Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32006R2020

Verordening (EG) nr. 2020/2006 van de Commissie van 22 december 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2535/2001 wat betreft het beheer van het WTO-tariefcontingent voor Nieuw-Zeelandse boter

PB L 319M van 29.11.2008, p. 481–487 (MT)
PB L 384 van 29.12.2006, p. 54–60 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO, HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2020; stilzwijgende opheffing door 32020R0760

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2006/2020/oj

29.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 384/54


VERORDENING (EG) Nr. 2020/2006 VAN DE COMMISSIE

van 22 december 2006

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2535/2001 wat betreft het beheer van het WTO-tariefcontingent voor Nieuw-Zeelandse boter

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 29, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 2535/2001 van de Commissie van 14 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad voor de invoerregeling voor melk en zuivelproducten en houdende opening van tariefcontingenten (2) voorziet in bijzondere uitvoeringsbepalingen voor „Nieuw-Zeelandse boter” als bedoeld in artikel 25, lid 1, tweede alinea, van die verordening.

(2)

In zijn arrest van 11 juli 2006 in Zaak C-313/04 (Franz Egenberger GmbH Molkerei und Trockenwerk v. Bundesanstalt für Landwirtschaft und Ernährung) stelt het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen het volgende: „Artikel 35, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2535/2001 van de Commissie van 14 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad voor de invoerregeling voor melk en zuivelproducten en houdende opening van tariefcontingenten, is ongeldig voor zover het bepaalt dat aanvragen om certificaten voor de invoer van Nieuw-Zeelandse boter tegen verlaagde rechten uitsluitend bij de bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk mogen worden ingediend”; en „De artikelen 25 en 32 van Verordening nr. 2535/2001, junctis de bijlagen III, IV en XII bij die verordening, zijn ongeldig voor zover zij discriminatie toestaan bij de afgifte van certificaten voor de invoer van Nieuw-Zeelandse boter tegen verlaagde rechten”.

(3)

Voor het beheer van het tariefcontingent moet met ingang van 1 januari 2007 een nieuwe regeling worden ingesteld, waarbij niet-discriminerende toegang van importeurs tot de contingenten overeenkomstig het arrest van het Hof in zaak C-313/04 wordt gegarandeerd.

(4)

Teneinde tegelijkertijd te zorgen voor stabiliteit in de handel en geleidelijk het hele contingent te openen voor alle geïnteresseerde marktdeelnemers, lijkt het dienstig het contingent te beheren door middel van de in artikel 29, lid 2, derde streepje, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde methode. Daarom moet het contingent worden verdeeld tussen traditionele en nieuwe importeurs. Bepaald moet worden dat bij het beheer van het deel voor de traditionele importeurs rekening moet worden gehouden met de handel die in het verleden in het kader van hetzelfde contingent heeft plaatsgevonden, terwijl het beheer van het deel voor de nieuwe aanvragers moet plaatsvinden door middel van gelijktijdig onderzoek van de certificaataanvragen.

(5)

Om ervoor te zorgen dat alleen serieuze certificaataanvragen worden ingediend, om speculatie te voorkomen en om ervoor te zorgen dat de contingenten ten volle worden benut, moet elke aanvrager van het voor nieuwe aanvragers gereserveerde deel van het contingent een minimumhoeveelheid aanvragen en mag hij niet meer aanvragen dan 10 % van de beschikbare hoeveelheid. Om dezelfde redenen moeten criteria worden vastgesteld om in aanmerking te komen voor toewijzing in het kader van de contingenten; met name moeten contingenten worden geopend voor die marktdeelnemers die bewezen hebben zich in een bepaalde mate met handelsactiviteiten in de zuivelsector te hebben beziggehouden. Om te zorgen voor een gelijkwaardiger toegang tot het voor nieuwe aanvragers gereserveerde deel van het contingent mag elke aanvrager slechts een maximumhoeveelheid aanvragen.

(6)

De zekerheid moet worden vastgesteld op een niveau dat garandeert dat alleen echte handelaren in het kader van het contingent aanvragen indienen. Daarom moet de zekerheid worden vastgesteld op hetzelfde niveau als dat voor het beheer van de in titel 2, hoofdstuk I, van Verordening (EG) nr. 2535/2001 bedoelde contingenten.

