Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012IP0223

    Efficiënt gebruik van hulpbronnen in Europa Resolutie van het Europees Parlement van 24 mei 2012 over het efficiënt gebruik van hulpbronnen in Europa (2011/2068(INI))

    PB C 264E van 13.9.2013, p. 59–68 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    13.9.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    CE 264/59


    Donderdag 24 mei 2012
    Efficiënt gebruik van hulpbronnen in Europa

    P7_TA(2012)0223

    Resolutie van het Europees Parlement van 24 mei 2012 over het efficiënt gebruik van hulpbronnen in Europa (2011/2068(INI))

    2013/C 264 E/10

    Het Europees Parlement,

    gezien de mededeling van de Commissie „Stappenplan voor efficiënt hulpbronnengebruik in Europa” (COM(2011)0571),

    gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Efficiënt gebruik van hulpbronnen - Vlaggenschipinitiatief in het kader van de Europa 2020-strategie” (COM(2011)0021),

    gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Europa 2020 – Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei” (COM(2010)2020),

    gezien de mededeling van de Commissie met de titel „Meer voordelen door EU-milieumaatregelen: vertrouwen kweken door de kennis en de reactiecapaciteit te verbeteren” (COM(2012)0095),

    gezien zijn resolutie van 13 september 2011 over een doeltreffende grondstoffenstrategie voor Europa (1),

    gezien de conclusies van de Raad Milieu van 19 december 2011 over het stappenplan inzake efficiënt hulpbronnengebruik in Europa van de Commissie (18786/11), de conclusies van de Raad Concurrentievermogen van 29 september 2011 over een concurrerende Europese economie en de conclusies van de Raad Milieu van 20 december 2010 over duurzaam materiaalbeheer en duurzame productie en consumptie: een essentiële bijdrage op de weg naar een hulpbronnenefficiënt Europa,

    gezien het rapport van het Europees Milieuagentschap „Het milieu in Europa – toestand en verkenning 2010” (SOER 2010),

    gezien de aanstaande conferentie van de Verenigde Naties over duurzame ontwikkeling in Brazilië, 20-22 juni 2012,

    gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Grondstoffen beschikbaar maken voor het toekomstige welzijn van Europa – Voorstel voor een Europees innovatiepartnerschap inzake grondstoffen” (COM(2012)0082),

    gezien zijn resolutie van 19 januari 2012 over het voorkomen van voedselverspilling: strategieën voor een doelmatiger voedselvoorzieningsketen in, de EU (2),

    gezien artikel 48 van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de adviezen van de Commissie internationale handel, de Commissie industrie, onderzoek en energie, de Commissie regionale ontwikkeling en de Commissie visserij (A7-0161/2012),

    A.

    overwegende dat de huidige economische, financiële en milieucrisis toont dat Europa dringend nieuwe bronnen van duurzame economische groei nodig heeft;

    B.

    overwegende dat vooral mensen met lagere inkomens en in achtergestelde regio's hard worden getroffen door de gevolgen van de schaarste van de hulpbronnen en de prijsstijgingen; overwegende dat daarom een synergie tussen sociaal beleid en milieubeleid meer dan ooit noodzakelijk is;

    C.

    overwegende dat de overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen en de daaruit voortvloeiende veranderingen in het landgebruik leiden tot aantasting van het milieu en vernietiging van het natuurlijke kapitaal van de aarde, onder meer door het verlies aan biodiversiteit;

    D.

    overwegende dat de uit intensief gebruik voortvloeiende grondstoffenschaarste, de prijsspeculatie op de grondstoffenmarkten en het dramatisch toegenomen mondiaal gebruik de prijzen van grondstoffen opdrijven, waarbij de reële grondstofprijzen sinds de eeuwwisseling met 147 % zijn toegenomen; overwegende dat het ernaar uitziet dat de EU voor moeilijke uitdagingen komt te staan als het gaat om het veiligstellen van de toegang tot, en de ononderbroken toevoer van essentiële hulpbronnen; overwegende dat de bedrijfssector en de politiek onderkennen dat een efficiënt gebruik van grondstoffen van essentieel belang is voor het aangaan van deze uitdagingen;

    E.

    overwegende dat het overschakelen van de economie op een hulpbronnenefficiënte koers die de planeet niet overbelast en rekening houdt met de bevolkingsaanwas en de aantallen mensen die in toekomstig geïndustrialiseerde landen leven, zal zorgen voor verbetering van het concurrentievermogen, nieuwe mogelijkheden voor groei en nieuwe banen dankzij verbeterde efficiëntie en dus kostenverlaging, commercialisering van innovaties en een beter beheer van hulpbronnen gedurende hun hele levenscyclus;

    F.

    overwegende dat recycling meer is dan verzameling van afval dat gerecycleerd kan worden en dat het daarom essentieel is dat bij toekomstige maatregelen rekening wordt gehouden met alle stappen in de waardeketen;

    G.

    overwegende dat een toekomstig, alomvattend hulpbronnenbeleid niet meer slechts een onderscheid moet maken tussen 'hernieuwbare en „niet-hernieuwbare” hulpbronnen, maar ook „duurzame” materialen erbij moet betrekken;

    H.

    overwegende dat EU-burgers volgens de Eurobarometer van maart 2011 zeer veel belang hechten aan hulpbronefficiëntie en duurzame productie en consumptie; overwegende dat duurzaamheid pas gerealiseerd kan worden met betrokkenheid van de burgers, via een verandering van mentaliteit en gewoonten in de samenleving ten aanzien van het gebruik van de hulpbronnen;

