EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52007IE1699

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het onderwerp Werkgelegenheid in de landbouw

PB C 120 van 16.5.2008, p. 25–28 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

16.5.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 120/25


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het onderwerp „Werkgelegenheid in de landbouw”

(2008/C 120/06)

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 13 maart 2007 besloten om overeenkomstig artikel 29A van de uitvoeringsbepalingen van het reglement van orde een advies op te stellen over het onderwerp

Werkgelegenheid in de landbouw.

De gespecialiseerde afdeling Landbouw, plattelandsontwikkeling, milieu, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 31 oktober 2007 goedgekeurd. Rapporteur was de heer WILMS.

Het Comité heeft tijdens zijn op 12 en 13 december 2007 gehouden 440e zitting (vergadering van 13 december) het volgende advies uitgebracht, dat met 96 stemmen voor en 1 stem tegen, bij 3 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Samenvatting

1.1

Met de mededeling „Werkgelegenheid in plattelandsgebieden: de banenkloof dichten” (1) heeft de Commissie de grondslag gelegd voor een discussie over het belang dat de landbouw heeft voor het creëren en het behoud van arbeidsplaatsen op het platteland.

1.2

Aan de structurele veranderingen in de landbouw komt voorlopig geen eind. Honderdduizenden mensen ondervinden hiervan de gevolgen; zij verliezen hun baan of hun leefsituatie verandert. De speciale situatie van een groot gedeelte van de mensen die werkzaam zijn in de landbouw, namelijk de werknemers — en dan met name seizoensarbeiders en arbeidsmigranten — krijgt in de mededeling echter nauwelijks aandacht.

1.3

Dat is jammer, mede gezien de inspanningen van de Commissie ter gelegenheid van het jaar van de mobiliteit van werknemers (2006). Dat er in de landbouwsector sprake is van een hoge mobiliteit en veel flexibiliteit blijkt wel uit de 4 miljoen seizoens- en deeltijdwerkers per jaar, van wie de helft arbeidsmigrant is.

1.4

Seizoensarbeid, vooral in de fruit- en groenteteelt, vormt een structureel onderdeel van de landbouw; zonder deze vorm van arbeid is een efficiënte, duurzame landbouw eenvoudigweg ondenkbaar. Aangezien er meestal niet genoeg lokale arbeidskrachten zijn om in de behoefte aan seizoensarbeiders te voorzien, leveren arbeidsmigranten met hun werk een bijdrage aan de ontwikkeling van de landbouw in Europa.

1.5

De productie van gezonde levensmiddelen is belangrijk voor onze levenskwaliteit. Daar horen ook passende lonen bij.

1.6

Ondanks de hoge werkloosheid in tal van Europese regio's klinkt de roep om extra seizoensarbeiders uit onder meer Wit-Rusland en Oekraïne steeds luider. De arbeidsmarkt in de EU moet op een in sociaal opzicht duurzame manier worden ontwikkeld: iedereen moet de kans krijgen om door middel van arbeid in zijn levensonderhoud te voorzien. Deze kans komt in de verdrukking als steeds meer goedkope arbeidskrachten uit derde landen worden toegelaten.

1.7

De economische groei die de EU nastreeft, is zonder eerlijke concurrentie geen haalbare kaart. Werknemers in de landbouw moeten ongeacht hun herkomst in alle opzichten gelijk worden behandeld.

1.8

De agrarische arbeidsmarkt kent een hoge mobiliteit, hetgeen spoort met de doelstellingen van de Commissie. Arbeidsmigranten mogen echter geen nadelige gevolgen ondervinden van hun mobiliteit. Daarom moet er na hun politieke en economische integratie ook worden gezorgd voor hun sociale integratie. Op de korte termijn zou het volgende moeten gebeuren:

er moeten minimumnormen komen voor de arbeidsomstandigheden en de huisvesting van arbeidsmigranten;

arbeidsmigranten dienen volledige sociale bescherming te genieten; hiertoe behoort ook het opbouwen van pensioenrechten;

ook seizoensarbeiders moeten opleidingsmogelijkheden worden geboden;

arbeidsmigranten moeten geïnformeerd worden over hun rechten en hun arbeidsvoorwaarden.

