Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017AE0654

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Bouwen aan een Europese data-economie (COM(2017) 9 final)

PB C 345 van 13.10.2017, p. 130–137 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

13.10.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 345/130


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Bouwen aan een Europese data-economie

(COM(2017) 9 final)

(2017/C 345/22)

Rapporteur:

Joost VAN IERSEL

Raadpleging

Europese Commissie, 17.2.2017

Rechtsgrondslag

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Vervoer, Energie, Infrastructuur en Informatiemaatschappij

Goedkeuring door de afdeling

14.6.2017

Goedkeuring door de voltallige vergadering

5.7.2017

Zitting nr.

527

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

148/0/7

1.   Conclusies en aanbevelingen

Conclusies

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is ingenomen met de mededeling „Bouwen aan een Europese data-economie”, waarin wordt gesteld dat data een belangrijke en onmisbare bouwsteen van de nieuwe economie moeten blijven (1).

1.2.

De mededeling behandelt niet-persoonsgebonden en/of volledig geanonimiseerde gegevens. Als het over persoonsgegevens gaat, is het kader voor gegevensbescherming van toepassing, met name de algemene verordening gegevensbescherming (GDPR).

1.3.

De belangrijkste kwestie is de opbouw van een Europees data-ecosysteem als onontbeerlijke aanjager van economische en sociale vooruitgang en robuust concurrentievermogen in een wereld die ingrijpend verandert en waarin de concurrentie uit de Verenigde Staten en Azië hevig is. Om meer connectiviteit en opslagmogelijkheden te creëren, zijn publiek-private investeringen in infrastructuur hard nodig op het continent.

1.4.

De totstandbrenging van een data-ecosysteem vereist allereerst bewustmaking van bedrijfsleven, overheid, samenleving en lidstaten. Er is behoefte aan meer vertrouwen en openheid en de bereidheid van alle betrokkenen om gegevens te delen.

1.5.

Het EESC onderstreept dat er meer op het spel staat dan wettelijke en praktische bepalingen. De Europese kerncompetenties moeten dringend worden aangepast in het licht van het huidige transformatieproces. Europa ligt achter op dit strategische gebied. Ondernemingen moeten een proactieve mindset ontwikkelen om zich open te stellen voor de groeiende gegevensstromen en de vaardigheid te ontwikkelen om big data te verwerken. Er moeten flexibele en gemakkelijker aan te passen bedrijfsmodellen worden ingevoerd.

1.6.

Instrumenten die innovatie mogelijk maken maar de legitieme belangen van ondernemingen en burgers beschermen, zijn onder meer EU-brede platforms en workshops, veldlaboratoria, het creëren van excellentiecentra, gemeenschapsvorming, Fabrieken van de toekomst, testgebieden, uitwisselingen, application programming interfaces, onderlinge coaching van ondernemingen, modelcontracten, interactie tussen wetenschap en bedrijfsleven, gezamenlijke technologie-initiatieven, en contractuele publiek-privaat partnerschappen (cPPP’s) waaraan wordt deelgenomen door overheid en bedrijfsleven, bijvoorbeeld grootschalige demonstratieprojecten.

1.7.

Private equity en een rijpere Europese durfkapitaalmarkt zijn onmisbaar.

Aanbevelingen

1.8.

De Commissie moet de stand van zaken en defensieve opvattingen over de vrije stroom van gegevens in de lidstaten nauwkeurig analyseren om ongerechtvaardigde belemmeringen uit de weg te kunnen ruimen met behulp van de juiste wettelijke en technische maatregelen. Het verwijderen van ongerechtvaardigde belemmeringen van de vrije stroom van gegevens moet een integraal onderdeel zijn van een industriebeleid op Europese schaal. Het openstellen van nationale markten moet ook deel uitmaken van het Europees Semester.

1.9.

Kleine en middelgrote ondernemingen en met name innovatie hebben te lijden onder gegevenslokalisatie. Het EESC is sterk voorstander van het voorstel van de Commissie om bij alle gegevensopslag in de lidstaten uit te gaan van het beginsel van vrij verkeer en zou graag zien dat er een stappenplan en deadlines komen voor het openstellen van nationale markten. Ook dit moet in het Europees Semester aan bod komen.

1.10.

Publiek onderzoek vormt een belangrijke bron van gegevens. De Commissie moet verdere verspreiding in Europa aanmoedigen.

1.11.

Contractuele vrijheid in de particuliere sector moet in beginsel worden gerespecteerd. Een algemeen EU-kader voor normen is wenselijk, maar normen mogen innovatie op geen enkele wijze in de weg staan. Overdraagbaarheid moet worden bevorderd.

1.12.

