Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015IP0071

Resolutie van het Europees Parlement van 12 maart 2015 over recente aanvallen en ontvoeringen door ISIS/Da'esh in het Midden-Oosten, met name van Assyriërs (2015/2599(RSP))

PB C 316 van 30.8.2016, p. 113–116 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

30.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 316/113


P8_TA(2015)0071

Recente aanvallen en ontvoeringen door ISIS/Da'esh in het Midden-Oosten, met name van Assyriërs

Resolutie van het Europees Parlement van 12 maart 2015 over recente aanvallen en ontvoeringen door ISIS/Da'esh in het Midden-Oosten, met name van Assyriërs (2015/2599(RSP))

(2016/C 316/13)

Het Europees Parlement,

gelet op artikel 18 van de Universele Verklaring voor de rechten van de mens van 1948,

gelet op artikel 9 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens van 1950,

gezien artikel 18 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966,

gezien de VN-Verklaring inzake de uitbanning van alle vormen van intolerantie en discriminatie op grond van religie en overtuiging van 1981,

gezien de VN-Verklaring over de rechten van personen behorende tot nationale, etnische, godsdienstige of taalkundige minderheden van 1992,

gezien het Internationaal Verdrag van de VN inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijningen,

gezien zijn eerdere resoluties over Irak, Syrië, Libië en Egypte, in het bijzonder zijn resolutie van 10 oktober 2013 over recente gevallen van geweld tegen en vervolging van christenen, met name in Maaloula (Syrië) en Peshawar (Pakistan), en de zaak van pastor Saeed Abedini (Iran) (1), zijn resolutie van 18 september 2014 over de situatie in Irak en Syrië en het IS-offensief, inclusief de vervolging van minderheden (2), en zijn resolutie van 12 februari 2015 over de humanitaire crisis in Irak en Syrië, met name in de context van IS (3),

gezien de richtsnoeren van de EU tot bevordering en bescherming van de vrijheid van godsdienst en overtuiging,

gezien de verklaringen van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) over geweld jegens en vervolging van christenen en andere gemeenschappen in het Midden-Oosten, in het bijzonder de verklaring van 16 februari 2015 over de onthoofding van 21 Egyptische koptische christenen in Libië,

gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de VV/HV aan het Europees Parlement en de Raad over elementen voor een regionale strategie van de EU voor Syrië en Irak en de dreiging die uitgaat van Da'esh (de Islamitische Staat in Irak en de Levant),

gezien de verklaring van de VN-Veiligheidsraad van 25 februari 2015 waarin deze de ontvoering van meer dan 100 Assyriërs door Da'esh veroordeelt,

gezien het VN-rapport van de onafhankelijke internationale onderzoekscommissie voor de Arabische Republiek Syrië met als titel „Rule of Terror: Living under ISIS in Syria” van 14 november 2014,

gezien de jaar- en interimverslagen van de speciale rapporteur van de VN over de vrijheid van godsdienst en overtuiging,

gezien artikel 135, lid 5, en artikel 123, lid 4, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat het bevorderen van de democratie en de eerbiediging van de mensenrechten en burgerlijke vrijheden een fundamenteel beginsel en een fundamentele doelstelling van de Europese Unie is en een gemeenschappelijke basis vormt voor de betrekkingen van de EU met derde landen;

B.

overwegende dat iedereen overeenkomstig het internationale recht inzake de mensenrechten en met name artikel 18 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, recht heeft op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; overwegende dat dit recht onder meer de vrijheid inhoudt om van godsdienst of overtuiging te veranderen, en de vrijheid om alleen of samen met anderen en zowel in het openbaar als privé zijn godsdienst of overtuiging te beleven door eredienst, naleving, praktijk of onderwijs; overwegende dat de vrijheid van godsdienst of overtuiging volgens de VN-Commissie voor de rechten van de mens bescherming inhoudt van alle overtuigingen, met inbegrip van theïstische, niet-theïstische en atheïstische overtuigingen;

C.

