Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32023R1028

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/1028 van de Commissie van 20 maart 2023 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 748/2012 wat betreft de definitie van complex motoraangedreven luchtvaartuig en tot rectificatie van die verordening

    C/2023/1760

    PB L 139 van 26.5.2023, p. 10–14 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2023/1028/oj

    26.5.2023   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 139/10


    GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2023/1028 VAN DE COMMISSIE

    van 20 maart 2023

    tot wijziging van Verordening (EU) nr. 748/2012 wat betreft de definitie van complex motoraangedreven luchtvaartuig en tot rectificatie van die verordening

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (1), en met name artikel 19, lid 1, en artikel 62, lid 13,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    In Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie (2) zijn de eisen vastgesteld voor de luchtwaardigheid en milieucertificering van producten, onderdelen en uitrustingsstukken van burgerluchtvaartuigen, zoals motoren, propellers en daarin te installeren onderdelen, met het oog op de toepassing van Verordening (EU) 2018/1139.

    (2)

    Krachtens artikel 140, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1139 moeten de op grond van Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (3) vastgestelde uitvoeringsbepalingen uiterlijk op 12 september 2023 aan Verordening (EU) 2018/1139 worden aangepast. Daarom moet de definitie van “complex motoraangedreven luchtvaartuig” worden opgenomen in Verordening (EU) nr. 748/2012.

    (3)

    Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1358 (4) van de Commissie is artikel 3 van Verordening (EU) nr. 748/2012 gewijzigd om de verwijzingen naar bijlage I bij Verordening (EU) nr. 748/2012 te actualiseren. In artikel 1, punt 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1358 is onbedoeld vermeld dat het artikel 3, leden 3 en 4, van Verordening (EU) nr. 748/2012 vervangt. Het had in feite de leden 2 en 3 van dat artikel moeten vervangen. Artikel 3 van Verordening (EU) nr. 748/2012 moet nu integraal worden vervangen om verwarring te voorkomen.

    (4)

    In artikel 1, punt 6, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1358 is onbedoeld vermeld dat het artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) nr. 748/2012 vervangt. Artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) nr. 748/2012 wordt belangrijk geacht voor de correcte werking van Verordening (EU) nr. 748/2012 en had behouden moeten blijven. Daarom moet het oorspronkelijke artikel 8, lid 3, opnieuw worden ingevoegd als een nieuw lid 6.

    (5)

    In artikel 1, punt 8, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1358 is onbedoeld vermeld dat het artikel 9, leden 2 en 3, van Verordening (EU) nr. 748/2012 vervangt. Deze bepalingen worden belangrijk geacht voor de correcte werking van Verordening (EU) nr. 748/2012 en hadden behouden moeten blijven. Artikel 9 van Verordening (EU) nr. 748/2012 moet nu integraal worden vervangen om verwarring te voorkomen.

    (6)

    Verordening (EU) nr. 748/2012 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd en gerectificeerd,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    In artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) nr. 748/2012 wordt het volgende punt h bis) ingevoegd:

    “h bis)

    “complex motoraangedreven luchtvaartuig”:

    i)

    een vleugelvliegtuig:

    met een maximale gecertificeerde startmassa van meer dan 5 700 kg, of

    dat gecertificeerd is voor een maximale configuratie van meer dan 19 passagierszitplaatsen, of

    dat gecertificeerd is voor vluchtuitvoering met een minimale bemanning van ten minste 2 piloten, of

    dat is uitgerust met één of meer turbinestraalmotoren of met meer dan één schroefturbinemotor, of

    ii)

    een helikopter die gecertificeerd is voor:

    een maximale startmassa van meer dan 3 175 kg, of

    een maximale configuratie van meer dan 9 passagierszitplaatsen, of

    een vluchtuitvoering met een minimumbemanning van ten minste 2 piloten, of

    iii)

    een luchtvaartuig met kantelrotor(s).”.

