EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015AE6789

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens” (COM(2015) 750 final — 2015/0269 (COD))

PB C 264 van 20.7.2016, p. 77–81 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

20.7.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 264/77


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens”

(COM(2015) 750 final — 2015/0269 (COD))

(2016/C 264/09)

Rapporteur:

Paulo BARROS VALE

e Raad en het Europees Parlement hebben op 14 december 2015 besloten om het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over het

„Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens”

(COM(2015) 750 final — 2015/0269 (COD))

De afdeling Interne Markt, Productie en Consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 13 april 2016 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 27 en donderdag 28 april 2016 gehouden 516e zitting (vergadering van 27 april) onderstaand advies met 176 stemmen voor en 8 stemmen tegen, bij 20 onthoudingen, goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Door de tragische gebeurtenissen in Europa is de discussie over wapens, sowieso al een controversieel onderwerp, verder opgelaaid. Bij het beoordelen van de voorgestelde wijziging van de richtlijn is echter een nuchtere en objectieve blik geboden waarbij de veiligheids- en marktaspecten op evenwichtige wijze tegen het licht worden gehouden. Als uiterst belangrijke kwestie zou de bestrijding van terrorisme en georganiseerde criminaliteit moeten worden behandeld in een ander kader dat beter op de impact ervan is afgestemd.

1.2

Volgens de Study on Firearms  (1) van het Bureau van de Verenigde Naties voor drugs- en misdaadbestrijding waren er in 2007 naar schatting 875 miljoen wapens. Daarvan was slechts 3 % in bezit van de politie en 23 % in bezit van militairen. Bij een industrie van een dergelijke omvang dient de wetgever te zorgen voor middelen waarmee het gevaar dat uitgaat van zo’n groot aantal wapens kan worden ingedamd.

1.3

Het EESC is voor goedkeuring van de voorgestelde richtlijn, waarin definities worden verduidelijkt en nieuwe eisen en coherentere regels zijn opgenomen voor het markeren en vernietigen van wapens, maar zou ook graag voorstellen doen voor maatregelen die de veiligheid van de bevolking kunnen vergroten.

1.4

Voor tal van sectoren is er een ruime hoeveelheid EU-wetgeving. Een en ander geldt echter niet voor de wapenindustrie, waar de veiligheid en de opsporing van bij misdaden gebruikte wapens en daarbij betrokken personen veel beter geregeld hadden kunnen worden. Het is dan ook zaak om met de nodige vastberadenheid doelstellingen te bepalen voor een zo precair onderwerp als veiligheid.

1.5

Omdat de traceerbaarheid van wapens, maar ook van munitie, zo belangrijk is, moet op de middellange/lange termijn worden bekeken of het mogelijk is om de industrie ertoe te brengen projectielen onwisbaar te markeren op een onderdeel ervan dat bij gebruik niet vernietigd wordt. Mocht dit technisch mogelijk blijken, dan zou de politie dankzij deze en overige gegevens over wapens, die de autoriteiten beschikbaar dienen te stellen in interoperabele databanken, heel wat efficiënter onderzoek kunnen doen. Deze databanken moeten niet zozeer als nationale registers als wel als een verzamelpunt van Europese gegevens dienstdoen dat wordt gevoed en geraadpleegd door de autoriteiten van elke lidstaat.

1.6

Europa zou kunnen nagaan of het mogelijk is om, net als Australië en Groot-Brittannië hebben gedaan, programma’s voor het opkopen van wapens te starten, zodat vele duizenden wapens uit omloop kunnen worden genomen. Het verband tussen het aantal in omloop zijnde wapens en het aantal delicten mag dan niet zijn bewezen, de kans dat misdaden worden gepleegd, zich ongelukken voordoen of zelfs dat wapens in handen van misdadigers terechtkomen zou wel kleiner worden.

1.7

3D-printing is een bron van gevaar: door deze technologische ontwikkeling kunnen wapens worden vervaardigd die net zo dodelijk zijn, zonder dat enige controle mogelijk is of dat ze op wat voor manier dan ook getraceerd kunnen worden. Deze wapens bestaan grotendeels uit materialen die met de gangbare veiligheidssystemen niet te detecteren zijn. Deze kwestie moet zo snel mogelijk op de veiligheidsagenda van de betrokken landen komen te staan, zodat zij in onderling overleg kunnen voorkomen dat dodelijke wapens zonder enige vorm van controle in omloop raken.