(7)

Om te voorkomen dat certificaten worden afgegeven voor hoeveelheden die economisch niet lonend zijn, moet een lotingsprocedure worden ingesteld voor gevallen waarin certificaten zouden worden afgegeven voor minder dan 20 ton.

(8)

De invoer van Nieuw-Zeelandse boter moet voldoen aan bepaalde bij Verordening (EG) nr. 2535/2001 vastgestelde kwaliteitseisen en eisen inzake samenstelling. Om aan te tonen dat aan deze eisen wordt voldaan en om de oorsprong van de producten te bewijzen, moet worden bepaald dat de marktdeelnemer bij invoer het certificaat IMA 1 moet overleggen.

(9)

Het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 2535/2001 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 9 wordt vervangen door:

„Artikel 9

Vóór 1 juni stelt de bevoegde autoriteit de aanvragers in kennis van het resultaat van de erkenningsprocedure en, in voorkomend geval, van het erkenningsnummer. De erkenning is een jaar geldig.”

2)

De artikelen 24 en 25 worden vervangen door:

„Artikel 24

1.   Deze afdeling geldt voor invoer in het kader van de naar land van oorsprong gespecificeerde contingenten als vermeld in de in bijlage III.B bedoelde lijst CXL.

2.   In bijlage III.B bij de onderhavige verordening zijn per invoertariefperiode de toe te passen rechten en de in te voeren maximumhoeveelheden vastgesteld.

Artikel 25

1.   Voor de invoer van de in bijlage III.B genoemde producten tegen het aldaar vermelde recht wordt een invoercertificaat slechts tegen overlegging van een corresponderend certificaat IMA 1 afgegeven voor de totale nettohoeveelheid die in dat certificaat IMA 1 is vermeld.

Het certificaat IMA 1 moet voldoen aan de voorwaarden van de artikelen 29 en 33. Op het invoercertificaat staan het nummer en de datum van afgifte van het certificaat IMA 1 vermeld.

2.   Het invoercertificaat mag pas worden afgegeven nadat de bevoegde autoriteit heeft geverifieerd of het bepaalde in artikel 33, lid 1, onder e), in acht is genomen.

De instantie van afgifte van invoercertificaten doet de Commissie een kopie van het samen met elke invoercertificaataanvraag ingediende certificaat IMA 1 toekomen, uiterlijk om 18.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) op de dag waarop dit certificaat IMA 1 is ingediend.

De instantie van afgifte van invoercertificaten geeft het invoercertificaat op de vierde daaropvolgende werkdag af, mits de Commissie vóór die datum geen bijzondere maatregel heeft getroffen.

De bevoegde instantie van afgifte van invoercertificaten behoudt het origineel van elk overgelegd certificaat IMA 1.”

3)

Artikel 26, lid 2, tweede alinea, wordt geschrapt.

4)

De artikelen 34 tot en met 39 worden vervangen door de volgende artikelen:

„Artikel 34

1.   De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op de invoer, op grond van de contingentnummers 09.4195 en 09.4182, van de in bijlage III.A bij de onderhavige verordening bedoelde Nieuw-Zeelandse boter.

2.   Het bepaalde in de artikelen 27 en 30, artikel 31, lid 1, artikel 32, leden 2 en 3, en artikel 33, lid 1, onder a) tot en met d), is van toepassing.

3.   De omschrijving „ten minste zes weken oud” in de beschrijving van het contingent Nieuw-Zeelandse boter wordt geïnterpreteerd als ten minste zes weken oud op de datum waarop een aangifte voor het vrije verkeer wordt ingediend bij de douaneautoriteit.

4.   In bijlage III.A worden de tariefcontingenten, het toe te passen recht en de gedurende iedere invoertariefcontingentperiode of –deelperiode in te voeren maximumhoeveelheden vastgesteld.