    Artikel 2

    Verordening (EU) nr. 748/2012 wordt als volgt gerectificeerd:

    1)

    Artikel 3 wordt vervangen door:

    “Artikel 3

    Blijvende geldigheid van typecertificaten en daarmee verband houdende luchtwaardigheidscertificaten

    1.   Ten aanzien van een product dat een typecertificaat had, of een document dat afgifte van een luchtwaardigheidscertificaat toestond, dat vóór 28 september 2003 door lidstaten is afgegeven, zijn de volgende bepalingen van toepassing:

    a)

    een dergelijk product zal worden beschouwd als een product met een typecertificaat dat in overeenstemming met de onderhavige verordening is afgegeven indien:

    i)

    de typecertificering is gebaseerd op:

    de JAA-typecertificeringsbasis, voor producten die zijn gecertificeerd volgens JAA-procedures, zoals gedefinieerd in het JAA-gegevensblad, of

    voor andere producten, de typecertificeringsbasis als gedefinieerd in het gegevensblad van het typecertificaat van het land van ontwerp, indien het betreffende land van ontwerp:

    een lidstaat is, tenzij het Agentschap vaststelt, met name rekening houdend met de gebruikte certificeringsspecificaties en de gebruikservaringen, dat een dergelijke typecertificeringsbasis geen veiligheidsniveau biedt dat gelijkwaardig is aan het bij Verordening (EG) 2018/1139 en deze verordening vereiste veiligheidsniveau, of

    een land is waarmee een lidstaat een bilaterale luchtwaardigheidsovereenkomst of een vergelijkbare overeenkomst heeft gesloten, volgens welke de genoemde producten zijn gecertificeerd op basis van de certificeringsspecificaties van het betreffende land van ontwerp, tenzij het Agentschap vaststelt dat door die certificeringsspecificaties of de gebruikservaringen, of het veiligheidssysteem van het betreffende land van ontwerp geen veiligheidsniveau wordt geboden dat gelijkwaardig is aan het bij de Verordening (EU) 2018/1139 en deze verordening vereiste veiligheidsniveau.

    Teneinde advies te kunnen uitbrengen aan de Commissie, onder meer over eventuele wijzigingen van de onderhavige verordening, zal het Agentschap een eerste evaluatie maken van de mogelijke consequenties van de bepalingen onder het tweede streepje;

    ii)

    de eisen op het gebied van milieubescherming zijn gehanteerd zoals vastgelegd in bijlage 16 van het Verdrag van Chicago, voor zover van toepassing op het product;

    iii)

    de van toepassing zijnde luchtwaardigheidsrichtlijnen die van het betreffende land van ontwerp zijn;

    b)

    een ontwerp van een luchtvaartuig dat vóór 28 september 2003 is ingeschreven in het register van een lidstaat wordt geacht te voldoen aan de bepalingen van deze verordening indien:

    i)

    het basistypeontwerp onderdeel is van een typecertificaat als vermeld in punt a);

    ii)

    alle wijzigingen in dit basistypeontwerp, die niet onder de verantwoordelijkheid van de houder van het typecertificaat vallen, zijn goedgekeurd, en

    iii)

    voldaan is aan de luchtwaardigheidsrichtlijnen die vóór 28 september 2003 door de lidstaat van registratie zijn uitgevaardigd of goedgekeurd, inclusief eventuele wijzigingen van de luchtwaardigheidsrichtlijnen van het betreffende land van ontwerp, goedgekeurd door de lidstaat van registratie.

    2.   Ten aanzien van producten waarvoor het typecertificeringsproces op 28 september 2003, hetzij via de JAA, hetzij via een lidstaat, lopende was, geldt het volgende:

    a)

    indien een goedkeuringsproces door meerdere lidstaten wordt uitgevoerd, geldt het verst gevorderde project als referentie;

    b)

    punt 21.A.15, a), b) en c), van bijlage I (deel 21) is niet van toepassing;

    c)

    in afwijking van punt 21.B.80 van bijlage I (deel 21), is de typecertificeringsbasis van toepassing die door de JAA of, indien van toepassing, de lidstaat, op de aanvraagdatum voor de erkenning is vastgesteld;

    d)

    de bevindingen die tijdens procedures van de JAA of lidstaten zijn gedaan, worden beschouwd als zijnde bevindingen die zijn gedaan door het Agentschap, ter naleving van het bepaalde in punt 21.A.20, a) en d), van bijlage I (deel 21).

