Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52014IP0233

    Resolutie van het Europees Parlement van 12 maart 2014 betreffende het Verslag over het EU-burgerschap 2013. EU-burgers: uw rechten, uw toekomst (2013/2186(INI))

    PB C 378 van 9.11.2017, p. 146–150 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    9.11.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 378/146


    P7_TA(2014)0233

    Verslag over het EU-burgerschap 2013

    Resolutie van het Europees Parlement van 12 maart 2014 betreffende het Verslag over het EU-burgerschap 2013. EU-burgers: uw rechten, uw toekomst (2013/2186(INI))

    (2017/C 378/17)

    Het Europees Parlement,

    gezien het verslag van de Commissie van 27 oktober 2010 getiteld „Verslag over het EU-burgerschap 2010: Het wegnemen van de belemmeringen voor de rechten van EU-burgers” COM(2010)0603,

    gezien de uitkomst van de openbare raadpleging van de Commissie over het EU-burgerschap, gehouden van 9 mei tot 27 september 2012,

    gezien zijn resolutie van 29 maart 2012 over het verslag over het EU-burgerschap 2010: Het wegnemen van de belemmeringen voor de rechten van EU-burgers (1),

    gezien de door de Commissie verzoekschriften, LIBE en de Europese Commissie gezamenlijk georganiseerde hoorzitting op 19 februari 2013, „Making the most of EU citizenship” en de hoorzitting van 24 september 2013„The impact of the crisis on Europe’s citizens and the reinforcement of democratic involvement in the governance of the Union” (De impact van de crisis op de Europese burgers en de versterking van de democratische betrokkenheid bij het bestuur van de Unie),

    gezien het verslag van de Commissie van 8 mei 2013 getiteld „Verslag over het EU-burgerschap 2013 — EU-burgers: uw rechten, uw toekomst” COM(2013)0269,

    gezien zijn eerdere resoluties over de beraadslagingen van de Commissie verzoekschriften,

    gezien het recht van petitie, verankerd in artikel 227 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    gezien het tweede deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, getiteld „Non-discriminatie en burgerschap van de Unie” en hoofdstuk V van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

    gezien de artikelen 9, 10 en 11 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

    gezien artikel 48 van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie verzoekschriften en het advies van de Commissie cultuur en onderwijs (A7-0107/2014),

    A.

    overwegende dat het Verdrag van Lissabon het concept van het burgerschap van de EU en de daaraan te ontlenen rechten verder heeft versterkt;

    B.

    overwegende dat het recht om een verzoekschrift te richten tot het Europees Parlement een van de pijlers is van het Europees burgerschap, waardoor een verbinding ontstaat tussen de burgers en de Europese instellingen, met het doel om de EU dichter bij de burgers te brengen en van de EU voor de burgers in toenemende mate een betekenisvol en geloofwaardig concept te maken;

    C.

    overwegende dat de rechten die inherent zijn aan het burgerschap van de Unie opgenomen zijn in de Verdragen en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;

    D.

    overwegende dat alle lidstaten zich ertoe verbonden hebben om de gezamenlijk overeengekomen EU-regels na te leven betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de Unie, non-discriminatie en de gemeenschappelijke waarden van de Europese Unie, met name inachtneming van de grondrechten, met bijzondere aandacht voor de rechten van personen die tot minderheden behoren; overwegende dat speciale aandacht moet worden besteed aan nationaal burgerschap en de daaruit voor minderheden voortvloeiende rechten; overwegende dat inbreuken die lidstaten op grondrechten maken die verband houden met burgerschapsvraagstukken, moeten worden uitgebannen om dubbele standaarden en/of discriminatie tegen te gaan; overwegende dat de Roma-minderheid nog steeds geconfronteerd wordt met wijdverspreide discriminatie en dat de vooruitgang bij de uitvoering van de nationale strategieën voor de integratie van de Roma nog steeds beperkt is;

    E.

