This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62008CN0163
Case C-163/08: Reference for a preliminary ruling from the Monomeles Protodikio Rethimnon (Greece) lodged on 28 April 2008 — Dimitros G. Ladakis, Andreas M. Birtas, Konstantinos G. Kiriakopoulos, Emmanouil B. Klambonis and Sophocles E. Mastorakis v Dimos Yeropotamou
Zaak C-163/08: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Monomeles Protodikeio Rethymnis (Griekenland) op 17 april 2008 — Dimitrios Ladakis e.a./Dimos Geropotamou
Zaak C-163/08: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Monomeles Protodikeio Rethymnis (Griekenland) op 17 april 2008 — Dimitrios Ladakis e.a./Dimos Geropotamou
PB C 171 van 5.7.2008, p. 20–22
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
5.7.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 171/20 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Monomeles Protodikeio Rethymnis (Griekenland) op 17 april 2008 — Dimitrios Ladakis e.a./Dimos Geropotamou
(Zaak C-163/08)
(2008/C 171/33)
Procestaal: Grieks
Verwijzende rechter
Monomeles Protodikeio Rethymnis
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Dimitrios Ladakis e.a.
Verwerende partij: Dimos Geropotamou
Prejudiciële vragen
1) |
Moeten clausule 5 en clausule 8, punten 1 en 3, van de door het EVV, de UNICE en het CEEP raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die een integrerend onderdeel vormt van richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 (PB L175, blz. 43), aldus worden uitgelegd dat het gemeenschapsrecht zich verzet (op grond van de toepassing van deze raamovereenkomst) tegen de vaststelling van maatregelen door een lidstaat, a) wanneer in de nationale rechtsorde ten tijde van de inwerkingtreding van de richtlijn al een gelijkwaardig wettelijk voorschrift in de zin van clausule 5, punt 1, van de raamovereenkomst bestaat, en b) wanneer de ter uitvoering van de raamovereenkomst vastgestelde maatregelen een verlaging inhouden van het algemene niveau van de bescherming van de werknemers in de nationale rechtsorde? |
2) |
Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord en wordt aangenomen dat in de nationale rechtsorde ten tijde van de inwerkingtreding van de richtlijn een gelijkwaardig wettelijk voorschrift in de zin van clausule 5, punt 1, van de raamovereenkomst bestond, zoals het in het hoofdgeding litigieuze artikel 8, lid 3, van wet 2112/1920, is dan een wettelijke maatregel, waarvan de vaststelling gemotiveerd wordt als uitvoering van de raamovereenkomst, zoals artikel 11 van presidentieel besluit 164/2004, een ontoelaatbare verlaging van het algemene niveau van de bescherming van de werknemers in de nationale rechtsorde in de zin van artikel 8, punten 1 en 3, van de raamovereenkomst:
|
3) |
Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord en wordt aangenomen dat in de nationale rechtsorde ten tijde van de inwerkingtreding van de richtlijn een gelijkwaardig wettelijk voorschrift in de zin van clausule 5, punt 1, van de raamovereenkomst bestond, zoals het in het hoofdgeding litigieuze artikel 8, lid 3, van wet 2112/1920, is dan een wettelijke maatregel, die vastgesteld is met als motivering de uitvoering van de raamovereenkomst, zoals artikel 7 van presidentieel besluit 164/2004, een ontoelaatbare verlaging van het algemene niveau van de bescherming van de werknemers in de nationale rechtsorde in de zin van artikel 8, punten 1 en 3, van de raamovereenkomst, die een integrerend onderdeel vormt van genoemde richtlijn, wanneer deze maatregel als enig middel ter bescherming van de werknemers in tijdelijke dienst tegen misbruik voorziet in een verplichting voor de werkgever die werknemers ten onrechte heeft aangesteld op basis van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, tot betaling van loon en van een ontslagvergoeding, in aanmerking nemende dat
|
4) |
Indien de vorige vragen bevestigend worden beantwoord, is de nationale rechter dan gehouden bij toepassing van het nationale recht conform richtlijn 1999/70/EG, de bepalingen terzijde te laten van een wettelijke maatregel die vastgesteld is met als motivering de uitvoering van de raamovereenkomst maar leidt tot verlaging van het algemene niveau van bescherming van de werknemers in tijdelijke dienst in de nationale rechtsorde (zoals de artikelen 7 en 11 van presidentieel besluit 164/2004) en in plaats daarvan een ten tijde van de inwerkingtreding van de richtlijn reeds bestaand gelijkwaardig wettelijk voorschrift toe te passen, zoals artikel 8, lid 3, van wet 2112/1920? |
5) |
Indien de nationale rechter in een geschil betreffende arbeid voor bepaalde tijd een bepaling (in casu artikel 8, lid 3, van wet 2112/1920) in beginsel van toepassing acht als gelijkwaardig wettelijk voorschrift in de zin van clausule 5, punt 1, van de raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die een integrerend onderdeel vormt van richtlijn 1999/70/EG, en de identificatie van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten als te zijn gesloten voor bepaalde tijd zonder dat daar een met de aard, de soort en de kenmerken van de verrichte werkzaamheden verband houdende objectieve reden voor was, op basis van deze bepaling de erkenning meebrengt van die overeenkomsten als overeenkomst voor onbepaalde tijd:
|