    3.   Ten aanzien van producten met een nationaal typecertificaat of een equivalent daarvan, waarvoor de goedkeuringsprocedure voor een door een lidstaat uitgevoerde wijziging ten tijde van de vaststelling van het typecertificaat in overeenstemming met de onderhavige verordening nog niet was afgerond, gelden de volgende voorwaarden:

    a)

    indien een goedkeuringsproces wordt uitgevoerd door meerdere lidstaten, geldt het verst gevorderde project als referentie;

    b)

    punt 21.A.93 van bijlage I (deel 21) is niet van toepassing;

    c)

    de typecertificeringsbasis die door de JAA of, indien van toepassing, de lidstaat op de aanvraagdatum voor de goedkeuring van de wijziging is vastgesteld, is van toepassing;

    d)

    de bevindingen die tijdens procedures van de JAA of lidstaten zijn gedaan, worden beschouwd als bevindingen die door het Agentschap zijn gedaan, met het oog op de naleving van het bepaalde in punt 21.B.107 van bijlage I (deel 21).

    4.   Ten aanzien van producten met een nationaal typecertificaat of een equivalent daarvan, waarvoor de goedkeuringsprocedure voor door lidstaten uitgevoerde ingrijpende reparatieontwerpen ten tijde van de vaststelling van het typecertificaat in overeenstemming met de onderhavige verordening nog niet is afgerond, geldt dat de bevindingen die tijdens procedures van de JAA of lidstaten zijn gedaan, worden beschouwd als zijnde bevindingen welke zijn gedaan door het Agentschap, ter naleving van het bepaalde in punt 21.A.433, a), van bijlage I (deel 21).

    5.   Een door een lidstaat afgegeven luchtwaardigheidscertificaat dat de conformiteit bevestigt met een typecertificaat dat is vastgesteld in overeenstemming met lid 1 wordt beschouwd als een certificaat dat voldoet aan de onderhavige verordening.”.

    2)

    Aan artikel 8 wordt het volgende lid 6 toegevoegd:

    “6.   Goedkeuringen voor ontwerporganisaties die door een lidstaat zijn afgegeven of erkend volgens de van toepassing zijnde JAA-vereisten en -procedures en die geldig zijn vóór 28 september 2003, worden beschouwd als goedkeuringen die voldoen aan de onderhavige verordening.”

    .

    3)

    Artikel 9 wordt vervangen door:

    “Artikel 9

    Productieorganisaties

    1.   Een organisatie die verantwoordelijk is voor de fabricage van producten, onderdelen en uitrustingsstukken toont haar bekwaamheid aan in overeenstemming met de bepalingen van bijlage I (deel 21). Dit is niet vereist voor door een organisatie gefabriceerde onderdelen of uitrustingsstukken die, overeenkomstig de bepalingen van bijlage I (deel 21), in aanmerking komen voor installatie in een product waarvoor een typecertificaat is afgegeven zonder dat zij vergezeld moeten gaan van een certificaat van vrijgave (EASA-formulier 1).

    2.   In afwijking van lid 1, kan een fabrikant die niet in een lidstaat is gevestigd zijn bekwaamheid aantonen op basis van een certificaat dat door dat land is afgegeven voor het product, onderdeel en uitrustingsstuk waarvoor de aanvraag is ingediend, mits:

    a)

    het betreffende land het land van vervaardiging is, en

    b)

    het Agentschap heeft vastgesteld dat het systeem van dat land hetzelfde onafhankelijke niveau van controle op de naleving omvat als de onderhavige verordening, via een gelijkwaardig systeem van goedkeuringen van organisaties of via directe betrokkenheid van de bevoegde instantie in het betreffende land.

    3.   Goedkeuringen voor productieorganisaties die door een lidstaat zijn afgegeven of erkend volgens de van toepassing zijnde JAA-vereisten en -procedures en die geldig waren vóór 28 september 2003, worden beschouwd als goedkeuringen die voldoen aan de onderhavige verordening.