Artikel 34 bis

1.   De contingenten moeten worden verdeeld in twee delen als bedoeld in bijlage III.A:

a)

contingent nummer 09.4195 (hierna deel A genoemd) wordt verdeeld tussen de communautaire importeurs die overeenkomstig artikel 7 zijn erkend en die kunnen bewijzen dat zij:

i)

voor het contingentjaar 2007, in 2006 hoeveelheden hebben ingevoerd in het kader van contingent 09.4589,

ii)

voor het contingentjaar 2008, in de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2007 hoeveelheden hebben ingevoerd in het kader van een van de contingenten 09.4589, 09.4195 of 09.4182,

iii)

voor de volgende contingentjaren, in de loop van de 24 maanden voorafgaand aan de maand november van het vorige contingentjaar hoeveelheden hebben ingevoerd in het kader van een van de contingenten 09.4589, 09.4195 of 09.4182;

b)

contingent nummer 09.4182 (hierna deel B genoemd) wordt gereserveerd voor aanvragers die:

i)

overeenkomstig artikel 7 zijn erkend, of

ii)

voor de periode van januari tot en met juni 2007, in Bulgarije en Roemenië zijn gevestigd en voldoen aan het bepaalde in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2018/2006 van de Commissie (3),

en

iii)

kunnen aantonen dat zij in de 12 maanden voorafgaand aan de maand november van het vorige contingentjaar in ten minste 4 transacties ten minste 100 ton melk en zuivelproducten van hoofdstuk 04 van de gecombineerde nomenclatuur in de Gemeenschap hebben ingevoerd en/of uit de Gemeenschap hebben uitgevoerd.

Voor de contingentjaren 2007 en 2008 zijn de bedoelde perioden van 12 maanden echter respectievelijk de kalenderjaren 2006 en 2007.

2.   De in lid 1, onder a), en onder b), punten ii) en iii), bedoelde bewijzen van handelsactiviteit zijn geldig voor beide halfjaarlijkse perioden van het contingentjaar.

3   De certificaataanvragen kunnen slechts worden ingediend in de eerste tien dagen van de volgende maanden:

a)

in januari 2007 en januari 2008 voor de contingentdeelperiode januari-juni; in januari 2007 mogen de certificaataanvragen echter alleen in de eerste 15 dagen worden ingediend;

b)

in de maand november voor de volgende contingentdeelperioden januari-juni;

c)

in de maand juni voor de contingentdeelperiode julidecember.

4.   Per aanvrager moeten invoercertificaataanvragen, om in aanmerking te kunnen worden genomen, betrekking hebben op:

a)

voor deel A, niet meer dan 125 %:

i)

van de hoeveelheid producten die deze aanvrager in 2006 heeft ingevoerd in het kader van contingent 09.4589, voor het contingentjaar 2007,

ii)

van de totale hoeveelheid producten die hij in 2006 en 2007 heeft ingevoerd in het kader van de contingenten 09.4589, 09.4195 en 09.4182, voor het contingentjaar 2008,

iii)

van de hoeveelheden die hij in de loop van de 24 maanden voorafgaand aan de maand november van het vorige contingentjaar heeft ingevoerd in het kader van de contingenten 09.4589, 09.4195 of 09.4182, voor de contingentjaren daarna;

b)

voor deel B, niet minder dan 20 ton en niet meer dan 10 % van de beschikbare hoeveelheid voor de deelperiode, mits hij tot genoegen van de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat kan aantonen dat hij aan de in lid 1, onder b), bedoelde voorwaarden voldoet.

De hierboven bedoelde bewijzen moeten worden voorgelegd op het moment dat de certificaataanvragen worden ingediend.

Mits zij aan de voorwaarden daarvoor voldoen, mogen aanvragers in het kader van beide delen van het contingent tegelijk aanvragen indienen.

Voor deel A en deel B moeten aparte aanvragen worden ingediend.

Het bewijs van invoer of uitvoer wordt geleverd overeenkomstig artikel 5, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1301/2006.

5   De certificaataanvragen mogen alleen worden ingediend in de lidstaat waar de aanvrager is erkend; op de aanvragen moet het erkenningsnummer van de aanvrager worden vermeld.

Artikel 35

De in artikel 15, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 bedoelde zekerheid bedraagt 35 euro per 100 kg nettogewicht van het product.

Artikel 35 bis

1.   Uiterlijk op de derde werkdag na afloop van de termijn voor de indiening van de aanvragen delen de lidstaten de Commissie mede welke aanvragen voor elk van de betrokken producten zijn ingediend.

2.   In deze mededeling wordt onder meer meegedeeld voor welke hoeveelheden aanvragen zijn ingediend in het kader van elk contingentnummer, uitgesplitst naar GN-code.