overwegende dat de Europese Unie herhaaldelijk heeft verklaard de vrijheid van gedachte, de vrijheid van geweten en de vrijheid van godsdienst hoog in het vaandel te dragen, en heeft benadrukt dat regeringen overal ter wereld de plicht hebben deze vrijheden te garanderen;

D.

overwegende dat de Verenigde Naties en andere internationale organisaties melding hebben gemaakt van wijdverbreide en ernstige schendingen van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht door Da'esh/ISIS en aanverwante groeperingen in Syrië en Irak, in het bijzonder tegenover etnische en religieuze minderheden, zoals gerichte moorden, gedwongen bekeringen, ontvoeringen, vrouwenhandel, slavernij van vrouwen en kinderen, aanwerving van kinderen voor zelfmoordaanslagen, seksueel en lichamelijk misbruik en foltering; overwegende dat er ernstige bezorgdheid heerst over het welzijn van degenen die nog steeds vastzitten in de door Da'esh/ISIS gecontroleerde gebieden, aangezien nagenoeg geen internationale humanitaire steunverlening deze gebieden bereikt;

E.

overwegende dat Da'esh/ISIS een campagne is begonnen om alle sporen van religieuze gemeenschappen en geloofsgemeenschappen die de islam anders interpreteren dan Da'esh/ISIS zelf, uit te roeien door de aanhangers van deze gemeenschappen te doden of te verjagen en hun heiligdommen, historische plaatsen en kunst- en gebruiksvoorwerpen — waaronder uniek en onvervangbaar erfgoed dat door de Unesco tot werelderfgoed is verklaard — te vernietigen, en dat Da'esh/ISIS dit optreden als een ‘culturele zuivering’ beschrijft;

F.

overwegende dat Da'esh/ISIS in de gebieden die het in handen heeft, een onaanvaardbare en onherstelbare tol eist van eeuwenoude beschavingen; overwegende dat de situatie voor christelijke gemeenschappen met name in Irak en Syrië maar ook in andere delen van het Midden-Oosten in bredere zin er zo voor staat dat hun voortbestaan wordt bedreigd, en overwegende dat hun verdwijning tot het verlies van een belangrijk deel van het religieuze erfgoed van de betrokken landen zou leiden;

G.

overwegende dat Da'esh/ISIS het gemunt heeft op christenen, jezidi’s, Turkmenen, sjiieten, shabak, sabeeërs, kaka'i en soennieten, die het oneens zijn met zijn interpretatie van de islam, en op andere etnische en religieuze minderheden, maar overwegende dat sommige van die gemeenschappen al lang voor de opkomst van Da'esh/ISIS het doelwit vormden van extremisten; overwegende dat vooral christenen jarenlang welbewust zijn geviseerd door diverse extremistische of jihadistische bewegingen, met als gevolg dat meer dan 70 % van alle Iraakse christenen en ruim 700 000 Syrische christenen hun land zijn moeten ontvluchten;

H.

overwegende dat de 250 000 Chaldeeërs/Assyriërs/Syriërs in Irak een aparte etnisch-religieuze groep vormen en dat er in Syrië voor het begin van de burgeroorlog in 2011 naar schatting tot 40 000 Assyriërs leefden;

I.

overwegende dat Da'esh/ISIS op 15 februari 2015 een video-opname heeft gepubliceerd waarop de onthoofding van 21 Egyptische koptische christenen in Libië te zien is; overwegende dat de kopten arbeidsmigranten waren uit een arm deel van Egypte en in het Libische Sirte waren ontvoerd;

J.

