EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62022CN0597
Case C-597/22 P: Appeal brought on 16 September 2022 by the European Commission against the judgment of the General Court (Second Chamber) delivered on 6 July 2022 in Case T-408/21, HB v European Commission
Zaak C-597/22 P: Hogere voorziening ingesteld op 16 september 2022 door de Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 6 juli 2022 in zaak T-408/21, HB / Europese Commissie
Zaak C-597/22 P: Hogere voorziening ingesteld op 16 september 2022 door de Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 6 juli 2022 in zaak T-408/21, HB / Europese Commissie
PB C 24 van 23.1.2023, p. 20–21
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
23.1.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 24/20 |
Hogere voorziening ingesteld op 16 september 2022 door de Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 6 juli 2022 in zaak T-408/21, HB / Europese Commissie
(Zaak C-597/22 P)
(2023/C 24/29)
Procestaal: Frans
Partijen
Rekwirante: Europese Commissie (vertegenwoordigers: J. Baquero Cruz, J. Estrada de Solà en B. Araujo Arce, gemachtigden)
Andere partij in de procedure: HB (vertegenwoordiger: L. Levi, advocaat)
Conclusies
— |
het arrest van het Gerecht van 6 juli 2022 in zaak T-408/21 HB/Commissie vernietigen, voor zover daarbij de besluiten C(2021) 3339 final en C(2021) 3340 final van de Commissie van 5 mei 2021 nietig zijn verklaard; |
— |
de zaak naar het Gerecht verwijzen voor een beslissing ten gronde over het beroep tot nietigverklaring; |
— |
HB verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Tot staving van haar hogere voorziening voert de Commissie één middel aan: onjuiste rechtsopvatting
Volgens de Commissie heeft het Gerecht ten onrechte geoordeeld dat de besluiten C(2019) 7318 final en C(2019) 7319 contractueel van aard waren.
Uit de omstandigheid dat die twee schuldvorderingen ten onrechte zijn aangemerkt als contractueel van aard, volgt overeenkomstig de rechtspraak van het ADR-arrest (C-584/17), dat de besluiten C(2021) 3339 final en C(2021) 3340 final van de Commissie van 5 mei 2021, waartegen de hogere voorziening is gericht, ten onrechte nietig zijn verklaard.