit hoofde van artikel 107, lid 3, onder a), VWEU, waarvoor volgens de Italiaanse regionale steunkaart 2007-2013 een standaard regionaal steunplafond voor grote ondernemingen van 30 % bruto subsidie-equivalent (BSE) geldt (4). Via de steun wilden de Italiaanse autoriteiten de regionale ontwikkeling bevorderen.

    2.1.   De begunstigde van de steun

    (8)

    De begunstigde van de steun is Fri-El Acerra S.r.l (hierna „Fri-El Acerra” genoemd). Fri-El Acerra werd op 20 december 2005 opgericht in de vorm van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, waarbij 95 % van de aandelen in handen was van Fri-El Acerra Holding S.r.l. en de overblijvende 5 % van NGP S.p.A. (hierna „NGP” genoemd), de eigenaar van de stilgelegde elektriciteitscentrale. Op 9 februari 2006 verhoogde NGP haar participatie in Fri-El Acerra tijdelijk van 5 % naar 90,5 %, in ruil voor de overdracht naar Fri-El Acerra van de NGP-activiteiten in verband met de elektriciteitscentrale. Enkele dagen later, op 20 februari 2009, werd de participatie van NGP verminderd tot 49 %, en enkele maanden later, op 10 oktober 2006, werd zij opnieuw teruggebracht op 5 %.

    (9)

    Op het moment van de aanmelding van de maatregel behoorde Fri-El Acerra voor 95 % toe aan Fri-El Acerra Holding S.r.l. en voor de overige 5 % aan NGP. In januari 2008 stelden de Italiaanse autoriteiten de Commissie ervan in kennis dat NGP op 11 december 2008 besloten had zich uit Fri-El Acerra terug te trekken. Derhalve is Fri-El Acerra momenteel een 100 %-dochteronderneming van Fri-El Acerra Holding S.r.l., die zelf in handen is van de groep Fri-El Green Power S.p.A.

    (10)

    Fri-El Green Power S.p.A. (hierna de „Fri-El-groep”) werd in 1994 door de drie broers Gostner opgericht in de provincie Bolzano en produceert en verkoopt elektriciteit uit hernieuwbare bronnen. De Fri-El-groep houdt zich voornamelijk bezig met de productie van elektrische stroom uit windenergie in 19 windmolenparken in Italië. Het investeringsproject in Acerra is het eerste project waarbij de groep waartoe de steunontvanger behoort, energie uit vloeibare biomassa zal produceren. Voorts worden nog andere biomassa- en biogascentrales ontwikkeld (5).

    (11)

    NGP is in 2003 ontstaan door de afsplitsing van de polyesterpolymeerproductie van het in Acerra gevestigde Montefibre, een producent van acryl- en polyestervezels. NGP kreeg financiële moeilijkheden en ontving herstructureringssteun, die bij de Commissie werd aangemeld (NN15/2007, C14/2007) voor een totaal bedrag van 20,87 miljoen euro. De Commissie keurde de steun voor NGP goed op 16 juli 2008 (6). Een van de onderdelen van het door de Italiaanse autoriteiten gepresenteerde herstructureringsplan was de verkoop van de stilgelegde warmtekrachtcentrale.

    (12)

    De Italiaanse autoriteiten verstrekten gegevens die bevestigden dat zowel de steunontvanger als de Fri-El-groep in 2006 kleine of middelgrote ondernemingen waren.

    (13)

    Tijdens de beoordelingsfase verstrekten de Italiaanse autoriteiten informatie over de wijzigingen in eigendomsstructuur van de steunontvanger. Uit deze informatie bleek dat, op het moment dat de eigendom van de stilgelegde elektriciteitscentrale werd overgedragen (in februari 2006), de vorige eigenaar van de activa, NGP, een participatie van 90,5 % in Fri-El Acerra had. Vervolgens werd de participatie van NGP in Fri-El Acerra in de loop van 2006 verlaagd tot 5 %.

    2.2.   Het investeringsproject

    (14)

    Het aangemelde investeringsproject werd uitgevoerd in de regio Campania, in de industriezone van Acerra. Het project betreft de aankoop van de stilgelegde thermo-elektrische centrale van NGP en de conversie ervan in een met plantaardige olie (voornamelijk palmolie) gestookte elektriciteitscentrale.

    (15)

    De nieuwe elektriciteitscentrale omvat vier Wärtsilä 18V46-verbrandingsmotoren, elk met een vermogen van 17,2 MW, en één stoomturbine van 6 MW. De totale capaciteit van de centrale, in termen van elektriciteit en warmte, bedraagt 74,8 MW.

    (16)

    De Italiaanse autoriteiten hebben verklaard dat in juli 2007 met de uitvoering van het project werd gestart en dat dit in 2009 voltooid zou moeten zijn. Evenwel werd in februari 2006 aangevangen met de procedure tot aankoop van de oude elektriciteitscentrale. Volgens algemeen beschikbare informatie is de biobrandstofcentrale sinds 2009 operationeel (7).

    (17)

    Er zij op gewezen dat de Italiaanse autoriteiten de Commissie autorisaties en vergunningen heeft verstrekt met betrekking tot de conformiteit van het investeringsproject met de nationale en Europese milieuregelgeving.

    2.3.   In aanmerking komende kosten van het project

    (18)

    De totale in aanmerking komende investeringskosten van het project belopen 80,635 miljoen euro nominaal (8), waarvan 3,3 miljoen euro voor ontwerp en haalbaarheidsstudies, 60,920 miljoen euro voor nieuwe uitrusting en machines (de nieuwe biobrandstofcentrale), en de rest voor de aankoop van de bestaande infrastructuur en bouwwerkzaamheden. De aankoopkosten van de bestaande infrastructuur behelzen de kosten van de overname van de stilgelegde thermo-elektrische centrale (8,296 miljoen euro) en de stalen brandstoftanks (4,2 miljoen euro) die voorheen aan NGP toebehoorden.

    (19)

    De Italiaanse autoriteiten hebben de Commissie details verstrekt over de aankoop door Fri-El Acerra van de stilgelegde elektriciteitscentrale van NGP. Zij legden uit dat, toen NGP inschreef op de kapitaalverhoging van Fri-El Acerra, zij haar activiteiten die verband hielden met de elektriciteitscentrale overgedragen heeft aan Fri-El Acerra, met een totale waarde van 8 296 520 euro, waarvan 3 771 043 euro schulden aan derden, en de rest (afgerond 4,525 miljoen euro) werd aan de reserves toegewezen. De Italiaanse autoriteiten hebben een externe beoordeling voorgelegd ter bevestiging van de waarde van de elektriciteitscentrale.

    (20)

    De Italiaanse autoriteiten verstrekten ook een kopie van de overeenkomst tussen Fri-El Acerra en NGP betreffende de verkoop van brandstoftanks, tegen een overeengekomen prijs van 4,2 miljoen euro. Ondanks het verzoek van de Commissie hebben de Italiaanse autoriteiten tijdens de voorafgaande onderzoekfase geen externe waardebepaling voorgelegd die deze waarde kon bevestigen.

    (21)

    De Italiaanse autoriteiten verklaren dat de door de steunontvanger gedragen kosten 35 miljoen euro in 2007 en 45,635 miljoen euro in 2008 bedroegen.

    2.4.   Financiering van de investering

    (22)

    De Italiaanse autoriteiten hebben verklaard dat 21 miljoen euro, of 25 % van de totale investeringskosten van 80,635 miljoen euro (nominale waarde), gefinancierd zou worden uit de eigen middelen van Fri-El Acerra; dat de steun 19,5 miljoen euro zou bedragen, en de rest gedekt zou worden door korte en middellange/lange bankleningen.

    2.5.   Rechtsgrond van de ad-hocsteun

    (23)

    De Italiaanse autoriteiten verklaren dat Fri-El Acerra in 2006 (op het moment van de aankoop van de stilgelegde elektriciteitscentrale) begonnen is met het investeringsproject voor de conversie van de Acerra-elektriciteitscentrale, op basis van een verbintenis van de Italiaanse autoriteiten uit hoofde van de programmaovereenkomst voor gecoördineerde maatregelen in het industrieelcrisisgebied van NGP Spa in Acerra (Accordo di programma per l’attuazione coordinata dell’intervento nell’area di crisi industriale della NGP Spa di Acerra). Volgens de Italiaanse autoriteiten vloeit het stimulerend effect voort uit de programmaovereenkomst, gezien de bindende juridische waarde ervan.

    (24)

    De programmaovereenkomst werd op 15 juli 2005 ondertekend door de nationale, regionale en lokale overheden en NGP, Montefibre en Edison S.p.A., en betreft de NGP-locatie en andere activiteiten in de regio Acerra. De overeenkomst vermeldt geen steun voor de conversie van de stilgelegde elektriciteitscentrale maar bevat een lijst van te verrichten investeringen en te nemen maatregelen met het oog op de herstructurering van NGP. De energieonderneming Edison S.p.A., die onafhankelijk is van Fri-El Acerra, werd destijds gezien als een toekomstige investeerder in de bestaande elektriciteitscentrale, maar zij trok zich uiteindelijk uit de transactie terug. De programmaovereenkomst werd nog gewijzigd door middel van een protocol van 6 april 2006 (9) en een protocol van 8 april 2008.

    (25)

    Het besluit van de regio Campania om regionale ad-hocsteun te verlenen aan Fri-El Acerra voor de conversie van de elektriciteitscentrale in Acerra werd genomen op 26 oktober 2007.

    (26)

    In het kader van de eerste aanmelding hebben de Italiaanse autoriteiten een chronologische beschrijving van de gebeurtenissen verstrekt en verklaard dat de volgende documenten als rechtsgrond van de steun dienden te worden beschouwd:

    het protocol van 8 april 2008 tot wijziging van de programmaovereenkomst; en

    het besluit van de regionale raad van Campania (deliberazione della Giunta regionale della Regione Campania) nr. 1857 van 26 oktober 2007 (10).

    2.6.   De steun

    (27)

    De aangemelde steunmaatregel betreft steun voor de overname en de conversie van een bestaande installatie die stilgelegd werd. De steun behelst een directe subsidie van in totaal 19,5 miljoen euro nominaal.

    3.   REDENEN VOOR DE INLEIDING VAN DE FORMELE ONDERZOEKPROCEDURE

    (28)

    Na een voorlopige beoordeling van de maatregel had de Commissie twijfels over de verenigbaarheid van de aangemelde steun met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), VWEU, rekening houdend met de richtsnoeren van 2007, en besloot zij de procedure van artikel 108, lid 2, VWEU in te leiden. De door de Commissie in dat besluit geformuleerde twijfels worden hieronder uiteengezet.

