Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020TN0433

    Zaak T-433/20: Beroep ingesteld op 6 juli 2020 — KY/Hof van Justitie van de Europese Unie

    PB C 279 van 24.8.2020, p. 62–62 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    24.8.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 279/62


    Beroep ingesteld op 6 juli 2020 — KY/Hof van Justitie van de Europese Unie

    (Zaak T-433/20)

    (2020/C 279/77)

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Verzoekende partij: KY (vertegenwoordiger: J.-N. Louis, advocaat)

    Verwerende partij: Hof van Justitie van de Europese Unie

    Conclusies

    De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

    nietig te verklaren het stilzwijgend besluit van 17 september 2019, bevestigd bij het uitdrukkelijk besluit van 10 oktober daaraanvolgend, tot afwijzing van het verzoek om terugbetaling van het niet in aanmerking genomen deel van de pensioenrechten die zij voor haar indiensttreding heeft verworven en heeft overgedragen aan de pensioenregeling van de Europese Unie;

    de verwerende partij te verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij twee middelen aan.

    1.

    Eerste middel, ontleend aan niet-nakoming van de zorgplicht. In dit verband wordt betoogd dat een instelling van de Unie overeenkomstig de op haar rustende zorgplicht verplicht is om de ambtenaar niet alleen op de hoogte te stellen van de regel van het bestaansminimum en de invloed daarvan op de berekening van het pensioen, maar eveneens van de mogelijkheid om de overdracht van zijn pensioenrechten uit te stellen tot het ontstaan van zijn effectieve pensioenrechten.

    2.

    Tweede middel, ontleend aan ongerechtvaardigde verrijking. De weigering om het deel van de nationale pensioenrechten dat is overgedragen aan de regeling van de Unie en dat niet in aanmerking is genomen bij de vaststelling van de pensioenrechten, terug te betalen, kan leiden tot een ongerechtvaardigde toe-eigening en dus een ongerechtvaardigde verrijking van de Unie alsmede tot een oneerlijk verarming van de betrokken ambtenaar.


    Top