EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32007D0054

Beschikking van de Commissie van 2 juni 2004 betreffende de door Italië, regio Sicilië, geplande staatssteun voor afzetbevordering van en reclame voor landbouwproducten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 1923) (Voor de EER relevante tekst)

PB L 32 van 6.2.2007, p. 29–36 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
PB L 32 van 6.2.2007, p. 4–4 (BG, RO)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2007/54(1)/oj

6.2.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 32/29


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 2 juni 2004

betreffende de door Italië, regio Sicilië, geplande staatssteun voor afzetbevordering van en reclame voor landbouwproducten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 1923)

(Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/54/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Na de belanghebbenden te hebben verzocht overeenkomstig dat artikel hun opmerkingen te maken (1), en gelet op die opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

I.   PROCEDURE

(1)

Bij brief van 2 september 1997, geregistreerd op 5 september 1997, heeft de Permanente Vertegenwoordiging van Italië bij de Europese Unie artikel 6 van Regionale Wet nr. 27 van 1997 van de regio Sicilië overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag bij de Commissie aangemeld.

(2)

Bij telex VI/41836 van 28 oktober 1997 hebben de diensten van de Commissie de bevoegde autoriteiten verzocht toelichtingen te verstrekken bij de steun in het kader van artikel 6 en bij Regionale Wet nr. 27 van 1997.

(3)

Bij brief van 19 januari 1998 hebben de bevoegde autoriteiten aanvullende gegevens verstrekt en meegedeeld dat de wet reeds in werking was getreden. De aanmelding is bijgevolg opgenomen in het register van niet-aangemelde steunmaatregelen, onder nummer NN 36/98, zoals aan Italië bij brief SG(98)D/32328 van 3 april 1998 is gemeld. De bevoegde autoriteiten hebben evenwel ook duidelijk aangegeven dat geen steun in het kader van de wet zou worden verleend voordat de procedure van artikel 88, lid 3, van het Verdrag was afgerond.

(4)

Bij telex VI/13937 van 31 mei 2000 (in de Engelse versie voorafgegaan door telex 2000/VI/10442 van 14 april) hebben de diensten van de Commissie de bevoegde autoriteiten verzocht uitleg te verschaffen bij het bepaalde in Regionale Wet nr. 27/1997 en een kopie van de tekst daarvan te verstrekken.

(5)

Bij brief van 31 juli 2002, geregistreerd op 5 augustus 2002, hebben de bevoegde autoriteiten aanvullende gegevens over artikel 5 van de wet verstrekt.

(6)

Bij telex AGR 024925 van 22 oktober 2002 hebben de diensten van de Commissie de bevoegde autoriteiten verzocht uitleg en toelichtingen te verschaffen bij de recentelijk verstrekte aanvullende gegevens en de maatregelen in het kader van Regionale Wet nr. 27/1997. In diezelfde brief hebben de diensten van de Commissie de bevoegde autoriteiten erop gewezen dat ze de betrokken aanmelding konden intrekken als de steunmaatregelen in het kader van artikel 6 van Regionale Wet nr. 27 van 1997 en eventueel in het kader van andere bepalingen van diezelfde wet nog niet waren goedgekeurd, en als de bevoegde autoriteiten konden garanderen dat in het kader van vorengenoemde wet geen steun was/zou worden uitgekeerd.

(7)

Aangezien de diensten van de Commissie geen antwoord hadden ontvangen op bovenvermelde telex, hebben zij de Italiaanse autoriteiten bij telex AGR 30657 van 20 december 2002 verzocht de verlangde gegevens binnen een maand te verstrekken en aangegeven dat zij zich bij ontstentenis van een bevredigend antwoord binnen die termijn het recht voorbehielden de Commissie voor te stellen een bevel tot het verstrekken van informatie uit te vaardigen overeenkomstig artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (2).

(8)

Bij brief SG(2003)D/230470 van 10 juli 2003 heeft de Commissie Italië overeenkomstig artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 659/1999 in kennis gesteld van haar beschikking met daarin het bevel tot het verstrekken van informatie ten aanzien van de artikelen 6 en 4 van Regionale Wet nr. 27/1997, die zij op 9 juli 2003 had gegeven (C(2003) 2054 def.).

(9)

Bij datzelfde bevel tot het verstrekken van informatie had de Commissie Italië verzocht om binnen 20 werkdagen vanaf de kennisgeving van haar beschikking alle documenten, informatie en gegevens te verschaffen die nodig waren om te kunnen nagaan of de geplande steun was toegekend en verenigbaar was met de gemeenschappelijke markt. Naast het verzoek om alle andere gegevens te verstrekken die nuttig werden geacht voor de beoordeling van de bovenvermelde maatregelen, bevatte het bevel tot het verstrekken van informatie ook een overzicht van de informatie waarom Italië was verzocht.

(10)

De diensten van de Commissie hebben noch een antwoord op bovenvermeld bevel, noch een aanvraag tot verlenging van de antwoordtermijn ontvangen.

(11)

Bij brief SG(2003)D/233550 van 17 december 2003 heeft de Commissie de Italiaanse autoriteiten in kennis gesteld van haar beschikking C(2003) 4473 def. van 16 december 2003 tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag ten aanzien van de steunmaatregelen in het kader van artikel 4 (reclame voor Siciliaanse producten) en artikel 6 (cooperative, cantine sociali) van Regionale Wet nr. 27/1997.

(12)

Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3). De Commissie heeft de belanghebbenden verzocht hun opmerkingen te maken.