    overwegende dat het vrij verkeer van personen een van de kernelementen is van het EU-burgerschap en kan bijdragen aan het terugdringen van de discrepantie tussen banen en vaardigheden op de interne markt; overwegende dat volgens een Flash Eurobarometer-enquête van februari 2013 meer dan tweederde van de respondenten het eens is met de stelling dat vrij verkeer van personen binnen de EU over het geheel genomen voordelen oplevert voor de economie van hun eigen land; overwegende dat de Schengencriteria van technische aard moeten zijn en niet moeten worden gebruikt om de toegang tot vrij verkeer van personen, te beperken;

    F.

    overwegende dat discriminatie op grond van nationaliteit nog steeds voorkomt in sommige EU-landen;

    G.

    overwegende dat de kwestie van het verkrijgen en verliezen van het nationale burgerschap in verzoekschriften wordt aangehaald, in het bijzonder vanuit het perspectief van de gevolgen voor het Europees burgerschap; overwegende dat veel indieners, waaronder vele die in lidstaten tot een minderheid behoren, de wens hebben uitgesproken dat de in Europa geldende wetten op het gebied van burgerschap meer gecoördineerd worden;

    H.

    overwegende dat diverse klachten zijn ontvangen met het oog op de uitoefening van het stemrecht bij Europese en gemeenteraadsverkiezingen en eveneens over de ontneming van het stemrecht bij de nationale verkiezingen van personen die een periode in het buitenland hebben verbleven;

    I.

    overwegende dat het vertrouwen van het publiek in de Europese Unie is gedaald en de Europese burgers een moeilijke periode doormaken vanwege een zware economische en sociale crisis;

    J.

    overwegende dat de verkiezingen van 2014 de eerste zijn sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, waarin de bevoegdheden van het Europees Parlement aanzienlijk zijn uitgebreid; overwegende dat de Europese verkiezingen een kans zijn om het publieke vertrouwen in het politieke stelsel te vergroten, een Europese publieke ruimte te scheppen en de stem en de rol van de burgers te versterken, wat een van de belangrijkste voorwaarden voor het versterken van de democratie in de lidstaten en in de EU vormt; overwegende dat een democratisch, transparant functioneren van het Europees Parlement een van de belangrijkste middelen vormt voor de bevordering van de Europese waarden en integratie;

    K.

    overwegende dat de Europese Unie, middels haar Verdragen en het Handvest van de grondrechten, een Europa van rechten en democratische waarden, van vrijheid, solidariteit en veiligheid verdedigt, en een betere bescherming van Europese burgers waarborgt;

    L.

    overwegende dat de burgers op het niveau van de Unie rechtstreeks vertegenwoordigd zijn in het Europees Parlement en het democratische recht hebben om kandidaat te zijn en hun stem uit te brengen bij de Europese verkiezingen, ook al wonen zij in een andere lidstaat dan hun eigen lidstaat; overwegende dat het stemrecht bij Europese en gemeenteraadsverkiezingen voor Europese burgers die in een andere lidstaat wonen, in sommige lidstaten onvoldoende wordt bevorderd en benadrukt;

    M.

    overwegende dat de Europese Unie voor Europese burgers het recht heeft geïntroduceerd om een Europees Burgerinitiatief te organiseren en te ondersteunen door beleidsvoorstellen bij de Europese instellingen in te dienen, en dat sinds 1 april 2012 door miljoenen Europese burgers van dit recht gebruik is gemaakt;

    1.

    is ingenomen met het verslag van de Commissie over het EU-burgerschap 2013 (COM(2013)0269) waarin ze op zes gebieden twaalf nieuwe maatregelen aankondigt die gericht zijn op de versterking van de rechten van de EU-burgers;

    2.

    is ingenomen met het feit dat het grootste deel van de 25 in het verslag over het EU-burgerschap 2010 van de Commissie aangekondigde maatregelen, inmiddels door de Commissie en andere EU-instellingen uitgevoerd is;

    3.

