This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62018TN0095
Case T-95/18: Action brought on 12 February 2018 — Gollnisch v Parliament
Zaak T-95/18: Beroep ingesteld op 12 februari 2018 — Gollnisch/Parlement
Zaak T-95/18: Beroep ingesteld op 12 februari 2018 — Gollnisch/Parlement
PB C 142 van 23.4.2018, p. 55–57
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
23.4.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 142/55 |
Beroep ingesteld op 12 februari 2018 — Gollnisch/Parlement
(Zaak T-95/18)
(2018/C 142/73)
Procestaal: Frans
Partijen
Verzoekende partij: Bruno Gollnisch (Villiers-le-Mahieu, Frankrijk) (vertegenwoordiger: B. Bonnefoy-Claudet, advocaat)
Verwerende partij: Europees Parlement
Conclusies
De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:
— |
besluit PE 610.437/BUR/Decision van het Bureau van het Europees Parlement van 23 oktober 2017 nietig te verklaren, zoals dat is meegedeeld bij schrijven van de voorzitter van het Europees Parlement van 1 december 2017 met referentie D 318700 en waarbij de klacht die Gollnisch tegen het besluit van de secretaris-generaal bij de quaestoren had ingediend, is afgewezen; |
— |
het volledige besluit van de secretaris-generaal van het Europees Parlement van 1 juli 2016 nietig te verklaren, waarvan op 6 juli 2016 kennis is gegeven en dat vermeldt „dat een bedrag van 275 984,23 EUR ten onrechte aan Bruno Gollnisch is betaald”, en waarbij de bevoegde ordonnateur en de boekhouder van de instelling wordt gelast om dat bedrag terug te vorderen; |
— |
de kennisgeving en de uitvoeringsmaatregelen van voormeld besluit zoals opgenomen in de brief van de directeur-generaal Financiën van 6 juli 2016 met referentie D 201920 nietig te verklaren; |
— |
debetnota nr. 2016-914 die de directeur-generaal Financiën op 5 juli 2016 heeft ondertekend, nietig te verklaren; |
— |
verzoeker een bedrag toe te kennen van 50 000 EUR ter vergoeding van de immateriële schade voortvloeiende uit de ongegronde beschuldigingen die vóór de afronding van het onderzoek zijn geuit, de afbreuk aan zijn imago, de aanzienlijke problemen die het bestreden besluit voor zijn privéleven en zijn politieke leven hebben betekend en de enorme hoeveelheid werk die hij aan die procedures heeft moeten besteden; |
— |
verzoeker eveneens een bedrag van 28 000 EUR toe te kennen voor de kosten die hij heeft moeten maken voor het inwinnen van adviezen, de voorbereiding van dit beroep alsmede de kosten voor het kopiëren en het neerleggen van dit verzoekschrift en de daarbij gevoegde stukken; |
— |
het Europees Parlement te verwijzen in alle kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij twee middelen aan, die specifiek gericht zijn tegen het besluit van het Bureau.
1. |
Eerste middel, ontleend aan schending van wezenlijke vormvoorschriften door de verwerende partij bij de vaststelling van het bestreden besluit. De procedure die tot de vaststelling van het bestreden besluit heeft geleid, is in strijd met verzoekers recht op behandeling van zijn zaak door een onafhankelijke instantie. De verwerende partij heeft eveneens zijn rechten van verweer geschonden. Voorts berust het bestreden besluit op een onjuiste verklaring van de vertegenwoordiger van de quaestoren en is de motivering ervan ontoereikend, aangezien niet wordt ingegaan op een aantal door verzoeker aangevoerde grieven. |
2. |
Tweede middel, ontleend aan een onjuiste opvatting van de feiten die tot de vaststelling van het bestreden besluit hebben geleid. |
Verzoeker beroept zich eveneens op de middelen die hij tegen het bij het Bureau van het Parlement betwiste besluit van de secretaris-generaal heeft aangevoerd, daar dit het bestreden besluit heeft gehandhaafd zonder op de juiste wijze rekening te houden met zijn argumenten.
1. |
Eerste middel, ontleend aan fouten in de procedure die tot de vaststelling van het besluit van de secretaris-generaal heeft geleid, namelijk onbevoegdheid van de secretaris-generaal, schending van de rechten van de verdediging, omkering van de bewijslast, ontoereikende motivering alsmede schending van de beginselen van rechtszekerheid en gewettigd vertrouwen. |
2. |
Tweede middel, ontleend aan een inbreuk op de civiele rechten van parlementaire assistenten, een discriminatoire behandeling van verzoeker, misbruik van bevoegdheid, inbreuk op de onafhankelijkheid van de leden, miskenning van de rol van parlementaire assistenten alsmede schending van het evenredigheidsbeginsel. |