(13)

Bij brief van 10 februari 2004, geregistreerd op 13 februari 2004, heeft de Permanente Vertegenwoordiging van Italië bij de Europese Unie de Commissie namens de regio Sicilië verzocht om een verlenging met 20 werkdagen voor het verstrekken van de gegevens waarom de Commissie in haar Beschikking C(2003) 4473 def. van 16 december 2003 had verzocht met betrekking tot artikel 4 (reclame voor Siciliaanse producten) van Regionale Wet nr. 27/1997. Bij diezelfde gelegenheid kondigden de Italiaanse autoriteiten hun voornemen aan de aanmelding van de steun in het kader van artikel 6 (cooperative, cantine sociali) waaraan, zoals aangegeven in de brief, geen uitvoering was gegeven, in te trekken.

(14)

Bij telex AGR 05312 van 23 februari 2004 hebben de diensten van de Commissie bevestigd dat de door Italië aangevraagde verlenging met ingang van 13 februari 2004 was ingewilligd.

(15)

Bij brief van 18 februari 2004, geregistreerd op 26 februari 2004, heeft de Permanente Vertegenwoordiging van Italië een verzoek om verlenging met 20 werkdagen verzonden met betrekking tot diezelfde steunmaatregel.

(16)

Bij brief van 24 februari 2004, geregistreerd op 1 maart 2004, vervolgens bevestigd bij brief van 12 maart 2003, geregistreerd op 17 maart 2003, hebben de Italiaanse autoriteiten de Commissie in kennis gesteld van de intrekking van de aanmelding van de steunmaatregel in het kader van artikel 6 (cooperative, cantine sociali) van Regionale Wet nr. 27/1997 waaraan, zoals aangegeven in hun brieven, geen uitvoering was/zou worden gegeven.

(17)

Bij telex AGR 07074 van 11 maart 2004 is aan de Italiaanse autoriteiten gemeld dat geen verlenging van de termijn voor het verstrekken van de gegevens en/of opmerkingen tot na 24 maart 2004 zou worden toegestaan, aangezien het besluit tot inleiding van de procedure was bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie van 24 februari 2004 en de uiterste datum voor het indienen van de opmerkingen door derden voor diezelfde datum was gepland. In diezelfde telex hebben de diensten van de Commissie nota genomen van de intrekking van artikel 6 (cooperative, cantine sociali) van Regionale Wet nr. 27/1997.

(18)

De Commissie heeft de opmerkingen van de Italiaanse autoriteiten over artikel 4 (reclame voor Siciliaanse producten) van Regionale Wet nr. 27/1999 ontvangen bij brief van 15 maart 2004 (geregistreerd op 18 maart 2004).

(19)

Overeenkomstig het besluit tot inleiding van de procedure (4) heeft de onderhavige beschikking uitsluitend betrekking op staatssteun in het kader van artikel 4 (reclame voor Siciliaanse producten) van Regionale Wet nr. 27/1999 voor landbouwproducten van bijlage I bij het Verdrag, die kan zijn/worden verleend sinds de inwerkingtreding van de Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor reclame voor in bijlage I van het Verdrag vermelde producten en voor bepaalde niet in bijlage I vermelde producten (5) (hierna „de reclamerichtsnoeren” genoemd), dat wil zeggen vanaf 1 januari 2002.

(20)

Aangezien de aanmelding van artikel 6 (cooperative, cantine sociali) van Regionale Wet nr. 27/1997 door Italië was ingetrokken bij brief van 24 februari 2004, geregistreerd op 1 maart 2004, is er geen reden om de in het kader van dat artikel geplande steunmaatregelen te beschrijven en te beoordelen.

II.   GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE STEUNMAATREGELEN

(21)

Artikel 4 (reclame voor Siciliaanse producten) betreft een wijziging van artikel 17 van Regionale Wet nr. 14/1966. In dit artikel is bepaald dat: 1) „reclamecampagnes rechtstreeks op basis van de in artikel 15 vermelde programma's (met een mogelijke looptijd van drie jaar) ten uitvoer worden gelegd door het Regionale Ministerie of via het Instituut voor buitenlandse handel, gespecialiseerde instanties of consortia die zijn opgericht door Ente Fiera del Mediterraneo en Ente Fiera di Messina of door die instanties en één of meer Kamers van Koophandel uit de regio; deze programma’s kunnen een looptijd van drie jaar hebben; en dat 2) behalve voor de hierboven vermelde consortia, de regels inzake de gunning van overheidsdiensten van toepassing zijn indien de tenuitvoerlegging van de programma's wordt toevertrouwd aan andere dan nationale of regionale overheidsinstanties.”.

(22)

Ondanks de herhaalde verzoeken van de diensten van de Commissie en het door de Commissie bij haar beschikking van 9 juli 2003 uitgevaardigde bevel tot het verstrekken van informatie hebben de Italiaanse autoriteiten niet de gegevens verstrekt die nodig zijn om de bij de Commissie omtrent artikel 4 gerezen twijfel dat er sprake zou kunnen zijn van staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag weg te nemen en, in voorkomend geval, te beoordelen of deze steun als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kan worden beschouwd. Bovendien was het niet duidelijk of de betrokken steun reeds was verleend.

(23)

In haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het Verdrag ten aanzien van de betrokken maatregel heeft de Commissie opgemerkt dat zij in dat stadium, bij gebrek aan gegevens van de Italiaanse autoriteiten, niet wist of artikel 4 van Regionale Wet nr. 27/1997 voorzag in de invoering of de wijziging van staatssteun voor afzetbevordering en reclame voor in bijlage I bij het Verdrag vermelde landbouwproducten.

