EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32000L0056

Richtlijn 2000/56/EG van de Commissie van 14 september 2000 tot wijziging van Richtlijn 91/439/EEG van de Raad betreffende het rijbewijs (Voor de EER relevante tekst)

PB L 237 van 21.9.2000, p. 45–57 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 18/01/2013; stilzwijgende opheffing door 32006L0126

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2000/56/oj

32000L0056

Richtlijn 2000/56/EG van de Commissie van 14 september 2000 tot wijziging van Richtlijn 91/439/EEG van de Raad betreffende het rijbewijs (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 237 van 21/09/2000 blz. 0045 - 0057


Richtlijn 2000/56/EG van de Commissie

van 14 september 2000

tot wijziging van Richtlijn 91/439/EEG van de Raad betreffende het rijbewijs

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/439/EEG van de Raad van 29 juli 1991 betreffende het rijbewijs(1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/26/EG(2), en met name op artikel 7 bis, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De lijst van geharmoniseerde codes van de Gemeenschap zoals omschreven in bijlage I en bijlage I bis bij Richtlijn 91/439/EEG moet worden aangepast.

(2) De lijst van geharmoniseerde codes van de Gemeenschap moet nader worden gespecificeerd, gelet op de wetenschappelijke en technische vooruitgang op dit gebied en de verdere praktische ervaring die met eerdere aanpassingen is opgedaan.

(3) De minimumeisen voor rijexamens zoals bepaald in bijlage II bij Richtlijn 91/439/EEG moeten worden herzien in verband met de wetenschappelijke en technische vooruitgang op dit gebied.

(4) Herziening van bijlage II is nodig om die rijexamens in de Gemeenschap verder te harmoniseren en de exameneisen aan te passen aan de eisen van het dagelijks verkeer; er moeten beoordelingscriteria voor het praktijkexamen worden ingevoerd om verdere harmonisatie te waarborgen.

(5) De herziening van bijlage II heeft rechtstreeks betrekking op het verbeteren van de verkeersveiligheid; daarom moeten de minimumeisen van het theoretische examen en het praktische examen worden verhoogd.

(6) De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het rijbewijs,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 91/439/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1. Bijlage I en bijlage I bis worden gewijzigd als vermeld in bijlage I bij deze richtlijn.

2. Bijlage II wordt vervangen door de tekst in bijlage II bij deze richtlijn.

Artikel 2

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 30 september 2003 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 14 september 2000.

Voor de Commissie

Loyola De Palacio

Vice-voorzitter

(1) PB L 237 van 24.8.1991, blz. 1.

(2) PB L 150 van 7.6.1997, blz. 41.

BIJLAGE I

In bijlage I, punt 2, bladzijde 4 van het rijbewijs, en in bijlage I bis, punt 2, bladzijde 2 van het rijbewijs, onder a), rubriek 12, wordt de tekst achter het eerste streepje vervangen door: "- codes 01 tot en met 99: geharmoniseerde codes van de Gemeenschap

BESTUURDER (medische redenen)

01. Correctie en/of bescherming van het gezichtsvermogen

01.01 Bril

01.02 Contactlenzen

01.03 Beschermend glas

01.04 Gekleurde lenzen

01.05 Ooglap

01.06 Bril of contactlenzen

02. Gehoorprothese/hulp communicatie

02.01 Gehoorprothese één oor

02.02 Gehoorprothese beide oren

03. Prothese/orthese van de ledematen

03.01 Prothese/orthese arm

03.02 Prothese/orthese been

05. Beperkte rijbevoegdheid (vermelding van subcode is verplicht, autorijden onderhevig aan beperkingen om medische redenen)

05.01 Alleen rijden bij daglicht (bijvoorbeeld vanaf een uur na zonsopgang tot een uur voor zonsondergang)

05.02 Alleen rijden binnen een straal van... km vanaf de woonplaats van de rijbewijshouder of alleen binnen de stad/regio...

05.03 Alleen rijden zonder passagiers

05.04 Rijden met maximale snelheid van... km per uur

05.05 Rijden alleen toegestaan in gezelschap van andere rijbewijshouder

05.06 Rijden zonder aanhangwagen

05.07 Rijden op snelweg niet toegestaan

05.08 Alcohol niet toegestaan

AANPASSINGEN VOERTUIG

10. Aangepaste versnellingsbak

10.01 Handschakeling

10.02 Automatische schakeling

10.03 Elektronisch bediende schakeling

10.04 Aangepaste hendel

10.05 Geen hulpversnellingsbak

15. Aangepaste koppeling

15.01 Aangepast koppelingspedaal

15.02 Handkoppeling

15.03 Automatische koppeling

15.04 Afscherming vóór/opklapbaar/uitneembaar koppelingspedaal

20. Aangepaste remsystemen

20.01 Aangepast rempedaal

20.02 Groter rempedaal

20.03 Rempedaal geschikt voor bediening met linkervoet

20.04 Rempedaal met slof

20.05 Kantelbaar rempedaal

20.06 (Aangepaste) handbedrijfsrem

20.07 Maximale bedieningskracht bedrijfsrem

20.08 Maximale bedieningskracht voor noodrem geïntegreerd in bedrijfsrem

20.09 Aangepaste parkeerrem

20.10 Elektrisch bediende parkeerrem

20.11 (Aangepaste) voetbediende parkeerrem

20.12 Afscherming vóór/opklapbaar/uitneembaar rempedaal

20.13 Knierem

20.14 Elektrisch bediende bedrijfsrem

25. Aangepaste acceleratiesystemen

25.01 Aangepast gaspedaal

25.02 Gaspedaal met slof

25.03 Kantelbaar gaspedaal

25.04 Handmatig gas geven

25.05 Gas geven met knie

25.06 Servo-acceleratiesysteem (elektronisch, pneumatisch, enz.)

25.07 Gaspedaal links van rempedaal

25.08 Gaspedaal aan linkerkant

25.09 Afscherming vóór/opklapbaar/uitneembaar gaspedaal

30. Aangepaste rem- en acceleratiesystemen, gecombineerd

30.01 Parallelpedalen

30.02 Pedalen op (nagenoeg) gelijke hoogte

30.03 Gas geven en remmen door middel van schuifsysteem

30.04 Gas geven en remmen door middel van schuifsysteem met orthese

30.05 Opklapbare/uitneembare gas- en rempedalen

30.06 Vloerverhoging

30.07 Afscherming aan de kant van het rempedaal

30.08 Afscherming voor prothese aan de kant van het rempedaal

30.09 Afscherming vóór gas- en rempedalen

30.10 Hiel- of beenondersteuning

30.11 Gas geven en remmen via elektrische bediening

35. Aangepaste bedieningsorganen

(verlichting, ruitenwisser, ruitensproeier, claxon, richtingaanwijzers, enz.)