    I.

    overwegende dat het veiligstellen van de toegang tot en de ononderbroken toevoer van hulpbronnen een steeds grotere uitdaging wordt, vanwege het toenemende gebruik van hulpbronnen, water en land;

    J.

    overwegende dat een concurrentiekrachtige sector nieuwe investeringen voor een efficiëntere technologie mogelijk maakt;

    Prioritaire acties

    1.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten gezamenlijke task forces op te richten voor de drie sleutelgebieden voedsel, huisvesting en mobiliteit, om zo spoedig mogelijk te komen tot Europese actieplannen voor hulpbronnenefficiëntie waarin duidelijke maatregelen voor een lager gebruik van hulpbronnen zijn opgenomen; is van oordeel dat de werkzaamheden van deze task forces een aanvulling moeten vormen op het werk van het EU-platform voor hulpbronnenefficiëntie, dat zij moeten worden samengesteld uit deskundigen van de Commissie, de lidstaten, het bedrijfsleven, het maatschappelijk middenveld en andere rechtstreeks betrokkenen en als rol het aanmoedigen van partnerschappen tussen de actoren in de waardeketen moeten hebben;

    2.

    roept de Commissie en de lidstaten op de belemmeringen voor de werking van een Europese markt voor gerecycleerde en hergebruikte materialen uit de weg te ruimen door de vraag naar, en beschikbaarheid van gerecycleerde materialen en bijproducten te stimuleren, onder meer door een spoedige verdere ontwikkeling van strenge einde-afvalfase-criteria, of van economische stimulansen, zoals invoering van verlaagde btw-tarieven voor secundaire materialen in gebieden waar de marktwerking faalt, dan wel maatregelen ter bevordering van het gebruik van innovatieve inzamelings- en scheidingstechnologieën, vóór 2013; benadrukt in dit verband dat het dringend noodzakelijk is alle bestaande afvalstoffenwetgeving volledig uit te voeren en de handhaving en monitoring te verscherpen;

    3.

    dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan om onderzoek en technologische innovatie op te voeren om de overgang naar een hulpbronnenefficiënte economie te versnellen; onderstreept dat de „Innovatie-Unie”, waaronder Horizon 2020, het Europese innovatiepartnerschap voor grondstoffen, het actieplan Eco-Innovatie en de Kennisinnovatiecentra, een van de motoren voor een hulpbronnenefficiënt Europa is; vraagt de Commissie een gemakkelijk toegankelijke online databank voor optimale praktijken op het gebied van hulpbronnenefficiëntie op te zetten;

    4.

    dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan om vóór 2013 duidelijke, robuuste en meetbare indicatoren voor economische activiteit overeen te komen die rekening houden met klimaatverandering, biodiversiteit en hulpbronnenefficiëntie vanuit een levenscyclusperspectief, bij voorbeeld in de vorm van een mand van vier indicatoren voor hulpbronnengebruik, namelijk de bodemvoetafdruk, de watervoetafdruk, de grondstoffenvoetafdruk en de koolstofvoetafdruk, en verzoekt haar deze indicatoren te gebruiken als basis voor wetgevingsinitiatieven en concrete reductiedoelstellingen; onderstreept dat dit proces transparant moet zijn en de voornaamste belanghebbenden bij de zaken moet betrekken;

    5.

    roept de Commissie op om voor te stellen de werkingssfeer van de richtlijn inzake ecologisch ontwerp uit te breiden tot niet-energiegerelateerde producten en te komen met aanvullende eco-ontwerpeisen voor de algehele hulpbronnenefficiëntie en de prestaties van producten, inclusief gerecycleerde inhoud, duurzaamheid, recyleerbaarheid, repareerbaarheid en herbruikbaarheid teneinde hun milieueffecten te verminderen en recyclagemarkten te stimuleren; wijst erop dat een dergelijk voorstel gebaseerd moet zijn op uitgebreide effectbeoordelingen en coherentie met andere regelgeving op dit gebied moet vertonen;

    6.

    dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan de agenda voor hulpbronnenefficiëntie zo uitgebreid mogelijk in al het andere beleid te integreren, waaronder de overkoepelende beleidsvormen voor economische governance zoals Europa 2020, en er op lokaal, regionaal, nationaal en EU-niveau uitvoering aan te geven;

    Agenda voor toekomstige groei

    7.

    schaart zich achter het vlaggenschipinitiatief alsmede het stappenplan voor een hulpbronnenefficiënt Europa en de hierin vervatte 2050-visie, inclusief de mijlpalen; roept de Commissie op om spoedig alle wetgevende en andere initiatieven voor te stellen die noodzakelijk zijn om de mijlpalen te halen en om te verzekeren dat alle EU-beleid daarop coherent is afgestemd, alsook op het algemene streven van de EU om tegen 2050 een koolstofarme economie te creëren door onder meer de broeikasgasemissies te verlagen met 80-95 % ten opzichte van de niveaus van 1990; herinnert eraan dat het loskoppelen van economische groei van hulpbronnenconsumptie essentieel is om de concurrentiepositie van Europa te verbeteren en haar afhankelijkheid van hulpbronnen te verminderen; beveelt aan dat de Commissie ervoor zorgt dat er een stabiel wetgevingskader in stand wordt gehouden, zodat investeringen op lange termijn geen gevaar lopen;

    8.

