Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020TN0330

    Zaak T-330/20: Beroep ingesteld op 28 mei 2020 — ACMO e.a./GAR

    PB C 279 van 24.8.2020, p. 41–41 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    24.8.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 279/41


    Beroep ingesteld op 28 mei 2020 — ACMO e.a./GAR

    (Zaak T-330/20)

    (2020/C 279/54)

    Procestaal: Engels

    Partijen

    Verzoekende partijen: ACMO Sàrl (Luxemburg, Luxemburg) en 69 andere verzoekers (vertegenwoordigers: T. Soames, N. Chesaites, advocaten, en R. East, solicitor)

    Verwerende partij: Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad

    Conclusies

    artikel 2 van besluit SRB/EES/2020/52 van de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad van 17 maart 2020, om te bepalen of compensatie moet worden toegekend aan de aandeelhouders en crediteuren ten aanzien van wie de afwikkelingsmaatregelen aangaande Banco Popular Español S.A. zijn genomen (hierna: “bestreden besluit”), nietig verklaren; en/of

    artikel 1 van het bestreden besluit nietig verklaren; en/of

    artikel 3 van het bestreden besluit nietig verklaren; en/of

    subsidiair, het bestreden besluit in zijn geheel nietig verklaren;

    verweerder verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoekers drie middelen aan.

    1.

    Het bestreden besluit, en met name de vaststelling dat er geen schadevergoeding krachtens artikel 76, lid 1, onder e), van verordening nr. (EU) 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad (1) (artikel 2) verschuldigd is aan de crediteuren (met inbegrip van verzoekers), is gebrekkig wegens kennelijke beoordelingsfouten, geeft op meerdere punten blijk van een onjuiste rechtsopvatting en schendt derhalve verzoekers’ eigendomsrecht. Meer bepaald betogen verzoekers dat de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad kennelijke beoordelingsfouten heeft gemaakt en op meerdere punten blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, door het bestreden besluit vast te stellen op basis van een door Deloitte Réviseurs d’Entreprises (“Deloitte”) goedgekeurd taxatierapport (“taxatierapport 3”) en een “verduidelijking” daarvan in de bijlage bij het bestreden besluit, volgens welke verzoekers niets zouden hebben teruggekregen indien Banco Popular in Spanje aan een normale insolventieprocedure onderworpen zou zijn geweest.

    2.

    Het besluit van de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad om Deloitte aan te wijzen als uitvoerder van taxatie 3 was gebrekkig wegens kennelijke beoordelingsfouten en/of gaf op meerdere punten blijk van een onjuiste rechtsopvatting, aangezien Deloitte niet voldeed aan het in artikel 20, lid 16, van verordening (EU) 806/2014 neergelegde fundamentele criterium van onafhankelijkheid.

    3.

    De Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad had zijn besluitvormingsbevoegdheden ten onrechte gedelegeerd aan Deloitte, hetgeen in strijd is met het beginsel dat in de rechtspraak van de Unie is vastgelegd in het fundamentele arrest in de zaak Meroni. (2)


    (1)  Verordening (EU) 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB 2014, L 225, blz. 1).

    (2)  Arrest van 13 juni 1958, Meroni/Hoge Autoriteit (9/56, EU:C:1958:7).


    Top