3.   De Commissie moet binnen 5 werkdagen na de in lid 1 bedoelde periode voor de mededeling besluiten in hoeverre de aanvragen kunnen worden aanvaard. Wanneer de aangevraagde hoeveelheden de beschikbare hoeveelheden per contingent niet overschrijden, neemt de Commissie geen besluit en worden certificaten afgegeven voor de aangevraagde hoeveelheden.

Wanneer voor een deelcontingent certificaataanvragen zijn ingediend voor een grotere hoeveelheid dan voor de betrokken contingentperiode beschikbaar is, past de Commissie een uniforme toewijzingscoëfficiënt toe op de aangevraagde hoeveelheden. Het gedeelte van de zekerheid dat overeenkomt met de niet-toegewezen hoeveelheden, wordt vrijgegeven.

Wanneer het resultaat van de toepassing van de toewijzingscoëfficiënt voor een van de deelcontingenten zou resulteren in de toewijzing van certificaten voor minder dan 20 ton per aanvraag, worden de desbetreffende hoeveelheden door de betrokken lidstaat door middel van verloting van certificaten van 20 ton elk verdeeld onder de aanvragers die minder dan 20 ton zouden hebben gekregen als gevolg van de toepassing van de toewijzingscoëfficiënt.

Wanneer de verdeling in partijen van 20 ton tot gevolg zou hebben dat een hoeveelheid van minder dan 20 ton overblijft, wordt die hoeveelheid als één enkele partij beschouwd.

De zekerheid voor de aanvragen waaraan bij de toewijzing door loting geen certificaten toevallen, wordt onmiddellijk vrijgegeven.

4.   De afgifte van certificaten moet uiterlijk 5 dagen na het in lid 3 bedoelde besluit plaatsvinden.

5.   In het kader van deze verordening afgegeven invoercertificaten zijn geldig tot en met de laatste dag van de in bijlage III.A bedoelde halfjaarlijkse periode.

6.   De op grond van de onderhavige afdeling afgegeven invoercertificaten mogen slechts worden overgedragen aan natuurlijke personen of rechtspersonen die overeenkomstig artikel 7 zijn erkend. Bij de aanvraag tot overdracht deelt de overdrager de instantie van afgifte het erkenningsnummer van de cessionaris mee.

Artikel 35 ter

Certificaataanvragen en certificaten bevatten de in artikel 28 bedoelde vermeldingen, behalve de vermeldingen inzake het certificaat IMA 1.

In vak 16 van de certificaataanvraag kunnen een of meer van de in bijlage III.A opgenomen GN-codes worden vermeld.

In vak 20 van de certificaten wordt de deelcontingentperiode vermeld waarvoor de certificaten zijn afgegeven.

Bevat een certificaataanvraag meer dan één GN-code, dan moet de voor elke code aangevraagde hoeveelheid worden vermeld en wordt voor elke code een afzonderlijk certificaat afgegeven.

Artikel 36

Wanneer de Nieuw-Zeelandse boter niet aan de eisen inzake samenstelling voldoet, wordt het met het contingent samenhangende voordeel niet voor de hele hoeveelheid gegeven, afhankelijk van de betrokken douaneaangifte.

Wanneer de douaneautoriteit heeft vastgesteld dat niet aan die eisen is voldaan, en wanneer een aangifte voor het vrije verkeer is aanvaard, dan int de douaneautoriteit het in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 vastgestelde invoerrecht. Daartoe moet een invoercertificaat voor invoer van de betrokken hoeveelheid tegen het volledige recht worden afgegeven voor de hoeveelheid die niet aan de eisen voldoet.

De hoeveelheid wordt niet aan het certificaat toegewezen.

Artikel 37

1.   Het in bijlage III.A bedoelde invoerrecht wordt toegepast op Nieuw-Zeelandse boter die in het kader van de onderhavige afdeling is ingevoerd, uitsluitend tegen overlegging van de aangifte voor het vrije verkeer, vergezeld van een overeenkomstig het bepaalde in artikel 35 bis afgegeven invoercertificaat, en een certificaat IMA 1 als bedoeld in bijlage X, afgegeven door een in bijlage XII vermelde, met de afgifte belaste instelling, uit welk certificaat de oorsprong van het door de aangifte gedekte product blijkt, alsmede dat het aan de voorwaarden voldoet. De douaneautoriteiten vermelden het volgnummer van het certificaat IMA 1 op het invoercertificaat.