1.9

Er is weinig duidelijkheid over de precieze omvang van de werkgelegenheid in de landbouw en de sociale normen die daar gelden. Hierdoor worden de concurrentieverhoudingen scheefgetrokken. Om dit te verhelpen zouden bedrijven aan de hand van sociale criteria gecertificeerd moeten worden.

2.   Inleiding

De werkgelegenheid in de Europese landbouw zal verder veranderen. Veel van de werknemers werken in deeltijd of slechts gedurende een of meer seizoenen per jaar. Arbeidsmigranten, die van hun woonplaats naar het werk reizen, verkeren in een speciale situatie. Aan dit algemene beeld zal de komende tijd niet echt iets veranderen.

2.1   Ontwikkeling van de seizoensarbeid in de landbouw

2.1.1

Over werken in de landbouw heeft het EESC al diverse adviezen uitgebracht. Op Europees niveau en in tal van lidstaten wint de discussie over arbeidsmigratie en seizoensarbeid aan belang. Op allerlei terreinen houden de drie belangrijkste partijen — werkgeversorganisaties, vakbonden en politieke c.q. bestuurlijke vertegenwoordigers — zich inmiddels met dit onderwerp bezig, zoals onder meer blijkt uit het volgende:

veel vakbonden voor organische werknemers stellen meertalige brochures samen over de juridische situatie in de doellanden;

in sommige landen sluiten de sociale partners speciale cao's voor arbeidsmigranten en seizoensarbeiders af;

vaak krijgen arbeidsmigranten juridische ondersteuning aangeboden, vooral bij het sluiten van arbeidscontracten;

een aantal regeringen organiseert rondetafelconferenties met de sociale partners om de situatie van seizoensarbeiders en arbeidsmigranten te verbeteren;

na maatregelen van de sociale partners pakt ook de Commissie dit probleem nu aan; zij steunt in toenemende mate arbeidsmigratieprojecten van de sociale partners, op Europees niveau alsook via de eigen fondsen, bijvoorbeeld ter verbetering van de woon- en werksituatie van arbeidsmigranten.

2.1.2

Reeds herhaalde malen is er op gewezen dat er een waarnemingspost voor arbeidsmigratie en seizoensarbeid zou moeten komen. Hier is geen gehoor aan gegeven, hoewel het vergaren, in kaart brengen en evalueren van inzichtelijke gegevens over de werkgelegenheid in de landbouw juist van wezenlijk belang is voor een verbetering van de situatie van de werknemers.

2.2   Begripsbepaling

2.2.1

Dat er zo weinig schot zit in de discussie over seizoensarbeid in de landbouw komt onder meer doordat de situatie niet goed in kaart is gebracht en daardoor onduidelijk is. Er zijn nog altijd geen inzichtelijke, gedetailleerde cijfers over de omvang van deze vorm van seizoensarbeid.

2.2.2

De EU-landbouw telt 2 miljoen voltijdswerkers. De 4 miljoen overige agrarische werknemers hebben geen volledige baan: sommigen werken in deeltijd en anderen zijn — gedurende een periode die uiteenloopt van een aantal dagen tot acht maanden per jaar — als seizoensarbeiders actief. Veel van deze seizoensarbeiders zijn arbeidsmigranten; ze werken niet waar ze wonen en moeten vaak de grens over om bij hun werkplek te komen.

2.2.3

De cijfers over de werknemers zouden veel meer duidelijkheid moeten verschaffen over de gehanteerde criteria om bijvoorbeeld de omvang van bedrijven en de indeling in branches en sectoren — waar ligt bijv. de grens tussen bijvoorbeeld de tuinbouw en de dienstverlenende landbouw? te bepalen.