    (29)

    De Commissie betwijfelde of voldaan was aan de voorwaarde betreffende het stimulerend effect als vermeld in punt 38 van de richtsnoeren van 2007: „In het geval van ad-hocsteun moet de bevoegde autoriteit vóór de werkzaamheden aan het project beginnen, een letter of intent uitsturen, waarin de steunverlening afhankelijk wordt gesteld van de toestemming van de Commissie”. Het door de Italiaanse autoriteiten als intentieverklaring beschouwd document (de programmaovereenkomst van 15 juli 2005) lijkt niet aan deze voorwaarden te voldoen; dit document voorziet niet in steun voor het project, noch zijn hierin de begunstigde, het project of het steunbedrag vermeld. De steunontvanger werd pas later formeel opgericht, namelijk op 20 december 2005. Volgens de beschikbare informatie van de Commissie is het project in februari 2006 van start gegaan met de overname van de stilgelegde thermo-elektrische centrale (de eerste in aanmerking komende kosten in het kader van de aangemelde maatregel), terwijl het document dat als intentieverklaring in de zin van punt 38 van de richtsnoeren van 2007 kan worden beschouwd, veel later door de regio Campania werd uitgevaardigd, met name op 26 oktober 2007.

    (30)

    De Commissie betwijfelde ook of een deel van de bestaande activa (de stilgelegde thermo-elektrische centrale) door een onafhankelijke investeerder werden verworven in de zin van de punten 34 en 35 van de richtsnoeren van 2007, die luiden als volgt: „Bij de overname van een vestiging worden alleen de kosten voor de verwerving van activa van derden in aanmerking genomen […]” en „de overname van activa die rechtstreeks met een vestiging verband houden, kunnen als initiële investering gelden mits de vestiging […] door een onafhankelijke investeerder wordt verworven”. Op het tijdstip van de transactie was Fri-El Acerra, begunstigde van de steun, die onder de zeggenschap van NGP stond, eigenaar van de activa. Meer in het bijzonder had NGP op het moment van de overdracht van de activa, een participatie van 90,5 % in Fri-El Acerra: op 9 februari 2006 was het kapitaal van Fri-El Acerra verhoogd van 10 000 euro naar 100 000 euro, en deze kapitaalverhoging stond exclusief op naam van NGP. NGP had haar participatie in Fri-El Accera dus tijdelijk verhoogd van 5 % naar 90,5 %. Na die overdracht op 9 februari 2006 werd bijna onmiddellijk een procedure in gang gezet die leidde tot de terugtrekking van NGP als meerderheidsaandeelhouder in Fri-El Accera. Slechts een paar dagen later, op 20 februari (zie overweging 8) werd het aandeel van NGP verminderd tot 49 %, en een aantal maanden later, op 10 oktober, tot 5 %.

    (31)

    Het is niet duidelijk of de daaropvolgende overname door NGP van andere bestaande activa (brandstoftanks) „tegen marktvoorwaarden” heeft plaatsgevonden, zoals vereist is volgens de punten 34 en 52 van de richtsnoeren van 2007. De Italiaanse autoriteiten hebben geen waardebepaling door een onafhankelijke deskundige verstrekt op grond waarvan de marktprijs van de brandstoftanks duidelijk kan worden vastgesteld.

    (32)

    De regionale bijdrage van de ad-hocsteun aan Fri-El Acerra werd niet aangetoond zoals vereist is volgens punt 10 van de richtsnoeren van 2007: „Wanneer uitzonderlijk wordt overwogen ad-hocsteun aan één individuele onderneming toe te kennen […], dan dient de lidstaat aan te tonen dat dat project tot een coherente regionale ontwikkelingsstrategie bijdraagt”. De schepping (of het behoud) van 25 arbeidsplaatsen ten opzichte van een steunbedrag van 19,5 miljoen euro, en de bijdrage van de biobrandstofcentrale met een capaciteit van 75 MW tot een regionaal energietekort van 2 489 MW lijken onvoldoende, en dus lijkt de steun niet in verhouding te staan tot de impact van het project. Evenmin werd duidelijk aangetoond dat het project zou bijdragen tot een heropbloei van het industrieel gebied van Acerra.

    (33)

    De Commissie verzocht de Italiaanse autoriteiten en derden om hun opmerkingen over de vraag of de nieuwe, met palmolie gestookte, elektriciteitscentrale daadwerkelijk zou bijdragen tot de ontwikkeling van het gebied Acerra en de regio Campania.

    (34)

    In het besluit verzocht de Commissie eveneens om opmerkingen van de Italiaanse autoriteiten betreffende de toepassing van de communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor milieubescherming („milieurichtsnoeren 2008”) (11).

    4.   OPMERKINGEN VAN DERDEN EN REACTIE VAN DE LIDSTAAT

    (35)

    Zoals hierboven reeds vermeld, ontving de Commissie op 15 mei 2009 opmerkingen van de steunontvanger, Fri-El Acerra. De Italiaanse autoriteiten reageerden op deze opmerkingen bij brieven van 18 september en 2 november 2009. Na een bijkomend verzoek van de Commissie verstrekten de Italiaanse autoriteiten op 1 februari 2010 documenten van de steunontvanger aan de Commissie.

    4.1.   Samenvatting van de opmerkingen van de steunbegunstigde Fri-El Acerra

    (36)

    Wat het stimulerend effect betreft, verwijst Fri-El Acerra naar verschillende documenten, die tussen 2004 en 2008 door de Italiaanse autoriteiten ondertekend werden, betreffende de heropleving van het industriegebied van Acerra. Meer in het bijzonder vermeldt Fri-El Acerra de intentieverklaring (Protocollo d’intensa) van 12 mei 2004 (12), de programmaovereenkomst (Accordo di programma) van 15 juli 2005 (13), de wijziging van de programmaovereenkomst (Protocollo integrativo dell’Accordo di programma) van 6 april 2006 (14), Besluit nr. 1857 van de regionale raad van de regio Campania (deliberazione della Giunta Regionale della Regione Campania n. 1857) (15), en de wijziging van de programmaovereenkomst (Protocollo integrativo dell’Accordo di programma) van 8 april 2008 (16). Fri-El Acerra beweert voornamelijk dat de door de Commissie in het openingsbesluit geformuleerde twijfels geen rekening houden met deze documenten, en in het bijzonder met de op 15 juli 2005 ondertekende programmaovereenkomst, die volgens Fri-El Acerra een juridisch bindend instrument vormt voor de steun die verleend werd ten gunste van alle maatregelen die zij daarna heeft genomen.

    (37)

    Het comité dat belast was met de tenuitvoerlegging van de programmaovereenkomst heeft twee bijeenkomsten gehouden, op 29 september en 6 oktober 2005, en Italië heeft de notulen daarvan aan de Commissie verstrekt. Op de tweede van deze bijeenkomsten werd de groep Fri-El Acerra als potentiële investeerder door de vertegenwoordiger van NGP vermeld; de onderneming zou geïnteresseerd zijn in de overname van de oude elektriciteitscentrale op voorwaarde dat het investeringsproject voor regionale steun in aanmerking zou komen.

    (38)

    Fri-El Acerra is van mening dat het gewettigd vertrouwen versterkt werd door het eerste protocol tot wijziging van de programmaovereenkomst, dat op 6 april 2006 door de Italiaanse autoriteiten werd ondertekend, en waarin in artikel 3 duidelijk wordt verwezen naar de verplichting van de regio Campania om het project inzake de nieuwe biobrandstofcentrale financieel te ondersteunen. Fri-El Acerra is derhalve van mening dat de regio Campania reeds lang vóór 7 juni 2006, toen Fri-El Acerra het eerste formele steunverzoek indiende, wettelijk verplicht was het investeringsproject te ondersteunen. De maatregelen die de regio Campania daarna op 26 oktober 2007 en 8 april 2009 heeft genomen, hebben deze verplichting slechts bevestigd.

    (39)

    Wat de in aanmerking komende kosten betreft, is Fri-El Acerra het met de Commissie eens dat ten tijde van de overdracht van de activa (de stilgelegde elektriciteitscentrale), de twee ondernemingen NGP en Fri-El Acerra niet onafhankelijk waren van elkaar, aangezien NGP 90,5 % van Fri-El Acerra in handen had. Fri-El Acerra onderstreept evenwel dat de transactie tegen marktvoorwaarden heeft plaatsgevonden, aangezien de aankoopprijs overeenkwam met een door een onafhankelijke deskundige vastgestelde waarde. Fri-El Acerra voegt daaraan toe dat de participatie van NGP in Fri-El Acerra in de loop van 2006 is gedaald tot 5 %. Om alle eventuele twijfels over een mogelijk voordeel voor NGP weg te nemen, heeft de Fri-El-groep de overblijvende 5 % van NGP op 11 december 2008 overgenomen. De onderneming meent derhalve dat de tijdelijke zeggenschap van NGP op middellange tot lange termijn economisch geen zin had, maar te maken had met het specifiek mechanisme dat gekozen was voor de overdracht van de activa (de stilgelegde elektriciteitscentrale).

    (40)

    De prijs die Fri-El Acerra heeft betaald voor de andere activa die zij van NGP heeft overgenomen (de brandstoftanks) was vastgesteld in de voorlopige koopovereenkomst van 8 maart 2006, en Fri-El Acerra bevestigt dat deze prijs de marktwaarde van de activa weerspiegelde. Om dit te bewijzen verstrekte Fri-El Acerra een nieuw document met een waardebepaling van de brandstoftanks, opgesteld door dezelfde onafhankelijke deskundige die de stilgelegde elektriciteitscentrale had getaxeerd. Dit nieuw rapport, dat ex-post werd opgesteld in 2009, tijdens de formele onderzoekprocedure, verwijst uitdrukkelijk naar de marktprijzen van deze activa in november 2008 en bevestigt de door de steunbegunstigde aan NGP betaalde prijs.

    (41)

    Wat de bijdrage van het project tot de regionale ontwikkeling betreft, vermeldt Fri-El Acerra op de eerste plaats de 25 gecreëerde banen. De onderneming benadrukt ook dat de biobrandstofcentrale deel uitmaakt van de nieuwe ontwikkelingsstrategie voor het industriegebied van Acerra. Deze ontwikkelingsstrategie houdt rekening met de behoefte aan nieuwe investeringen met een geringe impact op het milieu, zoals de biobrandstofcentrale van Fri-El Acerra. Met uitzondering van de vroegere Montefibre-site, is het industrieel ontwikkelingsagentschap van de provincie Napels (17) voornemens het gebied om te vormen tot een innovatiecluster voor de ruimtevaartindustrie. Dit alles zou een grote impact hebben op de werkgelegenheid, op het milieu en op de sociale en economische omstandigheden in de regio, en de biobrandstofcentrale van Fri-El Acerra levert een positieve bijdrage tot deze strategie.

    (42)

    Wat de milieuaspecten ten slotte betreft, verwijst Fri-El Acerra naar dezelfde programmeringsdocumenten van de regio Campania die voorheen door de Italiaanse autoriteiten waren vermeld: de richtsnoeren voor duurzame ontwikkeling in de energiesector van 2002, waarin de doelstellingen van het regionale energiebeleid zijn uiteengezet; het actieplan voor regionale economische ontwikkeling van 2006; en het milieu- en energieplan van 2008. Fri-El Acerra is van mening dat al deze documenten duidelijk de noodzaak aantonen van een met hernieuwbare energiebronnen gestookte elektriciteitscentrale in de regio Campania.

