EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 21994A1231(51)

Slotakte van de Conferentie over het Europese Energiehandvest - Verklaring die krachtens artikel 26, lid 3, onder b), punt ii), van het Verdrag inzake het Energiehandvest door de Europese Gemeenschappen bij het secretariaat van het Energiehandvest is ingediend

OJ L 380, 31.12.1994, p. 3–23 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)
Special edition in Finnish: Chapter 12 Volume 003 P. 55 - OP_DATPRO
Special edition in Swedish: Chapter 12 Volume 003 P. 55 - OP_DATPRO
Special edition in Czech: Chapter 12 Volume 001 P. 178 - 198
Special edition in Estonian: Chapter 12 Volume 001 P. 178 - 198
Special edition in Latvian: Chapter 12 Volume 001 P. 178 - 198
Special edition in Lithuanian: Chapter 12 Volume 001 P. 178 - 198
Special edition in Hungarian Chapter 12 Volume 001 P. 178 - 198
Special edition in Maltese: Chapter 12 Volume 001 P. 178 - 198
Special edition in Polish: Chapter 12 Volume 001 P. 178 - 198
Special edition in Slovak: Chapter 12 Volume 001 P. 178 - 198
Special edition in Slovene: Chapter 12 Volume 001 P. 178 - 198
Special edition in Bulgarian: Chapter 12 Volume 001 P. 105 - 125
Special edition in Romanian: Chapter 12 Volume 001 P. 105 - 125
Special edition in Croatian: Chapter 12 Volume 002 P. 30 - 139

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/agree_internation/1998/181/oj

Related Council decision
Related Council decision
Related Council decision

21994A1231(51)

Slotakte van de Conferentie over het Europese Energiehandvest - Verklaring die krachtens artikel 26, lid 3, onder b), punt ii), van het Verdrag inzake het Energiehandvest door de Europese Gemeenschappen bij het secretariaat van het Energiehandvest is ingediend

Publicatieblad Nr. L 380 van 31/12/1994 blz. 0003 - 0023
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 12 Deel 3 blz. 0055
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 12 Deel 3 blz. 0055
L 069 09/03/1998 P. 0005


SLOTAKTE VAN DE CONFERENTIE OVER HET EUROPESE ENERGIEHANDVEST

I. De laatste plenaire zitting van de Conferentie over het Europese Energiehandvest werd op 16 en 17 december 1994 gehouden te Lissabon. Vertegenwoordigers van de Republiek Albanië, de Republiek Armenië, Australië, de Republiek Oostenrijk, de Azerbeidzjaanse Republiek, het Koninkrijk België, de Republiek Wit-Rusland, de Republiek Bulgarije, Canada, de Republiek Kroatië, de Republiek Cyprus, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Republiek Estland, de Europese Gemeenschappen, de Republiek Finland, de Franse Republiek, de Republiek Georgië, de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, de Republiek Hongarije, de Republiek IJsland, de Italiaanse Republiek, Japan de Republiek Kazachstan, de Republiek Kirgizië, de Republiek Letland, het Prinsdom Liechtenstein, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Malta, de Republiek Moldavië, het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Russische Federatie, de Slowaakse Republiek, de Republiek Slovenië, het Koninkrijk Spanje, het Koninkrijk Zweden, de Zwitserse Bondsstaat, de Republiek Tadzjikistan, de Republiek Turkije, Turkmenistan, Oekraïne, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, de Verenigde Staten van Amerika en de Republiek Oezbekistan (hierna "de vertegenwoordigers" genoemd) namen aan de Conferentie deel, evenals waarnemers die door bepaalde landen en internationale organisaties op verzoek gezonden waren.

ACHTERGRONDEN

II. Tijdens de Top van de Europese Raad in Dublin in juni 1990 opperde de eerste minister van Nederland het denkbeeld dat samenwerking in de energiesector zou kunnen fungeren als katalysator voor een sneller economisch herstel in Oost-Europa en de toenmalige Unie van Socialistische Sowjetrepublieken. Dit idee werd verwelkomd door de Raad die de Commissie van de Europese Gemeenschappen dan ook uitnodigde te onderzoeken hoe een dergelijke samenwerking het beste tot stand zou kunnen worden gebracht. In februari 1991 werd daarop door de Commissie het plan voor een Europees Energiehandvest voorgesteld.