3.   Dringend karakter van het advies

3.1

Het advies heeft om diverse redenen een dringend karakter:

a)

In haar mededeling over de werkgelegenheid op het platteland besteedt de Commissie uitvoerig aandacht aan de kwantitatieve ontwikkelingen ter zake. Zij wijst erop dat de landbouw qua werkgelegenheid weliswaar weinig gewicht in de schaal legt, maar desondanks van groot belang is voor het platteland. Volgens haar is te verwachten dat in de EU-15 van de huidige 10 miljoen voltijdwerknemers tussen nu en 2014 4 tot 6 miljoen de sector zullen verlaten (2 miljoen in de EU-15, 1 à 2 miljoen in de tien landen die in 2004 zijn toegetreden, en nog eens 1 à 2 miljoen in Bulgarije en Roemenië).

b)

In de EU-15 zal het aantal voltijdswerkers een stabiel niveau bereiken of zelfs — zoals in het oude West-Duitsland — licht stijgen. In de toetredingslanden is een verdere daling van dit aantal te verwachten. Mocht deze trend aanhouden, dan zal in regio's waar groente en fruit wordt verbouwd de behoefte van landbouwbedrijven aan seizoensarbeiders toenemen.

c)

Aan de andere kant zal volgens de voorspellingen in veel landen een gebrek ontstaan aan werknemers die in bedrijven leiding kunnen geven of (er) overweg kunnen met de technisch gecompliceerde landbouwwerktuigen.

d)

Intussen klagen bedrijven dat ze geen mensen kunnen vinden die als seizoensarbeiders bij hen komen werken. Er gaan daarom stemmen op om niet alleen werknemers binnen de EU een grotere mobiliteit te gunnen, maar ook meer mensen van buiten de EU als seizoensarbeiders toe te laten. Polen heeft wat dit betreft al het voortouw genomen en werknemers uit Wit-Rusland en de Oekraïne toegelaten.

e)

Niettemin is de werkloosheid juist in veel plattelandsgebieden nog hoog. De Commissie pakt dit probleem onder meer aan door de arbeidsmobiliteit te verhogen, maar voorwaarde is dan wel dat de banen aantrekkelijk zijn.

f)

Arbeidsmigratie brengt altijd de nodige conflicten en problemen met zich mee.

g)

Ook is duidelijk dat de arbeidspieken in de landbouw verband houden met de seizoensbepaalde vegetatieperioden. Dan is er dus werk. In het kader van de Lissabonstrategie wordt gestreefd naar meer, maar ook betere banen.

h)

De Göteborgstrategie belichaamt de afspraak tussen de lidstaten om naar duurzame ontwikkeling te streven. Aan de sociale dimensie hechten zij daarbij evenveel belang als aan economie en milieu, wat onder meer impliceert dat ook arbeidsmigranten conform sociale normen moeten worden behandeld. In dit opzicht hebben bedrijven een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Arbeidsmigranten hebben recht op gelijke behandeling en menswaardige woon- en leefomstandigheden. Bovendien moeten ze volledig in het socialezekerheidsstelsel worden geïntegreerd.

i)

In het licht van het initiatief van de Commissie ter bestrijding van discriminatie is ook een discussie over de woon- en werkomstandigheden van buitenlandse werknemers geboden.

j)

Een volledig vrij verkeer van werknemers heeft gevolgen voor de speelruimte van de afzonderlijke lidstaten en leidt tot een verscherpte concurrentie tussen werknemers én tussen werkgevers.

k)

Gezien het aantal van 4 à 6 miljoen werknemers dat volgens de Commissie de landbouwsector zal verlaten, moet bij de discussie over het gemeenschappelijk landbouwbeleid ook op de kwaliteit van het werk worden ingegaan. De situatie van de vaste werknemers zal veranderen, er ontstaat volgens de prognoses een gebrek aan vaklui, maar op de lange termijn zal het aantal werknemers zich stabiliseren.

4.   Huidige problemen

4.1

Arbeidsmigratie wordt voornamelijk veroorzaakt door de verschillen in levensstandaard in de Europese regio's. Op de lange termijn ontstaat er zelfs een gebrek aan met name geschoolde arbeidskrachten in de landen waar de arbeidsmigranten vandaan komen. Dit gebrek probeert men niet op te vangen door middel van hogere lonen of betere opleidingen, maar door arbeidskrachten aan te werven die uit nog armere regio's komen (in de toekomst steeds meer uit landen buiten Europa).