    benadrukt dat een efficiënt gebruik van hulpbronnen belangrijk is om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te realiseren; is ervan overtuigd dat het Horizon 2020-kaderprogramma voor onderzoek en innovatie in dit opzicht een essentiële rol moet vervullen; nodigt de lidstaten uit nationale routekaarten voor een efficiënt hulpbronnengebruik aan te nemen met daarin specifiek op de betreffende lidstaat gerichte maatregelen en doelstellingen, overeenkomstig de doelstellingen van de Europese routekaart;

    9.

    verzoekt de Commissie vóór eind 2012 een voorstel te presenteren voor een nieuw beleidskader betreffende duurzaam verbruik en duurzame productie, waarmee een proces moet worden vastgesteld voor de benoeming van de prioritaire producten of diensten die het meest bijdragen aan de voornaamste sectoren van het wereldverbruik (water, land, grondstoffen en koolstof), in overeenstemming met de verbruiksindicatoren zoals omschreven in het stappenplan voor een efficiënt hulpbronnengebruik; dit voorstel dient vergezeld te gaan van wetgevingsvoorstellen voor het aanpakken van prioritaire producten en diensten met passende instrumenten, waaronder mechanismen voor de verbetering van de hulpbronnenefficiëntie van de toeleveringsketen en de mogelijkheid minimumvereisten of prestatienormen in te stellen via uitvoeringsmaatregelen;

    10.

    is van mening dat maatregelen voor een verbetering van de hulpbronnenefficiëntie niet uitsluitend beperkt kunnen blijven tot de publieke sector, en roept derhalve Commissie, lidstaten en bedrijven op om hun economische strategieën te baseren op een radicaal verbeterde hulpbronnenefficiëntie, wat zal leiden tot een ontkoppeling van economische groei en hulpbronnengebruik; gelooft ook dat het noodzakelijk is om aandacht te besteden aan zowel de efficiëntie als de effectiviteit van hulpbronnengebruik;

    11.

    onderstreept dat het absoluut noodzakelijk is nu actie te ondernemen om innovatie en investeringen in nieuwe technieken en bedrijfsmodellen, waaronder sectorale industriële strategieën en duurzame bedrijfsmodellen, zoals leaseverenigingen, te ondersteunen en om de stimulansen te creëren die de economie voordelen opleveren; benadrukt de sleutelrol van de private sector, inclusief het MKB, bij het zorgen voor groene economische groei;

    12.

    onderstreept dat Europa als recyclagemaatschappij zijn eigen afval op grote schaal moet hergebruiken en recycleren en zo efficiënt mogelijk secundaire grondstoffen moet produceren;

    13.

    vraagt om de ontwikkeling van een MKB-vriendelijke norm voor het gebruik van hulpbronnen gebaseerd op concepten als Global Compact;

    14.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten om de hulpbronnenefficiëntiedoelen volledig te integreren in het Europees semester inzake economische beleidscoördinatie; roept de lidstaten op deze prioriteit binnen de Europese Raad te bevestigen; verzoekt de Commissie meer details te geven over hoe de voortgang van de lidstaten naar een efficiënter gebruik van hulpbronnen concreet zal worden beoordeeld in het kader van het Europees-semesterproces;

    15.

    benadrukt dat het pioniersvoordeel bij een efficiënt gebruik van hulpbronnen tot groeiende markten kan leiden, des te meer daar de EU ruwweg een derde van de wereldmarkt voor milieutechnologieën bezit;

    De economie veranderen

    16.

    herinnert eraan dat het verbruik van hulpbronnen met spoed moet worden verlaagd om naderende problemen als schaarste en stijgende prijzen van hulpbronnen te vermijden;

    17.

    merkt op dat marktprijzen de mate van schaarste van de hulpbronnen en de kosten van het productieproces volledig moeten weerspiegelen om de overgang naar een hulpbronnenefficiënte economie te kunnen verwezenlijken; benadrukt dat markten hulpbronnenefficiëntie stimuleren indien prijzen de werkelijke kosten van gebruikte hulpbronnen weerspiegelen; roept op tot de toepassing van de levenscyclusbenadering bij de berekening en de toerekening van externe milieukosten, overeenkomstig het beginsel dat de vervuiler betaalt;

    18.

    ondersteunt de in de routekaart vastgelegde toezegging van de Commissie om marktgebaseerde instrumenten te ontwikkelen teneinde negatieve externe effecten door te berekenen in de marktprijzen, zodat deze prijzen de werkelijke kosten van het gebruik van hulpbronnen en het effect ervan op het milieu weerspiegelen;

    19.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten om te werken aan prikkels die bedrijven en openbare organen stimuleren hun water-, bodem-, grondstoffen- en koolstofvoetafdruk te meten, te staven en voortdurend te verbeteren, en om maatregelen te ontwikkelen die het beginsel van producentverantwoordelijkheid uitbreiden en barrières voor hulpbronnenefficiëntie uit de weg ruimen;

    20.

    dringt er bij de lidstaten op aan meer het accent te gaan leggen op milieubelasting en benadrukt dat dit verlagingen mogelijk zal maken van andere belastingen zoals die op arbeid, het concurrentievermogen zal verhogen, een level playing field zal creëren en de weg voor technologische ontwikkeling zal vrijmaken; roept de Commissie en de lidstaten ertoe op de effecten van dit instrument te controleren en te vergelijken;

    21.