Nadat het voorstel van de Commissie in de Raad van de Europese Gemeenschappen was besproken, nodigden de Europese Gemeenschappen de andere landen van West- en Oost-Europa, alsmede de Unie van Socialistische Sowjetrepublieken, en de niet-Europese leden van de Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling, uit in juli 1991 een conferentie bij te wonen in Brussel om een begin te maken met de onderhandelingen over een Europees Energiehandvest. Een aantal andere landen en internationale organisaties werd uitgenodigd om de Conferentie over het Europese Energiehandvest met de status van waarnemer bij te wonen.

De onderhandelingen over het Europese Energiehandvest werden in 1991 afgesloten en het Handvest werd aangenomen toen op een op 16 en 17 december 1991 in 's-Gravenhage gehouden conferentie het desbetreffende Slotdocument werd ondertekend. Het Handvest werd op dat moment of in een later stadium ondertekend door alle landen die in afdeling I met name genoemd worden.

De ondertekenaars van het Europese Energiehandvest hebben zich ertoe verbonden:

- zich in te zetten voor de doelstellingen en beginselen van het Handvest en hun samenwerking zo snel mogelijk vorm te geven en uit te breiden door te goeder trouw te onderhandelen over een basisovereenkomst en de daarbij behorende protocollen.

De Conferentie over het Europese Energiehandvest begon derhalve met de onderhandelingen over een basisovereenkomst - later het Verdrag inzake het Energiehandvest genoemd - bestemd om de industriële samenwerking tussen Oost en West te bevorderen door wettelijke waarborgen in te stellen voor sectoren als investeringen, transito en handel. Zij maakte tevens een aanvang met onderhandelingen over protocollen betreffende de energie-efficiëntie, de nucleaire veiligheid en koolwaterstoffen, hoewel in het laatste geval de onderhandelingen in een later stadium werden opgeschort totdat het Verdrag inzake het Energiehandvest zou zijn voltooid.

De onderhandelingen over het Verdrag inzake het Energiehandvest en het Protocol bij het Energiehandvest betreffende energie-efficiëntie, en daarmee samenhangende milieuaspecten, werden in 1994 succesvol afgerond.

HET VERDRAG INZAKE HET ENERGIEHANDVEST

III. Als gevolg van de beraadslagingen die door de Conferentie over het Europese Energiehandvest werden gehouden, nam deze de tekst aan van het Verdrag inzake het Energiehandvest (hierna het "Verdrag" genoemd) dat is weergegeven in bijlage 1 en een aantal besluiten met betrekking daartoe, die zijn weergegeven in bijlage 2, terwijl voorts werd overeengekomen dat het Verdrag van 17 december 1994 tot 16 juni 1995 te Lissabon zou kunnen worden ondertekend.

AFSPRAKEN

IV. Door ondertekening van de Slotakte keurden de vertegenwoordigers met betrekking tot het Verdrag de volgende afspraken goed:

1. Met betrekking tot het Verdrag in zijn geheel

a) De vertegenwoordigers wijzen erop dat er bij de goedkeuring van de bepalingen van het Verdrag werd uitgegaan van de specifieke aard van het Verdrag dat erop gericht is een wettelijk kader te scheppen om een langdurige samenwerking in een speciale sector te bevorderen en dat deze als gevolg daarvan niet kunnen worden geïnterpreteerd als een precedent in de context van andere internationale onderhandelingen.

b) De bepalingen van het Verdrag:

i) dwingen geen enkele verdragsluitende partij ertoe om een verplichte toegang van derden tot de netten in te voeren, noch

ii) staan deze het gebruik van prijssystemen in de weg die ten aanzien van een bijzondere groep verbruikers identieke prijzen toepassen voor klanten op verschillende locaties.

c) Afwijkingen van een behandeling als meest begunstigde natie zijn niet bedoeld voor maatregelen die specifiek zijn voor een bepaalde investeerder of groep van investeerders, doch eerder bestemd om in het algemeen te worden toegepast.

2. Ten aanzien van artikel 1, lid 5

a) Dit Verdrag verleent geen rechten op andere economische activiteiten dan economische activiteiten in de energiesector.