(24)

Daarnaast heeft de Commissie twijfels geuit ten aanzien van de verenigbaarheid van de steunmaatregelen met de gemeenschappelijke markt, aangezien het de Commissie bij gebrek aan antwoord van de Italiaanse autoriteiten helemaal niet duidelijk was of de uit hoofde van artikel 4 van de wet te financieren maatregelen verenigbaar waren met de thans geldende voorschriften voor dit soort steunmaatregelen, namelijk de in de Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor reclame vastgestelde voorschriften.

(25)

Bovendien betwijfelde de Commissie, gelet op de uitvoeringsbepalingen van de programma’s en reclame- en afzetbevorderingscampagnes in het kader van artikel 4, zoals beschreven in overweging 21 hierboven, of de eventuele daarin geplande steunmaatregelen van de staten zouden worden uitgevoerd in overeenstemming met de communautaire voorschriften inzake overheidsopdrachten. Met betrekking tot met name de rechtstreekse selectie van de met de reclamecampagnes belaste bedrijven en instanties betwijfelde de Commissie of schriftelijk een contract betreffende betaalde diensten zou worden gesloten tussen de contracterende autoriteit en de geselecteerde dienstverleners, en of in dat geval zou worden voldaan aan de strenge voorwaarden van het Teckal-arrest (6). Indien niet aan deze voorwaarden was voldaan, betwijfelde de Commissie of de tussenpersonen waren geselecteerd overeenkomstig de voorschriften van Richtlijn 92/50/EEG van de Raad (7), voor zover van toepassing, en in elk geval in overeenstemming met de in het Verdrag neergelegde beginselen, met name die van gelijke behandeling en transparantie, om „een passende mate van openbaarheid” te garanderen, zoals verlangd door het Hof van Justitie (8).

III.   OPMERKINGEN VAN DERDEN

(26)

De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen van belanghebbende derden.

IV.   OPMERKINGEN VAN ITALIË

(27)

Bij brief van 15 maart 2004, geregistreerd op 18 maart 2004, heeft de Commissie opmerkingen van Italië namens de regio Sicilië ontvangen.

(28)

In deze brief bevestigen de Italiaanse autoriteiten de intrekking van de aanmelding van artikel 6 van Regionale Wet nr. 27/1997 en delen zij hun opmerkingen betreffende artikel 4 mee.

(29)

De Italiaanse autoriteiten hebben met name verklaard dat de bij artikel 4 ingevoerde wijziging (reclame voor Siciliaanse producten) van artikel 17 van Regionale Wet nr. 14/1996, met betrekking tot het voeren van reclamecampagnes door consortia die zijn opgericht door de Ente fiera del Mediterraneo en de Ente fiera di Messina, of door deze beiden en één of meer kamers van koophandel van de regio, niet is toegepast aangezien de vermelde consortia nooit zijn opgericht.

(30)

Volgens de verstrekte gegevens worden de afzetbevorderingsprogramma’s rechtstreeks door het regionaal ministerie („assessorato”) of via het instituut voor buitenlandse handel uitgevoerd (in de jaren 1993-1998 en 1999-2001-2003 opgestelde overeenkomsten in het kader van de akkoorden tussen het ministerie van Productieve Activiteiten en de Regio’s). De verantwoordelijke instanties selecteren jaarlijks de ter financiering voorgelegde projecten en voorzien in de nodige diensten voor de uitvoering ervan op basis van de geldende regelgeving op dit gebied, met inachtneming van de regels van de markt, behalve wanneer exclusiviteitscontracten met de organisatoren bestaan.

(31)

De bevoegdheden van het regionaal ministerie bestrijken niet alleen de agrovoedingssector, doch ook andere sectoren (ambacht, uitgeverij, textiel, enz.). In het geval van de onderhavige sector zijn de activiteiten die voor 100 % uit overheidsmiddelen worden gefinancierd de volgende:

a)

deelname aan tentoonstellingen en vakbeurzen in Italië en in het buitenland: uitgaven die rechtstreeks verband houden met de huur van de tentoonstellingsruimte, de inrichting van de stands, water- en elektriciteitsaansluitingen, de inschrijving in de officiële catalogus van het evenement, reclame, tolkdiensten, vervoer en verzekeringen;

b)

de organisatie van internationale workshops in Italië en in het buitenland: uitgaven voor de organisatie en het verloop van de bijeenkomsten (huur van zalen, inrichting, selectie van de bijeenkomsten, tolkdiensten en reclame);

c)

reclame via media (pers, affiches, radio, televisie).

(32)

De begunstigden van de financiering voor de onder a) en b) genoemde uitgaven zijn consortia van bedrijven en bedrijven die zijn ingeschreven bij de kamers van koophandel in Sicilië. De selectie van de begunstigden gebeurt via een jaarlijkse oproep tot het indienen van voorstellen en op basis van vooraf vastgestelde en in het publicatieblad van de regio Sicilië bekendgemaakte selectiecriteria. Op grond van de overweging 4 van Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de minimis-steun (9) vormt steun als bedoeld onder a) en b) geen exportsteun en is op deze steun sinds 2002 de „de minimis”-regel van toepassing. Wat de agrovoedingssector betreft, kan de betrokken steun in het licht van de reclamerichtsnoeren als „zachte” steunverlening worden beschouwd, die wordt geregeld door punt 14.1 van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector (10) betreffende „de organisatie van wedstrijden, tentoonstellingen en vakbeurzen”. Bovendien zou de per begunstigde onderneming toegekende steun voor deelname aan vakbeurzen en workshops, hoewel in de regionale wet niet uitdrukkelijk is aangegeven dat de steun niet meer dan 100 000 EUR per begunstigde per driejarige periode mag bedragen, ruimschoots onder dit maximum blijven.