    verzoekt de Commissie met klem zich te verdiepen in de ontwikkeling van een hiërarchiemodel met het oog op de hoogste toegevoegde waarde van het gebruik van hulpbronnen zonder afbreuk te doen aan het milieu;

    22.

    verzoekt de Commissie en lidstaten dringend om onverwijld nog vóór 2014 concrete plannen aan te nemen voor het geleidelijk afschaffen vóór 2020 van alle subsidies die het milieu schaden, met inbegrip van subsidies die inefficiënt gebruik van hernieuwbare hulpbronnen aanmoedigen en via de Nationale hervormingsprogramma's verslag over de vooruitgang uit te brengen;

    23.

    dringt er bij de Commissie op aan de mogelijkheden te onderzoeken om in de gehele EU verregaande regelingen voor producentenverantwoordelijkheid in te voeren, teneinde de prestaties in alle lidstaten te bevorderen, ook in de lidstaten waar de hergebruik- en recyclingpercentages ver onder het EU-gemiddelde liggen;

    24.

    benadrukt dat burgers en maatschappelijke organisaties een beslissende rol spelen bij het veranderen van de economie; onderstreept dat er bewustmakingscampagnes en strategieën moeten worden ontwikkeld om het consumentengedrag te veranderen en om terugslageffecten te voorkomen;

    25.

    onderstreept dat een duurzame Europese toevoer van grondstoffen moet worden gewaarborgd om te kunnen voorzien in de behoeften van een groeiende recyclagesector, de open economie van Europa uit te breiden en banen te scheppen;

    26.

    verlangt strengere milieueisen voor overheidsopdrachten die betrekking hebben op producten met aanzienlijke milieueffecten en producten en diensten die het meest bijdragen aan het verbruik van de voornaamste mondiale hulpbronnen water, land, grondstoffen en koolstof, zoals bepaald in het stappenplan voor een efficiënt gebruik van hulpbronnen; verzoekt de Commissie dringend om te bepalen waar GPP (groene overheidsopdrachten) in verband kunnen worden gebracht met projecten die door de EU gefinancierd zijn; wenst dat voor het einde van dit jaar inspanningen worden verricht om te komen tot gezamenlijke aanbesteding en het opzetten van netwerken van ambtenaren die zich bezig houden met overheidsopdrachten en die invulling kunnen geven aan GPP, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot een concurrentienadeel voor overheidsbedrijven;

    27.

    verzoekt de milieu-informatie uit te breiden tot conventionele massaconsumptieproducten; steunt nationale experimenten op het gebied van milieu-etikettering en spoort de Commissie aan te werken aan een Europese geharmoniseerde methode om de ecologische voetafdruk van producten te berekenen, met het oog op een scherpere voorlichting van de consument over producten die niet onder bestaande etikettering vallen, zoals het ecolabel, het energielabel, of het label van biologische landbouw;

    28.

    benadrukt het belang van een allesomvattend etiket waarop ook, maar niet alleen, het gebruik van hulpbronnen in de productinformatie vermeld staat; verzoekt de Commissie en de lidstaten de nodige maatregelen te nemen om de huidige verordening inzake etikettering te verbeteren door er labels in op te nemen waarmee de consument in één oogopslag goed geïnformeerde en duurzame keuzes kan maken;

    29.

    roept de lidstaten dringend op hun nationale afvalpreventie- en afvalbeheerstrategieën en -plannen af te stemmen op volledige implementatie van het EU-acquis inzake afval, inclusief de minimumdoelstellingen; herhaalt dat de doelstellingen voor de inzameling en het sorteren van afval verder moeten worden uitgewerkt en gericht moeten zijn op een zo groot en kwaliteitsvol mogelijk hergebruik van materialen in elke fase van het recyclageproces; benadrukt derhalve dat het bij EU-financiering van belang is prioriteit te verlenen aan activiteiten hoger in de afvalhiërarchie, zoals bepaald in de kaderrichtlijn betreffende afval (bijvoorbeeld prioriteit aan recyclinginstallaties boven afvalverwijdering); vraagt de Commissie de behoefte te beoordelen aan de verbetering en harmonisering van berekeningswijzen en statistische methoden om over een betrouwbare basis voor de bevordering van recyclage te beschikken;

    30.

    dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan de illegale overbrenging van afval, vooral van gevaarlijk afval, naar derde landen doeltreffender te bestrijden en met name de desbetreffende controlemechanismen te versterken; spoort in dit verband aan tot het invoeren van een „Europees extern afvalbeleid” waarmee ernaar wordt gestreefd de beste Europese afvalbehandelingsnormen ook buiten de Europese Unie te verspreiden;

    31.

    wijst erop dat meer dan 20 % van de levensmiddelen als afval wordt verwijderd en spoort de Commissie en de lidstaten aan tot concrete acties om voedselverspilling aanzienlijk te verminderen; wijst er bovendien op dat aldus niet alleen levensmiddelen worden verspild, maar ook hulpbronnen voor het bereiden van levensmiddelen en verpakkingen;

    32.

    doet een beroep op de Commissie en de lidstaten om meer de nadruk te leggen op voorlichting, educatie en het bewust maken van het publiek, vooral inzake het scheiden van afval, hergebruik en recyclage, ermee rekening houdend dat educatie een direct effect heeft op gewoonten die een efficiënt hulpbronnengebruik bevorderen;

    33.