b) De volgende activiteiten zijn illustratief voor de economische activiteit in de energiesector:

i) prospectie en exploratie alsmede winning van bij voorbeeld olie, gas, kolen en uranium;

ii) constructie en exploitatie van installaties voor de opwekking van elektrische energie, met inbegrip van die welke worden aangedreven door wind en andere hernieuwbare energiebronnen;

iii) transport over land, distributie, opslag van en bevoorrading met energiegrondstoffen en energieprodukten, bij voorbeeld via transmissie- en distributienetten en pijpleidingen of speciaal aangelegde spoorlijnen, alsmede de bouw van daarvoor bestemde installaties, met inbegrip van de aanleg van pijpleidingen voor olie, gas en kolenslik,

iv) verwijdering van afval uit installaties voor de opwekking van energie zoals elektrische centrales, met inbegrip van radioactief afval uit kerncentrales;

v) de ontmanteling van installaties voor de opwekking van energie, met inbegrip van olieplatforms, olieraffinaderijen en elektrische centrales;

vi) de marketing en verkoop van en handel in energiegrondstoffen en energieprodukten, zoals de detailverkoop van benzine, en

vii) activiteiten op het gebied van research, consulting, planning, management en het ontwerpen in verband met de bovengenoemde activiteiten, met inbegrip van die welke erop gericht zijn om een efficiënt gebruik van energie te bevorderen.

3. Ten aanzien van artikel 1, lid 6

Voor meer duidelijkheid over de vraag of een investering die in het gebied van een verdragsluitende partij direct of indirect wordt gecontroleerd door een investeerder van een andere verdragsluitende partij: zeggenschap over een investering betekent een feitelijke controle die na onderzoek van de werkelijke omstandigheden per situatie bepaald wordt. Bij een dergelijk onderzoek dienen alle relevante factoren in aanmerking te worden genomen, met inbegrip van:

a) de financiële belangen van de investeerder, met inbegrip van diens aandelenpakket in de betrokken investering;

b) het vermogen van de investeerder om in belangrijke mate invloed uit te oefenen op het beheer en de exploitatie van de betrokken investering, en

c) het vermogen van de investeerder om in belangrijke mate invloed uit te oefenen op de keuze van de leden van de raad van bestuur of van andere bestuursorganen.

Voor zover er twijfels over bestaan of een investeerder direct of indirect controle uitoefent over een bepaalde investering, rust op een investeerder die aanspraak maakt op een dergelijke controle, de bewijslast dat deze controle ook werkelijk bestaat.

4. Ten aanzien van artikel 1, lid 8

Overeenkomstig het buitenlandse investeringsbeleid van Australië wordt het opstarten van een nieuw mijnbouw- of grondstofverwerkend project in Australië met een totale investering van 10 miljoen Australische dollar of meer door een buitenlandse investeerder, beschouwd als een nieuwe investering, zelfs wanneer die buitenlandse investeerder reeds een soortgelijke onderneming in Australië exploiteert.

5. Ten aanzien van artikel 1, lid 12

De afgevaardigden erkennen de noodzaak van een juiste en efficiënte bescherming van de rechten op het gebied van de intellectuele eigendom overeenkomstig de strengste internationaal aanvaarde normen.

6. Ten aanzien van artikel 5, lid 1

De overeenstemming die door de vertegenwoordigers werd bereikt met betrekking tot artikel 5 betekent niet dat er een standpunt wordt ingenomen met betrekking tot de vraag of, dan wel in hoeverre, de bepalingen van de "overeenkomst betreffende de met de handel verband houdende investeringsmaatregelen" die aan de Slotakte van de Uruguay-Ronde van multilaterale handelsbesprekingen zijn gehecht, besloten liggen in de artikelen III en XI van de GATT.

7. Ten aanzien van artikel 6

a) De unilaterale en overeengekomen mededinging remmende gedragingen waarvan sprake is in artikel 6, lid 2, dienen door iedere verdragsluitende partij te worden vastgesteld overeenkomstig de geldende wetten en kunnen misbruiken bij de exploitatie omvatten.

b) "Handhavingsmaatregelen" en "nalevingsprocedures" kunnen worden uitgevoerd op grond van de mededingingswetten van een verdragsluitende partij via onderzoek, wettelijke maatregelen of administratieve acties, alsmede via besluiten of andere wettelijke maatregelen op grond waarvan toestemming verleend wordt of blijft.

8. Ten aanzien van artikel 7, lid 4

De toepasselijke wetgeving kan bepalingen omvatten met betrekking tot milieubescherming, grondgebruik, veiligheid of technische normen.

9. Ten aanzien van de artikelen 9 en 10 en deel V

Aangezien de programma's van een verdragsluitende partij waarin openbare leningen, subsidies, garanties of waarborgen voor het vergemakkelijken van de handel of van investeringen in andere landen worden vastgesteld, geen verband houden met investeringen of daarmee verwante activiteiten van investeerders uit andere verdragsluitende partijen in de regio van eerstgenoemde partij, kunnen er voor dergelijke programma's beperkingen gelden ten aanzien van de deelneming daaraan.