    4.2.   Samenvatting van de door de lidstaat gemaakte opmerkingen

    (43)

    Bij brief van 18 september 2009 hebben de Italiaanse autoriteiten een gedetailleerde argumentatie ingediend betreffende het stimulerend effect als vermeld in punt 38 van de richtsnoeren van 2007. Zij menen in het bijzonder dat in deze richtsnoeren niet duidelijk gespecificeerd is welke vorm de intentieverklaring (letter of intent) dient te hebben.

    (44)

    Zij herhalen dat de op 15 juli 2005 ondertekende programmaovereenkomst een bindend karakter had en herbevestigen dat de administratieve procedure in gang werd gezet vóór de intentieverklaring van 2004, die een verbintenis van de openbare autoriteiten inhield om stimulansen te geven voor de heropleving van het industriegebied van Acerra. Zij merken op dat in het eerste wijzigingsprotocol van de programmaovereenkomst van 6 april 2006 een impliciete verwijzing naar Fri-El Acerra was opgenomen, alsmede de verklaring dat de regio Campania voornemens was stimulansen te bieden voor investeringen in de nieuwe elektriciteitscentrale.

    (45)

    De Italiaanse autoriteiten stellen dat de identiteit van de particuliere entiteiten die het project zullen uitvoeren, absoluut van marginaal belang is, voor zover het project binnen het overeengekomen toepassingsgebied blijft en voldoet aan de overeengekomen socio-economische en industriële doelstellingen. Zij benadrukken dat, indien de stimulansen er niet geweest zouden zijn, de investeerder zijn activiteiten niet in het betrokken gebied zou hebben ontplooid, zoals blijkt uit de notulen van 6 oktober 2005 van de bijeenkomst van het comité dat belast was met de tenuitvoerlegging van de programmaovereenkomst.

    (46)

    De Italiaanse autoriteiten bevestigen het standpunt van Fri-El Acerra met betrekking tot de wederzijdse onafhankelijkheid van Fri-El Acerra en NGP: de enige en exclusieve projecteigenaar en ontvanger van de steun is Fri-El Acerra, een onderneming die volledig onafhankelijk is van NGP. NGP had slechts gedurende een korte periode een tijdelijk aandeel in Fri-El Acerra, als gevolg van het door de partijen gekozen mechanisme voor de overdracht van de elektriciteitscentrale (18). In de brief van 2 november 2009 werd toegelicht waarom de elektriciteitscentrale niet door een verkoop van activa werd overgedragen van NGP naar Fri-El Acerra, maar in een eerste fase door de overdracht van het bedrijfsonderdeel naar Fri-El Acerra en vervolgens de overdracht van NGP’s participatie naar de Fri-El-groep; dit gebeurde voornamelijk wegens a) fiscale reden; b) de mogelijkheid om in tranches te betalen; en c) vergunningskwesties.

    (47)

    Wat betreft de waardebepaling van de activa, merken de Italiaanse autoriteiten op dat Fri-El Acerra voor de stilgelegde elektriciteitscentrale het equivalent heeft betaald van de door een onafhankelijk deskundige vastgestelde waarde, en dat er derhalve geen twijfels lijken te mogen bestaan dat de overdracht van de elektriciteitscentrale in ieder geval tussen onafhankelijke partijen en tegen marktvoorwaarden heeft plaatsgevonden.

    (48)

    Deze overwegingen betreffende de onafhankelijkheid van NGP en Fri-El Acerra gelden vanzelfsprekend ook voor de aankoop van de brandstoftanks. De verkoop van de tanks is bijgevolg ook tussen onafhankelijke partijen gebeurd. Ook hier hebben de partijen zich bij de waardebepaling van de tanks strikt aan de marktwaarde gehouden, en dezelfde criteria en parameters toegepast als de onafhankelijke deskundige in het rapport tot waardebepaling van de elektriciteitscentrale heeft gedaan.

    (49)

    Wat de bijdrage tot de regionale ontwikkeling betreft, hebben de Italiaanse autoriteiten in hun opmerkingen opnieuw bevestigd dat het project:

    voor meer werkgelegenheid zal zorgen door de directe schepping van 25 banen;

    een vermenigvuldigingseffect zal hebben als gevolg van de concentratie van significante industriële initiatieven in het gebied van Acerra, met minstens 10 extra banen die verband houden met de levering en opslag van palmolie en ondersteuning van het vervoer ervan;

    een belangrijke rol zal spelen voor de ontwikkelingsstrategie van het industriegebied Acerra, enerzijds door de heropleving op sociaal, industrieel, en werkgelegenheidsgebied en anderzijds door de bouw in dat gebied van een elektriciteitscentrale met een geringe milieu-impact;

    het stroomtekort in de regio zal helpen wegwerken dankzij kwaliteitsvolle energie geproduceerd uit hernieuwbare bronnen (biobrandstoffen); met haar capaciteit van 75 MW zal de centrale een belangrijke rol spelen om de regionale doelstelling van 200 MW uit biomassa geproduceerde energie tegen 2013 te halen. Deze doelstelling staat in het regionaal milieu- en energieplan (PEAR) van 2008.

    (50)

    De Italiaanse autoriteiten hebben bij hun brief van 2 november 2009 een nota van het ministerie van Economische Ontwikkeling, gedateerd 21 oktober 2009, gevoegd, als bevestiging van de bijdrage van het project tot de regionale ontwikkeling. Hierin bevestigt het ministerie het volgende:

    De programmaovereenkomst van 15 juli 2005 is toegespitst op de bundeling van een reeks investeringen voor de diversificatie van industriële activiteiten in het gebied; de modernisering van de voornaamste ondersteunende infrastructuur (de elektrische centrale en de afvalwaterbehandelinginstallatie), met name om werknemers opnieuw in dienst te nemen; en de combinatie van middelen van de centrale regering en de regio Campania met het oog op de financiering van de noodzakelijke stimulansen om nieuwe investeringen aan te trekken.

    Drie belangrijke economische en industriële doelstellingen dienen bereikt te worden: a) vermijden dat het nieuwste gedeelte van de SIMPE (voorheen NGP)-vestiging wordt stilgelegd; b) opstarting van een proces voor de diversifiëring van de industriële activiteiten op een locatie die in het verleden door slechts één grote ondernemingsgroep werd gedomineerd, en zo het risico op zich herhalende crisissen beperken; en c) de herwaardering van een industriële agglomeratie als Acerra, die bijzonder te lijden heeft onder werkloosheid en sociale problemen.

    Op alle vlakken werden grote inspanningen geleverd voor de bevordering van nieuwe investeringen om gestalte te geven aan het „industriepark” van Acerra, zoals de regio Campania in de programmaovereenkomst heeft voorgesteld.

    (51)

    In hun brief van 2 november 2009 hebben de Italiaanse autoriteiten opmerkingen gemaakt over de conformiteit van de elektriciteitscentrale met de wettelijke voorschriften inzake energiebronnen en brandstofvoorziening, en toonden zij aan dat de fabriek dankzij de gebruikte technologie niet alleen met palmolie gestookt kan worden, maar ook met kokosnootolie, kopraolie, koolzaadolie of andere gelijksoortige plantaardige biobrandstoffen, zonder dat haar normale werking of productiviteit in het gedrang komt.

    4.3.   Overige door de lidstaat verstrekte documenten van de steunbegunstigde

    (52)

    Voor een goed begrip van het besluitvormingsproces hebben de diensten van de Commissie de Italiaanse autoriteiten op 23 december 2009 verzocht eventuele aanvullende documenten te verstrekken, daterend uit de periode vóór de aanvang van het investeringsproject van Fri-El Acerra, op grond waarvan de investeringsbeslissing gerechtvaardigd zou kunnen worden.

    (53)

    De Italiaanse autoriteiten antwoordden op 1 februari 2010, en herhaalden dat in de notulen van de bijeenkomst van 6 oktober 2005, de Fri-El-groep duidelijk als alternatieve investeerder werd aangestipt na de terugtrekking van Edison. Volgens deze notulen verklaarde de vertegenwoordiger van NGP dat de Fri-El-groep regionale steun verwachtte.

    (54)

    Bij dit antwoord voegden de Italiaanse autoriteiten nog een andere brief van de steunontvanger, die interne documenten van de Fri-El-groep bevatte: een nota van een consultant, waarin verwezen werd naar de mogelijkheid om de elektriciteitscentrale van NGP in Acerra over te nemen na de terugtrekking van Edison; twee contracten met dezelfde consultant; en een intern rapport van 26 januari 2006, waarin de financiële haalbaarheid van het project met en zonder regionale steun was onderzocht.

    5.   BEOORDELING VAN DE STAATSSTEUN

    5.1.   Staatssteun

    (55)

    Artikel 107, lid 1, VWEU, luidt: „behoudens de afwijkingen waarin de verdragen voorzien, zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.”.

    (56)

    De steun wordt door de Italiaanse autoriteiten in de vorm van een directe subsidie verleend. Hij kan dus beschouwd worden als een steunmaatregel van de lidstaat die bekostigd wordt met staatsmiddelen in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU.

    (57)

    De steun is bestemd voor één enkele onderneming, Fri-El Accera, en is derhalve selectief.

    (58)

    De steun wordt voor een investering in verband met de productie van elektriciteit verleend. De elektriciteitsmarkt werd geleidelijk opengesteld voor concurrentie, met name bij Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (PB L 27 van 30.1.1997, blz. 20), een proces dat leidde tot de volledige liberalisering van de sector op 1 juli 2007 (19). Bovendien was er in Italië, reeds vóór de communautaire regelgeving, sprake van enige concurrentie in deze sector (20). Aangezien het product tussen lidstaten wordt verhandeld, kan de maatregel het handelsverkeer tussen de lidstaten beïnvloeden.

    (59)

    De aan Fri-El Acerra verleende steun bevrijdt de onderneming van kosten die zij, indien zij een soortgelijke elektriciteitscentrale zou bouwen, normaal gesproken zelf had moeten dragen, hetgeen haar een economisch voordeel oplevert ten opzichte van haar concurrenten.

    (60)

    Door Fri-El Acerra en haar producten te bevoordelen ten opzichte van haar concurrenten, kan de maatregel de mededinging verstoren of dreigen te verstoren.

    (61)

    Bijgevolg is de Commissie van mening dat de aangemelde maatregel staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, vormt.

    (62)

    Na de vaststelling dat de aangemelde maatregel staatssteun vormt in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, dient de Commissie na te gaan of deze verenigbaar met de interne markt kan worden beschouwd.

    5.2.   Rechtmatigheid van de steunmaatregel

    (63)

    Door de aan Fri-El Acerra verleende steun aan te melden vóór de tenuitvoerlegging ervan, heeft Italië voldaan aan de verplichting van individuele aanmelding als bepaald in artikel 108, lid 3, VWEU.