overwegende dat Da'esh/ISIS op 23 februari 2015 in Tell Tamer, langs de zuidelijke oever van de rivier de Khabur in Noordoost-Syrië, ongeveer 220 Assyriërs heeft ontvoerd; overwegende dat de extremisten tijdens dezelfde operatie ook christelijke huizen en heiligdommen hebben vernield; overwegende dat tijdens de aanval van Da'esh/ISIS tientallen Assyriërs zijn omgekomen; overwegende dat Da'esh/ISIS in februari 2015 een verklaring heeft gedaan waarin het eiste dat de inwoners van de Assyrische dorpen in het Syrische gouvernement Al-Hasakah djizja betalen (een belasting uit de tijd van het vroeg-islamitische bewind die werd opgelegd aan niet-moslims en in 1856 in het hele Ottomaanse Rijk werd afgeschaft) of zich tot de islam bekeren, en waarschuwde dat zij anders zullen worden gedood; overwegende dat Da'esh/ISIS sinds 9 maart 2015 grootschalige aanvallen doet op Assyrisch-christelijke steden in het gebied rond de rivier de Khabur;

K.

overwegende dat Da'esh/ISIS sinds 1 maart 2015 na onderhandelingen met stamhoofden meerdere tientallen Assyriërs, vooral kinderen en oudere mensen, heeft vrijgelaten, maar overwegende dat de meesten nog worden vastgehouden en dat de terroristen ermee hebben gedreigd hen te doden als de coalitiebombardementen niet ophouden;

L.

overwegende dat Da'esh/ISIS in het kader van een doelbewuste politiek van culturele en religieuze zuivering in Irak meer dan 100 kerken en een aantal sjiitische moskeeën en in Syrië ten minste 6 kerken zou hebben vernietigd; overwegende dat strijders van Da'esh/ISIS in februari 2015 opzettelijk ruchtbaarheid hebben gegeven aan de vernieling door hun toedoen van standbeelden en andere kunstvoorwerpen uit het oude Assyrische en Akkadische Rijk in het Iraakse Mosul-museum; overwegende dat Da'esh/ISIS vervolgens de oude Assyrische stad Nimrud heeft platgewalst en dat het recentelijker de Unesco-werelderfgoedlocatie Hatra zou hebben vernietigd; overwegende dat het Syrische regime naar verluidt kerken in oppositiewijken heeft gebombardeerd, onder meer in Homs in 2012 en in Idlib in 2013;

M.

overwegende dat het vervolgen, verminken en vermoorden, op soms ondenkbaar wrede wijze, van onder meer leden van etnische en religieuze minderheden, journalisten, krijgsgevangenen en activisten door Da'esh/ISIS blijft doorgaan; overwegende dat ook andere bij het conflict betrokken partijen, met name het regime van Assad, zich dagelijks op grote schaal schuldig blijven maken aan oorlogsmisdaden en andere schendingen van het internationale humanitaire recht en de mensenrechten;

N.

overwegende dat de oorsprong van het geweld van Da'esh/ISIS onder meer in het salafisme en meer bepaald het fundamentalistische wahabisme kan worden gevonden;

1.

is geschokt en getroffen door het brutale optreden van Da'esh/ISIS-extremisten tegenover de Assyriërs in Syrië en de kopten in Libië, en veroordeelt dit optreden in de sterkst mogelijke bewoordingen; geeft uiting aan zijn solidariteit met de gezinnen van de slachtoffers en met de Assyrisch-christelijke gemeenschap in Syrië en de koptisch-christelijke gemeenschap in Egypte, en met alle andere groepen en individuen die het slachtoffer zijn van het geweld van Da'esh/ISIS;

2.

spreekt zijn krachtige afkeuring uit over Da'esh/ISIS en diens monsterachtige mensenrechtenschendingen, die volgens het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof (ICC) kunnen worden gelijkgesteld met misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden en als genocide kunnen worden bestempeld; maakt zich buitengewoon grote zorgen over het feit dat deze terroristische beweging het in het kader van haar pogingen om alle religieuze minderheden in de gebieden die zij in handen heeft, uit te roeien, uitdrukkelijk gemunt heeft op christenen, jezidi’s, Turkmenen, sjiieten, shabak, sabeeërs, kaka'i en soennieten, die het oneens zijn met haar interpretatie van de islam; benadrukt dat de plegers van deze misdrijven niet vrijuit mogen gaan en dat de verantwoordelijken voor het ICC moeten worden gebracht; herinnert in dit verband aan de onopgehelderde ontvoering van de bisschoppen Yohanna Ibrahim en Paul Yazigi door gewapende rebellen op 22 april 2013 in het Syrische gouvernement Aleppo;