10. Ten aanzien van artikel 10, lid 4

In het aanvullend verdrag zullen de voorwaarden worden vastgelegd voor de toepassing van de in artikel 10, lid 3, genoemde behandeling. Deze voorwaarden zullen onder meer bepalingen omvatten met betrekking tot het verkopen of het op andere wijze afstand doen van overheidsbedrijven (aankopen privatisering) en het ontmantelen van monopolies (demonopolisering).

11. Ten aanzien van artikel 10, lid 4, en artikel 29, lid 6

De verdragsluitende partijen mogen de bepalingen van artikel 10, lid 4, en artikel 29, lid 6, in hun onderlinge samenhang bezien.

12. Ten aanzien van artikel 14, lid 5

Het is de bedoeling dat een verdragsluitende partij die toetreedt tot een overeenkomst als bedoeld in artikel 14, lid 5, de garantie geeft dat de voorwaarden van een dergelijke overeenkomst niet in tegenspraak zijn met de verplichtingen van die verdragsluitende partij krachtens de artikelen van overeenkomst van het Internationaal Monetair Fonds.

13. Ten aanzien van artikel 19, lid 1, letter i)

Elke verdragsluitende partij mag besluiten in hoeverre de beoordeling en controle op milieu-effecten dient te zijn onderworpen aan wettelijke eisen, welke autoriteiten bevoegd zijn om besluiten te nemen in verband met dat soort eisen en welke passende procedures daarbij gevolgd moeten worden.

14. Ten aanzien van de artikelen 22 en 23

Met betrekking tot de handel in energiegrondstoffen en energieprodukten is met name in artikel 29 een aantal bepalingen opgenomen die de onder de artikelen 22 en 23 vallende onderwerpen nader uitwerken.

15. Ten aanzien van artikel 24

Uitzonderingen die vervat zijn in de GATT en bijbehorende instrumenten, zijn van toepassing tussen individuele verdragsluitende partijen die tevens partij zijn bij de GATT, zoals in artikel 4 bepaald is. Met betrekking tot de handel in de onder artikel 29 vallende energiegrondstoffen en energieprodukten werkt dat artikel de bepalingen ten aanzien van de onder artikel 24 vallende onderwerpen nader uit.

16. Ten aanzien van artikel 26, lid 2, letter a)

Artikel 26, lid 2, letter a), moet niet worden geïnterpreteerd in die zin dat een verdragsluitende partij verzocht wordt deel III van dit Verdrag in het nationale recht op te nemen.

17. Ten aanzien van de artikelen 26 en 27

De verwijzing naar in het kader van verdragen aangegane verplichtingen in de voorlaatste zin van artikel 10, lid 1, omvat geen besluiten die genomen werden door internationale organisaties, zelfs indien deze juridisch bindend zijn, of verdragen die vóór 1 januari 1970 van kracht zijn geworden.

18. Ten aanzien van artikel 29, lid 2, letter a)

a) Indien een bepaling uit de GATT-Overeenkomst van 1947 of een bijbehorend instrument waarnaar in deze alinea wordt verwezen, voorschrijft dat er gezamenlijk actie wordt ondernomen door de partijen bij de GATT, is het de bedoeling dat dit door de Conferentie over het Handvest wordt gedaan.

b) De zinsnede "die op 1 maart 1994 van kracht zijn en ten aanzien van energiegrondstoffen en energieprodukten door de partijen bij de GATT-Overeenkomst van 1947 onderling worden toegepast" is niet bedoeld als een verwijzing naar gevallen waarbij een partij bij de GATT een beroep heeft gedaan op artikel XXXV van de GATT, waarbij de GATT niet meer van toepassing is ten overstaan van een andere partij bij de GATT, doch past niettemin unilateraal op een de facto-basis sommige bepalingen van de GATT toe ten opzichte van die andere partij bij de GATT.

19. Ten aanzien van artikel 33

De voorlopige Conferentie over het Handvest moet zo spoedig mogelijk een besluit nemen over de wijze waarop het doel van titel III van het Europese Energiehandvest kan worden bereikt, namelijk dat er moet worden onderhandeld over protocollen in samenwerkingsgebieden zoals die welke in titel III van het Handvest genoemd worden.