4.2

Een van de oorzaken van het gebrek aan arbeidskrachten zijn de soms moeilijke en van de norm afwijkende arbeidsomstandigheden. Arbeidsmigranten gedragen zich als marktdeelnemers en gaan op de vrije markt daarnaartoe waar de situatie voor hen het beste is.

4.3

Arbeidsmigratie kent aan aantal terugkerende problemen:

De situatie van vrouwelijke arbeidsmigranten moet meer aandacht krijgen. In veel landen worden vooral vrouwen aangeworven, wat niet alleen daar maar ook in de landen van herkomst tot culturele en sociale problemen leidt.

Door de toepassing van de overgangsregelingen voor het vrije verkeer van werknemers na de uitbreidingen van 2004 en 2007 komt het bij de detachering van personeel tot overtredingen van de arbeidswetgeving. Deze mensen krijgen soms minder uitbetaald dan het wettelijke minimumloon en ook minder dan de salarisniveaus die in cao's of plaatselijk geldende regelingen zijn vastgelegd.

Ondanks al hun pogingen en initiatieven slagen de vakbonden er niet in om arbeidsmigranten op de hoogte te brengen van hun rechten. Veel wetten en regels in de „doellanden” worden geschonden. Deze uitbuiting van buitenlandse arbeidskrachten staat in schril contrast met de maatregelen van de EU om discriminatie uit te bannen.

Wat de sociale verzekering betreft zijn seizoensarbeiders financieel nog altijd in het nadeel vanwege onderbrekingen in hun bijdragen.

Voor seizoensarbeiders hoeven meestal geen premies te worden betaald die voortvloeien uit cao's voor werknemers in de landbouw.

In bijna alle landen laat de huisvesting van deze werknemers te wensen over.

Een andere ontwikkeling is dat arbeidskrachten in de landbouw via bureaus voor tijdelijke werknemers worden aangenomen. Er zijn weliswaar slechte voorbeelden van bureaus voor tijdelijke werknemers te vinden, maar deze bureaus leveren zowel werkgevers als werknemers vaak wel voordeel op.

In sectoren met veel tijdelijke werknemers ligt illegaal werken op de loer. Vaak verrichten zij eerst legale seizoensarbeid, om na afloop van hun contract zonder de juiste papieren in andere sectoren verder te gaan werken.

5.   Conclusies en te nemen maatregelen

5.1   Algemeen beleidskader

5.1.1

De Commissie streeft terecht naar meer werkgelegenheid op het platteland. In dit verband is meer duidelijkheid over het werk in de landbouw toe te juichen. Zo zouden er statistieken moeten worden opgesteld en is het zaak om de betrokken arbeidskrachten goed te informeren over de woon- en werkomstandigheden in de landen waar zij neerstrijken.

5.1.2

Het landbouwbeleid heeft tot dusverre vooral betrekking gehad op de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de producten. Het werk en de werkomstandigheden van de arbeidskrachten zijn altijd grotendeels buiten beschouwing gebleven.

5.1.3

De doelstellingen van de Lissabon- en de Göteborgstrategie moeten verder geconcretiseerd worden. Bij de ontwikkeling van een duurzame landbouw moet de sociale dimensie evenveel aandacht krijgen als milieu en economie.

5.1.4

Het voornaamste streven van alle partijen dient te zijn om de Europese arbeidsmarkt in balans te brengen. Dit kan niet bereikt worden door steeds meer goedkope arbeidskrachten uit nog verder verwijderde regio's naar Europa te halen. Een wezenlijk kenmerk van het Europese model is een gemeenschappelijk sociaal leven. In dat beeld passen geen getto's van arbeidsmigranten waar slechte woon- en leefomstandigheden heersen en die cultureel en sociaal geïsoleerd zijn van het lokale leven.

5.1.5

Bij verder onderzoek en de daaruit voortvloeiende oplossingen dient het genderaspect meer aandacht te krijgen.

5.1.6

De voorwaarden kloppen nog steeds niet. Alle partijen dienen een bijdrage te leveren.

