EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015TN0760

Zaak T-760/15: Beroep ingesteld op 23 december 2015 — Nederland/Commissie

PB C 59 van 15.2.2016, p. 50–51 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

15.2.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 59/50


Beroep ingesteld op 23 december 2015 — Nederland/Commissie

(Zaak T-760/15)

(2016/C 059/58)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: Koninkrijk der Nederlanden (vertegenwoordigers: M. Bulterman, B. Koopman en M. de Ree, gemachtigden)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht tot:

nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 21 oktober 2015 met als kenmerk C(2015) 7143 betreffende steunmaatregel SA.38374 (2014/C ex 2014/NN) die Nederland ten gunste van Starbucks ten uitvoer heeft gelegd;

veroordeling van de Commissie in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vijf middelen aan.

1.

Eerste middel, ontleend aan een onjuiste toepassing van artikel 107, lid 1, VWEU doordat de Commissie oordeelt dat de „Advanced Pricing Agreement” („APA”) een selectief karakter heeft.

Ten eerste zou de Commissie onvoldoende en niet afzonderlijk hebben aangetoond dat is voldaan aan het selectiviteitscriterium.

Ten tweede zou de Commissie ten onrechte het algemene Nederlandse stelsel van de vennootschapsbelasting als referentiekader hebben genomen. Voor de APA is het juiste referentiekader artikel 8b, lid 1, van de Wet op de Vennootschapsbelasting en het Verrekenprijsbesluit. In de APA zou gewoon uitvoering zijn gegeven aan dit referentiekader.

2.

Tweede middel, ontleend aan een onjuiste toepassing van artikel 107, lid 1, VWEU doordat de Commissie de aanwezigheid van een voordeel toetst aan een Unierechtelijk zakelijkheidsbeginsel. Verzoekende partij voert echter aan dat er geen Unierechtelijk zakelijkheidsbeginsel bestaat en dat dit beginsel geen onderdeel is van de staatsteunbeoordeling.

3.

Derde middel, ontleend aan een onjuiste toepassing van artikel 107, lid 1, VWEU doordat de Commissie oordeelt dat de APA een voordeel verleent aan Starbucks Manufacturing EMEA BV als gevolg van de keuze voor de „Transactional Net Margin Method” als verrekenprijsmethode.

De Commissie zou ten onrechte stellen dat de in de APA overeengekomen methode niet een betrouwbare benadering van een marktuitkomst oplevert. De Commissie zou ook niet aantonen dat de vergoeding aan Alki en de opslag op de kostprijs van de groene bonen geen zakelijke waarde zouden hebben.

4.

Vierde middel, ontleend aan een onjuiste toepassing van artikel 107, lid 1, VWEU doordat de Commissie stelt dat de APA een voordeel verleent aan Starbucks Manufacturing EMEA BV als gevolg van de wijze van toepassing van de „Transactional Net Margin Method”.

De Commissie zou er ten onrechte van uitgaan dat de in de APA overeengekomen „Transactional Net Margin Method” op foutieve wijze is toegepast en resulteert in een voordeel voor Starbucks Manufacturing EMEA BV. De Commissie zou op geen enkele wijze aantonen dat de in haar ogen betere toepassing van de „Transactional Net Margin Method” tot een hogere belastbare winst en afwezigheid van een voordeel zou leiden.

5.

Vijfde middel, ontleend aan een schending van de zorgvuldigheidsplicht doordat de Commissie niet alle relevante gegevens heeft beoordeeld en betrokken in het Besluit en zich mede baseert op anonieme gegevens, althans gegevens die nooit met de Nederlandse regering zijn gedeeld.


Top