Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020TN0384

    Zaak T-384/20: Beroep ingesteld op 16 juni 2020 — OC (*) / Commissie

    PB C 279 van 24.8.2020, p. 44–44 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    24.8.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 279/44


    Beroep ingesteld op 16 juni 2020 —  OC (*1) / Commissie

    (Zaak T-384/20)

    (2020/C 279/58)

    Procestaal: Grieks

    Partijen

    Verzoekende partij: OC (*1) (vertegenwoordiger: B. Christianos, advocaat)

    Verwerende partij: Europese Commissie

    Conclusies

    De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

    de Europese Commissie te veroordelen tot betaling aan verzoekster van het totale bedrag van één miljoen honderdduizend euro (1 100 000 EUR) ter vergoeding van de immateriële schade die zij tot op heden heeft geleden, en

    de Europese Commissie te verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij drie middelen aan.

    1.

    Met het onderhavige beroep vordert verzoekster krachtens de artikelen 268 en 340, tweede alinea, VWEU vergoeding van de schade die zij stelt te hebben geleden als gevolg van het onrechtmatige handelen en nalaten van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), naar aanleiding van de publicatie door dit bureau van persbericht nr. 13/2020, waarbij persoonsgegevens en valse informatie over verzoekster op onrechtmatige wijze zijn verspreid.

    2.

    Volgens verzoekster heeft OLAF (a) door de persoonsgegevens van verzoekster openbaar te maken (door het persbericht onder het grote publiek te verspreiden) en (b) door onjuiste en leugenachtige informatie in het betrokken persbericht te verspreiden, de regels die aan particulieren rechten toekennen, kennelijk geschonden.

    3.

    In het bijzonder heeft OLAF door zijn optreden de bepalingen van artikel 4, lid 1, onder a) en b), de artikelen 5 en 6 en artikel 15, lid 3, van verordening 2018/1725 (1), die van artikel 10, lid 5, en artikel 9, lid 1, van verordening nr. 883/2013 (2), alsmede het vermoeden van onschuld, het recht op behoorlijk bestuur en het evenredigheidsbeginsel geschonden.


    (*1)  Informatie gewist of vervangen in het kader van de bescherming van persoonsgegevens en/of vertrouwelijkheid.

    (1)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 45/2001 en besluit nr. 1247/2002/EG (PB 2018, L 295, blz. 39).

    (2)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB 2013, L 248, blz. 1).


    Top