2.   De op het certificaat IMA 1 vermelde hoeveelheid is gelijk aan de op de douaneaangifte ten invoer vermelde hoeveelheid.

3.   Het certificaat IMA 1 is geldig vanaf de datum van afgifte ervan tot de laatste dag van de jaarlijkse invoercontingentperiode.

4.   Het invoercertificaat kan voor een of meer invoeraangiften worden gebruikt.

Artikel 38

Behalve onder de in artikel 33, lid 1, onder a) tot en met d), genoemde voorwaarden, kan een met de afgifte belaste instelling slechts in bijlage XII worden opgenomen indien zij zich ertoe verbindt om de Commissie in kennis te stellen van de in bijlage IV, punt 1, onder e), bedoelde procédéspecifieke standaardafwijking van het vetgehalte van de Nieuw-Zeelandse boter die door elke producent als bedoeld in bijlage IV, punt 1, onder a), overeenkomstig elke productaankoopspecificatie wordt bereid.

Artikel 39

Uiterlijk op 31 januari na afloop van een bepaald contingentjaar stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de definitieve maandelijkse hoeveelheden en de totale aan dat contingentjaar toegerekende hoeveelheid producten waarvoor in dat voorafgaande contingentjaar aangiften voor het vrije verkeer in het kader van het in lid 1 bedoelde tariefcontingent zijn aanvaard.

De maandelijkse kennisgeving gebeurt uiterlijk op de tiende van de maand na die waarin de aangiften voor het vrije verkeer zijn aanvaard.”.

5)

Bijlage III.A wordt vervangen door bijlage I bij de onderhavige verordening.

6)

Bijlage II bij de onderhavige verordening wordt ingevoegd als bijlage III.B.

7)

In bijlage IV wordt punt „1. DEFINITIES” als volgt gewijzigd:

a)

punt a) wordt vervangen door:

„a)

„producent”: één productie-installatie of fabriek waar boter voor uitvoer naar de Gemeenschap in het kader van het in bijlage III, deel A, bedoelde tariefcontingent wordt geproduceerd;”;

b)

punt c) wordt vervangen door:

„c)

„partij”: een hoeveelheid boter die wordt gedekt door een certificaat IMA 1 dat aan de bevoegde douaneautoriteit wordt overgelegd om het product in het kader van het in bijlage III.A bedoelde tariefcontingent in het vrije verkeer te brengen;”

8)

In bijlage X wordt de formulering in het vak „CERTIFICAAT” vervangen door:

„CERTIFICAAT

voor de opneming van bepaalde Nieuw-Zeelandse boter in het tariefcontingent als bedoeld in bijlage III.A”

Artikel 2

Deze richtlijn treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 december 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 341 van 22.12.2001, blz. 29. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 926/2006 (PB L 170 van 23.6.2006, blz. 8).

(3)  Zie bladzijde 46 van dit Publicatieblad.


BIJLAGE I

„BIJLAGE ΙII.A

TARIEFCONTINGENTEN IN HET KADER VAN DE GATT/WTO-OVEREENKOMSTEN, GESPECIFICEERD NAAR LAND VAN OORSPRONG: NIEUW-ZEELANDSE BOTER

GN-code

Omschrijving

Land van oorsprong

Contingent per jaar van 1 januari tot en met 31 december

(in ton)

Halfjaarlijks maximumcontingent

(hoeveelheden in ton)

Contingent

Deel A

Contingentnummer

09.4195

Contingent

Deel B

Contingentnummer

09.4182

Invoerrecht

(in EUR per 100 kg nettogewicht)

Voorschriften voor het invullen van certificaten IMA 1

ex 0405 10 11

ex 0405 10 19

Boter, van ten minste zes weken oud, met een vetgehalte van niet minder dan 80 doch minder dan 82 gewichtspercenten, rechtstreeks uit melk of room bereid zonder gebruikmaking van opgeslagen materialen volgens één enkel volledig apart en ononderbroken procédé