    roept de Commissie op het afvalacquis te stroomlijnen, daarbij rekening houdend met de afvalhiërarchie en de noodzaak restafval tot bijna nul te reduceren; dringt er daarom bij de Commissie op aan dit verbod uit te breiden door uiterlijk vóór 2014 geleidelijk een algemeen verbod op het storten van afval op Europees niveau in te voeren en om vóór het einde van dit decennium geleidelijk een einde te maken aan de verbranding van recycleerbaar en composteerbaar afval; een en ander geflankeerd door passende overgangsmaatregelen, waaronder de verdere ontwikkeling van gemeenschappelijke normen, gebaseerd op de levenscyclusbenadering; verzoekt de Commissie om herziening van de recyclagedoelstellingen voor 2020 van de afvalkaderrichtlijn; is van oordeel dat ook het instrument van een stortplaatsbelasting - die reeds door een aantal lidstaten is ingevoerd - zou kunnen helpen om deze doelstelling te verwezenlijken;

    34.

    wijst erop dat bestaande stortplaatsen als grondstoffendepot kunnen worden gebruikt („urban mining”), maar dat hierover weinig onderzoeksresultaten beschikbaar zijn;

    35.

    dringt er bij de lidstaten op aan om via het Europees Comité voor Normalisatie (CEN) intensiever te werken aan richtsnoeren voor de ontwikkeling van normen met betrekking tot recycleerbare materialen;

    36.

    dringt er bij de Commissie op aan te waarborgen dat het beleid een trapsgewijze benutting (cascadering) van natuurlijke grondstoffen bevordert en prioriteit geeft aan hulpbronnenefficiënte producten met de hoogst mogelijke meerwaarde boven het opwekken van energie, waarbij met name rekening moet worden gehouden met de mogelijkheden om de uitstoot van broeikasgassen te beperken;

    37.

    dringt er bij de Commissie op aan ook een dergelijke trapsgewijze benadering te hanteren met betrekking tot het gebruik van biomassa, waarbij prioriteit wordt gegeven aan producten met de hoogst mogelijke meerwaarde en hulpbronnenefficiënte producten, zoals producten en industriële materialen op biologische basis, boven bio-energie;

    38.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten een programma op te zetten om bewustzijn te creëren en bedrijven, met name MKB's, van richtsnoeren te voorzien;

    39.

    benadrukt dat een levenscyclusbenadering om zinvol te zijn moet worden gebaseerd op zo nauwkeurig mogelijke berekeningen; onderstreept in dit verband dat bij de tenuitvoerlegging van de brandstofkwaliteitsrichtlijn leveranciers een afzonderlijke standaardwaarde voor teerzand moeten hanteren;

    40.

    benadrukt het belang van onderzoek, ontwikkeling en innovatie om de overgang naar een hulpbronnenefficiënt Europa te versnellen; stelt vast dat meer innovatie vooral nodig is voor milieuvriendelijke grondstoffenexploratie en -winning, landbouw, chemie, behandeling en recyclage van afvalstoffen, watermanagement, mogelijkheden tot hergebruik, en de vervanging van materiaal met een milieu-impact, alsmede technologieën en ontwerpen gericht op lager grondstof- en energieverbruik, hernieuwbare energie en energieefficiëntie; wijst erop dat ook het toekennen van „tax credits” (korting op de te betalen belasting) voor activiteiten inzake innovatie, onderzoek en ontwikkeling een positieve weerslag zou hebben;

    41.

    herinnert eraan dat een efficiënt gebruik van hulpbronnen tot doel moet hebben de EU te helpen haar technische prestaties te verbeteren, zodat er in de gehele waardeketen (mijnbouw, verwerking, verfijning, recyclage) meer uit grondstoffen kan worden gehaald;

    42.

    verzoekt de Commissie te onderzoeken hoe het efficiënt gebruik van hulpbronnen in de Europese mijnbouw en verwerkende industrie kan worden bevorderd, ten einde het concurrentievermogen en de duurzaamheid te verbeteren door onder andere de promotie van nieuwe technologieën en de versterking van de productie van nevenproducten naast onedele metalen;

    43.

    dringt er bij de lidstaten op aan de oprichting van centra voor innovatietechnologieën te overwegen om de terugwinning, de recycling en het hergebruik van bruikbare bestanddelen van mijnbouwafval te bevorderen en om het eenvoudiger te maken de afvalproducten van mijnbouw, die op verschillende manieren worden opgeslagen, vervolgens te gebruiken in de bouw, en deze soorten afvalvoorraden op een milieuvriendelijke, veilige manier te behandelen;

    44.

    vestigt de aandacht op de behoefte aan productsubstitutie die het energie- en materiaalverslindende consumptiemodel verandert bij verwezenlijking van dezelfde gebruiksdoeleinden en tevens op de behoefte aan grondstoffen- of materiaalsubstitutie die gepaard gaat met een lager energieverbruik bij het productieproces;

    45.

    dringt bij de Commissie aan op onderzoek naar de gevolgen van een belasting op hulpbronnen en onbewerkte grondstoffen en met name naar eventuele neveneffecten zoals niet-duurzame vervanging, belastingontduiking of een verschuiving van economische activiteiten naar derde landen;

    46.

    benadrukt het belang van opleiding en vaardigheden; nodigt de Commissie en de lidstaten uit een directe dialoog aan te gaan met de sociale partners, de academische wereld en het bedrijfsleven; nodigt de Commissie en de lidstaten uit om, in samenwerking met het bedrijfsleven en de academische wereld, een efficiënt gebruik van hulpbronnen te ondersteunen via speciale universiteitsprogramma's en studiebeurzen; blijft in deze context uitwisselingsprogramma's op dit gebied ondersteunen, zoals het mineralen- en milieuprogramma van Erasmus Mundus;