    5.3.   Rechtsgrond van de beoordeling

    (64)

    Nu de Commissie heeft vastgesteld dat de aangemelde maatregel staatssteun vormt in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, moet zij thans nagaan of deze overeenkomstig de uitzonderingsbepalingen van artikel 107, leden 2 en 3, VWEU verenigbaar met de interne markt kan worden beschouwd.

    5.3.1.   Artikel 107, lid 2, VWEU

    (65)

    De uitzonderingsbepalingen van artikel 107, lid 2, VWEU, hebben betrekking op steunmaatregelen van sociale aard aan individuele verbruikers, steunmaatregelen tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen, en steunmaatregelen aan de economie van bepaalde streken van de Bondsrepubliek Duitsland; deze zijn in dit geval niet van toepassing.

    5.3.2.   Artikel 107, lid 3, onder a), VWEU

    (66)

    Volgens artikel 107, lid 3, onder a), VWEU, kunnen steunmaatregelen ter bevordering van de economische ontwikkeling van streken waarin de levensstandaard abnormaal laag is of waar een ernstig gebrek aan werkgelegenheid heerst, worden toegestaan. Zoals in deel 2 van dit besluit werd toegelicht, komt de regio Campania in aanmerking voor steun in de zin van deze uitzonderingsbepaling.

    (67)

    De Commissie merkt op dat de doelstelling van de steun de bevordering van de regionale ontwikkeling is, en dat de maatregel regionale ad-hocsteun voor een investering vormt. Zij stelt vast dat het door de Italiaanse autoriteiten te ondersteunen investeringsproject in 2006 is gestart. Hierdoor rijst de vraag of de maatregel overeenkomstig de richtsnoeren van 2007 beoordeeld dient te worden, dan wel overeenkomstig de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen voor de periode 2000-2006 („de richtsnoeren van 1998”) (21).

    (68)

    De regels inzake de toepassing ratione temporis van beide richtsnoeren zijn vervat in punt 105 van de richtsnoeren van 2007: de richtsnoeren van 2007 zijn van toepassing op alle na 31 december 2006 toegekende regionale steun, terwijl regionale steun die vóór 2007 wordt toegekend, aan de richtsnoeren regionale steun van 1998 worden getoetst. In onderhavig geval werd de steun niet vóór 2007 verleend, hoewel in 2006 met het project werd gestart. Het eerste besluit dat als een toekenning van steun aan de begunstigde kan worden beschouwd, is het besluit van de regio Campania van 26 oktober 2007 (zie punt 5.4.1.5) (22). Bijgevolg dient de verenigbaarheid van de steun met de interne markt uit hoofde van artikel 107, lid 3, onder a), VWEU, te worden beoordeeld op basis van de richtsnoeren van 2007.

    5.3.3.   Artikel 107, lid 3, onder b), c) en d), VWEU

    (69)

    De maatregel kan niet beschouwd worden als steun voor een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang of als steun om een ernstige verstoring in de Italiaanse economie op te heffen, als bedoeld in artikel 107, lid 3, onder b), VWEU. Het is evenmin een steunmaatregel om de cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed te bevorderen, als bedoeld in artikel 107, lid 3, onder d), VWEU.

    (70)

    Volgens artikel 107, lid 3, onder c), VWEU, kunnen steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad, toegestaan worden. De Commissie merkt op dat steun voor de bescherming van het milieu op deze basis verenigbaar kan worden verklaard, op voorwaarde dat deze voldoet aan de voorwaarden van de communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor milieubescherming („de milieurichtsnoeren van 2008”) (23).

    (71)

    De Italiaanse autoriteiten hebben geen andere argumenten aangevoerd waaruit zou blijken dat de betrokken steunmaatregel verenigbaar met andere verdragsbepalingen, of andere staatssteunregels, kaderregelingen of richtsnoeren zou zijn.

    5.4.   Verenigbaarheid uit hoofde van artikel 107, lid 3, onder a), VWEU, in het licht van de richtsnoeren van 2007

    (72)

    De richtsnoeren van 2007 behelzen in deel 2 (toepassingsgebied) en deel 4 (regionale investeringssteun) de voorwaarden voor de goedkeuring van regionale investeringssteun. In onderhavig geval moet de steun voldoen aan punt 10 (bijdrage van ad-hocsteun tot een regionale ontwikkelingsstrategie), en de punten 4.1 (aard van de steun en steunplafonds) en 4.2 (in aanmerking komende uitgaven), volgens welke aan de volgende vereisten moet zijn voldaan:

    —   Stimulerend effect: om ervoor te zorgen dat regionale steun daadwerkelijk een stimulerend effect heeft op het uitvoeren van investeringen die anders niet in de steungebieden hadden plaatsgevonden, is in punt 38 van de richtsnoeren van 2007 bepaald dat „in het geval van ad-hocsteun moet de bevoegde autoriteit, vóór de werkzaamheden aan het project beginnen, een letter of intent uitsturen, waarin de steunverlening afhankelijk wordt gesteld van de toestemming van de Commissie”.

    —   Bijdrage tot een coherente regionale ontwikkelingsstrategie: punt 10 van de richtsnoeren van 2007 luidt: „Wanneer uitzonderlijk wordt overwogen ad-hocsteun aan één individuele onderneming toe te kennen […], dan dient de lidstaat aan te tonen dat het project tot een coherente regionale ontwikkelingsstrategie bijdraagt”.

    —   In aanmerking komende uitgaven: punten 34-36 en 50-56 van de richtsnoeren van 2007 bevatten een precieze omschrijving van de in aanmerking komende uitgaven.

    —   Eigen bijdrage van de begunstigde: volgens punt 39 van de richtsnoeren van 2007 dient de begunstigde een financiële bijdrage van 25 % te verstrekken.

    —   Behoud van de investering in de regio: volgens punt 40 van de richtsnoeren van 2007 dient de investering voor ten minste vijf jaar (of drie jaar in het geval van een kmo) in het bewuste gebied behouden te blijven.

    —   Steunplafonds: de steunplafonds zijn in de punten 42-49 van de richtsnoeren van 2007 vastgesteld.

    (73)

    De Commissie heeft de verenigbaarheid van de voorgenomen steunmaatregel reeds beoordeeld in punt 34 van deel 3.3 van het besluit tot inleiding van de formele onderzoekprocedure (24). Zoals reeds in punt 34, i), van het besluit werd uitgelegd, heeft de maatregel betrekking op een initiële investering, namelijk de oprichting van een nieuwe vestiging. De overname van activa die rechtstreeks met een vestiging verband houden, in dit geval de stilgelegde thermo-elektrische centrale en de gebruikte brandstoftanks, kunnen ook als initiële investering gelden, mits zij door een onafhankelijke investeerder worden verworven (zie de punten 34-35 van de richtsnoeren van 2007): dit aspect zal hieronder in punt 5.4.3 behandeld worden. In punt 34, vi), van het besluit tot inleiding van de procedure was verklaard dat de begunstigde een financiële bijdrage van minstens 25 % van de in aanmerking komende kosten dient te verstrekken - in een vorm die vrij is van enige steun van de overheid (zie punt 39 van de richtsnoeren van 2007). In punt 34, vii) van dat besluit was vermeld dat de steun afhankelijk wordt gesteld van het behoud van de investering voor een minimumperiode van ten minste vijf jaar na de voltooiing ervan (zie punt 40 van de richtsnoeren van 2007). In punt 34, i) en iii), werd gesteld dat de aangemelde steunintensiteit niet hoger is dan het toepasselijke regionale steunplafond van 30 % BFE, aangepast overeenkomstig punt 67 van de richtsnoeren van 2007 (zie punten 42-49 van de richtsnoeren van 2007). In punt 34, iv), werd verklaard dat de kosten voor voorbereidende studies en consultancykosten lager waren dan het voor kmo’s toegestane steunplafond (zie punt 51 van de richtsnoeren van 2007).

    (74)

    Hieronder zal de Commissie beoordelen of de steunmaatregel voldoet aan de voorwaarden in verband met het stimulerend effect, de bijdrage tot de regionale ontwikkeling en de in aanmerking komende investeringskosten.

    5.4.1.   Stimulerend effect (punt 38 van de richtsnoeren van 2007)

    (75)

    Punt 38 van de richtsnoeren van 2007 luidt als volgt:

    „Het is van belang erover te waken dat regionale steun daadwerkelijk een stimulerend effect heeft op het uitvoeren van investeringen die anders niet in de steungebieden hadden plaatsgevonden. Daarom mag in het kader van steunregelingen steun alleen worden toegekend indien de begunstigde een steunaanvraag heeft ingediend en de met het beheer van de regeling belaste autoriteit vervolgens schriftelijk heeft bevestigd dat, na grondige verificatie, het project in beginsel voldoet aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden van de regeling vóór de werkzaamheden aan het project beginnen. In alle steunregelingen moet een uitdrukkelijke verwijzing naar beide voorwaarden zijn opgenomen. In het geval van ad-hocsteun moet de bevoegde autoriteit, vóór de werkzaamheden aan het project beginnen, een letter of intent uitsturen, waarin de steunverlening afhankelijk wordt gesteld van de toestemming van de Commissie. Beginnen de werkzaamheden vooraleer aan de voorwaarden van dit punt is voldaan, dan komt het hele project niet voor steun in aanmerking”.

    Voetnoot 39 luidt als volgt: „Wanneer steun individueel moet worden aangemeld bij en goedgekeurd door de Commissie, moet de bevestiging van de subsidiabiliteit afhankelijk worden gesteld van de goedkeuring van de steun door de Commissie”.

    Voetnoot 40 luidt als volgt: „„Begin van de werkzaamheden” betekent hetzij de start van de bouwwerkzaamheden hetzij de eerste vaste toezegging om uitrusting te bestellen, met uitsluiting van verkennende haalbaarheidsstudies”.

    Voetnoot 41 luidt als volgt: „De enige uitzondering op deze regels is het geval van goedgekeurde fiscale steunregelingen waarbij een belastingvrijstelling of -vermindering automatisch wordt toegekend ten behoeve van de in aanmerking komende uitgaven zonder enige discretionaire marge voor de autoriteiten”.

    (76)

    Volgens vaste rechtspraak:

    „… kan de Commissie een steunmaatregel verenigbaar met artikel 87, lid 3, Europese Gemeenschap verklaren enkel indien kan worden vastgesteld dat de steun bijdraagt tot het bereiken van een van de aangehaalde doelstellingen, en dat de begunstigde onderneming deze doelstelling niet met haar eigen middelen onder normale marktomstandigheden kan bereiken. In andere woorden komt een steunmaatregel enkel voor de uitzonderingen van artikel 87, lid 3, Europese Gemeenschap in aanmerking, indien hij een van de in artikel 87, lid 3, onder a), b), c) of d), Europese Gemeenschap vastgestelde doelstellingen nastreeft en daarenboven ook noodzakelijk is om deze doelstellingen te bereiken (arrest van het Gerecht van eerste aanleg in zaak T-187/99, Agrana Zucker und Stärke tegen Commissie, Jurispr. 2001, blz. II-1587, punt 74).