    4.   Bij wijze van uitzondering op lid 1 mag de productieorganisatie bij de bevoegde autoriteit een afwijking aanvragen van de milieubeschermingseisen die vermeld zijn in artikel 9, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EU) 2018/1139.

    5.   Bij wijze van uitzondering op bijlage I (deel 21), punt 21.B.225, d), 1 en 2, mag een productieorganisatie die houder is van een geldig erkenningscertificaat dat is afgegeven overeenkomstig bijlage I (deel 21), tot en met 7 maart 2025 alle bevindingen van niet-naleving met betrekking tot de voorschriften van bijlage I die zijn ingevoerd bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/201 van de Commissie, corrigeren (*1).

    Als de organisatie na 7 maart 2025 die bevindingen niet heeft gesloten, wordt het erkenningscertificaat geheel of gedeeltelijk ingetrokken, beperkt of opgeschort.

    6.   Bij wijze van uitzondering op bijlage I (deel 21), punt 21.A.125C, a), 1, mag een organisatie die zonder erkenning producten, onderdelen of uitrustingsstukken produceert en die houder is van een geldige, ten laatste op 7 maart 2023 overeenkomstig bijlage I (deel 21) afgegeven akkoordverklaring, niet worden verplicht te voldoen aan de bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/201 ingevoerde eisen in bijlage I.

    7.   In afwijking van lid 1 van dit artikel kan een voor het ontwerp van producten en hun onderdelen en uitrustingsstukken verantwoordelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn hoofdvestiging in een lidstaat heeft, overeenkomstig artikel 2, lid 2, bij wijze van alternatief zijn bekwaamheid aantonen overeenkomstig bijlage Ib (deel 21 Light).

    8.   Het aantonen van de bekwaamheid overeenkomstig lid 1 of 2 is niet vereist wanneer de productieorganisatie of de natuurlijke persoon of rechtspersoon betrokken is bij de volgende productieactiviteiten:

    a)

    de productie van onderdelen of uitrustingsstukken die, overeenkomstig bijlage I (deel 21), in aanmerking komen voor installatie in een product waarvoor een typecertificaat is afgegeven, zonder dat ze vergezeld hoeven te gaan van een certificaat van vrijgave (EASA-formulier 1);

    b)

    de productie van onderdelen die overeenkomstig bijlage Ib (deel 21 Light) in aanmerking komen voor installatie in een luchtvaartuig waarvoor een verklaring van overeenstemming met het ontwerp is afgelegd, zonder dat ze vergezeld hoeven te gaan van een certificaat van vrijgave (EASA-formulier 1);

    c)

    de productie van een luchtvaartuig waarvoor een verklaring van overeenstemming met het ontwerp is afgelegd, zoals bedoeld in artikel 2, lid 3, en onderdelen die in aanmerking komen om in dergelijke luchtvaartuigen te worden geïnstalleerd. In dat geval worden de productieactiviteiten overeenkomstig sectie A, subdeel R, van bijlage Ib (deel 21 Light) uitgevoerd door een productieorganisatie of een natuurlijke of rechtspersoon die zijn hoofdvestiging in een lidstaat heeft.

    (*1)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/201 van de Commissie van 10 december 2021 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 748/2012 wat betreft door ontwerp- en productieorganisaties op te zetten beheersystemen en voorvallenmeldingssystemen, alsmede wat betreft de door het Agentschap toegepaste procedures, en tot rectificatie van die Verordening (PB L 33 van 15.2.2022, blz. 7).”."

    Artikel 3

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van 25 augustus 2023.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 20 maart 2023.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Ursula VON DER LEYEN


    (1)  PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1.

    (2)  Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (PB L 224 van 21.8.2012, blz. 1).

    (3)  Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG van de Raad, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1).

    (4)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1358 van de Commissie van 2 juni 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 748/2012 met betrekking tot de toepassing van meer evenredige eisen voor luchtvaartuigen die in de sportieve en recreatieve luchtvaart worden gebruikt (PB L 205 van 5.8.2022, blz. 7).


    Top