5.1.7

Arbeidsmigranten moeten dezelfde behandeling krijgen als plaatselijke werknemers. Voor zover mogelijk moet de Commissie hier een bijdrage aan leveren. Een eerste stap in de goede richting is het vaststellen van minimumnormen, die een goed uitgangspunt vormen voor een brede discussie over de kwaliteit van het werk.

5.2   Taken en initiatieven van de sociale partners

5.2.1

Het is een goede zaak dat de sociale partners in het kader van de sociale dialoog het vraagstuk beroepsopleidingen voor de landbouw verder willen uitwerken, met speciale aandacht voor de bekrachtiging van beroepsmatige vaardigheden door speciale nationale instanties. Het in de maak zijnde Europese paspoort („agripas”) moet de mobiliteit van landbouwwerknemers in Europa verbeteren. De invoering hiervan mag niet leiden tot discriminatie van werknemers die er niet over beschikken, maar moet juist een stimulans vormen om dit certificaat te verwerven.

5.2.2

Transparantie over diploma's kan bovendien de mobiliteit van werknemers, dat wil zeggen hun mogelijkheden om zich in andere landen te vestigen en daar te gaan werken, ten goede komen. Het is goed dat de Commissie de sociale partners met de invoering van een „agripas” probeert bij te staan.

5.2.3

Samen met de Commissie en de regeringen van de betrokken lidstaten zouden de sociale partners maatregelen tegen illegaal werk moeten uitwerken.

5.3   Gemeenschappelijke initiatieven voor sociale zekerheid

5.3.1

De sociale zekerheid van seizoensarbeiders is van bijzonder belang. Werknemers die al jarenlang seizoensarbeid verrichten mogen wat de sociale zekerheid betreft niet slechter behandeld worden dan andere werknemers. Dit betekent onder meer:

dat zij in het pensioenstelsel van het doelland moeten worden opgenomen en ten volle aanspraak kunnen maken op hun pensioenrechten;

dat de wetgeving inzake de veiligheid en gezondheid van werknemers wordt nageleefd en arbeidsmigranten in hun moedertaal over risico's en gevaren worden geïnformeerd;

dat arbeidsmigranten voor eventuele ziektekosten zijn verzekerd.

5.3.2

Werknemers moeten in hun eigen taal worden geïnformeerd over de wetten, overeenkomsten en praktijken die in het gastland m.b.t. loon, organisatie, sociale zekerheid, belastingen, werkklimaat, e.d. gelden. De EU dient de rol van de sociale partners te respecteren en mag geen wettelijke voorschriften opstellen op gebieden die onder de nationale cao's vallen.

5.4   Betere woon- en leefsituatie voor arbeidsmigranten

5.4.1

Arbeidsmigranten hebben in het doelland recht op menswaardige huisvesting. Hiervoor moeten in Europees verband minimumnormen worden vastgesteld.

5.5   Keurmerk voor seizoensarbeid

5.5.1

Al jarenlang maakt het EESC zich in zijn adviezen sterk voor duurzame landbouw. Deze vorm van landbouw heeft niet alleen maar een milieudimensie, maar kent ook zakelijke en sociale aspecten. Een niet door de overheid opgelegd vrijwillig certificeringssysteem voor „eerlijke seizoensarbeid” zou voor eerlijker concurrentieverhoudingen kunnen zorgen. Daarbij zouden de volgende criteria kunnen gelden:

billijke lonen;

toezien op veiligheid en gezondheid van werknemers;

werknemers betrekken bij bedrijfsprocessen;

arbeidsovereenkomsten;

huisvesting;

werktijden.

Certificering is bedoeld om

voor eerlijke concurrentie te zorgen;

geïnteresseerde seizoensarbeiders informatie te verschaffen over bedrijven;

reclame te maken voor goede bedrijfspraktijken.

5.6   Verspreiding van best practices

5.6.1

In de Europese landbouw zijn er tal van interessante projecten om de mobiliteit en de situatie van seizoensarbeiders te verbeteren. De Commissie doet er in dit verband goed aan om best practices te evalueren en te verspreiden.

Brussel, 13 december 2007.

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

D. DIMITRIADIS


(1)  COM(2006) 857 final — Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement „Werkgelegenheid in plattelandsgebieden: de banenkloof dichten”.


Top