    47.

    onderstreept de noodzaak tot investeringen in hergebruik van grondstoffen en zeldzame aardmetalen, aangezien mijnbouw, raffinage en hergebruik van zeldzame aardmetalen zonder passend beheer ingrijpende gevolgen hebben voor het milieu;

    Natuurlijk kapitaal en ecosysteemdiensten

    48.

    benadrukt dat biodiversiteit essentieel is voor het menselijk leven en het welzijn van de samenlevingen, zowel direct als indirect via de ecosysteemdiensten die zij verleent; verwelkomt en steunt de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020, met inbegrip van alle doelstellingen en maatregelen ervan; benadrukt het belang van het mainstreamen van bescherming van de biodiversiteit, ook in het kader van een hulpbronnenefficiënt Europa;

    49.

    is derhalve verheugd over het feit dat speciale maatregelen zijn opgesteld om invasieve soorten in te perken en dringt erop aan deze maatregelen onverwijld ten uitvoer te leggen;

    50.

    benadrukt het belang van water als natuurlijke hulpbron die van vitaal belang is voor zowel de mens als ecosystemen; wijst er nogmaals op dat de beschikbaarheid en kwaliteit van veilige watervoorraden onder toenemende druk staan als gevolg van ontbossing, verstedelijking, bevolkingsgroei, economische groei en klimaatverandering; benadrukt de noodzaak van een geïntegreerde benadering op meerdere niveaus ten aanzien van het beheer van onze watervoorraden en wijst met klem op de rol van lokale en regionale autoriteiten in het kader van het vlaggenschipinitiatief voor een hulpbronnenefficiënt Europa;

    51.

    dringt er bij de Commissie tevens op aan om tevens de kosten van de milieuschade ten gevolge van het landbouw- en visserijbeleid van de EU te becijferen en bekend te maken;

    52.

    roept de Commissie op om gebruik te maken van beste praktijken op het gebied van hulpbronnenefficiëntie teneinde passende criteria op te stellen en proefprojecten te starten met verschillende grondstoffen, bijvoorbeeld op het gebied van fosfor, om bijna 100 % hergebruik vóór 2020 te bereiken en hun gebruik en recyclage te optimaliseren; benadrukt dat dergelijke proefprojecten directe financiering van de Unie dienen te ontvangen;

    53.

    is van mening dat de Europese hulpbronnen op meer strategische en milieuvriendelijke wijze moeten worden beheerd; is van mening dat er meer inspanningen moeten worden geleverd om de bestaande hulpbronnen in de EU, met name mineralen, metalen en hout, alsmede energiebronnen, zoals fossiele brandstoffen, te beheren; benadrukt het potentieel van de EU om in haar eigen behoefte aan grondstoffen te voorzien, en vraagt dat de EU minder afhankelijk wordt van ingevoerde grondstoffen die met ecologisch niet-duurzame methodes worden geproduceerd;

    54.

    is van mening dat de industrieën van de EU-landen zich meer moeten baseren op het verbruik van de eigen grondstoffen; wijst erop dat het beheer van de eigen hulpbronnen roofbouw moet voorkomen;

    55.

    benadrukt het belang van duurzame landbouw, die leidt tot het verminderen van ingevoerd landgebruik en beperking van de koolstofvoetafdruk (carbon footprint) van Europa;

    56.

    gelooft dat de bewustwording onder consumenten een cruciale rol speelt bij de verbetering van hulpbronnenefficiëntie in de voedselconsumptie en ondersteunt initiatieven op lokaal, nationaal en EU-niveau om duurzamere voedselconsumptiepatronen te bevorderen;

    57.

    vestigt de aandacht op de rol van hernieuwbare natuurlijke hulpbronnen, zoals bossen, voor het efficiënte gebruik van de hulpbronnen; verzoekt de Commissie om het gebruik van hernieuwbare, biologische, recycleerbare en milieuvriendelijke grondstoffen en andere stoffen te stimuleren; wijst er met name op dat de aanwending van koolstofarme hernieuwbare grondstoffen, zoals hout, in de bouw tot een efficiënt gebruik van hulpbronnen leidt;

    58.

    benadrukt dat het noodzakelijk is de bossen in de EU beter te beschermen en de daarvoor beschikbare middelen om risico's te beperken beter aan te wenden, gelet op het belang van bosbestanden als natuurlijk kapitaal en de milieuvriendelijkheid van hout als grondstof; vraagt om financiële instrumenten voor de financiering van maatregelen ter preventie van bosbranden en parasieten; nodigt de Commissie uit samen met de houtindustrie de mogelijkheden te onderzoeken voor concrete acties gericht op duurzame exploitatie van bossen, onder andere door proefprojecten; moedigt aan tot een beter gebruik van de bestaande maatregelen op het gebied van bosbeheer in het kader van het verschillende EU-beleid, teneinde de economische waarde van bossen te vergroten en te zorgen voor een betere beschikbaarheid van hout als grondstof, bijvoorbeeld door middel van herbeplanting zoals opgenomen in de programma's voor plattelandsontwikkeling;

    59.