Aansprakelijkheid is een heikele kwestie: wellicht is herziening van de richtlijn inzake productaansprakelijkheid nodig en moeten speciale wettelijke bepalingen voor interactie tussen machines (M2M) worden overwogen.

1.13.

De Commissie wordt verzocht om, in verband met de vrije stroom van gegevens en de toegang tot gegevens, gepaste aandacht te besteden aan aspecten als gegevens in verschillende talen.

1.14.

De menselijke factor is van cruciaal belang. Er moeten EU-programma’s worden opgezet om werknemers en jongeren voor te bereiden op toekomstige ontwikkelingen. Onderwijs en praktijkopleiding zijn cruciaal om bijvoorbeeld te kunnen beantwoorden aan de vraag naar meer data-analisten.

1.15.

Al deze processen moeten adequaat worden gemonitord in het bedrijfsleven alsook door de Commissie en op nationaal niveau, zodat er een echt Europees gelijk speelveld ontstaat.

2.   Context

2.1.

Er bestaat een onderscheid tussen persoonsgegevens en niet-persoonsgebonden gegevens — persoonlijke gegevens en niet-specifieke massagegevens. Beide gegevenstypen maken deel uit van de digitale markt, maar bestrijken verschillende gebieden en vallen onder aparte EU-voorschriften (2).

2.2.

De mededeling over big data (3), een vervolg op de mededeling „Naar een bloeiende data-economie” (4), behandelt niet-persoonsgebonden of anonieme gegevens.

2.3.

In specifieke gevallen overlappen persoonsgegevens en niet-persoonsgebonden gegevens elkaar als gevolg van mogelijke onderlinge wisselwerkingen en interactie tussen de particuliere en de publieke sector. Een voorbeeld is de gezondheidszorg, waar de persoonlijke belangen van patiënten, de belangen van bedrijven en het algemeen belang elkaar deels overlappen.

2.4.

De veranderingen zijn veelzijdig en onvoorspelbaar. Voortschrijdende processen in verband met verticale en horizontale vertakkingen van gegevens genereren nog meer kansen voor het verzamelen, analyseren en verwerken van gegevens. Big data vormen een cruciaal bestanddeel van een toekomstige „klantgestuurde economie”.

2.5.

Data hebben aanzienlijke gevolgen voor productielijnen, voor de interactie tussen diensten en de maakindustrie, evenals voor waardeketens. Hierdoor wordt de fragmentering van waardeketens versterkt.

2.6.

Groeiende aantallen start-ups en scale-ups illustreren de belangrijke rol van data. Kleine en middelgrote ondernemingen zijn sterk afhankelijk van een stimulerende internationale (Europese) omgeving en van financiering.

2.7.

Een klantgestuurde economie is het resultaat van big data, machine-to-machine (M2M)-communicatie en de vrije stroom van gegevens. Zo’n economie genereert geavanceerde producten en diensten. Alle sectoren en alle lagen van een onderneming passen zich aan deze veranderingen aan. Maar de verschillen zijn aanzienlijk, tussen sectoren, maar ook tussen grote en kleine ondernemingen, tussen posities van ondernemingen in waardeketens, in de mate van onderlinge afhankelijkheid van ondernemingen en tussen de vooruitzichten voor de maakindustrie en de dienstensector, waardoor ook de visies van ondernemingen sterk van elkaar verschillen.

2.8.

Als de EU er niet in slaagt het volledige potentieel van de digitalisering te benutten, dreigt er een aanzienlijk deel van 605 miljard EUR aan toegevoegde waarde verloren te gaan in de periode tot 2025. Maar de positieve effecten zijn nog indrukwekkender: in een studie van de Duitse industriefederatie is berekend dat er tegen 2025 in Europa 1,25 biljoen EUR aan meerwaarde zou kunnen worden gecreëerd.

2.9.

Soortgelijke processen zijn wereldwijd aan de gang. Vergelijkende studies tonen aan dat de EU op dit gebied achterloopt, ondanks de huidige uitstekende economische prestaties in een aantal sectoren wereldwijd.

2.10.

Er bestaan substantiële culturele verschillen tussen Amerikaanse en Europese bedrijven. In Europa worden gegevens vooral in delen van de verwerkende industrie gegenereerd (5). In de VS daarentegen gebeurt dat vooral door dienstverlenende en op gegevens gebaseerde bedrijven, de zogeheten GAFA, en, sinds kort, NATU (6). Daar is er een grote en dynamische interne markt, zijn de financieringsvoorwaarden uitstekend en is de mentaliteit van het bedrijfsleven er een van risico nemen. Bovendien kunnen ondernemingen er beschikken over snelle netwerken en een enorme opslagcapaciteit. Het aantal grote Chinese platforms groeit eveneens gestaag.

