EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017TN0014

Zaak T-14/17: Beroep ingesteld op 12 januari 2017 — Landesbank Baden-Württemberg/GAR

PB C 63 van 27.2.2017, p. 41–42 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

27.2.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 63/41


Beroep ingesteld op 12 januari 2017 — Landesbank Baden-Württemberg/GAR

(Zaak T-14/17)

(2017/C 063/54)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Landesbank Baden-Württemberg (Stuttgart, Duitsland) (vertegenwoordigers: H. Berger en K. Rübsamen, advocaten)

Verwerende partij: gemeenschappelijke afwikkelingsraad (GAR)

Conclusies

het besluit van de gemeenschappelijke afwikkelingsraad van 15 april 2016 betreffende de in 2016 vooraf te betalen bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (SRB/ES/SRF/2016/06) en het besluit van de gemeenschappelijke afwikkelingsraad van 20 mei 2016 betreffende de aanpassing van de in 2016 vooraf te betalen bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds, ter aanvulling van het besluit van de raad van 15 april 2016 betreffende de in 2016 vooraf te betalen bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (SRB/ES/SRF/2016/13), nietig verklaren voor zover zij verzoeksters bijdrage betreffen;

verweerder verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster vier middelen aan.

1.

Eerste middel: artikel 296, tweede alinea, VWEU en artikel 41, lid 1 en lid 2, onder c), van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: „Handvest”) zijn geschonden doordat de bestreden besluiten ontoereikend zijn gemotiveerd.

2.

Tweede middel: het recht om te worden gehoord in de zin van artikel 41, lid 1 en lid 2, onder a), van het Handvest is geschonden doordat verzoekster niet is gehoord voordat de bestreden besluiten zijn vastgesteld.

3.

Derde middel: artikel 103, lid 7, onder h), van richtlijn 2014/59/EU (1), artikel 113, lid 7, van verordening (EU) nr. 575/2013 (2), artikel 6, lid 5, eerste volzin, van gedelegeerde verordening (EU) 2015/63 (3), de artikelen 16 en 20 van het Handvest alsook het evenredigheidsbeginsel zijn geschonden doordat de multiplicator 0,556 is toegepast op de IPS (institutioneel protectiestelsel)-indicator.

Verzoekster bekritiseert in het kader van het derde middel dat verweerder de IPS-indicator ten aanzien van haar niet ten volle heeft toegepast. Een institutioneel protectiestelsel biedt alle deelnemende instellingen een volledige en gelijke bescherming. Het is in strijd met het stelsel en willekeurig dat met betrekking tot de IPS-indicator een onderscheid wordt gemaakt tussen de instellingen. Ook verzoeksters indeling in de categorie van instellingen met het hoogste risicoprofiel is kennelijk ongerechtvaardigd en willekeurig.

4.

Vierde middel: door de toepassing van de risicoaanpassingsmultiplicator zijn artikel 16 van het Handvest en het evenredigheidsbeginsel geschonden.

Verzoekster voert voorts aan dat de gemeenschappelijke afwikkelingsraad inbreuk heeft gemaakt op haar vrijheid van ondernemerschap en op het evenredigheidsbeginsel door risicoaanpassingsmultiplicatoren te berekenen die niet in overeenstemming zijn met haar risicoprofiel, dat beter is dan het gemiddelde risicoprofiel van andere bijdrageplichtige instellingen.


(1)  Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PB 2014, L 173, blz. 190).

(2)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van verordening (EU) nr. 648/2012 (PB 2013, L 176, blz. 1).

(3)  Gedelegeerde verordening (EU) 2015/63 van de Commissie van 21 oktober 2014 tot aanvulling van richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van wat de vooraf te betalen bijdragen aan afwikkelingsfinancieringsregelingen betreft (PB 2015, L 11, blz. 44).


Top