    benadrukt dat burgers over de uitoefening van hun in het Verdrag vastgestelde rechten weloverwogen moeten kunnen besluiten en daartoe dan ook toegang moeten hebben tot alle benodigde informatie, waarbij de nadruk niet alleen mag liggen op abstracte rechten, maar ook op praktische, eenvoudig toegankelijke informatie over economische, bestuurlijke, wettelijke en culturele aangelegenheden; verzoekt nationale, regionale en lokale overheden een beter begrip van het burgerschap van de EU te bevorderen en de praktische voordelen ervan voor individuele burgers toe te lichten;

    4.

    is verheugd over de initiatieven van de Commissie om het besef bij de burgers van hun rechten via Europa Direct en Uw Europa te vergroten en dringt er bij de lidstaten op aan zich meer voor de verspreiding van de kennis van het Solvit-netwerk onder de burgers en bedrijven in te spannen; stelt voor, in dit verband, dat ter gelegenheid van de viering van de Dag van Europa op 9 mei, meer informatie over het Europees burgerschap wordt verstrekt;

    5.

    roept de Commissie dringend op ervoor te zorgen dat de openbare raadplegingen in alle officiële talen van de EU toegankelijk zijn zodat er geen sprake is van discriminatie op grond van taal; wijst erop dat de activiteiten van het Parlement op de sociale media, en met name die van de Commissie verzoekschriften, een uitstekende manier zijn om interactie en dialoog met de burgers tot stand te brengen;

    6.

    moedigt de lidstaten aan in hun leerprogramma's meer ruimte te bieden aan politieke vorming in EU-aangelegenheden, de opleiding van leraren hierop aan te laten sluiten, en daartoe de nodige kennis en middelen ter beschikking te stellen; benadrukt dat toegankelijk onderwijs een cruciale rol speelt in de opleiding van toekomstige burgers, door hen in staat te stellen om een solide basis van algemene kennis te verwerven, en individuele verantwoordelijkheid, solidariteit en wederzijds begrip en sociale cohesie te bevorderen; stelt in dit verband vast dat educatie essentieel is om ieder individu de kans te geven volwaardig deel te nemen aan het democratische, sociale en culturele leven en is dan ook van mening dat er geen grote besparingen mogen plaatsvinden op de middelen die aan educatie zijn toegewezen;

    7.

    is van mening dat het in het bijzonder van belang is om de erkenning van vrijwilligerswerk te bevorderen, vaardigheden en deskundigheid die in het kader daarvan verkregen worden op waarde te schatten, en obstakels voor het vrij verkeer uit de weg te ruimen;

    8.

    onderstreept het belang van de maatschappelijke organisaties bij het versterken van een actief Europees burgerschap; acht het dan ook cruciaal de grensoverschrijdende werkzaamheden van deze organisaties verder te bevorderen door de bureaucratische rompslomp te verminderen en adequate financiering te verstrekken; doet opnieuw de oproep (2) om een Europees statuut voor verenigingen tot stand te brengen, zodat de ontwikkeling van projecten binnen een transnationale organisatie tussen burgers uit verschillende lidstaten vergemakkelijk wordt; wijst op de noodzaak om een gestructureerd kader voor een Europese civiele dialoog te creëren dat inhoud geeft aan participerend burgerschap;

    9.

    betreurt de bestaande opt-outs van sommige lidstaten ten aanzien van onderdelen van de EU-verdragen, die de rechten van burgers ondermijnen en de facto verschillen in de rechten van burgers teweegbrengen die volgens de EU-verdragen gelijk verondersteld worden te zijn;

    10.

    benadrukt dat de lidstaten een essentiële rol spelen in het correct uitvoeren van Europese wetgeving; is van mening dat er nog vooruitgang kan worden geboekt en dat een versterkte samenwerking tussen de Europese instellingen en lokale en nationale overheden noodzakelijk is; is van oordeel dat een betere samenwerking een doeltreffende manier is om problemen en in het bijzonder administratieve belemmeringen informeel op te lossen; is in dit verband verheugd over het voornemen van de Commissie om vanaf 2013 via het stelsel van jumelages tussen steden in het Programma „Europa voor de burger”, de uitwisseling te steunen van optimale werkmethoden tussen gemeenten en projecten om de kennis over burgerrechten te vergroten en de juiste toepassing ervan te verbeteren; is van mening dat praktisch instrumentarium inzake EU-burgerrechten, toegesneden op de lokale en regionale overheden, een juiste toepassing verder zou verbeteren;