2.   Achtergrond van het voorstel

2.1

Nu veiligheid zo in de belangstelling staat, stelt de Commissie voor om de bij Richtlijn 2008/51/EG (2) gewijzigde Richtlijn 91/477/EEG (3) inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens aan te passen.

2.2

Deze wijziging maakt deel uit van de op 28 april 2015 ten doop gehouden Europese Veiligheidsagenda, die een doeltreffend en gecoördineerd Europees antwoord moet bieden op veiligheidsbedreigingen. In de Europese Veiligheidsagenda wordt erop gewezen dat de verschillen in wetgeving tussen de lidstaten een belemmering vormen voor efficiënte controles en voor politiesamenwerking tussen de lidstaten. Daarom wordt gepleit voor herziening van de wetgeving voor vuurwapens en van de regels voor het onbruikbaar maken ervan.

2.3

Het doel van de vuurwapenrichtlijn is om regels vast te leggen voor de gehele levenscyclus van vuurwapens, van productie tot vernietiging, en zo te zorgen voor de veiligheid van de bevolking en een goede werking van de interne EU-markt in vuurwapens.

2.4

In de richtlijn zijn minimumeisen vastgesteld die de lidstaten moeten opleggen voor de verwerving, het voorhanden hebben en de overbrenging van verschillende categorieën vuurwapens, ook die voor de jacht en het sportschieten.

2.5

Als basis voor de herziening is door middel van drie studies nagegaan of het huidige wetgevingskader voldoet. De conclusie luidde dat minimumregels in de hele EU betreffende de illegale handel in vuurwapens een goede zaak zouden zijn en dat een herziening van de richtlijn geboden is om:

de markeringsregels voor vuurwapen te harmoniseren;

gemeenschappelijke normen en procedures alsmede registratievoorschriften voor onbruikbaar gemaakte vuurwapens vast te stellen;

procedures vast te stellen voor de ombouw van alarm-, sein- en replicawapens;

het delen van kennis tussen de lidstaten te bevorderen en databanken met gegevens over de productie, het bezit en het onbruikbaar maken van wapens op te zetten en bij te houden;

een gemeenschappelijke aanpak voor de indeling van vuurwapens voor de jacht en het sportschieten te bepalen.

2.6

De belanghebbenden — onder wie vertegenwoordigers van Europese verenigingen van fabrikanten van vuurwapens en munitie voor civiel gebruik, actoren uit de civiele wapenhandel, jagers, verzamelaars, ngo’s en onderzoeksinstellingen — zijn geraadpleegd door de Commissie. Zowel de lidstaten als de ngo’s waren van mening dat de toepassing van de huidige Richtlijn nuttig is om te voorkomen dat de handel in vuurwapens van de legale markt naar de illegale markt verhuist. Particuliere belanghebbenden waren ongerust over wijzigingen in de indeling van vuurwapens, die negatief zouden kunnen uitpakken voor het midden- en kleinbedrijf.

2.7

Volgens de door de Commissie geraadpleegde belanghebbenden maken criminelen op grote schaal gebruik van opnieuw geactiveerde wapens die eerder onbruikbaar waren gemaakt en is harmonisatie van de regelgeving geboden om deze praktijk aan te pakken.

2.8

Alle geraadpleegde partijen zijn het erover eens dat de lidstaten onderling informatie moeten uitwisselen, definities gelijk moeten worden geschakeld en minimumnormen moeten worden opgesteld voor richtsnoeren voor het onbruikbaar maken van wapens.

3.   Algemene opmerkingen

Door de tragische gebeurtenissen van de afgelopen tijd is de discussie over de handel in het gebruik van wapens in een stroomversnelling geraakt. Hoewel de veiligheid van de bevolking, die steeds meer in het gedrang komt door het terrorisme, niet op één lijn valt te stellen met wapenbezit, moet er wel resoluut paal en perk worden gesteld aan het gemak waarmee radicale groeperingen, de georganiseerde criminaliteit en verwarde individuen met onbegrijpelijke drijfveren in het bezit kunnen komen van vuurwapens, die voor barbaarse misdaden kunnen worden gebruikt. Ook wordt in de algemene criminaliteit gebruikgemaakt van vuurwapens, grijpen zelfmoordenaars ernaar en gebeuren er ongelukken mee.

3.1

Dankzij de nu voorgestelde verduidelijkingen wint de vorige richtlijn duidelijk aan kwaliteit, en het EESC stemt er dan ook mee in. Deze voorstellen zijn niet bedoeld om vuurwapens te verbieden, maar om de normen voor de verwerving en het voorhanden hebben van wapens gedurende hun hele levenscyclus te harmoniseren, met regulering van de markt en waarborging van de veiligheid.