2.11.

Ondanks het feit dat Europa achterligt, zegt de Commissie in haar mededeling vreemd genoeg niets over de belangrijkste internationale concurrenten van Europa, hoewel zij de belangrijkste reden zijn waarom Europa dringend werk moet maken van zijn output en beleidscoördinatie. In de VS en China zijn recentelijk nationale doelen vastgesteld met het oogmerk om een dominante economische positie in de wereld te verwerven dan wel te behouden. Deze landen, gevolgd door anderen, ondersteunen en bevorderen het gebruik van big data doelbewust als instrument om het concurrentievoordeel van in hun landen gevestigde ondernemingen te consolideren. De regering-Obama heeft een heel duidelijke aanpak goedgekeurd voor de derde Amerikaanse industriële revolutie, het equivalent van Industrie 4.0 in de EU, als grondslag voor het versterken van de concurrentiekracht en de economische dominantie van de VS. In een America first-strategie zal dit beleid waarschijnlijk worden geïntensiveerd. De verdere ontwikkeling van big data moet in dit opzicht ook worden beschouwd als geopolitieke factor.

3.   Vrije stroom van gegevens tussen de lidstaten

3.1.

Onder de redenen waarom „de Europese digitale economie traag was in het omarmen van de datarevolutie in vergelijking met de VS, en […] het haar ook aan vergelijkbare industriële capaciteiten ontbeerde” (7) wijst de Commissie terecht op het verband tussen de belemmeringen voor het vrije verkeer van gegevens en de achterlopende ontwikkeling van de Europese markt.

3.2.

Terwijl gegevensbescherming in de VS hoofdzakelijk is gebaseerd op het beginsel van doelbewuste verstrekking van gegevens en — als het over persoonlijke gegevens gaat — onder de consumentenbescherming valt, kennen de meeste Europese landen gegevensbeschermingswetgeving en is gegevensbescherming er vaak een grondrecht. Enerzijds kan de Europese benadering van gegevensbeveiliging worden gezien als concurrentievoordeel, anderzijds lijken het gebruik en de verwerking van big data zo beperkt dat innovatie wordt belemmerd.

3.3.

Aan de versnippering van de markt moet een einde komen. De Commissie moet de opdracht krijgen te onderzoeken hoe en in welke mate verschillen in aanpak tussen de lidstaten moeten worden weggenomen om divergerende ontwikkelingen en benaderingen dichter bij elkaar te brengen.

3.4.

Gezien de almaar toenemende hoeveelheden gegevens als gevolg van het internet der dingen, de Fabrieken van de toekomst en autonome verbonden systemen zijn Europese maatregelen hard nodig en van strategisch belang. De wettelijke en technische basis voor vrije gegevensstromen in Europa is essentieel voor het opbouwen van een omvangrijke en solide digitale economie (8).

3.5.

Er moet een EU-industriebeleid komen. Ongerechtvaardigde beperkingen voor de vrije stroom van gegevens moeten worden opgeheven. Een interne markt is onverenigbaar met 28 verschillende soorten industriebeleid, elk met zijn eigen instrumenten en doelstellingen. In het digitale tijdperk is dit niet anders (9). Commissie en regeringen moeten daarom optreden als bemiddelaars, met een langetermijnvisie voor het definiëren van het speelveld en de randvoorwaarden op basis van publiek-private partnerschappen (10).

3.6.

De Commissie wijst terecht op argumenten die door nationale autoriteiten worden gebruikt om gegevensstromen te beperken. Maatregelen voor gegevenslokalisatie die neerkomen op de herinvoering van digitale „grenscontroles” (11) moeten worden vervangen door een adequaat Europees kader.

3.7.

Het EESC pleit voor een nauwkeurige analyse van de stand van zaken in de lidstaten en de enorme discrepanties die in Europa bestaan. Toonaangevende productiebedrijven in Duitsland zijn het verst gevorderd met het genereren van gegevens, gevolgd door geavanceerde productiecentra in andere — grote en kleine — landen. Aan de andere kant groeit de productie van op diensten gebaseerde big data in bijvoorbeeld Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en sommige kleinere economieën ook snel.

3.8.

Vrije gegevensstromen worden ernstig belemmerd door een defensieve houding van lidstaten. Tot dusver zijn minstens 50 wettelijke en bestuursrechtelijke barrières in kaart gebracht. Er zijn ook grote verschillen tussen de lidstaten voor wat de regels voor overheidsopdrachten betreft. Er bestaan heel veel culturele en traditionele verschillen. Het voeren van nationaal industriebeleid leidt tot het bestaan van verschillende wetgevingskaders; er is geen gemeenschappelijk industrieel kader. Het wantrouwen rond niet-persoonsgebonden gegevens kan ook verder worden aangewakkerd door verschillende benaderingen van de manier waarop persoonsgegevens wettelijk moeten worden behandeld. Defensieve houdingen binnen overheden en het bedrijfsleven in diverse lidstaten versterken elkaar veelal.