35.01 Bedieningsorganen bedienbaar zonder dat het rijgedrag nadelig wordt beïnvloed

35.02 Bedieningsorganen bedienbaar zonder het stuur en toebehoren los te laten (knop, gaffel, enz.)

35.03 Bedieningsorganen bedienbaar zonder het stuur en toebehoren (knop, gaffel, enz.) met de linkerhand los te laten

35.04 Bedieningsorganen bedienbaar zonder het stuur en toebehoren (knop, gaffel, enz.) met de rechterhand los te laten

35.05 Bedieningsorganen bedienbaar zonder het stuur en toebehoren (knop, gaffel, enz.) en de gecombineerde gas- en remmechanismen los te laten

40. Aangepaste stuurinrichting

40.01 Standaard stuurbekrachtiging

40.02 Extra stuurbekrachtiging

40.03 Stuurinrichting met back-upsysteem

40.04 Verlengde stuurkolom

40.05 Aangepast stuurwiel (groter en/of dikker stuurwiel, kleinere diameter stuurwiel, enz.)

40.06 Kantelbaar stuurwiel

40.07 Verticaal stuurwiel

40.08 Horizontaal stuurwiel

40.09 Voetbediend stuur

40.10 Eventuele andere aangepaste stuurinrichting (joystick, enz.)

40.11 Stuurknop

40.12 Handspalk op stuurwiel

40.13 Polsspalk op stuurwiel

42. Aangepaste achteruitkijkspiegel(s)

42.01 (Linker- of) rechterbuitenspiegel

42.02 Buitenspiegel op voorspatbord

42.03 Extra binnenspiegel voor goed zicht op het verkeer

42.04 Panoramische binnenspiegel

42.05 Dodehoekspiegel

42.06 Elektrisch bediende buitenspiegel(s)

43. Aangepaste bestuurdersstoel

43.01 Bestuurdersstoel op een goede kijkhoogte en op normale afstand van het stuurwiel en de pedalen

43.02 Bestuurdersstoel aangepast aan lichaamsvorm

43.03 Bestuurdersstoel met zijsteun voor goede zitstabiliteit

43.04 Bestuurdersstoel met armleuningen

43.05 Verlengde stoelslede van bestuurdersstoel

43.06 Aangepaste veiligheidsgordel

43.07 Vierpuntsveiligheidsgordel

44. Aanpassingen van het motorrijwiel (vermelding subcode verplicht)

44.01 Eén remelement voor alle remhandelingen

44.02 (Aangepaste) handbediende rem (voorwiel)

44.03 (Aangepaste) voetbediende rem (achterwiel)

44.04 (Aangepaste) gashendel

44.05 (Aangepaste) handschakeling en handkoppeling

44.06 (Aangepaste) achteruitkijkspiegel(s)

44.07 (Aangepaste) bedieningsorganen (richtingaanwijzers, remlichten, enz.)

44.08 Zithoogte waarbij de bestuurder in zittende positie beide voeten tegelijk op de grond kan plaatsen

45. Motorrijwiel uitsluitend met zijspan

50. Alleen het voertuig met chassisnummer (voertuigidentificatienummer, VIN)

51. Alleen het voertuig met kenteken (voertuigregistratienummer, VRN)

ADMINISTRATIEVE VERMELDINGEN

70. Ingewisseld voor rijbewijs nr.... afgegeven door... (voor een derde land: EU/VN-symbool, bijvoorbeeld 70.0123456789.NL)

71. Duplicaat van rijbewijs nr.... (voor een derde land: EU/VN-symbool, bijvoorbeeld 71.987654321.HR)

72. Alleen voertuigen van categorie A met een maximale cilinderinhoud van 125 cc en een maximumvermogen van 11 kW (A1)

73. Alleen drie- of vierwielige motorvoertuigen van categorie B (B1)

74. Alleen voertuigen van categorie C met een maximaal toegestane massa van 7500 kg (C1)

75. Alleen voertuigen van categorie D met ten hoogste 16 zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend (D1)

76. Alleen voertuigen van categorie C met een maximaal toegestane massa van 7500 kg (C1), met een aanhangwagen waarvan de maximaal toegestane massa meer dan 750 kg bedraagt, mits de maximaal toegestane massa van het aldus gevormde samenstel ten hoogste 12000 kg bedraagt en de maximaal toegestane massa van de aanhangwagen de ledige massa van het trekkende voertuig niet overschrijdt (C1+E)

77. Alleen voertuigen van categorie D met ten hoogste 16 zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend (D1), met een aanhangwagen waarvan de maximaal toegestane massa meer dan 750 kg bedraagt, mits a) de maximaal toegestane massa van het aldus gevormde samenstel ten hoogste 12000 kg bedraagt en de maximaal toegestane massa van de aanhangwagen de ledige massa van het trekkende voertuig niet overschrijdt en b) de aanhangwagen niet wordt gebruikt om personen te vervoeren (D1+E)

78. Alleen voertuigen met automatische schakeling

(Richtlijn 91/439/EEG, bijlage II, 8.1.1, tweede alinea)

79. (...) Alleen voertuigen conform de specificaties tussen haken, in het kader van de toepassing van artikel 10, lid 1, van de richtlijn:

90.01: links van

90.02: rechts van

90.03: links

90.04: rechts

90.05: hand

90.06: voet

90.07: bedienbaar"

BIJLAGE II

"BIJLAGE II

I. MINIMUMEISEN VOOR RIJEXAMENS

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om zich ervan te vergewissen dat de toekomstige bestuurders voldoen aan de eisen inzake kennis, rijvaardigheid en rijgedrag voor het besturen van een motorvoertuig. Het daartoe ingestelde examen behelst:

- een theoretisch examen, en vervolgens

- een examen inzake rijvaardigheid en rijgedrag.