3.

veroordeelt bovendien de pogingen van Da'esh/ISIS om hun extremistische en totalitaire ideologie en geweld te exporteren naar andere landen in de regio en daarbuiten;

4.

steunt het internationale optreden tegen Da'esh/ISIS, onder meer de militaire operaties van de internationale coalitie onder leiding van de Verenigde Staten, en spoort de EU-lidstaten die dit nog niet gedaan hebben ertoe aan na te denken over manieren om tot dit optreden bij te dragen, bijvoorbeeld door geheime fondsen van Da'esh/ISIS in het buitenland op te sporen en aan een gerechtelijk verbod te onderwerpen;

5.

roept de internationale coalitie ertoe op meer inspanningen te leveren om de ontvoering van leden van minderheden, zoals de ontvoering van honderden Assyrische christenen in Noord-Syrië, te verhinderen; beklemtoont dat er een veilig gebied moet worden gecreëerd voor de Assyriërs, Aramezen en Chaldeeërs en alle andere groepen die gevaar lopen in de vlakte van Nineveh, een Iraakse streek waar veel etnische en religieuze minderheden historisch sterk aanwezig zijn geweest en vreedzaam naast elkaar leefden;

6.

vraagt de EU en haar lidstaten met klem proactief en preventief op te treden met betrekking tot de dreigende uitbreiding van Da'esh/ISIS naar regio’s buiten Irak en Syrië en naar andere landen; is in dit verband uiterst ongerust over de situatie in Libië, met name wegens de geografische nabijheid van dit land met de EU en met conflictgebieden in Afrika;

7.

dringt er bij de EU en haar lidstaten en bij haar partners van de NAVO op aan de kwestie van de ambivalente rol van bepaalde landen in het conflict te behandelen, in het bijzonder indien deze landen hebben bijgedragen of nog altijd bijdragen, hetzij actief, hetzij passief, tot de opkomst van Da'esh/ISIS en andere extremistische bewegingen; toont zich in deze context uiterst ongerust over het feit dat de verspreiding van de wahabitische interpretatie van de islam wordt gefinancierd door staats- en privé-instanties uit de Golfstaten en vraagt de landen in kwestie deze financiering stop te zetten; vraagt deze landen bovendien om een eind te maken aan de vanuit hun grondgebied afkomstige financiering van terroristische organisaties; vraagt Turkije een positieve rol te spelen in de strijd tegen Da'esh/ISIS en er onverwijld mee in te stemmen dat christenen en andere vervolgden die Syrië ontvluchten, de grens met Turkije oversteken om zich in veiligheid te brengen;

8.

is voorstander van de samenwerking met nieuwe regionale en plaatselijke actoren zoals de Koerdische regionale regering van Irak, Koerdische groeperingen zoals de Volksbeschermingseenheden, die hebben bijgedragen tot de bevrijding van Kobani, de Aramese Militaire Raad en plaatselijke autonome entiteiten in de streek die hebben bewezen meer waarde te hechten aan de mensenrechten en de democratie dan de bestuurders van hun land; prijst in het bijzonder de moed van de Koerdische Peshmerga-strijdkrachten, die heel veel hebben gedaan voor de bescherming van bedreigde minderheden;

9.

uit zijn bezorgdheid over de meldingen betreffende christelijke minderheden die geen toegang krijgen tot vluchtelingenkampen in de streek omdat het daar voor hen te gevaarlijk zou zijn; vraagt de EU erop toe te zien dat haar ontwikkelingshulp op alle als gevolg van het conflict ontheemde minderheden gericht is; spoort de EU ertoe aan om bij de verstrekking van financiële en andere steun gebruik te maken van de ervaring en de ingeburgerde netwerken van plaatselijke en regionale kerken en internationale kerkelijke hulporganisaties, om ervoor te zorgen dat de Europese bescherming en steunverlening alle minderheden bereikt;