3.9.

Echter, alleen met versterkt vertrouwen tussen de lidstaten kan een interne markt tot stand worden gebracht die een veilige haven voor gegevens en een vruchtbare grond voor innovatie is.

3.10.

Nationale doelstellingen zoals het bevorderen van innovatie en de geleidelijke totstandbrenging van toegevoegde waarde hebben het meest baat bij een gemeenschappelijke markt voor big data en de veilige opslag van gegevens door ultramodern ICT-beheer op grote schaal en het bundelen van mogelijkheden.

3.11.

Behalve contraproductieve effecten op transparantie en een belemmerende uitwerking op innovatie heeft gegevenslokalisatie voornamelijk negatieve gevolgen voor kleine en middelgrote bedrijven die grensoverschrijdend actief zijn. Om die reden is het EESC sterk voorstander van het voorstel van de Commissie dat „alle maatregelen van de lidstaten die gevolgen hebben voor de opslag of verwerking van gegevens gebaseerd [moeten] zijn op het beginsel van vrij verkeer van gegevens in de EU” (12).

3.12.

Het EESC dringt erop aan dat in het jaarlijks Europees Semester, evenals in de landenspecifieke aanbevelingen, ook rekening wordt gehouden met het openstellen van nationale markten voor een Europabrede verspreiding van gegevens. Door een open houding tegenover openbare gegevens in heel Europa kan de interne markt worden voltooid en een gelijk speelveld worden gecreëerd. De algemene verordening gegevensbescherming kan bijdragen aan de totstandbrenging van een gemeenschappelijk fundament (13).

3.13.

Ook regio’s en stedelijke gebieden beschikken over dynamische gegevens. Regionale platforms waaraan zowel publieke als particuliere spelers deelnemen, zullen regionale economieën ten goede komen en kunnen de internationale positie van regionale clusters versterken. Regio’s en steden moeten worden overtuigd om zich ruimdenkend op te stellen. Ook hier kan de EU een belangrijke rol spelen via de uitwisseling van goede praktijkvoorbeelden en de levering van de meest recente expertise aan regionale instanties.

3.14.

Publiek onderzoek vormt een belangrijke bron van gegevens. Omdat het om het geld van de belastingbetalers gaat, is het belangrijk ervoor te zorgen dat dergelijke gegevens op grotere schaal worden verspreid. Met name kleine en middelgrote ondernemingen kunnen profiteren van een grote hoeveelheid onderzoeksgegevens.

3.15.

Dergelijke openbare gegevens hebben vaak invloed op particuliere activiteiten. Contractuele regelingen met de commerciële sector hebben duidelijk een verschillende behandeling van gegevens tot gevolg. Voorbeelden daarvan zijn niet-persoonsgebonden gegevens die worden geproduceerd in het vervoer en de energiesector of door satellieten, kadasters en andere publieke diensten.

3.16.

Gezien de bijzonder grote discrepanties in Europa onderstreept het EESC dat een onbeperkte gegevensstroom in Europa ook zou kunnen bijdragen tot convergentie van de nationale economieën, hetgeen van aanzienlijk belang is voor zowel de meer geavanceerde als meer achterblijvende economieën. Overheden kunnen worden gevraagd elkaar te ondersteunen en te coachen bij het invoeren van de juiste mechanismen.

3.17.

In de mededeling wordt, in verband met de vrije stroom van gegevens of de toegang tot gegevens, niet ingegaan op aspecten als gegevens in verschillende talen. Aangezien talige gegevens ook alleen door een machine kunnen worden geproduceerd, zou de Commissie volgens het EESC meer moeite moeten doen om onderzoek en innovatie te steunen, en zouden er voorzieningen moeten worden getroffen voor automatische vertaling van in verschillende talen opgestelde gegevens in alle officiële talen van de EU.

3.18.

Het EESC benadrukt de noodzaak van een totaalaanpak en de bevordering van een gemeenschappelijk doel in de Raad Concurrentievermogen en daarbuiten om onderling vertrouwen te kweken. Vertrouwen is essentieel. Het openstellen van de Europese markt voor vrije stromen van niet-persoonsgebonden gegevens heeft ook verreikende beleidseffecten. Er is een veelheid aan beleidsdoelstellingen in het geding hier, zoals het versterken van het fundament van de interne markt en het bevorderen van innovatie in grote en kleine ondernemingen, het verbeteren van de vooruitzichten voor de economische groei en de werkgelegenheid en het bevorderen van de economische convergentie tussen de lidstaten en van het concurrentievermogen.