    11.

    betreurt het dat ouders en kinderen niet in alle lidstaten over dezelfde rechtsmiddelen beschikken in geval van een scheiding of echtscheiding als gevolg waarvan honderden ouders in Europa de Commissie verzoekschriften hebben verzocht hierin een actievere rol op te spelen ondanks haar beperkte bevoegdheden ter zake;

    12.

    verwacht dat het nieuwe webportaal voor verzoekschriften, dat begin 2014 beschikbaar zal zijn, een aantrekkelijk en gebruiksvriendelijk instrument zal zijn om verzoekschriften in te dienen, ook voor mensen met een handicap; roept de Commissie en de andere instellingen op om de procedure voor de indiening van verzoekschriften, op hun websites op gepaste wijze onder de aandacht te brengen;

    13.

    verheugt zich erover dat in november 2013 drie zeer verschillende Europese burgerschapsinitiatieven (EBI's) de vereiste drempel hadden bereikt; is ingenomen met de voor de Europese verkiezingen geplande hoorzittingen met de organisatoren van de succesvolle EBI's; roept de lidstaten op het recht om EBI's te organiseren en te steunen te bevorderen, en Verordening (EU) nr. 211/2011 over het Europees burgerinitiatief op een inclusieve manier uit te voeren, door de bereidheid te verzekeren om de handtekeningen geldig te verklaren van zowel hun eigen burgers die in het buitenland verblijven als van burgers uit ander lidstaten die op hun grondgebied verblijven;

    14.

    verzoekt al die lidstaten die nog niet over een nationale ombudsman beschikken, op dit moment Italië en Duitsland, er een te benoemen teneinde aan de verwachtingen van alle Europese burgers te voldoen;

    15.

    roept de Commissie op om stelselmatig toe te zien op de manier waarop de administratieve formaliteiten met betrekking tot binnenkomst en verblijf van EU-burgers en hun verwanten, door de lidstaten worden afgehandeld; roept de Commissie op een actieve rol te spelen door ervoor te zorgen dat de door de lidstaten ingevoerde procedures de waarden en de grondrechten zoals die erkend zijn door de Europese verdragen, volledig eerbiedigen; benadrukt dat arbeidsmobiliteit een van de belangrijkste pijlers van de interne markt is; benadrukt de grote voordelen die migrerende werknemers in de EU opleveren voor de economie van de lidstaten; roept in dit verband de Commissie op om de situatie nauwlettend in de gaten te houden en gepaste maatregelen te treffen om potentiële belemmeringen, zoals bureaucratische rompslomp, weg te nemen die op nationaal niveau deze fundamentele vrijheid in de weg staan;

    16.

    onderkent dat, volgens de vaste rechtspraak van het Europees Hof van Justitie (3), de voorwaarden voor het verkrijgen en het verliezen van het burgerschap van de lidstaten exclusief door het nationale recht van de afzonderlijke lidstaten geregeld wordt; verzoekt niettemin om meer coördinatie en een meer gestructureerde uitwisseling van optimale praktijken tussen de lidstaten met betrekking tot hun burgerschapswetgeving teneinde grondrechten en in het bijzonder rechtszekerheid voor burgers te waarborgen; roept op tot omvattende, gemeenschappelijke richtsnoeren waarin de relatie tussen nationaal en Europees burgerschap wordt verduidelijkt;

    17.

    verzoekt de lidstaten die hun eigen burgers het stemrecht ontnemen als zij ervoor kiezen om voor een langere tijd in een andere lidstaat te wonen, aan deze praktijk een einde te maken en hun wetgeving dienovereenkomstig aan te passen teneinde te voorzien in volledige burgerschapsrechten gedurende het volledige proces; beveelt de lidstaten aan om het nodige te doen om burgers die in een andere lidstaat dan hun eigen lidstaat hun stem willen uitbrengen of zich kandidaat wensen te stellen, daadwerkelijk te helpen en bij te staan; benadrukt de noodzaak voor EU-burgers om vanuit de lidstaat waar zij verblijven hun stemrecht te doen gelden bij nationale verkiezingen in hun land van herkomst;