(33)

Wat reclame via media betreft, hebben de Italiaanse autoriteiten gepreciseerd dat de in Italië of in de Gemeenschap gevoerde reclamecampagnes niet specifiek betrekking hebben op producten van een bepaald bedrijf of een bepaalde groep bedrijven, doch dat het om generieke reclame gaat zonder verwijzing naar de oorsprong van de producten, zelfs wanneer het gaat om typische producten van de regio. Voor reclamecampagnes met betrekking tot de agrivoedingssector heeft de aan de consument gerichte boodschap betrekking op een product of een groep producten, zonder verwijzing naar de producerende bedrijven van de regio. De reclame is generiek, zet niet aan tot het kopen van producten louter voor de regionale oorsprong en kan niet worden geacht producten van andere lidstaten in diskrediet te brengen. De reclame zou bijgevolg niet in strijd zijn met artikel 28 van het Verdrag.

(34)

De door de Italiaanse autoriteiten ingediende opmerkingen hebben betrekking op de afzetbevorderings- en reclame-initiatieven in zowel de Europese Gemeenschap als in derde landen, voor zover dezelfde criteria worden gehanteerd.

V.   BEOORDELING VAN DE STEUN

(35)

Krachtens artikel 87, lid 1, van het Verdrag zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

(36)

De onderhavige maatregel voorziet in steun uit regionale overheidsmiddelen aan bepaalde landbouwbedrijven in Sicilië, die daardoor onmiskenbaar een onrechtmatig economisch en financieel voordeel verkrijgen ten opzichte van andere bedrijven die deze steun niet ontvangen. Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie kan verbetering van de concurrentiepositie van een bedrijf door toekenning van staatssteun in het algemeen de concurrentie ten opzichte van bedrijven die geen dergelijke steun ontvangen, verstoren (11).

(37)

De maatregel is van invloed op het handelsverkeer tussen de lidstaten, aangezien er een aanzienlijk intracommunautair handelsverkeer in landbouwproducten bestaat, zoals blijkt uit onderstaande tabel (12) waarin de totale waarde van de invoer en de uitvoer van landbouwproducten tussen Italië en de Gemeenschap in de periode 1997-2001 is aangegeven (13). Er zij op gewezen dat Sicilië een belangrijke producent van landbouwproducten is in Italië.

 

Totale landbouw

 

Miljoen ECU-EUR

Miljoen ECU-EUR

 

Uitvoer

Invoer

1997

9 459

15 370

1998

9 997

15 645

1999

10 666

15 938

2000

10 939

16 804

2001

11 467

16 681

(38)

Met betrekking tot het bovenstaande zij erop gewezen dat het Hof van Justitie heeft verklaard dat steun aan een onderneming het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig kan beïnvloeden en de mededinging kan verstoren, wanneer die onderneming zich in een situatie bevindt dat zij moet concurreren met producten uit andere lidstaten, zonder dat zij zelf deelneemt aan de uitvoer. Wanneer een lidstaat een subsidie verleent aan een onderneming, kan de nationale productie daardoor ongewijzigd blijven, doch ook toenemen, met als gevolg dat de in andere lidstaten gevestigde ondernemingen minder mogelijkheden hebben om hun producten uit te voeren op de markt van deze lidstaat. Dergelijke steun kan bijgevolg het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloeden en de mededinging verstoren (14).

(39)

De Commissie concludeert bijgevolg dat de onderhavige maatregel onder het verbod van artikel 87, lid 1, van het Verdrag valt. De Italiaanse autoriteiten hebben dit punt nooit betwist.

(40)

Artikel 87, leden 2 en 3, voorziet in een aantal uitzonderingen op het verbod van artikel 87, lid 1.

(41)

De in artikel 87, lid 2, onder a), b) en c), vermelde uitzonderingen zijn duidelijk niet van toepassing gezien de aard van de betrokken steunmaatregelen en de doelstellingen ervan. Italië heeft zich dan ook niet beroepen op artikel 87, lid 2, onder a), b) of c).

(42)

Artikel 87, lid 3, onder a), is in het onderhavige geval evenmin van toepassing, aangezien de steun niet bedoeld is om de economische ontwikkeling van streken waarin de levensstandaard abnormaal laag is of waar een ernstig gebrek aan werkgelegenheid heerst, te bevorderen. Bovendien heeft Italië zich niet beroepen op de toepassing van artikel 87, lid 3, onder a).

(43)

Artikel 87, lid 3, onder b), is evenmin van toepassing, aangezien de betrokken steunmaatregelen niet bedoeld zijn om de verwezenlijking van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang te bevorderen of een ernstige verstoring in de Italiaanse economie op te heffen. Bovendien heeft Italië zich niet beroepen op de toepassing van artikel 87, lid 3, onder b).

(44)

De onderhavige steun is niet bestemd, noch geschikt, om de doelstellingen van artikel 87, lid 3, onder d), te verwezenlijken, en Italië heeft zich ook niet beroepen op de toepassing van die bepaling.

(45)

Gelet op de aard en het doel van de onderzochte steunmaatregelen is de enige mogelijke uitzondering die van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag.