4.   Toegankelijkheid en overdracht van gegevens op de markt

4.1.

In de mededeling wordt gekeken naar een groot aantal mogelijke interacties tussen bedrijven van elke omvang op het gebied van gegevens (business-to-business, oftewel B2B). Voorts moet rekening gehouden worden met openbare diensten. De diversiteit van de gegenereerde gegevens is oneindig en de ontwikkeling ervan derhalve onvoorspelbaar.

4.2.

De Commissie geeft terecht prioriteit aan de doelstelling van toegankelijkheid tot grote en diverse gegevensreeksen voor alle typen marktspelers. Daarbij wijst ze op de vele belemmeringen voor de vrije toegang en verklaart ze dat „de uitwisseling van gegevens […] momenteel beperkt [blijft]” (14).

4.3.

De redenen van bedrijven om gegevens voor zichzelf te houden zijn duidelijk. Producten en diensten worden geproduceerd op basis van bedrijfseigen productieprocessen of, breder geformuleerd, bedrijfsstrategieën, die niet met anderen worden gedeeld. Contractuele vrijheid moet in principe worden geëerbiedigd en gewaarborgd (15).

4.4.

Het beeld is heel gemengd. Grote bedrijven beschikken vaak over eigen onderzoeksgegevens, met een breed scala aan mogelijke toepassingen. De armslag van kleinere bedrijven is per definitie beperkter. Maar in alle gevallen zijn de argumenten voor het delen van gegevens met andere bedrijven zeer overtuigend, met directe voordelen voor alle betrokken bedrijven.

4.5.

In de regel hebben intellectuele-eigendomsrechten geen betrekking op M2M-gegevens. Daardoor geldt de bestaande EU-wetgeving voor specifieke toepassingen die wettelijke bescherming vereisen. In andere gevallen blijven deze gegevens en de manier waarop ze worden verwerkt onderworpen aan contractuele oplossingen, bijvoorbeeld voor wat eigendom van gegevens en prijzen betreft.

4.6.

Het juridisch kader voor gegevens moet de rechten van bedrijven in dezelfde mate beschermen als materiële goederen.

4.7.

Nieuwe maatregelen zijn niet per se nodig. De bestaande verordening bestrijkt de meeste gebieden en kan, indien noodzakelijk, worden aangepast aan de specifieke eisen van het digitale tijdperk.

4.8.

Gezien de huidige dynamiek en de onvoorspelbaarheid van de ontwikkelingen mag een eventueel algemeen kader van normen innovatie geenszins in de weg staan. Bestaande normen hebben vaak een beperkende invloed op innovaties en nieuwe normen kunnen nauwelijks worden vastgesteld zonder een betere kennis van de ontwikkelingen. Nieuwe reguleringsmethoden zijn dus noodzakelijk. Overdraagbaarheid moet worden bevorderd.

4.9.

Aansprakelijkheid is een netelige kwestie (16). Op dit gebied is reeds een aantal richtlijnen vastgesteld, die wellicht moeten worden herzien naarmate het toepassingsgebied van de technologie groter wordt, bijvoorbeeld om de Richtlijn inzake productaansprakelijkheid ook af te stemmen op het internet der dingen en op kunstmatige intelligentie. Voor M2M zijn wellicht speciale wettelijke bepalingen inzake aansprakelijkheid nodig. Rekening houdend met de grote variëteit en de voortdurend veranderende relaties tussen bedrijven voor wat gegevens betreft, is het EESC van mening dat de bestaande regelgeving grotendeels toereikend is. Elke nieuwe vorm van regelgeving moet innovatie bevorderen en zeker niet belemmeren.

4.10.

Een grotere gegevensstroom of gegevensoverdracht kan worden bereikt via contracten tussen bedrijven, door gebruik te maken van bestaande of nieuwe platforms en workshops, bij voorkeur op internationale basis, application programming interfaces  (17) en door de verwezenlijking van de beoogde relaties tussen wetenschap en het bedrijfsleven te versnellen. Ook de wetenschap moet vertegenwoordigd zijn in platforms en workshops, waarvan er in het kader van Industrie 4.0 al veel zijn gerealiseerd, bijvoorbeeld regionale veldlaboratoria. De verspreiding van gegevens die worden geproduceerd door onderzoeksinstellingen en worden gefinancierd met overheidsgeld zou verplicht moeten worden gesteld (18).

4.11.