    Een steunmaatregel die leidt tot een verbetering van de financiële positie van de begunstigde onderneming zonder noodzakelijk te zijn om de in artikel 87, lid 3, Europese Gemeenschap voorziene doelstellingen te bereiken, is immers onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt (arrest van het Hof van Justitie in zaak C-390/06, Nuova Agricast, Jurispr. 2008, blz. I-2577, punt 68; zie ook in dit verband de arresten van het Hof van Justitie in zaak 310/85, Deufil tegen Commissie, Jurispr.1987, blz. 901, punt 18, en zaak C-400/92, Duitsland tegen Commissie, Jurispr. 1994, blz. I-4701, punten 12, 20 en 21)” (25).

    Het Gerecht van eerste aanleg volgde dezelfde benadering in een zaak (26) betreffende een ad-hocmaatregel die onder de vorige richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen (27) viel, en verklaarde dat de bepalingen betreffende het stimulerend effect ook van toepassing zijn op ad-hocmaatregelen. Het Gerecht bevestigde dat de Commissie haar beoordeling van het stimulerend effect kan baseren op een omstandigheid van chronologische aard (28).

    (77)

    Volgens vaste praktijk bij de besluiten van de Commissie betreffende ad-hocmaatregelen die op basis van de richtsnoeren van 2007 worden goedgekeurd, moet, om als bewijs van een stimulerend effect in de zin van punt 38 van de richtsnoeren van 2007 te kunnen worden beschouwd, in de door de bevoegde autoriteit verstrekte schriftelijke bevestiging, ten minste het te ondersteunen investeringsproject, het bedrag van de in aanmerking komende kosten en het bedrag van de steun worden vermeld, en moet tevens een voorwaardelijkheidsclausule zijn opgenomen (29).

    (78)

    De Italiaanse autoriteiten en de steunontvanger hebben een aantal documenten verstrekt, die volgens hen een schriftelijke bevestiging vormen in de zin van punt 38 van de richtsnoeren van 2007. De Commissie zal elk van deze documenten analyseren om na te gaan of aan de voorwaarden van punt 38 van de richtsnoeren van 2007 is voldaan. Allereerst moet de Commissie evenwel vaststellen op welke datum met de uitvoering van het project is begonnen.

    5.4.1.1.   Begindatum van het project

    (79)

    De Italiaanse autoriteiten hebben verklaard dat in juli 2007 gestart werd met de tenuitvoerlegging van het project. De Commissie merkt evenwel op dat op 9 februari 2006 aangevangen werd met de overname van de stilgelegde thermo-elektrische elektriciteitscentrale, door de overdracht naar Fri-El Acerra van NGP’s bedrijfsdivisie die verband hield met de elektriciteitscentrale. Aangezien de overname van activa die rechtstreeks met een vestiging verband houden (in dit geval de stilgelegde elektriciteitscentrale) als initiële investering wordt beschouwd, is de begindatum van de werkzaamheden, de datum waarop de stilgelegde thermo-elektrische centrale werd overgenomen. Bijgevolg meent de Commissie dat de begindatum van de werkzaamheden 9 februari 2006 is. De Commissie merkt evenwel op dat haar conclusies betreffende het stimulerend effect ongewijzigd zouden blijven indien aangenomen zou worden dat de relevante datum 4 augustus 2006 zou zijn, toen Fri-El Acerra bij Wärtsilä de bestelling plaatste voor de levering van de nieuwe elektriciteitscentrale, of zelfs 23-30 juli 2007, toen Fri-El Acerra is gestart met de bouwwerkzaamheden aan de nieuwe biobrandstofcentrale.

    5.4.1.2.   De programmaovereenkomst van 15 juli 2005

    (80)

    De Commissie is van oordeel dat dit document, als beschreven in de punten 23 en 24, niet als een schriftelijke bevestiging in de zin van punt 38 van de richtsnoeren van 2007 kan worden beschouwd, aangezien het hoofdzakelijk betrekking heeft op de redding van en het herstructureringsplan van NGP (30). In het document wordt melding gemaakt van de bouw van een nieuwe elektriciteitscentrale, maar daarbij is sprake van een andere onderneming (Edison) en een ander project (een nieuwe thermo-elektrische centrale van 400 MW), maar niet van enig voornemen om steun voor het project te verlenen. In de programmaovereenkomst is alleen vermeld dat NGP, Edison en de Italiaanse autoriteiten binnen 60 dagen een andere overeenkomst dienen te sluiten, hetgeen niet is gebeurd. Zoals reeds in punt 24 is vermeld, is Edison volledig onafhankelijk van Fri-El Acerra.

    (81)

    De Italiaanse autoriteiten hebben geargumenteerd dat in de richtsnoeren van 2007 niet is aangegeven welke precieze vorm de schriftelijke bevestiging moet hebben; volgens de Commissie rechtvaardigt dit evenwel niet het standpunt dat voldaan is aan punt 38 van de richtsnoeren van 2007 door gelijk welk document waarin een vage verwijzing naar een mogelijk steunproject is opgenomen. In de programmaovereenkomst wordt het te ondersteunen investeringsproject (de biobrandstofcentrale) niet vermeld, noch het bedrag van de in aanmerking komende kosten of het steunbedrag. Er is zelfs geen sprake van enige voorgenomen steun voor de conversie van de stilgelegde elektriciteitscentrale. De voorwaarden om als bewijs van het stimulerend effect te worden beschouwd als bedoeld in punt 38 van de richtsnoeren van 2007, verwijzen uitdrukkelijk naar een investeringsproject, naar steun, naar een begunstigde en naar de noodzakelijkheid van toestemming van de Commissie. Een document waaruit het stimulerend effect blijkt, moet al deze informatie-elementen bevatten.

    (82)

    De Commissie kan evenmin het argument van de Italiaanse autoriteiten aanvaarden volgens welk de programmaovereenkomst een gewettigd vertrouwen heeft doen ontstaan dat subsidies beschikbaar zouden zijn voor enig project inzake elektriciteitsproductie in het industriegebied van Acerra, aangezien in het document niet is vermeld dat steun voor dit doel zou worden verleend.

    (83)

    De Commissie concludeert dat de programmaovereenkomst van 15 juli 2005 niet voldoet aan de voorwaarden van punt 38 van de richtsnoeren van 2007.

    5.4.1.3.   Het protocol tot wijziging van de programmaovereenkomst van 6 april 2006

    (84)

    De programmaovereenkomst werd op 6 april 2006 door de regio Campania en NGP gewijzigd (zie punt 36 hierboven). In deze wijziging wordt verwezen naar een alternatief plan voor de elektriciteitscentrale, met name de conversie ervan naar een biobrandstofcentrale, en wordt voorzien in steun voor dit project uit hoofde van een onder de groepvrijstellingsverordening vallende regeling, namelijk maatregel 1.12 van het operationeel programma voor de regio Campania (31).

    (85)

    Die regeling kon evenwel niet het volledige bedrag van de voor het Fri-El Acerra-project geplande staatssteun bestrijken, omdat daarvan projecten met een aanzienlijk steunbedrag waren uitgesloten, d.w.z. projecten met in aanmerking komende kosten van meer dan 25 miljoen euro en een steunintensiteit van meer dan 17,5 % BSE, alsmede projecten met een totaal steunbedrag van meer dan 15 miljoen euro. Bovendien kon de verwerving van gebruikte machines en uitrusting in het kader van de vrijgestelde regeling geen deel uitmaken van de in aanmerking komende kosten (32).

    (86)

    Zelfs indien de Commissie het wijzigingsprotocol van 6 april 2006 zou beschouwen als een document voor de toekenning van steun (hetgeen niet het geval is), zou dit niet voldoen aan de voorwaarden van punt 38 van de richtsnoeren van 2007. Ten eerste dateert dit protocol van na de begindatum van de werkzaamheden (9 februari 2006). Ten tweede bevat het protocol, net zoals de programmaovereenkomst, niet alle informatie om als intentieverklaring te kunnen worden beschouwd: met name zijn het bedrag van de in aanmerking komende kosten of van de te verlenen steun er niet in vermeld en is geen voorwaardelijkheidsclausule opgenomen. Ten derde verwijst het document uitdrukkelijk naar een regionale steunregeling die op 31 december 2006 is verstreken (33). De Commissie heeft reeds gesteld dat het stimulerend effect niet van de ene steunregeling naar de andere kan worden overgedragen, omdat elke regeling op zich staat en eigen voorwaarden heeft om in aanmerking te komen (34); dit geldt des te meer wanneer de nationale autoriteiten verwezen hebben naar de mogelijkheid van de verlening van steun uit hoofde van een specifieke regeling op grond waarvan het niet toegestaan zou zijn steun te verlenen voor een dergelijk bedrag of project waarvan in dit geval sprake is.

    (87)

    De Commissie concludeert dat het protocol van 6 april 2006 tot wijziging van de programmaovereenkomst van 15 juli 2005 niet voldoet aan de voorwaarden van punt 38 van de richtsnoeren van 2007, en dat dit in ieder geval dateert van na de begindatum van het project.

    (88)

    In de loop van 2006, voordat de bestaande steunregelingen waren verstreken, heeft Fri-El Acerra tweemaal staatssteun aangevraagd: op 7 juni 2006 verzocht zij om 30 miljoen euro uit hoofde van maatregel 1.12 in het operationele programma voor de regio Campania 2000-2006, en op 18 december 2006 verzocht zij om 43 396 000 euro uit hoofde van nationale regeling N 488/1992, als gewijzigd en goedgekeurd als staatssteunmaatregel N 715/99 (35). De Commissie heeft geen weet van enige positieve reactie van de Italiaanse autoriteiten op deze verzoeken. Niettemin was Fri-El Acerra reeds met de werkzaamheden begonnen door de overname van de activa van NGP in februari 2006, en had zij de bestelling voor de levering van de nieuwe elektriciteitcentrale reeds op 4 augustus 2006 bij Wärtsilä geplaatst. Tenslotte startte zij met de bouwwerkzaamheden op 23-30 juli 2007. Bijgevolg kunnen ook deze verzoeken niet als een intentieverklaring in de zin van punt 38 van de richtsnoeren van 2007 worden beschouwd, en bewijzen zij niet dat de steun daadwerkelijk een stimulerend effect heeft.

    5.4.1.4.   De vergunning van de regio Campania van 9 oktober 2006

    (89)

    Een ander document uit 2006 dat door de Italiaanse autoriteiten in hun opmerkingen wordt vermeld, namelijk de door de regio Campania op 9 oktober 2006 verleende vergunning (36), houdt verband met administratieve vergunningen voor de technische conversie van de bestaande elektriciteitcentrale, en niet met door de regionale autoriteiten voor dit doel te verlenen steun. Derhalve kan het niet als een intentieverklaring in de zin van punt 38 van de richtsnoeren van 2007 worden beschouwd; en het dateert van na de begindatum van het project.

