EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021CN0544

Zaak C-544/21: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landgericht Mainz (Duitsland) op 31 augustus 2021 — ID / Stadt Mainz

PB C 2 van 3.1.2022, p. 17–18 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

3.1.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 2/17


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landgericht Mainz (Duitsland) op 31 augustus 2021 — ID / Stadt Mainz

(Zaak C-544/21)

(2022/C 2/21)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Landgericht Mainz

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: ID

Verwerende partij: Stadt Mainz

Prejudiciële vragen

1)

Volgt uit het Unierecht, met name uit artikel 4, derde alinea, [VEU] en uit artikel 288, derde alinea, en artikel 260, lid 1, VWEU, dat artikel 15, lid 1, lid 2, onder g), en lid 3, van richtlijn 2006/123/EG (1) van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (hierna: “dienstenrichtlijn”) in het kader van een lopende gerechtelijke procedure tussen particulieren rechtstreekse werking heeft die van dien aard is dat de met deze richtlijn strijdige nationale bepalingen van § 4 van de Duitse Verordnung über die Honorare für Architekten- und Ingenieurleistungen van 1996 in de versie van 2002 (besluit inzake de honoraria voor architecten en ingenieurs; hierna: “HOAI 2002”) — volgens welke de in deze honorariumregeling vastgelegde minimumtarieven voor plannings- en toezichtdiensten van architecten en ingenieurs, behalve in bepaalde uitzonderingsgevallen, bindend zijn en een honorariumbeding in overeenkomsten met architecten of ingenieurs, waarbij de minimumbedragen worden verlaagd, ongeldig is –, buiten toepassing moeten worden gelaten zelfs wanneer het vorderingen uit een architectenovereenkomst betreft die in 2004, dus voor de vaststelling van de dienstenrichtlijn, is gesloten?

2)

Indien de eerste prejudiciële vraag ontkennend wordt beantwoord:

a)

Moet artikel 49 VWEU (oud artikel 43 VEG) aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een bepaling van nationaal recht zoals § 4 HOAI 2002 volgens welke de in deze honorariumregeling vastgelegde minimumtarieven voor plannings- en toezichtdiensten van architecten en ingenieurs, behalve in bepaalde uitzonderingsgevallen, bindend zijn en een honorariumbeding in overeenkomsten met architecten of ingenieurs, waarbij de minimumbedragen worden verlaagd, ongeldig is, of dat een dergelijke bepaling van nationaal recht schending van artikel 49 VWEU (oud artikel 43 VEG) oplevert?

b)

Indien de bovenstaande vraag bevestigend wordt beantwoord: Heeft een dergelijke schending tot gevolg dat nationale regelingen inzake bindende minimumtarieven (in casu § 4 HOAI 2002) buiten toepassing moeten worden gelaten in een lopende gerechtelijke procedure tussen particulieren?


(1)  Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PB 2006, L 376, blz. 36).


Top