Het EESC pleit voor „testgebieden” en open markten voor de handel in gegevens om het leerproces op weg naar grotere openheid te bevorderen. Ook kunnen punten van overeenstemming worden opgespoord en versterkt. Er zou één organisatie verantwoordelijk moeten worden gemaakt voor het in kaart brengen van de behoefte aan testgebieden en het vergemakkelijken van vruchtbare en goede samenwerking tussen de betrokken agentschappen.

4.12.

Het EESC vestigt de aandacht op een bijzonder nuttig initiatief dat in 2014 door de Commissie en de Big Data Value Association (BDVA) is ontplooid (19). In een recente verklaring van beide partijen worden vier instrumenten genoemd die door het publiek-privaat partnerschap kunnen worden toegepast:

grootschalige demonstratieprojecten („vuurtorenprojecten”) in industriële sectoren;

gegevensintegratie en experimenten („innovatieruimten”);

technische projecten in sleutelsectoren;

netwerkactiviteiten, gemeenschapsvorming en beleidsondersteuning.

Deze benadering kan als voorbeeld dienen voor toekomstige Europese initiatieven. Behalve PPP’s op onderzoeksgebied zijn er gezamenlijke technologie-initiatieven die op innovatie zijn gericht.

4.13.

De ontwikkeling van Europese modelcontracten voor samenwerking zou een optie kunnen zijn.

5.   Bewustwording en mindset van bedrijven

5.1.

Behalve regelgevende en praktische bepalingen heeft een solide digitale economie een klimaat van grotere openheid in het Europese bedrijfsleven nodig. Het is in de eerste plaats een kwestie van mentaliteit en mindset om proactief te reageren op de paradigmaverschuiving.

5.2.

De wereldeconomie als geheel ondergaat ingrijpende veranderingen. Alle bedrijfstakken — groot en klein — moeten hierbij worden betrokken en er mag geen onderscheid worden gemaakt tussen bestaande bedrijfstakken en jongere sectoren, geen onderscheid tussen „oud” en „nieuw”. De Europese kerncompetenties moeten sneller en efficiënter worden aangepast en alle sectoren moeten in staat worden gesteld om deel te nemen aan het transitieproces.

5.3.

Dat proces zelf is grotendeels een bottom-upproces, en dus een zaak van het bedrijfsleven in het algemeen en individuele bedrijven in het bijzonder. Het EESC wijst niet alleen op de waardevolle instrumenten die de Commissie presenteert (20) om markten gevoeliger te maken voor het doorvoeren van proactieve aanpassingen, maar ook op de noodzaak van een mentaliteitsverandering in grote delen van het Europese bedrijfsleven.

5.4.

Gegevens zijn een gevoelig onderwerp voor bedrijven en zullen dat in de toekomst alleen maar meer worden. Slechts een beperkt aantal bedrijven staat positief tegenover open gegevens. Een lijst van voorbeelden, opgesteld door de Commissie, kan van nut zijn. Bovendien geloven veel bedrijven nog steeds ten onrechte dat hun huidige geavanceerde productieniveau garanties biedt voor hun toekomstige marktpositie.

5.5.

De verschillen tussen de VS en Europa zijn opvallend. In de Europese industrie heerst van oudsher een vrij gesloten mentaliteit. Geavanceerde technieken en goed doortimmerde gegevensverwerking zijn van doorslaggevend belang voor het verwerven van concurrentievoordeel. De VS lopen voorop op het gebied van B2C (business-to-consumer) en staan meer open voor vrije toegang. Europa is heel ver op het gebied van kwalitatief hoogwaardige productie en B2B, waarbij bedrijven echter controle over hun eigen gegevens willen blijven houden.

5.6.

Er moet serieus worden gekeken naar de vraag of Europa momenteel over de capaciteit beschikt om op gepaste wijze om te gaan met big data. Met andere woorden, bedrijven in de EU worden geconfronteerd met het uitdagende feit dat de capaciteit om data om te zetten in bedrijfskansen zich grotendeels in de VS bevindt, wat betekent dat de gegevens waarop zij zich zullen moeten baseren op de servers van Amerikaanse bedrijven staan, inclusief de algoritmes om tot nieuwe inzichten te komen (21).

5.7.

Er is dringend behoefte aan verandering. De beste manier om verandering tot stand te brengen is via een strategie die uitgaat van zowel het behoud van de huidige sterke punten van de industrie als de toenemende openstelling voor gegevensstromen. Het veranderingsproces kan niet van de ene op de andere dag plaatsvinden, maar alleen stap voor stap. Europese bedrijven moeten de meest effectieve Europese manier vinden: niet tegen de stroom in gaan, maar op een aanvaardbare manier veranderen (22).