Gezien de aanhoudende veiligheidsproblemen is volgens het EESC, die de betrokken partijen — waaronder de politie, het bedrijfsleven, de handel, gebruikers, verzamelaars en ngo’s die zich bezighouden met de veiligheid van burgers — heeft geraadpleegd, een ambitieuzere wetgeving voor deze materie echter wel geboden. De Commissie moet niet alleen met wetsvoorstellen komen als reactie op pas gepleegde terroristische aanslagen, maar ook om de veiligheidsproblemen van legale vuurwapens op te lossen.

3.2

Over wapenbeheersing zijn diverse studies gepubliceerd. Uit sommige daarvan blijkt dat beperkende maatregelen leiden tot minder geweld (4), minder ongevallen (5) en minder zelfmoorden (6). Andere studies wijzen er echter op dat het aantal geweldsmisdrijven daalt als burgers met een blanco strafblad en zonder geestelijke problemen een wapen mogen bezitten en dat het aantal zelfmoorden of ongelukken daardoor niet noemenswaardig toeneemt (7).

3.2.1

Wat wapenbeheersing betreft is Australië een goed voorbeeld. Nadat een man een café was binnengegaan en daar met twee wapens 35 mensen had doodgeschoten en nog eens 23 had verwond, zette Australië in 1997 een ongekende hervorming van de regels voor het bezit en het gebruik van wapens in gang. Het aantal doden door vuurwapens nam vervolgens zienderogen af. Australië verbood bepaalde soorten wapens, stelde voor het bezit van een wapen als eis dat daarvoor een legitieme reden moet worden aangevoerd (waarbij zelfverdediging niet als afdoende reden geldt) en financierde een nationaal programma om wapens van burgers op te kopen. Er werden bijna 700 000 wapens ingeleverd en het aantal moorden met een vuurwapen daalde aanzienlijk, ook dankzij de nieuwe beperkende maatregelen (8).

3.2.2

Aan het Australische programma voor het opkopen van wapens lag de gedachte ten grondslag dat een moordlustig individu door de ruime beschikbaarheid van wapens gemakkelijker een bloedbad kan aanrichten.

3.2.3

Nadat in het Verenigd Koninkrijk lukraak 15 mensen waren doodgeschoten en nog eens 15 waren verwond, legde dat land net als Australië het gebruik van bepaalde soorten wapens aan banden, voerde het een registratieplicht in voor wapenbezitters en financierde het een opkoopprogramma. Als gevolg hiervan daalde het aantal doden door vuurwapens er echter niet zo drastisch als in Australië (9).

3.2.4

De meest recente grote studie op het gebied van wapenbeheersing, die in februari 2016 is gepubliceerd, heeft betrekking op 130 andere studies die tussen 1950 en 2014 in 10 verschillende landen zijn verricht (10). Volgens de auteurs hebben zij weliswaar niet aangetoond dat restrictieve wetgeving tot minder geweld leidt, maar valt uit de gegevens wel op te maken dat er in bepaalde landen een verband bestaat tussen wetgeving die het moeilijker maakt om aan diverse soorten wapens te komen en een daling van het aantal doden door vuurwapens. Ook blijkt er een verband te bestaan tussen wetten die het moeilijker maken om vuurwapens te kopen (bijvoorbeeld door antecedentenonderzoek) of aan wapens te komen (bijvoorbeeld door de opslag hiervan) en de afname van het aantal passiemoorden en het aantal ongelukken waarbij kinderen om het leven komen.

3.3

In het licht van deze voorbeelden zijn er strenge regels nodig voor wapenvergunningen en voor de aankoop van wapens en munitie, zouden bepaalde soorten wapens moeten worden verboden en onbruikbaar moeten worden gemaakt en zouden de lidstaten wapens moeten opkopen, zodat ze vernietigd kunnen worden.

4.   Specifieke opmerkingen

4.1

Het initiatief is in overeenstemming met het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel. Dat voor een richtlijn is gekozen lijkt een goede zaak, omdat niet zeker is of de lidstaten zouden instemmen met een verordening.

4.2

In de voorgestelde richtlijn zijn diverse artikelen duidelijker geformuleerd en nieuwe eisen opgenomen die de regelgeving aanzienlijk verbeteren en dan ook op instemming van het EESC kunnen rekenen.