    18.

    roept de lidstaten op om de betekenis van het EU-burgerschap te beschermen en te versterken door elke vorm van discriminatie op grond van nationaliteit te ontmoedigen; betreurt iedere populistische retoriek die is gericht op het instellen van discriminatoire praktijken alleen op basis van nationaliteit;

    19.

    roept de Europese politieke partijen en hun nationale afdelingen op om transparante verkiezingscampagnes te organiseren voorafgaand aan de Europese verkiezingen van 2014 en de problemen van de dalende opkomst bij de verkiezingen en de groeiende kloof tussen burgers en de EU-instellingen doeltreffend aan te pakken; is van mening dat de benoeming door Europese politieke partijen van Europa-brede kandidaten voor de functie van voorzitter van de Commissie een belangrijke stap is naar de vorming van een werkelijk Europese publieke ruimte, is er van overtuigd dat het vooruitzicht van Europeanisering van de verkiezingscampagne meer kans van slagen heeft door pan-Europese activiteiten en via netwerken van lokale en nationale media, met name publieke media op het gebied van radio, televisie en het internet;

    20.

    benadrukt het belang om burgers te informeren over hun recht om te stemmen bij gemeentelijke en Europese verkiezingen in het geval zij niet in hun thuisland wonen en dit recht op verschillende manieren te bevorderen; dringt er bij de Commissie op aan niet tot mei 2014 te wachten om haar handboek uit te brengen waarin deze EU-rechten „in duidelijke en eenvoudige taal” uiteengezet zijn;

    21.

    roept alle instellingen, organen, bureaus en agentschappen van de Europese Unie op om de transparantie verder te verhogen en documenten gemakkelijk en op een gebruiksvriendelijke manier toegankelijk te maken aangezien hiermee de burgers in staat worden gesteld beter deel te nemen aan het besluitvormingsproces; roept de instellingen van de Unie, en in het bijzonder de Europese Commissie, op de efficiëntie van hun procedures te vergroten zodat gewettigde verzoeken van Europese burgers zo snel mogelijk worden ingewilligd; verzoekt alle instellingen van de Unie, en met name het Parlement, transparantie en verantwoordingsplicht in gelijke mate te waarborgen;

    22.

    is verheugd over de recente vaststelling van de twee voornaamste EU-programma's die activiteiten subsidiëren op het gebied van EU-burgerschap van 2014 tot 2020: het programma „Rechten en burgerschap” en het programma „Europa voor de burger”; vindt het zeer spijtig dat juist de financiële middelen voor dit laatste programma, waarmee projecten voor een actief Europees burgerschap worden ondersteund, in vergelijking met de periode 2007-2013 drastisch zijn verlaagd door de regeringen van de lidstaten;

    23.

    spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over een aantal verzoekschriften met betrekking tot de delicate situatie van bepaalde inwoners, die vanwege hun status niet ten volle aanspraak kunnen maken op hun recht op vrij verkeer of hun recht om te stemmen bij lokale verkiezingen; roept de Europese Commissie en de betrokken lidstaten op om in dergelijke gevallen de regularisatie van hun status te vergemakkelijken;

    24.

    is ernstig bezorgd over de belemmeringen waarmee burgers nog steeds geconfronteerd worden bij het uitoefenen van hun individuele rechten op de interne markt en is van mening dat het wegnemen van deze belemmeringen onderdeel moet zijn van de aanpak van de huidige economische onzekerheid in Europa; is daarom ingenomen met de nieuwe initiatieven die zijn aangekondigd door de Commissie om de positie van de burger in zijn rol van consument en werknemer in heel Europa, te versterken;

    25.

    beklemtoont het belang om de informatie-uitwisseling te verbeteren over mogelijke stageplekken en leercontracten in andere EU-landen, via het Eures-netwerk; is verontrust over het werkloosheidspercentage, met name vanwege de gevolgen daarvan voor jongeren; is ingenomen met het Commissievoorstel voor een aanbeveling van de Raad inzake een kwaliteitskader voor stages (4) en verzoekt de lidstaten de in de richtsnoeren opgenomen beginselen, na te leven;