5.8.

Veel Europese bedrijven moeten een inhaalslag maken door zowel hun capaciteit op het gebied van gegevensverwerking te versterken als productieprocessen te verbeteren. Hoe vreemd het misschien ook klinkt, in een aantal bedrijven zou de eerste stap naar openheid en transparantie rond big data moeten worden gezet door het aanpassen van interne procedures en werkwijzen.

5.9.

Ook van belang zijn flexibele en gemakkelijk aan te passen bedrijfsmodellen die geleidelijk de plaats innemen van die van traditionele verticaal geïntegreerde productiebedrijven (23). Deze bedrijfsmodellen moeten ondernemingen in staat stellen om doeltreffender te opereren in een omgeving met een almaar toenemend aantal producten en diensten en volledige integratie van productie en dienstverlening. Bedrijven moeten soms nadelen accepteren om meer voordelen te kunnen behalen.

5.10.

Er zouden uitwisselingen moeten worden georganiseerd om de spanning tussen het behoud van de bedrijfsidentiteit van gegevens en de onontkoombare noodzaak van innovatie in een internationale context te bespreken en de beste manier te vinden voor een meer open bedrijfshouding. De Commissie kan helpen bij het ‘europeaniseren” van deze uitwisselingen.

5.11.

Er moeten ideeën ontstaan, zodat er excellentiecentra tot stand kunnen komen, als tegenhangers van Silicon Valley en de grote Amerikaanse universiteiten.

5.12.

Ook moet aandacht uitgaan naar de ontwikkeling van de Europese kapitaalmarkt, die nog in de kinderschoenen staat. Voor een dynamische verwerking van big data zijn niet alleen succesvolle start-ups nodig maar ook scale-ups, waarvan er veel te weinig zijn. Daarvoor is een dynamischer Europese durfkapitaalmarkt onmisbaar. Er moeten, mede op basis van goede praktijkvoorbeelden, zoals het Israëlische voorbeeld, maatregelen worden genomen om de ontwikkeling daarvan te bevorderen.

5.13.

Het Verenigd Koninkrijk heeft een actieve dataproducerende economie. Het EESC is van mening dat het Europese en Britse bedrijfsleven nauw zouden moeten blijven samenwerken met het oog op een transparante en open productie van gegevens.

6.   Samenleving en arbeidsmarkt

6.1.

Eerdere, in EESC-adviezen (24) inzake de gevolgen van Industrie 4.0 op de samenleving en de arbeidsmarkt verwoorde standpunten zijn ook relevant in het tijdperk van vrije gegevensstromen. Sommige aspecten daarvan moeten worden onderstreept.

6.2.

De dynamiek van de gegevensontwikkeling en -verspreiding vraagt om volledig begrip in de samenleving, en in het bijzonder bij de werknemers van Europese bedrijven. Actuele communicatie is nodig om te zorgen voor voldoende kennis bij en aanvaarding door het publiek van het ingrijpende transformatieproces. Sociale partners spelen hierbij een rol.

6.3.

De menselijke factor is van cruciaal belang. Er moet op alle niveaus een sociale dialoog worden gevoerd over de noodzakelijke aanpassingen en er moeten programma’s worden opgezet om werknemers en jongeren voor te bereiden op de nieuwe realiteit. Er zijn veel meer data-analisten en datawetenschappers nodig.

6.4.

Dit betekent ook dat er nieuwe soorten organisaties moeten worden opgezet voor het opleiden en inzetten van medewerkers in alle geledingen van de samenleving die hun werk zien teruglopen. De huidige sociale stelsels zijn hierop niet voorbereid, een paar uitzonderingen daargelaten, zoals de „bufferbedrijven” in Finland, waar voormalige administratieve medewerkers als „crowd workers” aan de slag gaan zonder hun sociale zekerheid te verliezen. Iedereen moet zich ervan bewust zijn dat de omstandigheden tegenwoordig anders zijn.

6.5.

Arbeidsmarktontwikkelingen en sociale inclusie zijn onderdeel van een ruimere opvatting van industriebeleid. Prognoses van verschillende studies duiden op een banenverlies als gevolg van de digitalisering en geavanceerde productiemethoden van mogelijk 50 %, vooral onder administratieve medewerkers, en op 20 % meer nieuwe banen. Alle betrokken partijen moeten zich concentreren op de transitie en eventuele belemmeringen voor aanpassing wegnemen om resultaten te bevorderen die nieuwe kansen voor mensen scheppen, vooral in de dienstverlening.

6.6.

Onderwijs en leren tijdens het werk zijn op alle niveaus van de beroepsbevolking van groot belang, in elke sector en in elk land. Dit moet een breder terrein beslaan dan alleen technische vaardigheden.