10.

acht het noodzakelijk dat de Raad en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) samen met internationale en regionale partners beginnen te werken aan een post-Da'esh/ISIS-scenario, waarbij culturele en religieuze dialoog en verzoening als dringende prioriteiten moeten worden beschouwd;

11.

hekelt de vernietiging van culturele plaatsen en kunstvoorwerpen door Da'esh/ISIS in Syrië en Irak en beschouwt deze vernietiging als een aanval tegen het culturele erfgoed van alle inwoners van deze landen en van de mensheid als geheel;

12.

dringt bij de EU en haar lidstaten aan op samenwerking met internationale en plaatselijke partners met als doel zo veel mogelijk Assyrisch en ander cultureel en religieus erfgoed uit de door Da'esh/ISIS bezette gebieden in veiligheid te brengen; dringt er bovendien op aan dat de Raad maatregelen neemt tegen de illegale handel in oude kunstvoorwerpen uit deze gebieden;

13.

bevestigt en ondersteunt het onvervreemdbare recht van alle religieuze en etnische minderheden in Irak en Syrië om in waardigheid, gelijkheid en veiligheid in hun historische en traditionele vaderland te blijven wonen, en hun godsdienst vrijelijk te beoefenen; roept alle leden van de VN er in dit verband toe op zich duidelijk uit te spreken tegen het geweld en vooral voor de rechten van minderheden; is van mening dat de regionale politieke en religieuze leiders, om een eind te maken aan het lijden en de massale uittocht van christenen en andere inheemse volken in de regio, een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring moeten afleggen waarin zij de voortgezette aanwezigheid van deze bevolkingsgroepen ondersteunen en hun volledige en gelijke rechten als staatsburgers bevestigen;

14.

verwerpt zonder voorbehoud de melding door de leiders van Da'esh/ISIS van de oprichting van een kalifaat in de gebieden die het momenteel in handen heeft, en beschouwt dit kalifaat als onwettelijk; benadrukt dat de oprichting en uitbreiding van het ‘islamitisch kalifaat’ en de activiteiten van andere extremistische groepen in het Midden-Oosten een rechtstreekse bedreiging vormen voor de veiligheid in de streek en in de Europese landen;

15.

stelt dat de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst een essentieel mensenrecht is dat wordt gegarandeerd door internationale rechtsinstrumenten die door de meeste landen in de wereld zijn onderschreven en waarvan de geldigheid als universeel wordt beschouwd, en bevestigt nogmaals deze vrijheid hoog in het vaandel te dragen;

16.

steunt alle initiatieven, ook binnen de EU, om de dialoog en het wederzijdse respect tussen gemeenschappen te bevorderen; verzoekt alle religieuze autoriteiten verdraagzaamheid te bevorderen en initiatieven te nemen tegen haat en gewelddadige en extremistische radicalisering;

17.

vraagt de EU met klem om in het kader van de mensenrechten na te denken over nieuwe terrorismebestrijdingsmaatregelen, als aanvulling op de maatregelen die al genomen zijn, en samen met de lidstaten te blijven werken aan de verbetering van het beleid ter bestrijding van radicalisering binnen de EU, stemmingmakerij en het aanzetten tot geweld via het internet; vraagt de EU-lidstaten bovendien met klem om samen te werken met de VN-Veiligheidsraad en de Algemene Vergadering van de VN met als doel de verspreiding van extremistische en jihadistische ideeën in de wereld een halt toe te roepen;

18.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Nationale Coalitie van Syrië, de regering en het parlement van Irak, de Koerdische regionale regering van Irak, de president van de Arabische Republiek Egypte, het Huis van afgevaardigden in Tobruk, Libië, en de Libische regering, de Liga van Arabische Staten, de secretaris-generaal van de VN en de VN-Mensenrechtenraad.


(1)  Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0422.

(2)  Aangenomen teksten, P8_TA(2014)0027.

(3)  Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0040.


Top