20. Ten aanzien van artikel 34

a) De voorlopige secretaris-generaal dient onmiddellijk contact op te nemen met andere internationale organisaties teneinde te weten te komen op welke voorwaarden deze bereid zouden zijn om taken op zich te nemen die uit het Verdrag en het Handvest voortvloeien. De voorlopige secretaris-generaal kan hierover rapporteren aan de voorlopige Conferentie over het Handvest op de vergadering die volgens artikel 45, lid 4, binnen 180 dagen na de openingsdatum voor de ondertekening van het Verdrag moet worden bijeengeroepen.

b) De Conferentie over het Handvest dient vóór het begin van het financieel jaar de jaarlijkse begroting vast te stellen.

21. Ten aanzien van artikel 34, lid 3, letter m)

De technische wijzigingen in bijlagen kunnen bij voorbeeld betrekking hebben op het afvoeren van landen die niet hebben ondertekend of landen die, hoewel zij hebben ondertekend, te kennen hebben gegeven dat zij niet de bedoeling hebben tot ratificatie over te gaan, of op aanvullingen op de bijlagen N en VC. Het is de bedoeling dat het secretariaat in voorkomend geval dergelijke wijzigingen voorstelt aan de Conferentie over het Handvest.

22. Ten aanzien van bijlage TFU, punt 1

a) Indien sommige partijen bij een overeenkomst die in punt 1 wordt genoemd binnen de voor kennisgeving vereiste termijn het Verdrag niet hebben ondertekend of daartoe zijn toegetreden, kunnen die partijen bij de overeenkomst die het Verdrag reeds hebben ondertekend of daartoe zijn toegetreden namens hen de kennisgeving verrichten.

b) De algemene noodzaak om kennis te geven van overeenkomsten van zuiver commerciële aard werd niet vastgesteld omdat bij dergelijke overeenkomsten geen probleem ontstaat met betrekking tot de naleving van artikel 29, lid 2, letter a), zelfs indien deze door overheidsbedrijven worden gesloten. De Conferentie over het Handvest kan evenwel met het oog op de bijlage TFU verduidelijken bij welke soorten van de in artikel 29, lid 2, letter b), genoemde overeenkomsten kennisgeving op grond van de bijlage noodzakelijk is en bij welke dit niet het geval is.

VERKLARINGEN

V. De vertegenwoordigers hebben verklaard dat artikel 18, lid 2, niet moet worden geïnterpreteerd als een mogelijkheid om de andere bepalingen van het Verdrag niet te hoeven toepassen.

VI. De vertegenwoordigers hebben de aandacht gevestigd op de volgende verklaringen die met betrekking tot het Verdrag werden afgelegd:

1. Ten aanzien van artikel 1, lid 6

De Russische Federatie wenst dat bij de onderhandelingen met betrekking tot het in artikel 10, lid 4, genoemde aanvullende verdrag opnieuw wordt bekeken welk belang moet worden gehecht aan nationale wetgeving met betrekking tot de kwestie van de controle als vermeld in de afspraak bij artikel 1, lid 6.

2. Ten aanzien van artikel 5 en artikel 10, lid 11

Australië merkt op dat de bepalingen van artikel 5 en van artikel 10, lid 11, geen afbreuk doen aan zijn rechten en verplichtingen krachtens de GATT, waaronder die welke zijn afgesproken in de Overeenkomst van de Uruguay-Ronde betreffende de met de handel verband houdende investeringsmaatregelen, met name ten aanzien van de lijst van uitzonderingen van artikel 5, lid 3, die naar de mening van Australië onvolledig is.

Australië merkt voorts op dat het niet aan krachtens het Verdrag opgerichte geschillencommissies staat om, in het kader van geschillen tussen partijen bij de GATT of tussen een investeerder van een partij bij de GATT en een andere partij bij de GATT, de artikelen III en XI van de GATT te interpreteren. Australië is van mening dat in verband met de toepassing van artikel 10, lid 11, op de verhouding tussen een investeerder en een partij bij de GATT op grond van artikel 26 uitsluitend acht kan worden geslagen op geschillenbeslechting in die gevallen waarin het GATT-panel of de geschillencommissie van de Wereldhandelsorganisatie als eerste vaststelt dat een door een verdragsluitende partij gehandhaafde, met de handel verband houdende investeringsmaatregel in strijd is met haar verplichtingen op grond van de GATT of de Overeenkomst inzake met de handel verwante investeringsmaatregelen.

3. Ten aanzien van artikel 7

De Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten alsmede Oostenrijk, Noorwegen, Zweden en Finland verklaren dat de bepalingen van artikel 7 onderworpen zijn aan de conventionele regels uit het internationale recht betreffende de jurisdictie over onderzeese kabels en pijpleidingen of, indien dergelijke regels ontbreken, aan het algemene internationale recht.

