Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CA0268

    Zaak C-268/15: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 15 november 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de cour d’appel de Bruxelles — België) — Fernand Ullens de Schooten/Belgische Staat (Prejudiciële verwijzing — Fundamentele vrijheden — Artikelen 49, 56 en 63 VWEU — Situatie waarvan alle aspecten zich binnen een lidstaat afspelen — Niet-contractuele aansprakelijkheid van een lidstaat voor schade die particulieren lijden als gevolg van schendingen van het Unierecht die kunnen worden toegerekend aan de nationale wetgever en de nationale rechterlijke instanties)

    PB C 14 van 16.1.2017, p. 9–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    16.1.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 14/9


    Arrest van het Hof (Grote kamer) van 15 november 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de cour d’appel de Bruxelles — België) — Fernand Ullens de Schooten/Belgische Staat

    (Zaak C-268/15) (1)

    ((Prejudiciële verwijzing - Fundamentele vrijheden - Artikelen 49, 56 en 63 VWEU - Situatie waarvan alle aspecten zich binnen een lidstaat afspelen - Niet-contractuele aansprakelijkheid van een lidstaat voor schade die particulieren lijden als gevolg van schendingen van het Unierecht die kunnen worden toegerekend aan de nationale wetgever en de nationale rechterlijke instanties))

    (2017/C 014/11)

    Procestaal: Frans

    Verwijzende rechter

    Cour d’appel de Bruxelles

    Partijen in het hoofdgeding

    Appellant: Fernand Ullens de Schooten

    Geïntimeerde: Belgische Staat

    Dictum

    Het Unierecht moet aldus worden uitgelegd dat de regeling van de niet-contractuele aansprakelijkheid van een lidstaat voor schade die wordt geleden als gevolg van schending van dat recht, niet van toepassing is in geval van schade die een particulier stelt te hebben geleden doordat een op nationale onderdanen en op onderdanen van andere lidstaten gelijkelijk van toepassing zijnde nationale regeling schending zou opleveren van een in artikel 49, 56 of 63 VWEU neergelegde fundamentele vrijheid, wanneer er, in een situatie waarvan alle aspecten zich binnen een lidstaat afspelen, geen verband bestaat tussen het voorwerp of de omstandigheden van het hoofdgeding en die artikelen.


    (1)  PB C 279 van 24.8.2015.


    Top