This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62016TN0752
Case T-752/16: Action brought on 28 October 2016 — Novolipetsk Steel v Commission
Zaak T-752/16: Beroep ingesteld op 28 oktober 2016 — Novolipetsk Steel/Commissie
Zaak T-752/16: Beroep ingesteld op 28 oktober 2016 — Novolipetsk Steel/Commissie
PB C 14 van 16.1.2017, p. 38–39
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
16.1.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 14/38 |
Beroep ingesteld op 28 oktober 2016 — Novolipetsk Steel/Commissie
(Zaak T-752/16)
(2017/C 014/47)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: PAO Novolipetsk Steel (Lipetsk, Rusland) (vertegenwoordigers: B. Evtimov, advocaat, en D. O’Keeffe, Solicitor)
Verwerende partij: Europese Commissie
Conclusies
— |
uitvoeringsverordening (EU) 2016/1328 van de Commissie van 29 juli 2016 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op bepaalde koudgewalste platte staalproducten van oorsprong uit onder meer de Russische Federatie (PB 2016, L 210) geheel nietig verklaren voor zover deze verzoekster betreft; |
— |
de Commissie verwijzen in de kosten van deze procedure. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster vijf middelen aan.
1. |
Eerste middel, ontleend aan schending van het recht op een eerlijk proces, met inbegrip van de rechten van de verdediging, het beginsel van „equality of arms” en het beginsel van behoorlijk bestuur. |
2. |
Tweede middel, inhoudend dat de Commissie in strijd heeft gehandeld met artikel 18 van de basisverordening (1), artikel 6.8 en bijlage II bij de antidumpingovereenkomst (2) en het evenredigheidsbeginsel, en het recht onjuist heeft toegepast en een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt door verzoekster aan te merken als een niet-meewerkende producent en door het gebruik van de haar ter beschikking staande feiten. |
3. |
Derde middel, inhoudend dat de Commissie in strijd heeft gehandeld met artikel 3, leden 2 en 5, van de basisverordening en artikel 3.1 van de antidumpingovereenkomst, het haar voorliggende bewijs onjuist heeft opgevat en kennelijke beoordelingsfouten heeft gemaakt door een onjuiste beoordeling te verrichten van de schade-indicatoren en door geen objectieve beoordeling te verrichten van de situatie van de bedrijfstak van de Unie.
|
4. |
Vierde middel, inhoudend dat de Commissie in strijd heeft gehandeld met artikel 3, lid 7, van de basisverordening door een onjuiste beoordeling te verrichten van het causale verband tussen de beweerde invoer met dumping en de situatie van de bedrijfstak van de Unie. Verzoekster brengt verder naar voren dat de Commissie haar plicht heeft verzuimd om andere schade veroorzakende factoren niet toe te schrijven aan de beweerde invoer met dumping, en andere factoren die gezamenlijk en elk voor zich dat causale verband konden verbreken, over het hoofd heeft gezien. |
5. |
Vijfde middel, inhoudend dat de Commissie het schade opheffend prijsniveau onjuist heeft vastgesteld en daarmee artikel 2, lid 9, en artikel 9, lid 4, van de basisverordening heeft geschonden alsmede een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt. In het bijzonder heeft de Commissie volgens verzoekster een onredelijke en buitensporige winstmarge voor de bedrijfstak van de Unie bepaald, en een kennelijke beoordelingsfout gemaakt door met het oog op de schademarge naar analogie de correctie voor redelijke verkoopkosten, algemene en administratieve kosten en winst van een niet verbonden importeur toe te passen, een en ander overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening. |
(1) Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB 2009, L 343, blz. 51).
(2) Antidumpingovereenkomst van de WTO.