Hieronder volgt de examenprocedure.

A. THEORETISCH EXAMEN

1. Vorm

Er dient een zodanige vorm te worden gekozen dat kan worden nagegaan of de kandidaat de vereiste kennis bezit met betrekking tot de in de punten 2 tot en met 4 van deze bijlage genoemde onderwerpen.

Indien de kandidaat houder is van een rijbewijs voor een andere categorie waarvoor met goed gevolg een theoretisch examen is afgelegd, kan vrijstelling worden verleend van de bepalingen in punt 2 tot en met 4 van deze bijlage die deze rijbewijzen gemeen hebben.

2. Inhoud van het theoretisch examen voor alle categorieën voertuigen

2.1. Het examen moet betrekking hebben op elk van de onderstaande punten, waarbij het aan de lidstaten wordt overgelaten om voor elk punt de inhoud en de vorm vast te stellen:

2.1.1. Verkeersregels:

- in het bijzonder inzake verkeerstekens, wegmarkeringen, signalen, voorrangsregels en snelheidsbeperkingen;

2.1.2. Bestuurder:

- het belang van oplettendheid en van de houding ten opzichte van medeweggebruikers;

- waarneming, beoordeling en reactie, met name reactietijd, en gedragsveranderingen bij de bestuurder ten gevolge van alcohol, drugs en geneesmiddelen, gemoedsgesteldheid en vermoeidheid;

2.1.3. Weg:

- de belangrijkste richtlijnen voor het bewaren van afstand, remweg en wegligging van het voertuig in uiteenlopende weg- en weersomstandigheden;

- verkeersrisico's in verband met de wegomstandigheden, in het bijzonder veranderingen ten gevolge van de weerstoestand en het tijdstip van de dag of de nacht;

- kenmerken van de verschillende soorten wegen en daarop betrekking hebbende wettelijke voorschriften;

2.1.4. Medeweggebruikers:

- specifieke risico's in verband met de onervarenheid van medeweggebruikers en de deelneming aan het verkeer van de meest kwetsbare categorieën, zoals kinderen, voetgangers, fietsers en passagiers die in hun mobiliteit beperkt zijn;

- risico's in verband met de deelneming aan het verkeer en het besturen van diverse typen voertuigen en in verband met het verschillende gezichtsveld van de bestuurders van deze voertuigen;

2.1.5. Algemene voorschriften en diversen:

- voorschriften voor administratieve bescheiden in verband met het gebruik van het voertuig;

- algemene regels voor de door de bestuurder te volgen gedragslijn bij ongevallen (plaatsen van de gevarendriehoek, waarschuwen, enz.) en maatregelen die hij/zij in voorkomend geval kan nemen om hulp te verlenen aan verkeersslachtoffers;

- veiligheidseisen met betrekking tot het voertuig, de lading en de passagiers;

2.1.6. Voorzorgsmaatregelen bij het verlaten van het voertuig;

2.1.7. De mechanische onderdelen die voor de rijveiligheid van belang zijn: de kandidaten moeten in staat zijn de meest voorkomende defecten te ontdekken, in het bijzonder aan de stuurinrichting, wielophanging, remmen, banden, verlichting en richtingaanwijzers, reflectoren, achteruitkijkspiegels, voorruit en ruitenwissers, uitlaatsysteem, veiligheidsgordels en claxon;

2.1.8. Veiligheidsinrichtingen van de voertuigen, met name het gebruik van veiligheidsgordels, hoofdsteunen en veiligheidsvoorzieningen voor kinderen;

2.1.9. Regels voor het milieuvriendelijke gebruik van het voertuig (alleen claxonneren indien nodig, matig brandstofgebruik, beperking van uitlaatgassen, enz.).

3. Specifieke voorschriften voor de categoriëen A en A1

3.1. Verplichte toetsing van de algemene kennis van:

3.1.1. Het gebruik van beschermende uitrusting, zoals handschoenen, schoeisel, kleding en helm;

3.1.2. Zichtbaarheid van motorrijders voor medeweggebruikers;

3.1.3. Specifieke risico's in verband met uiteenlopende wegomstandigheden zoals hierboven genoemd, met bijzondere aandacht voor gladde delen als putdeksels, wegmarkeringen zoals strepen en pijlen, tramrails, enz.;

3.1.4. Mechanische onderdelen die voor de verkeersveiligheid van belang zijn zoals hierboven genoemd, met bijzondere aandacht voor de noodstopschakelaar, het oliepeil en de ketting.