4.3

De invoering van een verplicht medisch onderzoek van hoog niveau naar de lichamelijke en geestelijke gezondheid, waarbij aan Europese minimumeisen moet worden voldaan, als voorwaarde voor de afgifte of verlenging van een wapenvergunning — een praktijk die in sommige lidstaten al een feit is — mag een goede zaak worden genoemd. De voorgestelde richtlijn zou echter ook kunnen regelen dat op gezette tijden een cursus moet worden gevolgd voor het hanteren van vuurwapens, en eisen kunnen bevatten voor een veilige opslag (met name in wapenkasten, zoals al verplicht is in sommige lidstaten) en een veilig vervoer van wapens en wapenonderdelen.

4.4

Op tal van gebieden heeft de Europese Unie zich als wetgever bewezen. Een goed voorbeeld is de auto-industrie, die door middel van wetgeving is gedwongen te voldoen aan veiligheidseisen (voor inzittenden en voor het milieu) en daarvoor zwaar heeft moeten investeren in onderzoek en ontwikkeling. Ook de bepalingen voor het aanbrengen van markeringen op wapens zijn uitgebreid. Op de middellange/lange termijn zou men echter nog een stap verder kunnen gaan door na te gaan of de industrie ertoe aangezet kan worden om projectielen onuitwisbaar te markeren op een onderdeel ervan dat bij gebruik niet vernietigd wordt, bijvoorbeeld aan de binnenkant van de munitie, zodat ze altijd traceerbaar zijn. Doorgaans blijven niet de wapens maar de projectielen achter op de plek van een misdaad, en deze markering kan dan voor de politie een goede bron van informatie zijn.

4.5

Het is een goede zaak dat dankzij een nieuw geformuleerde bepaling nu ook gegevens over vernietigde vuurwapens worden bijgehouden in de nationale registers. Dat is een toegevoegde waarde en een belangrijke hulp voor toezicht en onderzoek. De Commissie zou de autoriteiten moeten bijstaan door deze registers in alle lidstaten in real time toegankelijk te maken, zodat het gemakkelijker is om bewijs te verzamelen en informatie voor de identificatie en tracering van vuurwapens snel kan worden uitgewisseld.

4.6

Ook civiele semiautomatische vuurwapens die het uiterlijk hebben van automatische vuurwapens zijn in de categorie verboden vuurwapens opgenomen. Het criterium „het uiterlijk hebben van’ is niet objectief of afdoende. Eerst dient met duidelijke criteria te worden bepaald bij welke mate van gelijkenis deze wapens moeten worden opgenomen in de categorie verboden wapens.

4.7

Alarm- en seinwapens, wapens voor saluutschoten en akoestische signalen, en replicawapens worden toegevoegd aan categorie C — aangifteplichtige vuurwapens. Hoewel deze categorisering in een aantal lidstaten al een feit is, kan de doelmatigheid ervan betwist worden. Zo worden deze wapens in het desbetreffende protocol van de Verenigde Naties niet als vuurwapens aangemerkt. Bovendien zou de verplichte aangifte ervan in lidstaten waar dat nu nog niet hoeft hoge administratiekosten met zich brengen, terwijl het gevaar van die wapens voor de openbare veiligheid niet bijster groot lijkt te zijn.

4.8

Aan de risico’s voor de openbare veiligheid van deze en andere wapens, zoals luchtdrukwapens, zou een studie moeten worden gewijd waarin het gevaar ervan wordt onderzocht en wordt nagegaan of zij tot dodelijkere wapens kunnen worden omgebouwd. Op basis van zo’n studie zouden nieuwe technische en wettelijke regels kunnen worden ingevoerd voor de veiligheid, het ombouwen, het onbruikbaar maken en het vernietigen van de bedoelde wapens.

4.9

In een digitale samenleving moet het gevaar van de elektronische wapen- en munitiehandel in het oog worden gehouden. Facebook en Instagram hebben al laten weten dat zij de verkoop van wapens op hun sociale netwerken aan banden hebben gelegd; het is hun gebruikers verboden om in publicaties, discussiegroepen of privéberichten aandacht te vragen voor of afspraken te maken over wapentransacties. Hoewel volgens de voorgestelde richtlijn alleen wapenhandelaren en -makelaars bepaalde soorten wapens en munitie elektronisch mogen verhandelen, zouden uitsluitend transacties moeten worden toegestaan waarbij zij persoonlijk aanwezig zijn, zodat de bevoegde instanties een en ander goed in de gaten kunnen houden.