(46)

Of de uitzondering van overweging 45 van toepassing is, moet worden beoordeeld in het licht van de bepalingen die gelden voor de toekenning van staatssteun voor afzetbevordering en reclame in de landbouwsector, of van de in de reclamerichtsnoeren vastgestelde voorschriften (15).

(47)

Overeenkomstig punt 7.1 van de reclamerichtsnoeren past de Commissie deze richtsnoeren sinds 1 januari 2002 toe voor alle nieuwe steunmaatregelen van de staten, met inbegrip van nog in behandeling zijnde meldingen van de lidstaten. Onrechtmatige steun als bedoeld in artikel 1, onder f), van Verordening (EG) nr. 659/1999 wordt beoordeeld volgens de op het ogenblik van de toekenning ervan geldende voorschriften en richtsnoeren.

(48)

Overeenkomstig het besluit tot inleiding van de procedure, waarin de Commissie twijfels heeft geuit ten aanzien van de verenigbaarheid van de steunmaatregelen met de thans voor dit soort steunmaatregelen geldende voorschriften (16), heeft deze beschikking uitsluitend betrekking op met ingang van 1 januari 2002 toegekende steun voor afzetbevordering en reclame voor in bijlage I bij het Verdrag vermelde landbouwproducten.

(49)

Wat de steun voor afzetbevordering betreft, is in punt 8 van de reclamerichtsnoeren bepaald dat afzetbevorderingsactiviteiten, zoals het verspreiden van wetenschappelijke kennis onder het grote publiek, het organiseren van beurzen en tentoonstellingen, de deelname aan deze en vergelijkbare public-relations-evenementen, waaronder marktstudie en -onderzoek, niet als reclame worden beschouwd. Staatssteun voor afzetbevorderingsactiviteiten in de brede zin van het woord valt onder de punten 13 en 14 van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector (17). Aangezien in de aanmelding niet is gepreciseerd dat de betrokken steunmaatregelen uitsluitend betrekking hebben op kleine en middelgrote ondernemingen, is Verordening (EG) nr. 1/2004 van de Commissie van 23 december 2003 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten (18) in het onderhavige geval niet van toepassing.

(50)

Met betrekking tot steun voor reclame is in punt 7 van de reclamerichtsnoeren bepaald dat het begrip „reclame” — waarop deze richtsnoeren van toepassing zijn — niet uitsluitend betrekking heeft op activiteiten die worden gevoerd via de media (pers, radio, televisie of evenementen) die erop gericht zijn de consument ertoe aan te zetten een bepaald product te kopen, doch ook op activiteiten die erop gericht zijn marktdeelnemers of consumenten ertoe aan te zetten het betrokken product te kopen, en op alle materiaal dat voor deze doeleinden rechtstreeks aan de consument wordt verstrekt (met inbegrip van reclameactiviteiten die in het verkooppunt op de consument zijn gericht).

(51)

Uit de beschikbare gegevens kan worden opgemaakt dat de steun voor de deelname aan vakbeurzen en workshops in en buiten de Gemeenschap, zoals beschreven in overweging 31, onder a) en b), en overweging 32 van deze beschikking, slechts volledig als steun voor afzetbevordering kan worden beschouwd voor zover de beschreven activiteiten geen betrekking hebben op activiteiten die erop gericht zijn marktdeelnemers of consumenten ertoe aan te zetten het betrokken product te kopen, noch op materiaal dat voor deze doeleinden rechtstreeks aan de consument wordt verstrekt. Op grond van punt 7 van de reclamerichtsnoeren wordt steun voor activiteiten die erop gericht zijn marktdeelnemers of consumenten ertoe aan te zetten het betrokken product te kopen en voor materiaal dat voor deze doeleinden rechtstreeks aan de consument wordt verstrekt, als steun voor reclame beschouwd.

(52)

Voor zover steun voor de deelname aan vakbeurzen en workshops in en buiten de Gemeenschap effectief kan worden beschouwd als steun voor afzetbevordering in de zin van de punten 13 en 14 van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector, kan deze worden toegekend tot 100 %, doch mag hij niet meer bedragen dan 100 000 EUR per begunstigde en per driejarige periode. Dit maximumbedrag mag worden overschreden mits het niet meer dan 50 % van de subsidiabele uitgaven bedraagt, in het geval van steun voor ondernemingen die beantwoorden aan de definitie van kleine en middelgrote ondernemingen in Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (19). Voor de berekening van het steunbedrag wordt de begunstigde geacht de ontvanger van de dienstverlening te zijn. Zoals kan worden opgemaakt uit de door de Italiaanse autoriteiten gemaakte opmerking wordt bij de financiering van de betrokken afzetbevorderingsmaatregelen het bovengenoemde maximale steunbedrag in acht genomen en zijn ze dus in overeenstemming met de ter zake geldende voorschriften (20).

(53)

Op grond van punt 14 van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector moet dergelijke steun ter voorkoming van concurrentievervalsing beschikbaar zijn voor al degenen die in het betrokken gebied in aanmerking komen, zulks op basis van voorwaarden die op objectieve wijze zijn bepaald. Op basis van de door Italië verstrekte en in bovenstaande overweging 32 van deze beschikking weergegeven gegevens blijkt aan deze voorwaarde te zijn voldaan (21). Steun die beperkt is tot bepaalde verenigingen en bedoeld is om alleen de leden daarvan te begunstigen, wordt niet geacht de ontwikkeling van de sector in zijn geheel te vergemakkelijken en moet als steun voor de bedrijfsvoering worden beschouwd. Wanneer de betrokken diensten worden verricht door verenigingen van producenten of andere landbouworganisaties voor wederzijdse bijstand, moeten zij bijgevolg toegankelijk zijn voor alle landbouwers. In dergelijke gevallen moeten eventuele bijdragen in de administratieve kosten van de betrokken vereniging of organisatie beperkt zijn tot de kosten van de dienstverrichting.