    26.

    roept de lidstaten op de Europese burgers beter te informeren over hun rechten en plichten, en een gelijke toegang tot deze rechten in zowel hun land van herkomst als in een andere lidstaat te bevorderen;

    27.

    vestigt de aandacht op de klachten van bepaalde indieners, het merendeel geëxpatrieerde EU-burgers, die melding hebben gemaakt van problemen in verband met de verwerving, overdracht en eigendom van onroerend goed in verschillende landen;

    28.

    erkent de problemen van personen met een handicap die hun recht op vrij verkeer uitoefenen en doet een oproep om een Europese identiteitskaart voor mensen met een handicap in te voeren die in heel Europa geldig is;

    29.

    roept de lidstaten op om maatregelen te treffen om hun werkzaamheden te coördineren en samen te werken teneinde de problemen van dubbele voertuigregistratiebelasting, belastingdiscriminatie en dubbele belasting in een grensoverschrijdende context doeltreffend aan te pakken, en om beter met de realiteit van de grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit rekening te houden; is van mening dat de bestaande bilaterale belastingovereenkomsten of eenzijdige maatregelen van lidstaten ontoereikend zijn om de problemen van de dubbele belasting aan te pakken en dat er behoefte is aan een gecoördineerd en tijdig optreden op EU-niveau;

    30.

    betreurt het bestaan van grensoverschrijdende obstakels in burger- en sociale zaken, zoals familierecht en pensioenen, waardoor veel burgers verstoken zijn van de voordelen van een volledig EU-burgerschap;

    31.

    herinnert eraan dat EU-burgers op het grondgebied van een derde land waar de lidstaat waarvan zij de nationaliteit hebben niet is vertegenwoordigd, recht hebben op bescherming door diplomatieke of consulaire autoriteiten van elke andere lidstaat onder dezelfde voorwaarden als die gelden voor personen met de nationaliteit van die lidstaat, en benadrukt het belang van een dergelijke bepaling als principekwestie;

    32.

    roept de lidstaten op zo snel mogelijk in elke lidstaat een centraal loket in te richten om projecten met een grensoverschrijdende impact te kunnen coördineren, onder meer die met maatschappelijke gevolgen zoals noodhulpdiensten, met bijzondere aandacht voor projecten met een milieu-impact, zoals windmolenparken waar bij gelegenheid geen raadpleging van de bewoners aan beide zijden van de grens plaatsvindt en geen effectbeoordeling wordt uitgevoerd;

    33.

    roept de Commissie op om de voordelen en uitdagingen van het Europees Jaar van de burger 2013 grondig te evalueren; betreurt het dat, wegens een gebrek aan middelen en aan politieke wil, het Europees Jaar van de burger 2013 weinig media-aandacht heeft gekregen en geen breed, voor het publiek zichtbaar debat over Europees burgerschap tot stand heeft gebracht, dat een bijdrage had kunnen leveren aan de totstandkoming van verbeterde of nieuw ontwikkelde instrumenten;

    34.

    roept de Commissie op voorstellen te doen om vrijwilligerswerk te erkennen als element dat tot burgerschap bijdraagt;

    35.

    verzoekt de Europese Commissie een uiteenzetting over de burgerrechten voor en na het Verdrag van Lissabon te publiceren en te verspreiden teneinde het vertrouwen van de burgers te herstellen;

    36.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese ombudsman en de regeringen en parlementen van de lidstaten.


    (1)  PB C 257 E van 6.9.2013, blz. 74.

    (2)  Verklaring van het Europees Parlement van 10 maart 2011 over de opstelling van een Europees Statuut voor onderlinge maatschappijen, verenigingen en stichtingen (PB C 199 E van 7.7.2012, blz. 187).

    (3)  Meest recentelijk in zijn arrest van 2 maart 2010, zaak C-135/08, Rottmann.

    (4)  COM(2013)0857.


    Top