Zij verklaren voorts dat artikel 7 niet bedoeld is om de interpretatie van de bestaande internationale wetgeving met betrekking tot de jurisdictie over onderzeese kabels en pijpleidingen te beïnvloeden en ook niet als zodanig kan worden beschouwd.

4. Ten aanzien van artikel 10

Canada en de Verenigde Staten bevestigen beide dat zij de bepalingen van artikel 10 zullen toepassen met inachtneming van het volgende:

Voor een evaluatie van de behandeling die aan investeerders van andere verdragsluitende partijen en hun investeringen dient te worden gegeven, zullen de omstandigheden per geval moeten worden bekeken. Een vergelijking tussen de behandeling die wordt gegeven aan investeerders van een bepaalde verdragsluitende partij, of de investeringen van investeerders van een bepaalde verdragsluitende partij, en die aan de investeringen of investeerders van een andere verdragsluitende partij, kan alleen worden gemaakt indien hierbij van dezelfde omstandigheden wordt uitgegaan. Bij de vaststelling of een verschillende behandeling van investeerders of investeringen verenigbaar is met artikel 10, moeten twee fundamentele factoren in aanmerking worden genomen.

De eerste factor wordt gevormd door de beleidsdoelstellingen van de verdragsluitende partijen op verschillende terreinen, voor zover deze verenigbaar zijn met de beginselen van non-discriminatie die in artikel 10 uiteen worden gezet. Gewettigde beleidsdoelstellingen kunnen een verschillende behandeling van buitenlandse investeerders of van hun investeringen rechtvaardigen om zo de ongelijke omstandigheden aan te geven waarin deze investeerders en hun investeringen enerzijds en hun nationale tegenhangers anderzijds verkeren. De doelstelling om de integriteit van het financiële systeem van een land te garanderen, rechtvaardigt bij voorbeeld redelijke voorzorgsmaatregelen met betrekking tot buitenlandse investeerders of investeringen, terwijl dergelijke maatregelen niet noodzakelijk zijn om dezelfde doelstellingen te bereiken wanneer het nationale investeerders of investeringen betreft. Deze buitenlandse investeerders of hun investeringen verkeren derhalve, vergeleken met nationale investeerders of hun investeringen, "in identieke omstandigheden". Zelfs indien een dergelijke maatregel een verschillende behandeling mogelijk maakt, is hij niet in tegenspraak met artikel 10.

De tweede factor is de mate waarin de maatregel wordt gemotiveerd door het feit dat de betrokken investeerder of investering buitenlands eigendom is of onder buitenlandse controle staat. Een maatregel die specifiek gericht is op investeerders omdat zij buitenlands zijn, zonder dat er beleidsmatig gezien voldoende redenen voorhanden zijn die met de voorgaande alinea kunnen worden verenigd, is in tegenspraak met de beginselen van artikel 10. De buitenlandse investeerder of investering verkeert "in identieke omstandigheden" als nationale investeerders en hun investeringen, en de maatregel is dus in tegenspraak met artikel 10.

5. Ten aanzien van artikel 25

De Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten wijzen erop dat overeenkomstig artikel 58 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap:

a) de vennootschappen welke in overeenstemming met de wetgeving van een Lid-Staat zijn opgericht en welke hun statutaire zetel, hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging binnen de Gemeenschap hebben, voor het recht van vestiging overeenkomstig het derde deel, titel III, hoofdstuk 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, worden gelijkgesteld met de natuurlijke personen die onderdanen zijn van de Lid-Staten; vennootschappen welke uitsluitend hun hoofdvestiging binnen de Gemeenschap hebben, dienen, voor dit doel, een daadwerkelijke en permanente band te hebben met de economie van één van de Lid-Staten;

b) onder "vennootschappen" wordt verstaan maatschappen naar burgerlijk recht of handelsrecht, coöperatieve verenigingen of vennootschappen daaronder begrepen, en overige rechtspersonen naar publiek- of privaat recht, met uitzondering van vennootschappen welke geen winst beogen.

De Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten wijzen er verder op dat het communautaire recht de mogelijkheid verschaft om de hierboven omschreven behandeling uit te breiden tot filialen en agentschappen van vennootschappen die niet in één van de Lid-Staten gevestigd zijn, en voorts dat de toepassing van artikel 25 van het Verdrag inzake het Energiehandvest uitsluitend die afwijkingen mogelijk zal maken die noodzakelijk zijn om de voorkeursbehandeling te vrijwaren die een gevolg is van het voortgaande proces van economische integratie dat voortvloeit uit de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen.