4. Specifieke voorschriften voor de categorieën C, C+E, C1, C1+E, D, D+E, D1, D1+E

4.1. Verplichte toetsing van de algemene kennis van:

4.1.1. Voorschriften inzake rij- en rusttijden zoals beschreven in Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad(1); het gebruik van controleapparatuur zoals beschreven in Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad(2);

4.1.2. Voorschriften inzake het type vervoer: goederen of personen;

4.1.3. Voertuig- en vervoersdocumenten die zijn vereist voor nationaal en internationaal vervoer van goederen en personen;

4.1.4. Maatregelen bij ongevallen; kennis van de maatregelen die moeten worden genomen na een ongeval of vergelijkbare gebeurtenis, met inbegrip van noodmaatregelen zoals de evacuatie van passagiers en de grondbeginselen van eerste hulp;

4.1.5. De voorzorgsmaatregelen die moeten worden genomen bij het verwisselen van wielen;

4.1.6. Voorschriften inzake gewichten en afmetingen; voorschriften inzake snelheidsbegrenzers;

4.1.7. Beperking van het gezichtsveld die door de kenmerken van het voertuig wordt veroorzaakt;

4.1.8. Lezen van een wegenkaart, routeplanner, inclusief het gebruik van elektronische navigatiesystemen (optioneel);

4.1.9. Veiligheidseisen bij het laden van het voertuig: het beheersen van de lading (laden en vastzetten), problemen met verschillende soorten lading (bijvoorbeeld vloeistoffen, hangende lading, enz.), het laden en lossen van goederen en het gebruik van laadapparatuur (alleen categorieën C, C+E, C1, C1+E);

4.1.10. De verantwoordelijkheid van de bestuurder met betrekking tot het vervoer van passagiers; het comfort en de veiligheid van passagiers; het vervoeren van kinderen; de nodige controles vóór het wegrijden; in het theoretische examen moeten verschillende bussen aan de orde komen (bussen voor openbaar vervoer, touringcars, bussen met speciale afmetingen, enz.) (alleen categorieën D, D+E, D1, D1+E).

4.2. Verplichte toetsing van de algemene kennis van de volgende aanvullende voorschriften die betrekking hebben op de categorieën C, C+E, D en D+E en de volgende zaken betreffen:

4.2.1. De principes van de constructie en werking van: verbrandingsmotoren, vloeistoffen (bijvoorbeeld motorolie, koelvloeistof, ruitensproeiervloeistof), het brandstofsysteem, het elektrische systeem, de ontsteking, het transmissiesysteem (koppeling, versnellingsbak, enz.);

4.2.2. Smering en antivriesbescherming;

4.2.3. De principes van de constructie, montage, correct gebruik en onderhoud van banden;

4.2.4. De principes van de typen, werking, belangrijkste onderdelen, montage, gebruik en dagelijks onderhoud van reminrichtingen en snelheidsbegrenzers;

4.2.5. De principes van de typen, werking, belangrijkste onderdelen, montage, gebruik en dagelijks onderhoud van het koppelmechanisme (alleen categorieën C+E, D+E);

4.2.6. Methoden voor het opsporen van oorzaken van defecten;

4.2.7. Preventief onderhoud van voertuigen en noodzakelijke lopende reparaties;

4.2.8. De verantwoordelijkheid van de bestuurder voor de ontvangst, het vervoer en de aflevering van goederen volgens afspraak (alleen categorieën C, C+E).

B. EXAMEN INZAKE RIJVAARDIGHEID EN RIJGEDRAG

5. Voertuig en uitrusting

5.1. Om een voertuig met handschakeling te mogen besturen, moet de kandidaat slagen voor een in een voertuig met dergelijke schakeling afgelegd examen waarbij de rijvaardigheid en het rijgedrag worden getoetst.

Indien de kandidaat bovengenoemd examen aflegt in een voertuig met automatische schakeling, dient dit in het op grond van een dergelijk examen afgegeven rijbewijs te worden vermeld. Rijbewijzen waarin die vermelding is opgenomen, gelden uitsluitend voor het besturen van voertuigen met automatische schakeling.

Onder "voertuig met automatische schakeling" wordt een voertuig verstaan waarbij de overbrengingsverhouding tussen motor en wielen slechts door het bedienen van het gas- en rempedaal wordt gewijzigd.

5.2. De voertuigen die gebruikt worden voor het examen inzake de rijvaardigheid en het rijgedrag moeten voldoen aan de volgende minimumnormen. De lidstaten kunnen daaraan strengere eisen stellen of andere normen toevoegen.

Categorie A:

- Geleidelijke verwerving (artikel 6, lid 1, onder b), eerste streepje, eerste volzin): motorrijwiel zonder zijspan met een cilinderinhoud van meer dan 120 cm3, dat een snelheid van ten minste 100 km per uur kan bereiken;

- Rechtstreekse verwerving (artikel 6, lid 1, onder b), eerste streepje, tweede volzin): motorrijwiel zonder zijspan met een vermogen van ten minste 35 kW;

Subcategorie A1:

Motorrijwiel zonder zijspan met een cilinderinhoud van ten minste 75 cm3;

Categorie B:

Vierwielig voertuig van categorie B waarmee een snelheid van ten minste 100 km per uur kan worden bereikt;

Categorie B+E:

Samenstel van een examenvoertuig van categorie B en een aanhangwagen met een maximaal toegestane massa van ten minste 1000 kg, met welk samenstel, dat niet onder categorie B valt, een snelheid van ten minste 100 km per uur kan worden bereikt; de laadruimte van de aanhangwagen moet bestaan uit een gesloten opbouw die ten minste even breed en hoog is als het motorvoertuig; de gesloten opbouw mag ook nagenoeg even breed zijn als het motorvoertuig zolang het zicht naar achteren alleen door middel van de buitenspiegels van het motorvoertuig mogelijk is; de feitelijke totale massa van de aanhangwagen moet minimaal 800 kg bedragen;

Subcategorie B1:

Gemotoriseerde drie- of vierwieler waarmee een snelheid van ten minste 60 km per uur kan worden bereikt;

Categorie C:

Voertuig van categorie C met een maximaal toegestane massa van ten minste 12000 kg, een lengte van ten minste 8 m en een breedte van ten minste 2,40 m, waarmee een snelheid van ten minste 80 km per uur kan worden bereikt; uitgerust met ABS, met een versnellingsbak met ten minste acht voorwaartse versnellingen en met controleapparatuur als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 3821/85; de laadruimte moet bestaan uit een gesloten opbouw die ten minste even breed en hoog is als de cabine van het motorvoertuig; de feitelijke totale massa van het voertuig moet minimaal 10000 kg bedragen;

Categorie C+E:

Geleed voertuig of een samenstel bestaande uit een examenvoertuig van categorie C en een aanhangwagen van ten minste 7,5 m lang; dit voertuig of samenstel moet een maximaal toegestane massa van ten minste 20000 kg hebben, een lengte van ten minste 14 m en een breedte van ten minste 2,40 m; met dit gelede voertuig of samenstel moet een snelheid van ten minste 80 km per uur kunnen worden bereikt en het moet zijn uitgerust met ABS, met een versnellingsbak met ten minste acht voorwaartse versnellingen en met controleapparatuur als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 3821/85; de laadruimte moet bestaan uit een gesloten opbouw die ten minste even breed en hoog is als de cabine; de feitelijke totale massa van het gelede voertuig of het samenstel moet minimaal 15000 kg bedragen;

Subcategorie C1:

Voertuig van subcategorie C1 met een maximaal toegestane massa van ten minste 4000 kg en een lengte van ten minste 5 m, waarmee een snelheid van ten minste 80 km per uur kan worden bereikt; uitgerust met ABS en met controleapparatuur als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 3821/85; de laadruimte moet bestaan uit een gesloten opbouw die ten minste even breed en hoog is als de cabine;

Subcategorie C1+E:

Samenstel bestaande uit een examenvoertuig van subcategorie C1 en een aanhangwagen met een maximaal toegestane massa van ten minste 1250 kg; het samenstel moet een lengte hebben van ten minste 8 m en met dit samenstel moet een snelheid van ten minste 80 km per uur kunnen worden bereikt; de laadruimte van de aanhangwagen moet bestaan uit een gesloten opbouw die ten minste even breed en hoog is als de cabine van het motorvoertuig; de gesloten opbouw mag ook nagenoeg even breed zijn als het motorvoertuig zolang het zicht naar achteren alleen door middel van de buitenspiegels van het motorvoertuig mogelijk is; de feitelijke totale massa van de aanhangwagen moet minimaal 800 kg bedragen;

Categorie D:

Voertuig van categorie D met een lengte van ten minste 10 m en een breedte van ten minste 2,40 m, waarmee een snelheid van ten minste 80 km per uur kan worden bereikt; uitgerust met ABS en met controleapparatuur als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 3821/85;

Categorie D+E:

Samenstel bestaande uit een examenvoertuig van categorie D en een aanhangwagen met een maximaal toegestane massa van ten minste 1250 kg en een breedte van ten minste 2,40 m, waarmee een snelheid van ten minste 80 km per uur kan worden bereikt; de laadruimte van de aanhangwagen moet bestaan uit een gesloten opbouw die ten minste 2 m breed en 2 m hoog is; de feitelijke totale massa van de aanhangwagen moet minimaal 800 kg bedragen;

Subcategorie D1:

Voertuig van subcategorie D1 met een maximaal toegestane massa van ten minste 4000 kg, en een lengte van ten minste 5 m, waarmee een snelheid van ten minste 80 km per uur kan worden bereikt; uitgerust met ABS en met controleapparatuur als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 3821/85;

Subcategorie D1+E:

Samenstel bestaande uit een examenvoertuig van subcategorie D1 en een aanhangwagen met een maximaal toegestane massa van ten minste 1250 kg, met welk samenstel een snelheid van ten minste 80 km per uur kan worden bereikt; de laadruimte van de aanhangwagen moet bestaan uit een gesloten opbouw die ten minste 2 m breed en 2 m hoog is; de feitelijke totale massa van de aanhangwagen moet minimaal 800 kg bedragen;

Examenvoertuigen van de categorieën B+E, C, C+E, C1, C1+E, D, D+E, D1 en D1+E die niet voldoen aan de bovenstaande minimumnormen maar die wel vóór of op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn worden gebruikt, mogen nog tot maximaal tien jaar na deze datum worden gebruikt. Aan de bepalingen met betrekking tot de lading moet uiterlijk tien jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn door de lidstaten uitvoering zijn gegeven.

6. Rijvaardigheid en rijgedrag met betrekking tot de categorieën A en A1

6.1. Rijklaar maken en technische controle van het voertuig in verband met de verkeersveiligheid

De kandidaten moeten door middel van de onderstaande handelingen aantonen dat zij goed voorbereid aan het examen kunnen beginnen en het voertuig rijklaar kunnen maken:

6.1.1. Correct dragen van beschermende uitrusting, zoals handschoenen, schoeisel, kleding en helm;

6.1.2. Steekproefsgewijze controle van banden, remmen, stuurinrichting, noodstopschakelaar (indien aanwezig), ketting, oliepeil, verlichting, reflectoren, richtingaanwijzers en claxon.

6.2. Bijzondere verrichtingen in verband met de verkeersveiligheid

6.2.1. Motorrijwiel op de standaard plaatsen, er vanaf halen en zonder hulp van de motor het rijwiel verplaatsen door ernaast te lopen;

6.2.2. Motorrijwiel op de standaard plaatsen;

6.2.3. Ten minste twee verrichtingen bij een lage snelheid, waaronder een slalom ter beoordeling van de bediening van de koppeling in combinatie met de rem, balans, kijkrichting en de houding op het motorrijwiel, en de positie van de voeten op de voetsteunen;

6.2.4. Ten minste twee verrichtingen bij een hogere snelheid, waaronder één verrichting in tweede of derde versnelling, minimaal 30 km per uur, en één verrichting voor het ontwijken van obstakels bij een snelheid van minimaal 50 km per uur, ter beoordeling van de houding op het motorrijwiel, kijkrichting, balans, stuurtechniek en schakeltechniek;

6.2.5. Remmen: er moeten minimaal twee remoefeningen worden uitgevoerd, waaronder een noodstop bij een snelheid van minimaal 50 km per uur, ter beoordeling van de bediening van de voor- en achterrem, kijkrichting en de houding op het motorrijwiel.

Aan de bepalingen inzake de bijzondere verrichtingen in de punten 6.2.3 tot en met 6.2.5 moet uiterlijk vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn uitvoering zijn gegeven.