    5.4.1.5.   Het besluit van de regio Campania van 26 oktober 2007

    (90)

    De Commissie is van mening dat het besluit van de regionale raad van de regio Campania nr. 1857 van 26 oktober 2007 (Deliberazione della Giunta Regionale della Regione Campania nr. 1857, reeds aangehaald in de punten 25, 26, 29 en 68), het eerste door de Italiaanse autoriteiten uitgevaardigd document is dat hen wettelijk ertoe verbindt steun aan Fri-El Acerra te verlenen en dat voldoet aan de voorwaarden van punt 38 van de richtsnoeren van 2007. In dit document is het investeringsproject (de biobrandstofcentrale) en het steunbedrag (maximaal 19,5 miljoen euro) duidelijk aangegeven, en wordt de steunverlening afhankelijk gesteld van de toestemming van de Commissie.

    (91)

    Aangezien de projectwerkzaamheden van start zijn gegaan in februari 2006 d.w.z. anderhalf jaar vóór de datum van dat document, is de Commissie van oordeel dat het aangemelde project niet voldoet aan de voorwaarden betreffende het stimulerend effect als bepaald in punt 38 van de richtsnoeren van 2007 (37). Het project werd pas op 16 juli 2008 aangemeld. Een besluit van de regio van oktober 2007, waarin een voorwaardelijke toezegging tot steunverlening was opgenomen, kan niet als doorslaggevend worden beschouwd om Fri-El Acerra een stimulans te verlenen voor de tenuitvoerlegging van een investeringsproject waarmee in feite in februari 2006 was begonnen, namelijk met de overname van de elektriciteitcentrale. Het besluit van de regio van oktober 2007 kan niet als afdoende bewijs van het stimulerend effect van de steun worden beschouwd, zelfs indien de datum van de eerste bouwwerkzaamheden van Fri-El Acerra in juli 2007 als aanvangsdatum zouden worden beschouwd, aangezien ook deze werkzaamheden de datum van bovenbedoeld besluit zijn voorafgegaan.

    5.4.1.6.   De notulen van een bijeenkomst, op 6 oktober 2005, van het comité dat belast is met de tenuitvoerlegging van de programmaovereenkomst van 15 juli 2005

    (92)

    Als bewijs van het stimulerend effect van Fri-El Acerra’s investeringsproject, verwijzen de Italiaanse autoriteiten voorts naar de notulen van een bijeenkomst van 6 oktober 2006, van het voor de tenuitvoerlegging van de programmaovereenkomst van 15 juli 2005 verantwoordelijke comité. Volgens de notulen heeft de vertegenwoordiger van NGP op deze bijeenkomst voor de eerste keer de Fri-El-groep vermeld als potentiële investeerder die interesse had laten blijken voor de overname van de stilgelegde elektriciteitscentrale. De interesse van de Fri-El-groep zou gemotiveerd geweest zijn door de beschikbaarheid van regionale steun voor de sector, omdat deze de financiële kosten zou kunnen drukken van de, op dat moment niet zeer concurrerende, locatie.

    (93)

    De Commissie meent dat deze verklaring in de notulen niet wijst op een vast en bindend voornemen vanwege de Italiaanse autoriteiten om steun voor het investeringsproject te verlenen, afhankelijk van de toestemming van de Commissie. De verklaring komt van de vertegenwoordiger van NGP, een onderneming in moeilijkheden die op zoek was naar een koper voor haar stilgelegde elektriciteitscentrale. In de notulen staat geen verklaring van de Italiaanse autoriteiten die bevestigt dat aan de verwachtingen van de Fri-El-groep inzake regionale investeringssteun zou worden voldaan.

    (94)

    De Commissie benadrukt dat een intentieverklaring manifest een schriftelijk document vanwege de steunverlenende autoriteit moet zijn, en niet van de vertegenwoordiger van een onderneming die geen begunstigde van de steun is en die belang heeft bij de verkoop van de betrokken activa (de thermo-elektrische centrale). Bovendien voldoen deze notulen niet aan de minimale voorwaarden inzake de inhoud van een intentieverklaring als bedoeld in punt 38 van de richtsnoeren van 2007.

    5.4.1.7.   Interne documenten van de onderneming

    (95)

    Wat de overige door de Italiaanse autoriteiten verstrekte documenten betreft (zie punt 54), kunnen, met het oog op de duidelijke bewoordingen van de laatste zin van punt 38 van de richtsnoeren van 2007, en het gegeven dat een intentieverklaring afkomstig moet zijn van de voor steunverlening bevoegde autoriteit, de interne documenten van de onderneming volgens de Commissie niet worden gelijkgesteld aan een intentieverklaring waaruit blijkt dat de autoriteiten voornemens zijn steun voor een regionaal investeringsproject te verlenen.

    (96)

    In ieder geval bevestigen deze documenten veeleer dat de investeringsbeslissing zonder een vaste en bindende toezegging tot steunverlening van de Italiaanse autoriteiten werd genomen. In het bijzonder wordt in een intern rapport van 26 januari 2006 de financiële haalbaarheid van het project met en zonder regionale steun beoordeeld. Daaruit blijkt dat beide hypotheses in overweging werden genomen. In het rapport wordt geconcludeerd dat indien Fri-El Acerra geen regionale investeringssteun zou krijgen, het project minder renderend en risicovoller zou zijn. Niettemin zette Fri-El Acerra slechts enkele weken later, op 9 februari 2006 de investering in gang door de stilgelegde NGP-elektriciteitscentrale aan te kopen. Noch de Italiaanse autoriteiten, noch de steunbegunstigde hebben verklaard dat er tussen 26 januari 2006 en 9 februari 2006 tekenen waren die zouden kunnen hebben aangegeven of bevestigen dat de Italiaanse autoriteiten voornemens waren steun te verlenen.

    5.4.1.8.   Concluderend is er geen stimulerend effect

    (97)

    De Commissie is derhalve van mening dat het aangemelde project niet voldoet aan de voorwaarden betreffende het stimulerend effect van ad-hocsteun als uiteengezet in punt 38 van de richtsnoeren van 2007. Daarin is bepaald dat het stimulerend effect moet blijken uit een door de bevoegde autoriteit vóór de werkzaamheden aan het project beginnen, uitgestuurde intentieverklaring, waarin wordt gesteld dat het investeringsproject in beginsel in aanmerking komt voor steun, afhankelijk van de toestemming van de Commissie.

    5.4.2.   Bijdrage tot een coherente regionale ontwikkelingsstrategie (punt 10 van de richtsnoeren van 2007)

    (98)

    De Commissie herhaalt allereerst dat volgens punt 10 van de richtsnoeren van 2007, de toekenning van regionale ad-hocsteun slechts uitzonderlijk wordt overwogen. De lidstaat dient dan aan te tonen dat de regionale ad-hocsteun bijdraagt tot de regionale ontwikkeling dankzij de positieve gevolgen ervan, bijvoorbeeld door de schepping van banen (aantal directe en indirecte door de investering gecreëerde arbeidsplaatsen), opleiding en kennisoverdracht, en spillover- en vermenigvuldigingseffecten die leiden tot extra investeringen door gelieerde dienstaanbieders en producenten, waarbij tegelijk de concurrentievervalsing wordt beperkt.

    (99)

    De Commissie houdt rekening met het feit dat de directe schepping (of instandhouding) van 25 banen en de indirecte schepping van 10 banen een bijdrage tot de regionale ontwikkeling vormt. Zij ziet evenwel een manifeste onevenredigheid tussen het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen en het steunbedrag van 19,5 miljoen euro, hetzij ad-hocsteun per direct gecreëerde arbeidsplaats van 780 000 euro, vooral in vergelijking met een groot aantal regionale ad-hocmaatregelen die de Commissie de voorbije jaren heeft goedgekeurd, waarbij het gemiddelde steunbedrag per in stand gehouden of gecreëerde arbeidsplaats uitkwam op minder dan 70 000 euro (38). Deze conclusie houdt stand, zelfs indien rekening wordt gehouden met het feit dat de kosten voor het scheppen of in stand houden van arbeidsplaatsen kunnen verschillen van lidstaat tot lidstaat.

    (100)

    De Commissie is ten tweede van mening dat de in de verschillende programmerings- en planningsdocumenten betreffende de regionale ontwikkeling (39) vastgestelde formele voorwaarden, in het bijzonder de doelstelling om een capaciteit van stroomopwekking uit biomassa van 200 MW tegen 2013 te halen, als bepaald in het regionaal milieu- en energieplan van 2008, geen wezenlijke en fundamentele reden vormt voor deze regionale ad-hocsteun. De bijdrage van de elektriciteitscentrale Fri-El Acerra, met een capaciteit van 74,8 MW en een productie van 600 GWh per jaar, is marginaal vergeleken met het totale regionale energietekort van 15 000 GWh per jaar. De Commissie is van mening dat de totstandbrenging van een functionerende energiemarkt deze specifieke investering niet rechtvaardigt. Wat de andere, in de verschillende regionale programmeringsdocumenten vastgelegde formele doelstellingen betreft, erkent de Commissie dat het investeringsproject kan bijdragen tot het bereiken van deze doelstellingen, maar zij meent dat de bijdrage ervan in termen van uit hernieuwbare bronnen geproduceerde energie nauwelijks voldoende is om regionale ad-hocsteun aan één enkele onderneming te rechtvaardigen.

    (101)

    Tijdens de aanmeldingsfase hebben de Italiaanse autoriteiten er herhaaldelijk op gewezen dat de elektriciteitscentrale energie voor het industriegebied van Acerra zou produceren om zo de daar gevestigde ondernemingen te beschermen tegen het risico van stroomuitval. Tijdens de formele onderzoekfase werd dit argument achterwege gelaten en bevestigde Italië dat Fri-El Acerra haar energie op de energiemarkt moet verkopen en zich op het nationale net moet aansluiten (40). Derhalve is een van de belangrijkste rechtvaardigheidsgronden uit de aanmeldingsperiode weggevallen, aangezien de door Fri-El Acerra geproduceerde energie op het nationale energienet moet worden verkocht en de nieuwe biobrandstofcentrale rechtstreeks op het nationale stroomnet aangesloten wordt.

    (102)

    In het licht van de door de Italiaanse autoriteiten tijdens de formele onderzoekfase verstrekte informatie, neemt de Commissie nota van het argument dat de ontwikkeling van het Acerra-industriegebied benadeeld zou kunnen worden indien het investeringsproject van Fri-El Acerra zou worden onderbroken, aangezien dit nog een bijkomend negatief signaal zou geven aan potentiële investeerders in het gebied, dat reeds zwaar onder sociale en economische moeilijkheden gebukt gaat. De andere ondernemingen die interesse hebben laten blijken in een vestiging op de locatie zouden zich dan kunnen terugtrekken, hetgeen een nog grotere negatieve uitwerking zou hebben op een vervallen stedelijk gebied dat reeds in crisis verkeert. Er zij evenwel op gewezen dat, indien een steunmaatregel geen stimulerend effect ex ante heeft, het feit dat de Commissie deze onverenigbaar verklaart, niet kan voorkomen dat andere investeerders zich op dezelfde industriële locatie vestigen of dat het eigen stimulerend effect van andere steunmaatregelen daarmee verloren zou gaan.