Nieuw-Zeeland

77 402 ton

januari-juni 2007

42 572 ton

23 415 ton

19 157 ton

86,88

Zie bijlage IV

ex 0405 10 30

Boter, van ten minste 6 weken oud, met een vetgehalte van niet minder dan 80 doch minder dan 82 gewichtspercenten, rechtstreeks uit melk of room bereid zonder gebruikmaking van opgeslagen materialen volgens één enkel volledig apart en ononderbroken procédé waarbij de room een fase van geconcentreerd melkvet en/of fractionering van dat melkvet kan doorlopen (de zogenaamde „Ammix”- en „Spreadable”-procédés)

juli-december 2007

34 830 ton

19 156 ton

15 674 ton

Halfjaarlijks contingent m.i.v. 2008 en verder

38 701 ton

21 286 ton

17 415 ton”


BIJLAGE II

„BIJLAGE ΙII.B

TARIEFCONTINGENTEN IN HET KADER VAN DE GATT/WTO-OVEREENKOMSTEN, GESPECIFICEERD NAAR LAND VAN OORSPRONG: ANDERE

Contingentnummer

GN-code

Omschrijving

Land van oorsprong

Contingent per jaar van 1 januari tot en met 31 december

(in ton)

Invoerrecht

(in euro per 100 kg nettogewicht)

Voorschriften voor het invullen van certificaten IMA 1

09.4522

0406 90 01

Kaas voor verwerking (1)

Australië

500

17,06

Zie bijlage XI, punten C en D

09.4521

ex 0406 90 21

Cheddar in hele vorm met standaardgewicht (in platte cilindrische vorm met een nettogewicht van 33 of meer doch niet meer dan 44 kg, of in de vorm van een kubus of blok met een nettogewicht van 10 kg of meer), met een vetgehalte van 50 of meer gewichtspercenten, berekend op de droge stof, en met een rijpingstijd van ten minste drie maanden

Australië

3 711

17,06

Zie bijlage XI, punt B

09.4513

ex 0406 90 21

Cheddar van niet-gepasteuriseerde melk, met een vetgehalte van 50 of meer gewichtspercenten, berekend op de droge stof, met een rijpingstijd van ten minste negen maanden, en met een waarde franco grens (2) per 100 kg nettogewicht van niet minder dan:

 

334,20 EUR voor kazen in hele vorm met standaardgewicht

 

354,83 EUR voor kazen met een nettogewicht van niet minder dan 500 g

 

368,58 EUR voor kazen met een nettogewicht van minder dan 500 g

Canada

4 000

13,75

Zie bijlage XI, punt A

De uitdrukking „in hele vorm met standaardgewicht” is van toepassing op kazen:

 

in platte cilindrische vorm met een nettogewicht van 33 kg tot en met 44 kg,

 

blokken kaas in de vorm van een kubus of blok met een nettogewicht van 10 kg of meer.

09.4515

0406 90 01

Kaas voor verwerking (3)

Nieuw-Zeeland

4 000

17,06

Zie bijlage XI, punten C en D

09.4514

ex 0406 90 21

Cheddar in hele vorm met standaardgewicht (in platte cilindrische vorm met een nettogewicht van 33 of meer doch niet meer dan 44 kg, of in de vorm van een kubus of blok met een nettogewicht van 10 kg of meer), met een vetgehalte van 50 of meer gewichtspercenten, berekend op de droge stof, en met een rijpingstijd van ten minste drie maanden

Nieuw-Zeeland

7 000

17,06

Zie bijlage XI, punt B


(1)  De controle op het gebruik voor deze bijzondere bestemming wordt uitgeoefend door toepassing van de desbetreffende communautaire bepalingen. De bedoelde kaas wordt geacht verwerkt te zijn wanneer deze is verwerkt tot producten van onderverdeling 0406 30 van de gecombineerde nomenclatuur. Het bepaalde in de artikelen 291 tot en met 300 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 is van toepassing.

(2)  Als „waarde franco grens” wordt beschouwd, de prijs franco grens van het land van uitvoer of de fob-prijs van het land van uitvoer, welke prijzen worden verhoogd met een bedrag dat overeenkomt met de kosten van vervoer en verzekering tot het douanegebied van de Gemeenschap.

(3)  De controle op het gebruik voor deze bijzondere bestemming wordt uitgeoefend door toepassing van de desbetreffende communautaire bepalingen. De bedoelde kaas wordt geacht verwerkt te zijn wanneer deze is verwerkt tot producten van onderverdeling 0406 30 van de gecombineerde nomenclatuur. Het bepaalde in de artikelen 291 tot en met 300 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 is van toepassing.”


Top