6.3. Rijgedrag

De kandidaten moeten in normale verkeerssituaties veilig en met de vereiste voorzichtigheid de volgende handelingen uitvoeren:

6.3.1. Wegrijden: na parkeren, na een stop in het verkeer, na verlaten van een oprit;

6.3.2. Rijden op rechte wegen; tegenliggers passeren, ook bij wegversmallingen;

6.3.3. Rijden door bochten;

6.3.4. Kruispunten: naderen en oversteken van kruispunten en overwegen;

6.3.5. Veranderen van richting: naar links en rechts; veranderen van rijstrook;

6.3.6. Oprijden/verlaten van snelwegen of vergelijkbare wegen (indien aanwezig): invoegen vanaf de invoegstrook; uitvoegen op de uitvoegstrook;

6.3.7. Inhalen/passeren: inhalen van ander verkeer (indien mogelijk); obstakels voorbijrijden, bijvoorbeeld geparkeerde auto's; ingehaald worden (indien mogelijk);

6.3.8. Speciale verkeerselementen (indien aanwezig): rotondes; gelijkvloerse spoorwegovergangen, tram-/bushaltes; voetgangersoversteekplaatsen; stijgende/dalende weg over een lange afstand;

6.3.9. De nodige voorzorgsmaatregelen nemen bij het afstappen van het voertuig.

7. Rijvaardigheid en rijgedrag met betrekking tot de categorieën B, B1 en B+E

7.1. Rijklaar maken en technische controle van het voertuig in verband met de verkeersveiligheid

De kandidaten moeten door middel van de onderstaande handelingen aantonen dat zij goed voorbereid aan het examen kunnen beginnen en het voertuig rijklaar kunnen maken:

7.1.1. Verstellen van de zitplaats van de bestuurder voor een juiste zithouding;

7.1.2. Afstellen van de achteruitkijkspiegels, veiligheidsgordel en hoofdsteun (indien aanwezig);

7.1.3. Controleren of de portieren goed gesloten zijn;

7.1.4. Steekproefsgewijze controle van banden, stuurinrichting, remmen, vloeistoffen (bijvoorbeeld motorolie, koelvloeistof, ruitensproeiervloeistof), verlichting, reflectoren, richtingaanwijzers en claxon;

7.1.5. Controle van de veiligheid met betrekking tot de lading van het voertuig: carrosserie, plaatwerk, laaddeuren, cabineslot, manier van laden, vastzetten lading (alleen categorie B+E);

7.1.6. Controle van het koppelmechanisme en de elektrische en remverbindingen (alleen categorie B+E);

7.2. Categorieën B en B1: bijzondere verrichtingen in verband met de verkeersveiligheid

Een aantal van de onderstaande verrichtingen moet worden getest (ten minste twee van de vier punten, waarvan één achteruitrijdend):

7.2.1. In rechte lijn achteruitrijden of achteruitrijdend rechts of links een bocht omgaan en daarbij op de juiste rijstrook blijven;

7.2.2. Keren met voor- en achteruitschakeling;

7.2.3. Parkeren op en verlaten van een parkeerruimte (evenwijdig aan of schuin of loodrecht ten opzichte van de weg gelegen, vooruit en achteruit, zowel op een vlakke weg als op een stijgende of dalende weg);

7.2.4. Remmen tot stilstand; een noodstop is optioneel.

7.3. Categorie B+E: bijzondere verrichtingen in verband met de verkeersveiligheid

7.3.1. Koppelen en loskoppelen van een aanhangwagen aan/van een motorvoertuig; aan het begin van deze verrichting moeten het voertuig en de aanhangwagen naast elkaar staan (niet in elkaars verlengde);

7.3.2. Achteruitrijdend een bocht maken met een door de lidstaten vast te stellen loop;

7.3.3. Veilig parkeren voor laden/lossen.

7.4. Rijgedrag

De kandidaten moeten in normale verkeerssituaties veilig en met de vereiste voorzichtigheid de volgende handelingen uitvoeren:

7.4.1. Wegrijden: na parkeren, na een stop in het verkeer, na verlaten van een oprit;

7.4.2. Rijden op rechte wegen; tegenliggers passeren, ook bij wegversmallingen;

7.4.3. Rijden door bochten;

7.4.4. Kruispunten: naderen en oversteken van kruispunten en overwegen;

7.4.5. Veranderen van richting: naar links en rechts; veranderen van rijstrook;

7.4.6. Oprijden/verlaten van snelwegen of vergelijkbare wegen (indien aanwezig): invoegen vanaf de invoegstrook; uitvoegen op de uitvoegstrook;

7.4.7. Inhalen/passeren: inhalen van ander verkeer (indien mogelijk); obstakels voorbijrijden, bijvoorbeeld geparkeerde auto's; ingehaald worden (indien mogelijk);

7.4.8. Speciale verkeerselementen (indien aanwezig): rotondes; gelijkvloerse spoorwegovergangen, tram-/bushaltes; voetgangersoversteekplaatsen; stijgende/dalende weg over een lange afstand;

7.4.9. De nodige voorzorgsmaatregelen nemen bij het verlaten van het voertuig.

8. Rijvaardigheid en rijgedrag met betrekking tot de categorieën C, C+E, C1, C1+E, D, D+E, D1 en D1+E.

8.1. Rijklaar maken en technische controle van het voertuig in verband met de verkeersveiligheid

De kandidaten moeten door middel van de onderstaande handelingen aantonen dat zij goed voorbereid aan het examen kunnen beginnen en het voertuig rijklaar kunnen maken:

8.1.1. Verstellen van de zitplaats van de bestuurder voor een juiste zithouding;

8.1.2. Afstellen van de achteruitkijkspiegels, veiligheidsgordel en hoofdsteun (indien aanwezig);

8.1.3. Steekproefsgewijze controle van banden, stuurinrichting, remmen, verlichting, reflectoren, richtingaanwijzers en claxon;