(54)

De bovengenoemde maatregelen voor de deelname aan vakbeurzen en workshops moeten, voor zover ze ook betrekking hebben op activiteiten die erop gericht zijn marktdeelnemers of consumenten ertoe aan te zetten een bepaald product te kopen, of op materiaal dat voor deze doeleinden rechtstreeks aan de consument wordt verstrekt (bijvoorbeeld reclameactiviteiten in het verkooppunt of reclame die is gericht aan marktdeelnemers zoals levensmiddelenproducenten, groot- of kleinhandelaren, restaurants, hotels en andere marktdeelnemers uit de horeca), worden beoordeeld in het licht van de voor steun voor reclame geldende voorschriften, net zoals de reclamemaatregelen die worden gevoerd via de media (pers, affiches, radio, televisie) zoals beschreven in overweging 31, onder c), en overweging 33 van deze beschikking.

(55)

Overeenkomstig de reclamerichtsnoeren moeten de kosten in verband met reclame worden gedragen door de producenten en de marktdeelnemers zelf, als deel van hun normale economische activiteiten.

(56)

Om te worden beschouwd als steun die verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag, en niet als steun voor de bedrijfsvoering, mag steun voor reclame de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt dus niet zodanig veranderen dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad (negatieve criteria) en moet hij de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën bevorderen (positieve criteria). Bovendien moet staatssteun voldoen aan de internationale verplichtingen van de Gemeenschap, die, wat de landbouwsector betreft, zijn gespecificeerd in de landbouwovereenkomst (WTO/GATT 1994).

(57)

Om te beantwoorden aan de negatieve criteria mag de steun op grond van punt 3.1 van de reclamerichtsnoeren niet worden toegekend voor reclamecampagnes die strijdig zijn met artikel 28 van het Verdrag (punt 3.1.1), voor campagnes die in strijd zijn met de secondaire Gemeenschapswetgeving (punt 3.1.2) of voor reclame voor bepaalde ondernemingen (punt 3.1.3). Wanneer door de overheid gefinancierde reclamecampagnes worden opgedragen aan particuliere bedrijven zal de Commissie, om de mogelijkheid uit te sluiten dat steun wordt verleend aan de bedrijven die de campagnes uitvoeren, zich ervan vergewissen dat de keuze van het betrokken bedrijf op marktbeginselen is gebaseerd en op een niet-discriminerende manier heeft plaatsgevonden, zo nodig door gebruikmaking van aanbestedingsprocedures die in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht en in het bijzonder met de rechtspraak (22), met een mate van reclame die voldoende is om het mogelijk te maken dat de dienstenmarkt openstaat voor concurrentie en toezicht op de onpartijdigheid van de aanbestedingsprocedures kan worden gehouden.

(58)

Uit de verstrekte gegevens blijkt dat de in overweging 30, overweging 31, onder c), en overweging 33 van deze beschikking beschreven reclamemaatregelen voldoen aan de criteria van punt 3.1.1 (campagnes die strijdig zijn met artikel 28 van het Verdrag) en 3.1.3 (reclame voor bepaalde ondernemingen). De Italiaanse autoriteiten geven daarentegen niet aan of ook aan het criterium van punt 3.1.2 is voldaan (campagnes die in strijd zijn met de secondaire Gemeenschapswetgeving).

(59)

Gesubsidieerde reclame moet niet alleen voldoen aan de negatieve criteria, doch moet overeenkomstig punt 3.2 van de reclamerichtsnoeren ten minste voldoen aan één van de positieve criteria, die bedoeld zijn om aan te tonen dat de steun de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën daadwerkelijk bevordert. Deze positieve voorwaarde wordt geacht te zijn vervuld indien de gesubsidieerde reclame betrekking heeft op één van de volgende producten: landbouwproducten waaraan een overschot bestaat of onvoldoende geëxploiteerde soorten; nieuwe producten of vervangingsproducten waaraan geen overschot bestaat; producten van hoge kwaliteit, met inbegrip van producten die met behulp van specifieke milieuvriendelijke productie- of vangstmethodes zijn vervaardigd of verkregen, zoals producten van de biologische landbouw; ontwikkeling van bepaalde gebieden; ontwikkeling van het midden- en kleinbedrijf (mkb) zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 70/2001; projecten die worden uitgevoerd door officieel erkende organisaties in de zin van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (23); projecten die gezamenlijk worden uitgevoerd door producentenorganisaties en andere organisaties van de visserijsector die door de nationale instanties zijn erkend.

(60)

Met betrekking tot de steun voor reclame wordt in de door de Italiaanse autoriteiten verstrekte gegevens niet aangegeven of de betrokken reclamemaatregelen voldoen aan één van de bovengenoemde positieve criteria.