    (103)

    Ten slotte stelt de Commissie vast dat de Italiaanse autoriteiten geen specifieke gegevens hebben verstrekt om aan te tonen dat de investering zou leiden tot opleidingsmaatregelen of kennisoverdracht, of een spillover- of vermenigvuldigingseffect zou hebben, hetgeen wel het geval was voor de meeste regionale ad-hocsteunmaatregelen die de Commissie de voorbije jaren heeft goedgekeurd (41).

    (104)

    Wegens bovenvermelde redenen, en rekening houdend met de vroegere praktijk en met alle mogelijke relevante factoren (beperkt aantal direct of indirect geschapen arbeidsplaatsen, beperkte bijdrage tot het regionale energiebeleid, geen rechtstreekse energielevering aan het industriegebied, geen spillover-effecten, en vooral het duidelijk buitensporige steunbedrag per gecreëerde of in stand gehouden arbeidsplaats), concludeert de Commissie dat de investering niet bijdraagt tot een coherente regionale ontwikkelingsstrategie, als vereist is volgens punt 10 van de richtsnoeren van 2007.

    5.4.3.   In aanmerking komende uitgaven (punten 34-36 en 50-56 van de richtsnoeren van 2007)

    (105)

    Ondanks de door de Italiaanse autoriteiten naar voren geschoven economische rechtvaardiging heeft de overdracht van de activa (de elektriciteitscentrale) van NGP naar Fri-El Acerra niet volledig volgens de regels plaatsgevonden. De overnemer, Fri-El Acerra, bevestigt dat de onderneming op het moment van de overdracht voor 90,5 % onder zeggenschap van NGP stond.

    (106)

    Evenwel lijkt het tijdelijke NGP-aandeel in Fri-El Acerra verband te houden met de gekozen methode om de bestaande fabriek over te dragen tussen twee voorheen onafhankelijke partijen (overdracht van een bedrijfsonderdeel). Aan het eind van de transactie, waarbij het bedrijfsonderdeel van NGP werd overgedragen aan de gemeenschappelijke onderneming en de aandelen vervolgens werden verkocht aan de Fri-El-groep, waren de twee ondernemingen opnieuw onafhankelijk van elkaar. Ook was voldaan aan de vereiste dat de prijs van de stilgelegde thermo-elektrische centrale vastgesteld dient te worden door een onafhankelijke deskundige, in overeenstemming met de beginselen en doelstelling van punt 35 van de richtsnoeren van 2007.

    (107)

    De Commissie concludeert dat de overdracht van de stilgelegde thermo-elektrische centrale formeel gezien niet volledig in overeenstemming met punt 35 van de richtsnoeren van 2007 heeft plaatsgevonden, volgens welke een vestiging „door een onafhankelijke investeerder moet worden verworven”, maar dat dit uit materieel oogpunt wel het geval was. De door Fri-El Acerra voor de stilgelegde elektriciteitscentrale betaalde prijs kwam overeen met de door een onafhankelijke deskundige bepaalde prijs, en kort na de overdracht van de activa werd de verwervende onderneming opnieuw onafhankelijk van de verkopende onderneming (NGP).

    (108)

    Wat de andere gebruikte activa betreft die in de in aanmerking komende kosten zijn opgenomen, aanvaardt de Commissie de redenering van de Italiaanse autoriteiten en van Fri-El Acerra volgens welke de overdracht van de gebruikte brandstoftanks tussen twee onafhankelijke partijen, tegen marktvoorwaarden, heeft plaatsgevonden, zelfs zonder formele ex-ante waardebepaling door een onafhankelijke deskundige. De voor deze activa betaalde prijs komt overeen met de marktprijs, zoals blijkt uit het nieuwe document dat werd opgesteld door dezelfde onafhankelijke deskundige die voorheen de waarde van de stilgelegde elektriciteitscentrale had bepaald.

    (109)

    Bijgevolg kan de overname van deze activa die rechtstreeks met een vestiging verband houden, d.w.z. de stilgelegde thermo-elektrische centrale en de gebruikte brandstoftanks, als initiële investering beschouwd worden in de zin van punt 35 van de richtsnoeren van 2007.

    5.4.4.   Conclusie betreffende de verenigbaarheid met de richtsnoeren van 2007

    (110)

    Hoewel aan een aantal voorwaarden voor regionale investeringssteun in de zin van de richtsnoeren van 2007 is voldaan, komt de Commissie evenwel tot de conclusie dat de verplichtingen inzake regionale ad-hocsteun voor een investeringsproject in termen van stimulerend effect en regionale bijdrage niet zijn nagekomen. De Commissie concludeert dat de maatregel niet verenigbaar kan worden verklaard uit hoofde van artikel 107, lid 3, onder a), VWEU en de richtsnoeren van 2007.

    5.5.   Verenigbaarheid met de bepalingen van de milieurichtsnoeren van 2008

    (111)

    Noch tijdens de voorlopige beoordelingsfase, noch tijdens de formele onderzoekfase hebben de Italiaanse autoriteiten gereageerd op de opmerking van de Commissie dat de milieurichtsnoeren van 2008 relevanter lijken voor de beoordeling van dit soort maatregelen, die door energie- en milieudoelstellingen en daarmee overeenkomende investeringen (biobrandstofcentrale) gekenmerkt worden.

    (112)

    Volgens punt 1.3.4. van de milieurichtsnoeren van 2008 moet een maatregel een stimulerend effect hebben. Volgens punt 27 moet worden nagegaan, of de betrokken investering zonder staatssteun niet zou zijn uitgevoerd.

    (113)

    In onderhavig geval werd de investering, als uiteengezet in punt 5.4.1. hierboven, reeds aangevat alvorens de voor de steunverlening bevoegde autoriteit een duidelijk voornemen om steun te verlenen, had kenbaar gemaakt. De aangemelde steun kan bijgevolg geen stimulerend effect hebben, en wegens deze loutere reden is niet voldaan aan de in de milieurichtsnoeren van 2008 opgenomen voorwaarden.

    (114)

    Daarnaast merkt de Commissie op dat, ondanks een uitdrukkelijk verzoek, Italië niet de nodige informatie heeft verstrekt om aan te tonen dat de maatregel voldoet aan de voorwaarden voor investeringssteun voor hernieuwbare energie, als uiteengezet in de milieurichtsnoeren van 2008 (punten 102-106).

    (115)

    Het is aan de lidstaat om aan te tonen dat een steunmaatregel verenigbaar is (42). Aangezien Italië in dit verband geen informatie heeft verstrekt, beschikt de Commissie niet over voldoende informatie om zich een oordeel te vormen over de naleving van de andere criteria van de milieurichtsnoeren van 2008.

    (116)

    De Commissie concludeert derhalve dat de steunmaatregel niet verenigbaar kan worden verklaard met de interne markt uit hoofde van artikel 107, lid 3, onder c), VWEU of de milieurichtsnoeren van 2008, of van enige andere uitzonderingsbepaling van het VWEU. De maatregel moet derhalve verboden worden.

    6.   CONCLUSIES

    (117)

    In haar besluit tot inleiding van de formele onderzoekprocedure heeft de Commissie uiteengezet waarom zij betwijfelde dat de onderzochte maatregel in aanmerking zou komen voor de uitzonderingsbepalingen van artikel 107, lid 3, onder a), VWEU; de redenen daarvoor zijn samengevat in deel 3 van dit besluit. Deze twijfels konden door de in het kader van de opmerkingen van de Italiaanse autoriteiten en de steunontvanger verstrekte informatie en argumenten niet volledig weggenomen worden.

    (118)

    De Commissie concludeert dat de door de Italiaanse autoriteiten aan Fri-El Acerra te verlenen aangemelde regionale ad-hocsteun, als beschreven in deel 2 van dit besluit, niet voldoet aan alle voorwaarden van de richtsnoeren van 2007 om als verenigbaar met de interne markt uit hoofde van artikel 107, lid 3, onder a), VWEU beschouwd te kunnen worden. Evenmin is voldaan aan de voorwaarden van de milieurichtsnoeren van 2008 om uit hoofde van artikel 107, lid 3, onder c), VWEU, verenigbaar met de interne markt te kunnen worden verklaard. Er zijn geen andere gronden voor verenigbaarheid van toepassing.

    (119)

    Aangezien de steunmaatregel niet voor enige andere uitzonderingsbepaling van het VWEU in aanmerking komt, mag hij niet ten uitvoer worden gelegd. Volgens de Italiaanse autoriteiten werd de steun nog niet verleend; derhalve dient de terugvordering ervan niet te worden gelast.

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De staatssteun ten belope van 19,5 miljoen euro, die Italië voornemens is ten gunste van Fri-El Acerra S.r.l. te verlenen, is onverenigbaar met de interne markt.

    Deze steunmaatregel mag bijgevolg niet ten uitvoer worden gelegd.

    Artikel 2

    Italië deelt de Commissie binnen twee maanden vanaf de kennisgeving van dit besluit mee welke maatregelen het heeft genomen om hieraan te voldoen.

    Artikel 3

    Dit besluit is gericht tot de Republiek Italië.

    Gedaan te Brussel, 15 september 2010.

    Voor de Commissie

    Joaquín ALMUNIA

    Vicevoorzitter


    (1)  PB C 95 van 24.4.2009, blz. 20.

    (2)  PB C 95 van 24.4.2009, blz. 20.

    (3)  PB C 54 van 4.3.2006, blz. 13.

    (4)  Besluit van de Commissie van 28 november 2007 inzake steunzaak N 324/2007 - Italië: nationale regionale-steunkaart 2007-2013 - C(2007)5618 def. (PB C 90 van 11.4.2008, blz. 4).

    (5)  Informatie afkomstig van de internetsite van de Fri-El-groep: www.fri-el.it

    (6)  Beschikking van de Commissie van 16 juli 2008 betreffende steunmaatregel C 14/07 (ex NN 15/07) die Italië ten uitvoer heeft gelegd ten gunste van NGP/SIMPE (PB L 301 van 12.11.2008, blz. 14).

    (7)  Informatie afkomstig van de internetsite van de Fri-El-groep: www.fri-el.it

    (8)  Alle waarden zijn nominale waarden tenzij anders is aangegeven.

    (9)  Het protocol zelf is gedateerd 6 april 2006, terwijl de bijlagen ervan op 4 april 2006 werden ondertekend.

    (10)  Gepubliceerd in het publicatieblad van de regio Campania (BURC), nr. 63 van 3 december 2007.

    (11)  PB C 82 van 1.4.2008, blz. 1.