8.1.4. Controle van de rembekrachtiging en stuurinrichting; controle van de wielen, wielmoeren, spatborden, voorruit, ruiten en ruitenwissers, vloeistoffen (bijvoorbeeld motorolie, koelvloeistof en ruitensproeiervloeistof); controle en gebruik van alle onderdelen op het dashboard, inclusief de controleapparatuur als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 3821/85;

8.1.5. Controle van de luchtdruk, luchttanks en de wielophanging;

8.1.6. Controle van de veiligheid met betrekking tot de lading van het voertuig: carrosserie, plaatwerk, laaddeuren, laadmechanisme (indien aanwezig), cabineslot (indien aanwezig), manier van laden, vastzetten lading (alleen categorieën C, C+E, C1, C1+E);

8.1.7. Controle van het koppelmechanisme en de elektrische en remverbindingen (alleen categorieën C+E, C1+E, D+E, D1+E);

8.1.8. In staat zijn bijzondere maatregelen te treffen voor de veiligheid van het voertuig; controle van carrosserie, bedrijfsdeuren, nooduitgangen, EHBO-benodigdheden, brandblussers en andere veiligheidsvoorzieningen (alleen categorieën D, D+E, D1, D1+E);

8.1.9. Lezen van een wegenkaart, routeplanner, inclusief het gebruik van elektronische navigatiesystemen (optioneel).

8.2. Bijzondere verrichtingen in verband met de verkeersveiligheid

8.2.1. Koppelen en loskoppelen van een aanhangwagen of oplegger aan/van een motorvoertuig; aan het begin van deze verrichting moeten het voertuig en de aanhangwagen of oplegger naast elkaar staan (niet in elkaars verlengde) (alleen categorieën C+E, C1+E, D+E, D1+E);

8.2.2. Achteruitrijdend een bocht maken met een door de lidstaten vast te stellen loop;

8.2.3. Veilig parkeren voor laden/lossen bij een laadvloer/laadhelling of soortgelijke inrichting (alleen categorieën C, C+E, C1, C1+E);

8.2.4. Parkeren om passagiers veilig in of uit de bus te laten stappen (alleen categorieën D, D+E, D1, D1+E).

8.3. Rijgedrag

De kandidaten moeten in normale verkeerssituaties veilig en met de vereiste voorzichtigheid de volgende handelingen uitvoeren:

8.3.1. Wegrijden: na parkeren, na een stop in het verkeer, na verlaten van een oprit;

8.3.2. Rijden op rechte wegen; tegenliggers passeren, ook bij wegversmallingen;

8.3.3. Rijden door bochten;

8.3.4. Kruispunten: naderen en oversteken van kruispunten en overwegen;

8.3.5. Veranderen van richting: naar links en rechts; veranderen van rijstrook;

8.3.6. Oprijden/verlaten van snelwegen of vergelijkbare wegen (indien aanwezig): invoegen vanaf de invoegstrook; uitvoegen op de uitvoegstrook;

8.3.7. Inhalen/passeren: inhalen van ander verkeer (indien mogelijk); obstakels voorbijrijden, bijvoorbeeld geparkeerde auto's; ingehaald worden (indien mogelijk);

8.3.8. Speciale verkeerselementen (indien aanwezig): rotondes; gelijkvloerse spoorwegovergangen, tram-/bushaltes; voetgangersoversteekplaatsen; stijgende/dalende weg over een lange afstand;

8.3.9. De nodige voorzorgsmaatregelen nemen bij het verlaten van het voertuig.

9. Beoordeling tijdens het praktische examen

9.1. Tijdens elke rijsituatie wordt beoordeeld in hoeverre de kandidaat in staat is het voertuig te bedienen en of hij/zij in staat is volkomen veilig aan het verkeer deel te nemen. De examinator moet zich tijdens het gehele examen veilig voelen. Rijfouten of gevaarlijk rijgedrag die de veiligheid van het examenvoertuig, de passagiers of de medeweggebruikers direct in gevaar brengen, hebben ongeacht of de examinator al dan niet heeft moeten ingrijpen, tot gevolg dat de kandidaat wordt afgewezen. Het staat de examinator in dat geval vrij het praktische examen voortijdig te beëindigen.

De examinatoren moeten worden opgeleid om de vaardigheid van de kandidaten om in alle opzichten veilig te rijden, correct te beoordelen. Op de werkzaamheden van de examinatoren moet door een door de lidstaat erkend lichaam controle en toezicht worden uitgeoefend met het oog op een correcte en consequente foutenbeoordeling, overeenkomstig de in deze bijlage vastgestelde normen.

9.2. Tijdens de beoordeling moet de examinator in het bijzonder aandacht schenken aan het feit of de kandidaat defensief en sociaal rijgedrag vertoont. Dit gedrag moet overeenkomen met de algehele rijstijl en de examinator moet hiermee rekening houden bij de beeldvorming van de kandidaat. Hiertoe behoren het aanpassend en zelfverzekerd (veilig) rijden. Daarbij moet echter rekening worden gehouden met de weg- en weersomstandigheden, medeweggebruikers, de veiligheid van de overige weggebruikers (met name de kwetsbaardere) en anticipatievermogen.

