This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62020CA0007
Case C-7/20: Judgment of the Court (Sixth Chamber) of 3 March 2021 (request for a preliminary ruling from the Finanzgericht Düsseldorf — Germany) — VS v Hauptzollamt Münster (Reference for a preliminary ruling — Customs union — Union Customs Code — Regulation (EU) No 952/2013 — Article 87(4) — Place where the customs debt is incurred — Value added tax (VAT) — Directive 2006/112/EC — Article 2(1) — Articles 70 and 71 — Chargeable event and place where the import VAT becomes chargeable — Place where the tax debt is incurred — Finding of a failure to comply with an obligation imposed by EU customs legislation — Goods which were physically introduced into the customs territory of the Union in a Member State but entered the economic network of the Union in the Member State where that finding was made)
Zaak C-7/20: Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 3 maart 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Finanzgericht Düsseldorf — Duitsland) — VS / Hauptzollamt Münster [Prejudiciële verwijzing – Douane-unie – Douanewetboek van de Unie – Verordening (EU) nr. 952/2013 – Artikel 87, lid 4 – Plaats waar de douaneschuld ontstaat – Belasting over de toegevoegde waarde (btw) – Richtlijn 2006/112/EG – Artikel 2, lid 1 – Artikelen 70 en 71 – Belastbaar feit en verschuldigd worden van de btw bij invoer – Plaats waar de belastingschuld ontstaat – Vaststelling dat een door de douanewetgeving van de Unie opgelegde verplichting niet is nageleefd – Goed dat het douanegebied van de Unie fysiek is binnengebracht in een bepaalde lidstaat maar in het economische circuit van de Unie is gebracht in de lidstaat waar de vaststelling heeft plaatsgevonden]
Zaak C-7/20: Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 3 maart 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Finanzgericht Düsseldorf — Duitsland) — VS / Hauptzollamt Münster [Prejudiciële verwijzing – Douane-unie – Douanewetboek van de Unie – Verordening (EU) nr. 952/2013 – Artikel 87, lid 4 – Plaats waar de douaneschuld ontstaat – Belasting over de toegevoegde waarde (btw) – Richtlijn 2006/112/EG – Artikel 2, lid 1 – Artikelen 70 en 71 – Belastbaar feit en verschuldigd worden van de btw bij invoer – Plaats waar de belastingschuld ontstaat – Vaststelling dat een door de douanewetgeving van de Unie opgelegde verplichting niet is nageleefd – Goed dat het douanegebied van de Unie fysiek is binnengebracht in een bepaalde lidstaat maar in het economische circuit van de Unie is gebracht in de lidstaat waar de vaststelling heeft plaatsgevonden]
PB C 163 van 3.5.2021, p. 9–9
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
3.5.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 163/9 |
Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 3 maart 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Finanzgericht Düsseldorf — Duitsland) — VS / Hauptzollamt Münster
(Zaak C-7/20) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Douane-unie - Douanewetboek van de Unie - Verordening (EU) nr. 952/2013 - Artikel 87, lid 4 - Plaats waar de douaneschuld ontstaat - Belasting over de toegevoegde waarde (btw) - Richtlijn 2006/112/EG - Artikel 2, lid 1 - Artikelen 70 en 71 - Belastbaar feit en verschuldigd worden van de btw bij invoer - Plaats waar de belastingschuld ontstaat - Vaststelling dat een door de douanewetgeving van de Unie opgelegde verplichting niet is nageleefd - Goed dat het douanegebied van de Unie fysiek is binnengebracht in een bepaalde lidstaat maar in het economische circuit van de Unie is gebracht in de lidstaat waar de vaststelling heeft plaatsgevonden)
(2021/C 163/11)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Finanzgericht Düsseldorf
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: VS
Verwerende partij: Hauptzollamt Münster
Dictum
Artikel 71, lid 1, tweede alinea, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moet aldus worden uitgelegd dat de belasting over de toegevoegde waarde bij invoer met betrekking tot aan douanerechten onderworpen goederen ontstaat in de lidstaat waar is vastgesteld dat een door de douanewetgeving van de Unie opgelegde verplichting niet is nageleefd, wanneer de betrokken goederen — ook al zijn zij het douanegebied van de Unie fysiek binnengebracht in een andere lidstaat — in het economische circuit van de Unie zijn gebracht in de lidstaat waar deze vaststelling heeft plaatsgevonden.