6. Ten aanzien van artikel 40

Denemarken wijst erop dat het Europese Energiehandvest niet van toepassing is op Groenland en de Faeröer-eilanden zolang daarover geen mededeling is ontvangen van de plaatselijke regeringen van Groenland en de Faeröer-eilanden.

In verband hiermee bevestigt Denemarken dat artikel 40 van het Verdrag van toepassing is op Groenland en de Faeröer-eilanden.

7. Ten aanzien van bijlage G (punt 4)

a) De Europese Gemeenschappen en de Russische Federatie verklaren dat op hun onderlinge handel in kernmaterialen, tot aan het moment waarop zij een andere overeenkomst zullen sluiten, de bepalingen van toepassing zijn van artikel 22 van de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Russische Federatie, anderzijds, die op 24 juni 1994 te Korfoe werd ondertekend, alsmede de daaraan gehechte briefwisseling en de desbetreffende gemeenschappelijke verklaring, terwijl voor geschillen met betrekking tot deze handel de procedures van de genoemde overeenkomst zullen gelden.

b) De Europese Gemeenschappen en Oekraïne verklaren dat overeenkomstig de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst, die op 14 juni 1994 te Luxemburg werd ondertekend, en de bijbehorende Interimovereenkomst die op dezelfde dag werd geparafeerd, op de handel in nucleair materiaal tussen beide landen uitsluitend de bepalingen van een tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en Oekraïne te sluiten bijzondere overeenkomst van toepassing zijn.

Tot de inwerkingtreding van deze bijzondere overeenkomst zullen op de handel in nucleair materiaal tussen beide landen de bepalingen van de op 18 december 1989 te Brussel ondertekende Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Unie van Socialistische Sowjetrepublieken inzake handel en commerciële en economische samenwerking van toepassing blijven.

c) De Europese Gemeenschappen en Kazachstan verklaren dat overeenkomstig de op 20 mei 1994 te Brussel geparafeerde Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst op de handel in nucleair materiaal tussen beide landen uitsluitend de bepalingen van een tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en Kazachstan te sluiten bijzondere overeenkomst van toepassing zijn.

Tot de inwerkingtreding van deze bijzondere overeenkomst zullen op de handel in nucleair materiaal tussen beide landen uitsluitend de bepalingen van de op 18 december 1989 te Brussel ondertekende Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Unie van Socialistische Sowjetrepublieken inzake handel en commerciële en economische samenwerking van toepassing blijven.

d) De Europese Gemeenschappen en Kirgizië verklaren dat overeenkomstig de op 31 mei 1994 te Brussel geparafeerde Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst op de handel in nucleair materiaal tussen beide landen uitsluitend de bepalingen van een tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en Kirgizië te sluiten bijzondere overeenkomst van toepassing zijn.

Tot de inwerkingtreding van deze bijzondere overeenkomst zullen op de handel in nucleair materiaal tussen beide landen uitsluitend de bepalingen van de op 18 december 1989 te Brussel ondertekende Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Unie van Socialistische Sowjetrepublieken inzake handel en commerciële en economische samenwerking van toepassing blijven.

e) De Europese Gemeenschappen en Tadzjikistan verklaren dat op de handel in nucleair materiaal tussen beide landen uitsluitend de bepalingen van een tussen de Europese Gemeenschap en Tadzjikistan te sluiten bijzondere overeenkomst van toepassing zullen zijn.

Tot de inwerkingtreding van deze bijzondere overeenkomst zullen op de handel in nucleair materiaal tussen beide landen uitsluitend de bepalingen van de op 18 december 1989 te Brussel ondertekende Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Unie van Socialistische Sowjetrepublieken inzake handel en commerciële en economische samenwerking van toepassing blijven.

f) De Europese Gemeenschappen en Oezbekistan verklaren dat op de handel in nucleair materiaal tussen beide landen uitsluitend de bepalingen van een tussen de Europese Gemeenschap en Oezbekistan te sluiten bijzondere overeenkomst van toepassing zullen zijn.

Tot de inwerkingtreding van deze bijzondere overeenkomst zullen op de handel in nucleair materiaal tussen beide landen uitsluitend de bepalingen van de op 18 december 1989 te Brussel ondertekende Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap voor Atoomenergie en de Unie van Socialistische Sowjetrepublieken inzake handel en commerciële en economische samenwerking van toepassing blijven.