4.10

De ontwikkeling van de technologie heeft tot 3D-printers geleid. Ook wapens zijn ten prooi gevallen aan deze technologie: op internet staan inmiddels instructies en programma’s voor het printen van dodelijke wapens. Zo lang iedere vorm van wetgeving ontbreekt voor het printen van wapens, is deze technologie een reëel gevaar, dat niettemin onderschat wordt. De landen zouden deze thematiek gezamenlijk moeten bespreken, toezicht moeten houden op internet, met een waakzaam oog de aankoop van materiaal voor de productie van dit soort wapens moeten volgen en serieus moeten nadenken over een verbod op de productie hiervan.

4.11

Krachtens de richtlijn mogen lidstaten instellingen die zich bezighouden met de culturele of historische aspecten van wapens, en die als zodanig door hen zijn erkend, een vergunning geven om in categorie A ingedeelde vuurwapens die zij voor de datum van inwerkingtreding van de richtlijn hebben verworven in hun bezit te houden, mits deze onbruikbaar zijn gemaakt. Het EESC is het ermee eens dat bij de toepassing van de richtlijn een speciale regeling zou moeten worden overwogen voor collecties in musea die door de lidstaten als relevant zijn erkend, op voorwaarde dat de veiligheid of de openbare orde geen gevaar lopen. Hierbij zouden strenge regels gaan gelden voor de blootstelling aan en de registratie, de opslag en het hanteren van de wapens, maar zou de vernietiging van in categorie A ingedeelde wapens met een historische waarde worden voorkomen.

Brussel, 27 april 2016.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Georges DASSIS


(1)  Bureau van de Verenigde Naties voor drugs- en misdaadbestrijding, Study on Firearms 2015 — A study on the transnational nature of and routes and modus operandi used in trafficking in firearms

(2)  Richtlijn 2008/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PB L 179 van 8.7.2008, blz. 51); EESC-advies: PB C 318 van 23.12.2006, blz. 83.

(3)  Richtlijn 91/477/EEG van de Raad van 18 juni 1991 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PB L 256 van 13.9.1991, blz. 5); EESC-advies: PB C 35 van 8.2.1988, blz. 25.

(4)  Hepburn, Lisa; Hemenway, David, Firearm availability and homicide: A review of the literature, Aggression and Violent Behavior: A Review Journal, 2004; 9:417-40, aangehaald door de Harvard T.H. Chan School of Public Health. Chan School of Public Health: http://www.hsph.harvard.edu/hicrc/firearms-research/guns-and-death/

(5)  Miller, Matthew; Azrael, Deborah; Hemenway, David, Firearm availability and unintentional firearm deaths, Accident Analysis and Prevention, 2001; 33:477-84 aangehaald door de Harvard T.H. Chan School of Public Health. Chan School of Public Health: http://www.hsph.harvard.edu/hicrc/firearms-research/gun-threats-and-self-defense-gun-use/

(6)  Miller, Matthew; Hemenway, David, Gun prevalence and the risk of suicide: A review, Harvard Health Policy Review, 2001; 2:29-37, aangehaald door de Harvard T.H. Chan School of Public Health.. Chan School of Public Health: http://www.hsph.harvard.edu/hicrc/firearms-research/gun-ownership-and-use/

(7)  John R. Lott., Jr. e David B. Mustard, Crime, Deterrence, and Right-to-Carry Concealed Hand Guns, University of Chicago Law School, maio de 1998.

(8)  Alpers, Philip, Amélie Rossetti e Marcus Wilson, 2016, Guns in Australia: Total Number of Gun Death, Sydney School of Public Health, The University of Sydney. GunPolicy.org, 7 maart. Op 10 maart 2016 hier geraadpleegd: http://www.gunpolicy.org/firearms/compareyears/10/total_number_of_gun_deaths

(9)  Alpers, Philip, Marcus Wilson, Amélie Rossetti e Daniel Salinas, 2016, Guns in the United Kingdom: Total Number of Gun Deaths, Sydney School of Public Health, The University of Sydney. GunPolicy.org, 23 februari Op 10 maart 2016 hier geraadpleegd: http://www.gunpolicy.org/firearms/compareyears/192/total_number_of_gun_deaths

(10)  Julian Santaella-Tenorio, Magdalena Cerdá, Andrés Villaveces en Sandro Galea, What Do We Know About the Association Between Firearm Legislation and Firearm-Related Injuries?, gepubliceerd door Oxford University Press namens de Johns Hopkins Bloomberg School of Public Health


Top