9.3. De examinator moet tevens beoordelen of de kandidaat op de onderstaande punten voldoende presteert:

9.3.1. Beheersing van het voertuig. Hierbij moet worden gekeken naar: correct gebruik van de veiligheidsgordels, achteruitkijkspiegels, hoofdsteunen, zitplaats; correct gebruik van verlichting en andere voorzieningen; correct gebruik van de koppeling, versnellingsbak, gaspedaal, reminrichting (inclusief de derde reminrichting, indien aanwezig), stuurinrichting; beheersing van het voertuig onder uiteenlopende omstandigheden, bij verschillende snelheden; evenwichtig rijgedrag; gewicht, afmetingen en eigenschappen van het voertuig; gewicht en type lading (alleen categorieën B+E, C, C+E, C1, C1+E, D+E, D1+E); het comfort van de passagiers (alleen categorieën D, D+E, D1, D1+E) (niet te snel optrekken, soepel rijgedrag en gelijkmatig remmen);

9.3.2. Zuinig en milieuvriendelijk rijden. Hierbij moet worden gelet op het aantal omwentelingen per minuut en het schakelen, remmen en versnellen (alleen categorieën B+E, C, C+E, C1, C1+E, D, D+E, D1, D1+E);

9.3.3. Goed kijken: rondom kijken, spiegels goed gebruiken; dichtbij, verder weg, ver kijken;

9.3.4. Voorrang verlenen: voorrang op kruispunten en overwegen; voorrang verlenen op andere punten (bijvoorbeeld bij het veranderen van richting of rijstrook en bij bijzondere verrichtingen);

9.3.5. De juiste positie kiezen op de weg: juiste positie op de weg, de rijstrook, de rotonde en door bochten, die past bij het type en de eigenschappen van het voertuig; voorsorteren;

9.3.6. Afstand bewaren: voldoende afstand bewaren voor en naast het voertuig; voldoende afstand bewaren van medeweggebruikers;

9.3.7. Snelheid: de maximumsnelheid niet overschrijden; snelheid aanpassen aan de weers- en verkeersomstandigheden en indien nodig aan de nationale snelheidslimiet; rijden met een snelheid waarbij het tot stilstand komen vóór een zichtbare en vrije weg mogelijk is; snelheid aanpassen aan die welke wordt aangehouden door andere, soortgelijke weggebruikers;

9.3.8. Verkeerslichten, verkeerstekens en andere voorzieningen: correct gedrag bij verkeerslichten, opvolgen van de instructies van verkeersregelaars: correct gedrag bij verkeerstekens (verbods- of gebodsborden); correct gedrag bij wegmarkeringen;

9.3.9. Het geven van signalen: signalen geven op de juiste momenten; correct richting aangeven; correct reageren op signalen van andere weggebruikers;

9.3.10. Remmen en stoppen: tijdig gas minderen, afremmen of stoppen, waarbij rekening moet worden gehouden met de omstandigheden; anticipatievermogen; gebruik van de verschillende reminrichtingen (alleen categorieën C, C+E, D, D+E); gebruik van andere snelheidsbegrenzers dan remmen (alleen categorieën C, C+E, D, D+E);

10. Duur van het examen

De duur van het examen en de af te leggen afstand moeten voldoende zijn voor de in deel B van deze bijlage genoemde beoordeling van de rijvaardigheid en het rijgedrag. Het examen met betrekking tot het rijgedrag mag voor de categorieën A, A1, B, B1 en B+E nooit minder dan 25 minuten en voor de overige categorieën nooit minder dan 45 minuten duren. Niet inbegrepen zijn de kennismaking met de kandidaat, het rijklaar maken van het voertuig, de technische controle van het voertuig in verband met de verkeersveiligheid, de bijzondere verrichtingen en de bekendmaking van de uitslag van het praktische examen.

11. Plaats van het examen

Het examenonderdeel voor de beoordeling van de bijzondere verrichtingen kan op een speciaal terrein plaatsvinden. Het examenonderdeel voor de beoordeling van het rijgedrag wordt zo mogelijk afgenomen op wegen buiten de bebouwde kom, autowegen en autosnelwegen (of gelijkwaardig), alsmede straten in de stad van uiteenlopende aard (zoals woonwijken, gebieden waar niet harder dan 30 of 50 km per uur mag worden gereden en auto-/snelwegen binnen de stad), waar zich de verschillende moeilijkheden voordoen waarmee een bestuurder kan worden geconfronteerd. Het is wenselijk dat het examen in verschillende situaties van verkeersdrukte plaatsvindt. De examinator moet de tijd die op de weg wordt doorgebracht optimaal gebruiken door uiteenlopende verkeerssituaties op te zoeken, zodat het rijgedrag van de kandidaat in de verschillende situaties goed kan worden beoordeeld. Daarbij moet met name worden gelet op de overgang tussen de verschillende situaties.

II. EISEN INZAKE KENNIS, RIJVAARDIGHEID EN RIJGEDRAG VOOR HET BESTUREN VAN EEN MOTORVOERTUIG

Bestuurders van motorvoertuigen moeten op elk willekeurig moment voldoen aan eisen inzake kennis, rijvaardigheid en rijgedrag zoals beschreven in de punten 1 tot en met 9 hierboven, zodat zij in staat zijn:

- verkeersrisico's te onderkennen en de ernst ervan te beoordelen,

- controle over hun voertuig te hebben om geen gevaarlijke situaties te scheppen, en adequaat te reageren wanneer dergelijke situaties zich voordoen,

- de verkeersregels in acht te nemen, met name die welke gericht zijn op het voorkomen van verkeersongevallen en het verzekeren van een vlotte doorstroming van het verkeer,

- de voornaamste technische defecten van hun voertuig te ontdekken, met name die welke de veiligheid in gevaar brengen, en die adequaat te laten verhelpen,

- rekening te houden met alle factoren die het rijgedrag nadelig beïnvloeden (alcohol, vermoeidheid, verminderd gezichtsvermogen, enz.), teneinde volledig in staat te blijven tot veilig rijgedrag,

- bij te dragen tot de veiligheid van alle weggebruikers, in het bijzonder de zwaksten en kwetsbaarsten, door naar behoren rekening te houden met de medeweggebruikers.

De lidstaten kunnen de nodige maatregelen nemen om er voor te zorgen dat bestuurders die niet meer voldoen aan de eisen inzake kennis, rijvaardigheid en rijgedrag zoals beschreven in de punten 1 tot en met 9 hierboven, deze kennis en vaardigheden terugkrijgen en het vereiste rijgedrag voor het besturen van een motorvoertuig kunnen voortzetten.

(1) PB L 370 van 31.12.1985, blz. 1.

(2) PB L 370 van 31.12.1985, blz. 8."

Top