6.7.

Het EESC wijst op de ondersteunende rol die de Commissie kan spelen door de weg te wijzen en problemen en kansen in kaart te brengen. Op EU-niveau zouden workshops en uitwisselingen, ook over beste praktijken, moeten worden georganiseerd voor bedrijven, sociale partners en overheden. Ondanks de grote verscheidenheid aan culturen in Europa moeten er een gemeenschappelijk fundament en een gemeenschappelijke aanpak worden gevonden en ontwikkeld.

Brussel, 5 juli 2017.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Georges DASSIS


(1)  Mededeling „Bouwen aan een Europese data-economie”, COM(2017) 9 final, 10 januari 2017. Zie ook de motivatiebrief d.d. 2 december 2016 van 14 staatshoofden en regeringsleiders over het vrije verkeer van gegevens, Non-paper over het initiatief voor vrije gegevensstromen.

(2)  PB C 71 van 24.2.2016, blz. 65.

(3)  Mededeling „Bouwen aan een Europese data-economie”, COM(2017) 9 final, van 10 januari 2017.

(4)  Mededeling COM(2014) 442 final van 2 juli 2014 (PB C 242 van 23.7.2015, blz. 61).

(5)  De digitale transformatie van de industrie, Duitse Industriebond, 1 februari 2015.

(6)  GAFA staat voor Google, Apple, Facebook en Amazon, die een gezamenlijke omzet van in totaal 468 miljard USD hebben. NATU staat voor Netflix, Airbnb, Tesla en Uber. De gezamenlijke marktwaarde van GAFA bedraagt momenteel 2,3 biljoen USD. Dat komt bijna overeen met de marktwaarde van de ondernemingen die de top 50 van de Eurostoxx vormen, nl. 2,9 biljoen EUR, hetgeen de financiële macht van de big-databedrijven en -platforms en hun enorme waardeschepping onderstreept.

(7)  COM(2017) 9 final, blz. 2.

(8)  Zie ook de brief van 14 regeringen uit 2016 hierover, Non-paper over het initiatief voor vrije gegevensstromen. Is het een slecht voorteken dat geen enkel groot land behalve het Verenigd Koninkrijk die brief heeft ondertekend?

(9)  PB C 71 van 24.2.2016, blz. 65 en PB C 389 van 21.10.2016, blz. 50.

(10)  FME-CWM, een Nederlandse organisatie voor de technologische industrie, heeft op 16 maart 2017 aanbevolen een ministerieel topteam samen te stellen om de digitalisering in Nederland te coördineren.

(11)  COM(2017) 9 final, blz. 5.

(12)  COM(2017) 9 final, blz. 7.

(13)  Algemene verordening gegevensbescherming, mei 2016 (PB C 229 van 31.7.2012, blz. 90).

(14)  Mededeling COM(2017) 9 final, blz. 10.

(15)  Zie ook Orgalime’s opmerkingen over het aanstaande initiatief van de Europese Commissie over „Bouwen aan een Europese data-economie”, 21. september 2016, en de eerste standpunten van Digital Europe over de mededeling Bouwen aan een Europese data-economie, 14 februari 2017.

(16)  Mededeling COM(2017) 9 final, blz. 14 en 15.

(17)  COM(2017) 9 final, blz. 12.

(18)  Het Belgische Waals Gewest bereidt een besluit met deze strekking voor.

(19)  Dit initiatief brengt Commissie, bedrijfsleven en onderzoeksinstellingen bijeen in een publiek-privaat partnerschap (PPP) met als doel samen te werken bij onderzoek en innovatie op het gebied van big data, gemeenschapsvorming rond data te stimuleren en de basis te leggen voor een welvarende, datagestuurde economie in Europa (gezamenlijke verklaring van de Commissie en de Big Data Value Association).

(20)  COM(2017) 9 final, blz. 11-13.

(21)  Een belangrijk voorbeeld is de tegenstelling tussen de auto-industrie, het werkpaard van de Europese economie, en volledig nieuwe concepten als die van Google, dat geen auto’s verkoopt maar in overleg met de klant mobiliteit en mobiliteitsdiensten aanbiedt.

(22)  Zie het witboek Digitale platforms — Digitaal regelgevingsbeleid voor groei, innovatie, concurrentie en participatie van de Duitse regering, federaal ministerie van Economische Zaken en Energie, maart 2017.

(23)  De toekomstige ontwikkeling van de auto-industrie is een goed voorbeeld: zie EESC-advies CCMI/148 van 22 februari 2017.

(24)  PB C 13 van 15.1.2016, blz. 161.


Top