(61)

Met betrekking tot het maximumbedrag van de staatssteun voor reclame voor landbouwproducten is in punt 5 van de reclamerichtsnoeren bepaald dat directe steun (uit een algemeen budget van de overheid) niet hoger mag zijn dan het bedrag dat door de sector zelf voor een bepaalde reclamecampagne is bestemd. Op die manier zou, in het geval van steun voor reclame, de directe steun niet meer mogen bedragen dan 50 % en zouden de ondernemingen van de sector ten minste 50 % van de kosten moeten dragen, hetzij in de vorm van vrijwillige bijdragen, hetzij in de vorm van parafiscale heffingen of verplichte bijdragen. Om rekening te houden met het belang van sommige van de in punt 3.2 genoemde positieve criteria kan de Commissie toestaan dat het genoemde maximumpercentage voor de directe steun wordt verhoogd tot 75 % van de kosten in het geval van reclame voor producten die door kleine en middelgrote ondernemingen zijn voortgebracht in gebieden die voor ondersteuning op grond van artikel 87, lid 3, onder a), van het Verdrag in aanmerking komen.

(62)

Uit de verstrekte, in overweging 31 hierboven weergegeven gegevens blijkt dat alle afzetbevorderings- en reclamemaatregelen in het kader van de onderhavige steunregeling voor 100 % uit staatsmiddelen worden gefinancierd. De voorwaarde dat 50 % (of in voorkomend geval 25 %) van de financiering uit de sector afkomstig moet zijn, is derhalve niet vervuld.

(63)

Uit de bovenstaande beoordeling kan de Commissie bijgevolg concluderen dat de betrokken steun voor reclame niet beantwoordt aan de criteria van de punten 3.1.2 (campagnes die in strijd zijn met de secondaire Gemeenschapswetgeving), 3.2 (positieve criteria) en 5 (maxima voor de steunmaatregelen van de staten) van de reclamerichtsnoeren.

(64)

Deze conclusie geldt zowel voor maatregelen in als buiten de Gemeenschap. Aangezien buiten de Gemeenschap uitgevoerde steunmaatregelen voor reclame niet expliciet in de richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector worden vermeld, maakt de Commissie bij de beoordeling ervan gebruik van haar discretionaire bevoegdheid. Volgens vaste praktijk van de Commissie kunnen de betrokken maatregelen, wanneer ze in overeenstemming zijn met de binnen de Gemeenschap geldende relevante voorschriften inzake staatssteun, als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden beschouwd, en kan financiering ervan tot 80 % worden toegestaan (24). In het onderhavige geval zijn, zoals blijkt uit de verstrekte, in de overwegingen 31 en 33 hierboven weergegeven gegevens, de maatregelen in en buiten de Gemeenschap dezelfde en is de toegekende steun gelijk aan 100 %. Bijgevolg zijn ook in dit geval noch de criteria van de punten 3.1.2 (campagnes die in strijd zijn met de secondaire communautaire Gemeenschapswetgeving) en 3.2 (positieve criteria) van de reclamerichtsnoeren, noch het door de Commissie toegestane maximum voor steunmaatregelen van de staten in acht genomen (25). De betrokken steunmaatregelen zijn dan ook onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

(65)

De onderhavige beschikking heeft uitsluitend betrekking op steun in de landbouwsector voor afzetbevordering van en reclame voor in bijlage I bij het Verdrag vermelde landbouwproducten. Zij vormt geen formeel standpunt van de Commissie over de overeenstemming van de selectie van de dienstverleners met de communautaire regelgeving inzake overheidsopdrachten en de desbetreffende jurisprudentie. De Commissie behoudt zich het recht voor om het probleem nader te onderzoeken in het licht van de regelgeving inzake overheidsopdrachten.

VI.   CONCLUSIE

(66)

Gelet op de bovenstaande overwegingen kunnen de steunmaatregelen voor afzetbevordering, voor zover ze in overeenstemming zijn met de punten 13 en 14 van de Communautaitre richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector, als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag worden beschouwd, aangezien ze de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid vergemakkelijken.

(67)

De steun voor reclame, die niet in overeenstemming is met het bepaalde in de richtsnoeren inzake reclame voor in bijlage I bij het Verdrag vermelde producten en voor bepaalde niet in bijlage I vermelde producten, is niet verenigbaar met de gemeenschappelijke markt en kan slechts worden uitgevoerd indien hij wordt gewijzigd om in overeenstemming te zijn met vorengenoemde bepalingen.

(68)

Indien steun voor reclame is verleend die onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, moet deze van de begunstigde worden teruggevorderd,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De door Italië geplande staatssteun voor de afzetbevordering van in bijlage I bij het Verdrag vermelde landbouwproducten uit hoofde van artikel 4 van Regionale Wet nr. 27/1997 van de regio Sicilië is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

De steun mag bijgevolg ten uitvoer worden gelegd.

Artikel 2

De door Italië geplande staatssteun voor reclame voor in bijlage I bij het Verdrag vermelde landbouwproducten uit hoofde van artikel 4 van Regionale Wet nr. 27/1997 van de regio Sicilië is onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

Deze steun mag bijgevolg niet ten uitvoer worden gelegd.

Artikel 3

Italië neemt alle nodige maatregelen om de in artikel 2 bedoelde steun die reeds onrechtmatig ter beschikking is gesteld, terug te vorderen van de begunstigden.

De terugvordering dient onverwijld en in overeenstemming met de nationaal rechtelijke procedures te geschieden, voor zover deze procedures een onverwijlde en daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de onderhavige beschikking mogelijk maken. De terug te vorderen steun is inclusief de rente vanaf de datum waarop de steun de begunstigde(n) ter beschikking is gesteld tot de datum van de daadwerkelijke terugbetaling ervan. De rente wordt berekend op basis van de referentierentevoet die wordt gehanteerd voor de berekening van het subsidie-equivalent in het kader van regionale steunregelingen.