HET PROTOCOL BIJ HET ENERGIEHANDVEST BETREFFENDE ENERGIE-EFFICIËNTIE EN DAARMEE SAMENHANGENDE MILIEUASPECTEN

VII. De Conferentie over het Europese Energiehandvest heeft de tekst goedgekeurd van het Protocol bij het Energiehandvest betreffende energie-efficiëntie en daarmee samenhangende milieuaspecten, dat te vinden is in bijlage 3.

HET EUROPESE ENERGIEHANDVEST

VIII. De voorlopige Conferentie over het Handvest en de Conferentie over het Handvest als bepaald in het Verdrag zijn voortaan verantwoordelijk voor het nemen van besluiten betreffende verzoeken om het slotdocument van de Conferentie van 's-Gravenhage over het Europese Energiehandvest en het op die Conferentie goedgekeurde Europese Energiehandvest te ondertekenen.

DOCUMENTATIE

IX. De verslagen van de tijdens de Conferentie over het Europese Energiehandvest gevoerde onderhandelingen zullen op het secretariaat worden neergelegd.

Done at Lisbon on the seventeenth day of December in the year one thousand nine hundred and ninety-four.

Fait à Lisbonne, le dix-sept décembre mil neuf cent quatre-vingt-quatorze.

Geschehen zu Lissabon am siebzehnten Dezember neunzehnhundertvierundneunzig.

Fatto a Lisbona il diciassettesimo giorno del mese di dicembre dell'anno millenovecentonovantaquattro.

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Hecho en Lisboa, el diecisiete de diciembre de mil novecientos noventa y cuatro.

Udfærdiget i Lissabon, den syttende december nittenhundrede og fireoghalvfems.

¸ãéíå óôç Ëéóáâüíá, óôéò äÝêá åðôÜ Äåêåìâñßïõ ôïõ Ýôïõò ÷ßëéá åíéáêüóéá åíåíÞíôá ôÝóóåñá.

Gedaan te Lissabon, de zeventiende december negentienhonderd vierennegentig.

Feito em Lisboa, aos dezassete de Dezembro de mil novecentos e noventa e quatro.

Për Republikën e Shqipërisë

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

For Australia

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Für die Republik Österreich

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Pour le royaume de Belgique

Voor het Koninkrijk België

Für das Königreich Belgien

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Cette signature engage également la Communauté française de Belgique, la Communauté flamande, la Communauté germanophone de Belgique, la Région wallonne, la Région flamande et la région de Bruxelles-Capitale.

Deze handtekening bindt eveneens de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap van België, de Duitstalige Gemeenschap van België, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Diese Unterschrift bindet ebenso die Flämische Gemeinschaft, die Französische Gemeinschaft Belgiens, die Deutschsprachige Gemeinschaft Belgiens, die Flämische Region, die Wallonische Region und die Region Brüssel-Hauptstadt.

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

For Canada

Pour le Canada

za Republiku Hrvatsku

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

For the Republic of Cyprus

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Za OCeskou Republiku

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

For Kongeriget Danmark

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Eesti Vabariigi nimel

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Por las Comunidades Europeas

For De Europæiske Fællesskaber

Für die Europäischen Gemeinschaften

Ãéá ôéò ÅõñùðáúêÝò Êïéíüôçôåò

For the European Communities

Pour les Communautés européennes

Per le Comunità europee

Voor de Europese Gemeenschappen

Pelas Comunidades Europeias

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Suomen tasavallan puolesta

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Pour la République française

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Für die Bundesrepublik Deutschland

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Ãéá ôçí ÅëëçíéêÞ Äçìïêñáôßá

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

A Magyar Köztársaság nevében

Fyrir hönd Ly sveldisins íslands

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Thar cheann na hÉireann

For Ireland

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Per la Repubblica italiana

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Latvijas Republikas varda

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Für das Fürstentum Liechtenstein

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Lietuvos Respublikos vardu

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Pour le grand-duché de Luxembourg

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

For the Republic of Malta

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Pentru Republica Moldova

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

For Kongeriket Norge

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Za Rzeczpospolit Na Polsk Na

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Pela República Portuguesa

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Pentru Rômania

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Za Slovenskú republiku

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Za Republiko Slovenijo

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Por el Reino de España

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

För Konungariket Sverige

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Für die Schweizerische Eidgenossenschaft

Pour la Confédération suisse

Per la Confederazione svizzera

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Türkiye Cumhuriyeti adina

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

For the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

For the United States of America

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Top