    benadrukt dat het verlies van nutriënten aan het milieu als gevolg van de landbouwproductie ernstige externe schade toebrengt aan ecosystemen, de volksgezondheid en het klimaat; dringt er bij de Commissie op aan moderne technieken voor nutriëntenbeheer te introduceren teneinde het verlies van nutriënten bij intensievere productie te beperken;

    60.

    wijst erop dat het GVB-hervormingspakket een kernelement vormt van het vlaggenschipinitiatief „Efficiënt gebruik van hulpbronnen”; is van oordeel dat een maximum duurzame opbrengst, het voorkomen van het overboord zetten van vis, schonere en efficiëntere motoren, selectiever vistuig, gelijke uitgangspunten voor iedereen in internationaal verband en overcapaciteit van de vloot punten zijn die aanpak vereisen ten behoeve van een visserij- en aquacultuursector die in milieuopzicht en economisch gezien gezond is; benadrukt voorts het maatschappelijke en economische belang van kleinschalige kustvloten;

    Governance en monitoring

    61.

    verzoekt de Commissie dringend om in samenspraak met alle voornaamste belanghebbenden krachtige en eenvoudig te begrijpen indicatoren vast te stellen, bij voorbeeld voor de bodemvoetafdruk, watervoetafdruk, grondstoffenvoetafdruk en koolstofvoetafdruk, om de voortgang met betrekking tot de streefdoelen te meten; deze indicatoren dienen gebaseerd te zijn op geïntegreerde boekhoudinstrumenten en op consistente, algemeen aanvaarde en wetenschappelijk onderbouwde methodologiën en moeten expliciet worden omschreven zodat ze in de gehele EU zowel op de beleidsvorming als in de private sector zijn toe te passen; verder dienen ze rekening te houden met de volledige levenscyclusimpact en moeten ze de hulpbronnen die de economie binnenkomen, meten, zodat alle aspecten van hulpbronnenschaarste en afhankelijkheid aandacht krijgen en aldus verborgen stromen worden geïntegreerd; waarschuwt dat de indicator met betrekking tot de productiviteit van hulpbronnen niet de vereiste informatie levert;

    62.

    wijst opnieuw op het belang van een pakket van samenhangende, meetbare en duidelijke doelstellingen per sector, met inbegrip van een algehele doelstelling, om de visie en mijlpalen van het stappenplan te implementeren; erkent het complexe karakter van de kwestie en de in dit verband vereiste solide wetenschappelijke basis; roept de Commissie op om op deze basis met een concreet voorstel te komen voor dergelijke doelstellingen voor de EU en de lidstaten en wel uiterlijk binnen een jaar na vaststelling van de desbetreffende indicatoren om te verzekeren dat al het EU-beleid overeenkomt met de gestelde doelen; denkt dat de mijlpalen die in het stappenplan staan, gezien moeten worden als doelstellingen totdat meer getailleerde doelen zijn vastgesteld; roept de lidstaten op om overeenkomstige doelen in hun eigen hulpbronnenefficiëntiestrategieën te integreren;

    63.

    onderstreept dat specifieke indicatoren voor hulpbronnenefficiëntie cruciaal zijn op alle beleidsgebieden en roept de Commissie op om indicatoren voor hulpbronnenefficiëntie in al haar impactbepalingen te integreren; is bovendien van oordeel dat ook een controle van het concurrentievermogen, zoals gepland in de mededeling van de Commissie COM(2010)0614, een verplicht onderdeel van elke effectbeoordeling zou moeten zijn;

    64.

    dringt er bij de Commissie op aan de volledige tenuitvoerlegging van de bestaande wetgeving af te dwingen, met name voor wat betreft de wetgeving op het gebied van water, zodat alle kansen zo volledig mogelijk worden benut;

    65.

    is verheugd over de EU-richtlijn inzake brandstofkwaliteit als een belangrijke stap in een levenscyclusbenadering van hulpbronnenconsumptie en dringt erop aan dat bij de implementatie van de richtlijn leveranciers een aparte standaardwaarde toepassen voor teerzand;

    66.

    is van mening dat het 7e MAP moet voorzien in het juiste beleidskader om de visie, de mijlpalen en de streefdoelen van het stappenplan op weg naar een hulpbronnenefficiënt Europa te verwezenlijken;

    67.

    verzoekt de Commissie al het EU-beleid te door te lichten en onder meer de nationale actieplannen voor hernieuwbare energie en het gemeenschappelijk landbouwbeleid te beoordelen vanuit het oogpunt van hun effect op grondstoffenefficiëntie;

    68.

    is van oordeel dat een hulpbronnenefficiënt Europa een passend kader is voor het scheppen van groene banen voor iedereen, zonder discriminatie;

    69.

    meent dat een efficiënt gebruik van hulpbronnen vaak wordt belemmerd door omslachtige administratieve procedures; doet een beroep op de Commissie om de vergunningsprocedures te vereenvoudigen teneinde de optimale invoering van een efficiënt gebruik van hulpbronnen mogelijk te maken; is in dit verband ingenomen met het initiatief van de Commissie inzake de transparantierichtlijn;

    70.

    doet een beroep op de Commissie en de lidstaten om de voorlichting van het publiek en onderwijsprogramma's te ontwikkelen, die erop gericht zijn het gebruik van producten die met gebruikmaking van gerecycleerde afvalstoffen zijn vervaardigd, te vergroten;

    71.