Artikel 4

Italië brengt de bepalingen van het nationale recht inzake steun voor reclame voor in bijlage I bij het Verdrag vermelde producten in overeenstemming met de Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor reclame voor in bijlage I bij het Verdrag vermelde producten en voor bepaalde niet in bijlage I vermelde producten.

Artikel 5

Italië deelt de Commissie binnen twee maanden na de kennisgeving van deze beschikking mee welke maatregelen het heeft genomen om hieraan te voldoen.

Artikel 6

De onderhavige beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel, 2 juni 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB C 48 van 24.2.2004, blz. 2.

(2)  PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1. Verordening gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(3)  Zie voetnoot 1.

(4)  Zie punten 27, 28 en 29 van het in PB C 48 van 24.2.2004, blz. 2, bekendgemaakte besluit.

(5)  PB C 252 van 12.9.2001, blz. 5.

(6)  Arrest van het Hof van Justitie van 18 november 1999 in Zaak C-107/98 Teckal Srl tegen Comune di Viano en Azienda Gas-Acqua Consorziale (AGAC) di Reggio Emilia, Jurispr. (1999) I-8121.

(7)  PB L 209 van 24.7.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(8)  Arrest van het Hof van 7 december 2000 in Zaak C-324/98 (Telaustria Verlags GmbH en Telefonadress GmbH tegen Telekom Austria AG), Jurispr. (2000) I-10745.

(9)  PB L 10 van 13.1.2001, blz. 30.

(10)  PB C 28 van 1.2.2000, blz. 2, gerectificeerd in PB C 232 van 12.8.2000, blz. 17.

(11)  Arrest van het Hof van Justitie van 17 september 1980 in Zaak C-730/79 (Philip Morris Holland BV tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen), Jurispr. (1980), blz. 2671, overwegingen 11 en 12.

(12)  Bron: Eurostat.

(13)  Volgens vaste rechtspraak van het Hof is de voorwaarde met betrekking tot de invloed op het handelsverkeer vervuld wanneer de begunstigde onderneming een economische activiteit verricht waarvoor handelsverkeer tussen de lidstaten plaatsvindt. Uit het feit dat de steun de positie van deze onderneming in het intracommunautaire handelsverkeer versterkt ten opzichte van de concurrerende ondernemingen kan worden opgemaakt dat de steun van invloed is geweest op dit handelsverkeer. Volgens geconsolideerde jurisprudentie is staatssteun in de landbouwsector, ook al is het totale steunbedrag relatief gering en verdeeld over talrijke landbouwers, van invloed op het handelsverkeer. Zie Arrest van het Hof van Justitie van 19 september 2002 in Zaak C-113/00 (Koninkrijk Spanje tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen), Jurispr. (2002), blz. I-7601, overwegingen 30 tot en met 36 en 54 tot en met 56 en Arrest van het Hof van Justitie van 19 september 2002 in Zaak C-114/00 (Koninkrijk Spanje tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen), Jurispr. (2002), blz. I-7657, overwegingen 46 tot en met 52 en 68 tot en met 69.

(14)  Arrest van het Hof van Justitie van 13 juli 1988 in Zaak 102/87 (Franse Republiek tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen), Jurispr. (1988), blz. 4067.

(15)  Zie voetnoot 5.

(16)  Zie punten 27, 28 en 29 van het in PB C 48 van 24.2.2004, blz. 2, bekendgemaakte besluit.

(17)  Zie voetnoot 9.

(18)  PB L 1 van 3.1.2004, blz. 1.

(19)  PB L 10 van 13.1.2001, blz. 33. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 364/2004 (PB L 63 van 28.2.2004, blz. 22).

(20)  Wat de landbouwsector betreft, worden steunmaatregelen voor afzetbevordering en reclame die buiten de Gemeenschap worden uitgevoerd niet expliciet genoemd in de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector. De Commissie maakt bijgevolg gebruik van haar discretionaire bevoegdheid bij de beoordeling ervan. Volgens vaste praktijk van de Commissie kunnen de onderhavige maatregelen, wanneer ze in overeenstemming zijn met de relevante, binnen de Gemeenschap geldende voorschriften inzake staatssteun, als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden beschouwd. Zie bijvoorbeeld Italië/Toscane steunmaatregel N 656/02, steunmaatregel NN 150/02 (ex N 109/02) (brief van de Commissie C(2003) 1747 van 11.6.2003) en steunmaatregel NN 44/03 (ex N 6/03) (brief van de Commissie C(2003) 2534 van 23.7.2003).

(21)  Zoals aangegeven in Beschikking C(2002) 1768 def. van de Commissie van 7.5.2002 (steunmaatregel N 241/01 Italië/Kamer van koophandel) bestaat voor de vestiging van een Europese onderneming en de inschrijving daarvan bij de plaatselijk bevoegde kamer van koophandel geen juridische of feitelijke beperking. Zie ook steunmaatregel N 62/01 (Italië/Vereniging van Kamers van Koophandel van Piemonte en Veneto), Beschikking SG(2001)D/290914 van de Commissie van 8.8.2001.

(22)  Zaak C-324/98, reeds aangehaald.

(23)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22. Verordening gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(24)  Zie bij voorbeeld Italië/Toscane steunmaatregel N 656/02, steunmaatregel NN 150/02 (ex N 109/02) (brief C(2003) 1747 van de Commissie van 11.6.2003) en steunmaatregel NN 44/03 (ex N 6/03) (brief C(2003) 2534 van de Commissie van 23.7.2003).

(25)  Zie voetnoot 23.


Top