    (12)  De intentieverklaring (Protocollo d’intesa) werd op 12 mei 2004 onder andere ondertekend door de nationale, regionale en lokale overheden, Sviluppo Italia, Montefibre Spa, NGP S.p.A, Edison S.p.A en de vakbonden, om een oplossing te vinden voor de industriële crisis bij NGP.

    (13)  Accordo di programma van 15 juli 2005, hierboven reeds vermeld.

    (14)  De eerste wijziging van de programmaovereenkomst (Protocollo integrativo dell’Accordo di programma) werd op 6 april 2006 ondertekend door, onder meer, de nationale, regionale en lokale overheden, Sviluppo Italia, Consorzio ASI di Napoli, Exide Italia S.r.l., ILMAS S.p.A. en de vakbonden, om een oplossing te vinden voor de industriële crisis bij ILMAS.

    (15)  Besluit nr. 1857 van de regionale raad van Campania van 26 oktober 2007, reeds vermeld.

    (16)  De tweede wijziging van de programmaovereenkomst (Protocollo integrativo dell’Accordo di programma) werd op 8 april 2008 ondertekend door, onder andere, de nationale, regionale en lokale overheden, NGP en Fri-El Acerra.

    (17)  Consorzio per l’Area di Sviluppo Industriale della Provincia di Napoli.

    (18)  De Commissie merkt op dat NGP aandelen in Fri-El Acerra had vanaf de oprichting van deze laatste, namelijk op 20 december 2005, tot 11 december 2008.

    (19)  De elektriciteitsmarkt werd op 1 juli 2007 volledig opengesteld overeenkomstig Richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn 96/92/EG („de tweede elektriciteitsrichtlijn”), PB L 17 van 15.7.2003, blz. 37.

    (20)  Zie de arresten van het Gerecht van eerste aanleg in zaak T-297/02 ACEA/Commissie, Jurispr. 2009, blz. II-1683, punt 90 en zaak T-301/02 AEM/Commissie, Jurispr. 2009, blz. II-1757, punt 95.

    (21)  PB C 74 van 10.3.1998, blz. 9.

    (22)  Volgens het Gerecht van eerste aanleg is het relevante criterium om vast te stellen wanneer de steun werd verleend „het juridisch bindende besluit waarmee de bevoegde [nationale] instanties steun toezeggen”: zie zaak T-109/01, Fleuren Compost tegen Commissie, Jurispr. 2004, blz. II-127, punt 74 en gevoegde zaken T-362/05 en T-363/05, Nuova Agricast tegen Commissie, Jurispr. 2008, blz. II-00297*, punt 80. Zie ook het recente arrest in zaak T-62/08, Thyssenkrupp Acciai Speciali Terni tegen Commissie, nog niet gepubliceerd in de jurisprudentie, punten 234-236.

    (23)  PB C 82 van 1.4.2008, blz. 1.

    (24)  Besluit betreffende steunmaatregel N 357/08, gepubliceerd in het PB C 95 van 24.4.2009, blz. 20.

    (25)  Niet-officiële vertaling van de Commissie. Arrest van het Gerecht van 8 juli 2010 in zaak T-396/08, Freistaat Sachsen tegen Commissie, nog niet gepubliceerd, punten 46 en 47.

    (26)  Arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 14 juni 2009 in zaak T-162/06 Kronoply tegen Commissie, Jurispr. 2009, blz. II-1, punten 80 en 81.

    (27)  PB C 74 van 10.3.1998, blz. 9.

    (28)  Arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 14 juni 2009 in zaak T-162/06 Kronoply tegen Commissie, punt 80.

    (29)  Aan deze voorwaarden was bijvoorbeeld voldaan in de intentieverklaring (in de vorm van een schriftelijk document dat ondertekend was door de begunstigde en de regio Piemonte) in een andere recente Italiaanse zaak betreffende regionale ad-hocsteun, zaak N 381/2008, Pirelli Industrie Pneumatici S.r.l. (PB C 284 van 25.11.2009), alsmede in een lange lijst van Poolse zaken betreffende regionale ad-hocsteun: N 468/2009 Roche Polska Sp. z o.o. (PB C 53 van 5.3.2010); N 448/2009 Crisil Irevna Sp. z o.o. (PB C 147 van 5.6.2010); N 447/2009 TietoEnator Polska Sp. z o.o. (PB C 25 van 2.2.2010); N 338/2009 UniCredit Process & Administration Societa per Azioni Spółka Akcyjna Oddział w Polsce (PB C 93 van 13.4.2010); N 293/2009 Samsung Electronics Polska Sp. z o.o. (PB C 94 van 14.4.2010); N 433/2008 Regional ad hoc aid to UPS Polska Sp. z o.o. (PB C 1 van 5.1.2010); N 67/2008 Google Poland Sp. z o.o. (PB C 217 van 26.8.2008).

    (30)  Beschikking van de Commissie van 16 juli 2008 betreffende steunmaatregel C 14/07 (ex-NN 15/07) die Italië ten uitvoer heeft gelegd ten gunste van NGP/CIMP, hierboven aangehaald.

    (31)  Onder steunmaatregel XS 67/05 ten behoeve van kmo’s vallende maatregel, gepubliceerd in PB C 19 van 26.1.2006, blz. 4. Deze regeling, die was vrijgesteld uit hoofde van Verordening nr. 70/2001 (PB L 10 van 13.1.2001, blz. 33), verstreek op 31.12.2006.

    (32)  Besluit van de regionale raad van de regio Campania (Deliberazione della Giunta Regionale della Regione Campania) nr. 168 van 15 februari 2005, gepubliceerd in het Publicatieblad van de regio Campania (BURC), nr. 20 van 11 april 2005.

    (33)  De vrijgestelde kmo-regeling XS 67/05, hierboven reeds aangehaald.

    (34)  Als in het geval van Beschikking 2008/854/EG van 2 juli 2008 betreffende de steunregeling Regionale Wet nr. 9 van 1998 - onrechtmatige toepassing van steunmaatregel N 272/98, C 1/04 (ex NN 158/03 en CP 15/03), waarbij de Commissie een negatieve beschikking heeft gegeven en terugvordering heeft gelast. Deze benadering werd bevestigd door het Gerecht van eerste aanleg: „Het algemene beginsel vervat in artikel 87, lid 1, Europese Gemeenschap, is dat staatssteun verboden is. Volgens de Jurisprudentie dienen uitzonderingen op dat beginsel strikt te worden geïnterpreteerd … Daaruit volgt dat een besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een steunregeling uitsluitend betrekking heeft op de verlening van steun uit hoofde van die regeling: het is aan de betrokken nationale autoriteiten om de steun te verlenen alvorens dat besluit verstrijkt” (niet-officiële vertaling van de Commissie; gevoegde zaken T-362/05 en T-363/05, Nuova Agricast tegen Commissione, Jurispr. (2008), blz. II-00297*, punt 80). Derhalve geeft het feit dat een onderneming voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een steunregeling, haar niet het recht om steun uit hoofde van een andere steunregeling of maatregel te ontvangen.

    (35)  Beschikking D/105754 van de Commissie van 2.8.2000.

    (36)  Decreto Dirigenziale nr. 416, gepubliceerd in BURC nr. 62 van 26.11.2007.

    (37)  De richtsnoeren van 2007 werden op 4 maart 2006 gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, maar de lidstaten waren daarvan reeds eerder in kennis gesteld. Het persbericht IP/05/1653 (Commissie keurt nieuwe richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2007-2013 goed) dateert van 21 december 2005.

    (38)  Zie bijvoorbeeld de volgende staatssteunzaken: N 381/2008, reeds aangehaald; voor Polen: N 468/2009, reeds aangehaald; N 447/2009, reeds aangehaald; N 649/2008 SWS Business Process Outsourcing Poland Sp. z o.o. (PB C 122 van 29.5.2009); N 522/2008 Regionalna pomoc ad hoc dla spółki Franklin Templeton Investments Poland Sp z o.o. (PB C 186 van 8.8.2009); N 406/2008 Robert Bosch Sp. z o.o. (PB C 122 van 29.5.2009); N 360/2008 Regional ad hoc aid to State Street (Poland) Limited Sp. z o.o. (PB C 328 van 31.12.2008); N 67/2008 (op. cit.); C 46/2008 Dell Poland (PB L 22 van 2.2.2010); N 299/2007 Sharp Manufacturing Poland Sp. z o.o. (PB C 20 van 27.1.2009); NN 4/2007 Delitissue Sp. z o.o. (PB C 107 van 11.5.2007); N 904/2006 Funai Electric (Polska) Sp. z. o. o. (PB C 41 van 15.2.2008); N 828/2006 Ad hoc regional investment aid to Bridgestone Stargard Sp. z o.o. (PB C 278 van 21.11.2007); N 535/2006 Shell Polska Sp. z o.o. (PB C 200 van 28.8.2007); N 256/2006 Pomoc dla LG Electronics Wrocław Sp. z o.o. - Urządzenia gospodarstwa domowego (PB C 276 van 17.11.2007); N 251/2006 LG Innotek Poland Sp. z o.o. (PB C 270 van 13.11.2007); N 247/2006 Lucky SMT Sp. z o.o. (PB C 282 van 24.11.2007); N 630/2005 Pomoc regionalna dla MAN Trucks Sp. z o.o. (PB C 126 van 30.5.2006); voor Roemenië: N 767/2007 Ford (PB C 238 van 17.9.2008); voor Letland: N 730/2007 SIA Ekobriketes (PB C 210 van 19.8.2008); N 729/2007 SIA Eko Osta (PB C 80 van 3.4.2009); voor Slowakije: N 847/2006 Samsung Electronics LCD Slovakia s.r.o. (PB C 195 del 19.8.2009); N 857/2006 Regionálna pomoc podniku Kia Motors Slovakia s.r.o. (PB C 214 van 13.9.2007); N 651/2005 INA Kysuce a.s. (PB C 205 van 5.9.2007); voor de Tsjechische Republiek: N 661/2006 Investiční pobídka pro společnost Hyundai Motor Manufacturing Czech s.r.o. (PB C 262 van 1.11.2007).

    (39)  Jaarlijkse aanpassing van het actieplan voor regionale ontwikkeling (PASER) uit hoofde van artikel 27, lid 1, van regionale wet nr. 1 van 19 januari 2007, goedgekeurd door de regionale raad van Campania op 30 mei 2008, regionaal milieu- en energieplan Campania (PEAR) 2008.

    (40)  Dit wordt bevestigd door het feit dat Fri-El Acerra voorkomt op de lijst van energieproducenten, die gepubliceerd wordt door de energiemarktautoriteiten (Gestore del Mercato dell’Energia), op het adres: http://www.mercatoelettrico.org/

    (41)  Zie voetnoot 38.

    (42)  Zie arrest van het Hof van Justitie in gevoegde zaken C-278/92 tot C-280/92, Spanje tegen Commissie, Jurispr. 1994, blz. 4103, punt 49 en het arrest van het Gerecht van eerste aanleg in zaak T-176/01, Ferriere Nord tegen Commissie, Jurispr. 2004, blz. II-3931, punt 94.


    Top