This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62019CA0842
Case C-842/19: Judgment of the Court (Sixth Chamber) of 12 November 2020 — European Commission v Kingdom of Belgium (Failure of a Member State to fulfil obligations — Judgment of the Court establishing a failure to fulfil obligations — Non-compliance — Free movement of capital — Article 63 TFEU — Incompatibility of Belgian tax provisions concerning income from immovable property located abroad — Article 260(2) TFEU — Application for an order to pay a penalty payment and a lump sum)
Zaak C-842/19: Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 12 november 2020 — Europese Commissie/Koninkrijk België (Niet-nakoming – Arrest van het Hof waarin een niet-nakoming wordt vastgesteld – Niet-uitvoering – Vrij verkeer van kapitaal – Artikel 63 VWEU – Onverenigbaarheid van de Belgische fiscale bepalingen inzake inkomsten met betrekking tot onroerende goederen in het buitenland – Artikel 260, lid 2, VWEU – Verzoek tot oplegging van een dwangsom en een forfaitaire som)
Zaak C-842/19: Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 12 november 2020 — Europese Commissie/Koninkrijk België (Niet-nakoming – Arrest van het Hof waarin een niet-nakoming wordt vastgesteld – Niet-uitvoering – Vrij verkeer van kapitaal – Artikel 63 VWEU – Onverenigbaarheid van de Belgische fiscale bepalingen inzake inkomsten met betrekking tot onroerende goederen in het buitenland – Artikel 260, lid 2, VWEU – Verzoek tot oplegging van een dwangsom en een forfaitaire som)
PB C 19 van 18.1.2021, p. 11–11
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
18.1.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 19/11 |
Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 12 november 2020 — Europese Commissie/Koninkrijk België
(Zaak C-842/19) (1)
(Niet-nakoming - Arrest van het Hof waarin een niet-nakoming wordt vastgesteld - Niet-uitvoering - Vrij verkeer van kapitaal - Artikel 63 VWEU - Onverenigbaarheid van de Belgische fiscale bepalingen inzake inkomsten met betrekking tot onroerende goederen in het buitenland - Artikel 260, lid 2, VWEU - Verzoek tot oplegging van een dwangsom en een forfaitaire som)
(2021/C 19/14)
Procestaal: Frans
Partijen
Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: W. Roels en A. Armenia, gemachtigden)
Verwerende partij: Koninkrijk België (vertegenwoordigers: P. Cottin, J.-C. Halleux en C. Pochet, gemachtigden)
Dictum
1) |
Door niet alle maatregelen te hebben genomen die noodzakelijk zijn ter uitvoering van het arrest van 12 april 2018, Commissie/België (C-110/17, EU:C:2018:250), is het Koninkrijk België de krachtens artikel 260, lid 1, VWEU op hem rustende verplichtingen niet nagekomen. |
2) |
Het Koninkrijk België wordt veroordeeld om de Europese Commissie een forfaitaire som van 2 000 000 EUR te betalen. |
3) |
Het Koninkrijk België wordt veroordeeld om de Europese Commissie een dwangsom te betalen van 7 500 EUR per dag vanaf de uitspraak van dit arrest tot de datum van uitvoering van het arrest van 12 april 2018, Commissie/België (C-110/17, EU:C:2018:250). |
4) |
Het Koninkrijk België wordt verwezen in de kosten. |