    dringt erop aan dat actie wordt ondernomen om ervoor te zorgen dat wordt verzekerd dat een zo efficiënt mogelijk gebruik van de hulpbronnen een centrale plaats krijgt in het regionaal beleid; benadrukt dat een efficiënt gebruik van hulpbronnen op regionaal en lokaal niveau moet worden benaderd – waarbij rekening moet worden gehouden met het potentieel, de handicaps en verschillen in ontwikkelingsniveau tussen de Europese regio's; en acht het noodzakelijk dat de lokale en regionale autoriteiten hun maatregelen op het gebied van hulpbronnenefficiëntie afstemmen op de Europa 2020-strategie;

    Internationale dimensie

    72.

    beschouwt het efficiënte en duurzame gebruik en toewijzing van hulpbronnen als een centraal onderdeel van het industrieel beleid van de Unie, dat ook ten grondslag zou moeten liggen aan de huidige en toekomstige externe betrekkingen van de Unie; meent in dat opzicht dat de handel in milieugoederen en -diensten een instrument voor duurzame economische en sociale ontwikkeling vormt, met gunstige gevolgen voor zowel de handel als het milieu;

    73.

    wijst erop dat een billijk, open en niet-discriminerend multilateraal handelssysteem en milieubescherming een wederzijds ondersteunende rol moeten spelen en plaatselijke gemeenschappen ten goede moeten komen, op voorwaarde dat multilaterale handelsregelingen hervormd worden om beter op milieu-uitdagingen en elementaire menselijke behoeften te kunnen reageren;

    74.

    verzoekt de Commissie de problematiek gerelateerd aan ruwe materialen, zoals a) de exportlimieten en b) investeringsaspecten, op een hoger niveau te integreren in huidige en toekomstige onderhandelingen uitgevoerd door de EU op een bilaterale en multilaterale basis;

    75.

    benadrukt dat een billijke openstelling van de wereldmarkten voor milieugoederen en -diensten, in combinatie met bevordering van duurzaam consumeren, tot meer exportmogelijkheden, nieuwe banen in het kader van de verspreiding van groene technologieën, en innovatie en concurrentievermogen leidt, alsmede tot een verlaging van de prijzen, een verhoging van de kwaliteit en een betere keuze voor consumenten;

    76.

    bemerkt de tijdens de onderhandelingen van de Doha-ronde van de Wereldhandelsorganisatie verrichte werkzaamheden voor de vermindering of opheffing van tarifaire en niet-tarifaire belemmeringen voor de handel in milieugoederen en -diensten, en moedigt de partijen ten zeerste aan om - los van de toekomst van de Doha-ronde - te blijven werken aan een duidelijke definitie van milieugoederen en -diensten, inclusief maatschappelijk verantwoord ondernemen, EU-milieunormen en beginselen van eerlijke handel;

    77.

    bevestigt dat in alle huidige bilaterale en regionale Europese handelsovereenkomsten een ambitieus hoofdstuk over duurzaamheid moet worden opgenomen, zoals in de meest recentelijk gesloten vrijhandelsovereenkomsten van de Europese Unie met de Republiek Korea, Colombia, Peru en Centraal-Amerika; is van oordeel dat de hoofdstukken betreffende sociale en milieuduurzaamheid op gelijke voet moeten worden geplaatst met de commerciële aspecten van de overeenkomst en verzoekt de Commissie in dit verband deze hoofdstukken onder de geschilbeslechtingsbepalingen van toekomstige vrijhandelsovereenkomsten te laten vallen;

    78.

    is van mening dat het opnemen van tariefpreferenties voor milieugoederen en -diensten die op sociaal verantwoorde manier geproduceerd worden in het stelsel van algemene preferenties toegevoegde waarde kan opleveren voor de handelsbetrekkingen tussen de EU en ontwikkelingslanden en de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie, alsook de doelstellingen van de Unie op klimaat- en energiegebied op de lange termijn verder kan bevorderen;

    79.

    is van mening dat, in het kader van en in aanloop naar de Rio+20-conferentie, een nieuw en versterkt debat nodig is over de efficiëntie van het facultatieve karakter van het maatschappelijk verantwoord ondernemen, waaraan alle VN-lidstaten, het maatschappelijk middenveld en vakbonden meedoen;

    80.

    benadrukt dat EU-eco-innovatie betere hulpbronnenefficiëntie buiten onze grenzen stimuleert, en zodoende de exploitatie van mondiale grondstoffen vermindert; verzoekt lidstaten daarom dringend om hun nationale hulpbronnenefficiëntiestrategieën te verstevigen en hun kennis op een mondiaal forum als de Rio+20-top te delen; is van oordeel dat de snel groeiende wereldwijde consumptie en de slinkende grondstofvoorraden investeringen in de mondiale hulpbronnenefficiëntie vergen;

    81.

    benadrukt dat de aankomende Rio+20-top een belangrijk forum kan zijn om de problematiek van het efficiënt gebruik van hulpbronnen en duurzame ontwikkeling te bespreken; is van mening dat een nieuwe reeks doelstellingen voor duurzame ontwikkeling de gaten in de millenniumdoelstellingen zou kunnen dichten en als globaal project een sterke opvolger zou kunnen worden die de onlosmakelijk verbonden link tussen het milieu en iedere dimensie van ontwikkeling erkent; dringt er bij de EU en haar lidstaten op aan om een doorslaggevende en positieve rol te spelen op deze conferentie om de uitdagingen van het opzetten van een inclusieve en groene economie op een globaal niveau aan te gaan;

    *

    * *

    82.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, en aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.


    (1)  Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0364.

    (2)  Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0014.


    Top