This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62015CN0329
Case C-329/15: Request for a preliminary ruling from the Sąd Najwyższy (Poland) lodged on 3 July 2015 — ENEA S.A. w Poznaniu v Prezes Urzędu Regulacji Energetyki
Zaak C-329/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Sąd Najwyższy (Polen) op 3 juli 2015 — ENEA S.A. w Poznaniu/Prezes Urzędu Regulacji Energetyki
Zaak C-329/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Sąd Najwyższy (Polen) op 3 juli 2015 — ENEA S.A. w Poznaniu/Prezes Urzędu Regulacji Energetyki
PB C 320 van 28.9.2015, p. 15–16
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
28.9.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 320/15 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Sąd Najwyższy (Polen) op 3 juli 2015 — ENEA S.A. w Poznaniu/Prezes Urzędu Regulacji Energetyki
(Zaak C-329/15)
(2015/C 320/22)
Procestaal: Pools
Verwijzende rechter
Sąd Najwyższy
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: ENEA S.A. w Poznaniu
Verwerende partij: Prezes Urzędu Regulacji Energetyki
Prejudiciële vragen
1) |
Moet artikel 107 VWEU aldus worden uitgelegd dat de verplichting tot afname van elektrische energie die bij gelijktijdige warmtewinning wordt geproduceerd, in de zin van artikel 9a, lid 8, van de energiewet van 10 april 1997, in de in 2006 op basis van artikel 1, nr. 13, van de wet van 4 maart 2005 tot wijziging van de energiewet en van de milieuwet (Dz. U. 2005, nr. 62, volgnummer 552) geldende versie, staatssteun vormt? |
2) |
Indien de eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord, moet artikel 107 VWEU dan aldus worden uitgelegd dat een als belichaming van een lidstaat beschouwde energieleverancier die is onderworpen aan de als staatssteun gekwalificeerde verplichting, zich in een procedure voor de nationale rechter op schending van die bepaling kan beroepen? |
3) |
Indien de eerste en de tweede vraag bevestigend moeten worden beantwoord, moet artikel 107 VWEU juncto artikel 4, lid 3, VEU dan aldus worden uitgelegd dat de onverenigbaarheid van de nationaalrechtelijke verplichting met artikel 107 VWEU de mogelijkheid uitsluit een geldboete op te leggen aan een onderneming die de verplichting niet is nagekomen? |