Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012AE2041

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake de volledige risico- en veiligheidsevaluatie ( „stresstests” ) van kerncentrales in de Europese Unie (COM(2012) 571 final)

    PB C 44 van 15.2.2013, p. 140–146 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    15.2.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 44/140


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake de volledige risico- en veiligheidsevaluatie („stresstests”) van kerncentrales in de Europese Unie

    (COM(2012) 571 final)

    2013/C 44/25

    Algemeen rapporteur: de heer MORDANT

    De Europese Commissie heeft op 12 oktober 2012 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) te raadplegen over de

    Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake de volledige risico- en veiligheidsevaluatie („stresstests”) van kerncentrales in de Europese Unie

    COM(2012) 571 final.

    Het bureau van het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 17 september 2012 besloten de afdeling Vervoer, Energie, Infrastructuur en Informatiemaatschappij met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden te belasten.

    Het EESC heeft, gelet op het spoedeisende karakter van de werkzaamheden (artikel 59 van het reglement van orde), tijdens zijn op 12 en 13 december 2012 gehouden 485e zitting (vergadering van 13 december) besloten de heer MORDANT aan te wijzen als algemeen rapporteur, en heeft vervolgens onderstaand advies met 98 stemmen vóór, bij 6 onthoudingen, goedgekeurd.

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is van mening dat alle risico's van kerncentrales (waaronder de externe risico's voor bevolking, milieu en economie) in aanmerking moeten worden genomen, hoewel het risicobeheer voornamelijk wordt bepaald door de robuustheid van de centrales.

    1.2

    Het is absoluut nodig om per kerncentrale te anticiperen op incidenten door personeel te trainen, omwonenden voor te lichten, hen te raadplegen, hen te laten meewerken aan het opstellen van veiligheidsvoorschriften en te profiteren van hun kennis van de omgeving, en zelfs door voorbereidingen te treffen voor de afhandeling van incidenten (dus als deze zich al hebben voorgedaan; dit impliceert een langetermijnaanpak).

    1.3

    Het EESC moedigt de Europese Commissie aan werk te maken van haar voornemen om de richtlijn Nucleaire veiligheid grondig te herzien. Het roept haar op daarbij niet alleen te kijken naar technische, maar ook naar menselijke aspecten (gezondheid, stress, psychische problemen, angst enz. onder werknemers en burgers).

    1.4

    Niet alle lidstaten beschikken over een onafhankelijke veiligheidsautoriteit met regelgevende bevoegdheden. Ook ontbreekt het aan een gemeenschappelijke benadering van de regelgeving inzake nucleaire veiligheid. Daarom pleit het EESC ervoor om via de richtlijn te zorgen voor harmonisatie.

    1.5

    Voor publieksvoorlichting en inspraak van burgers t.a.v. nucleaire kwesties zou kunnen worden uitgegaan van het Verdrag van Aarhus, dat voorziet in informatie, inspraak/overleg en toegang tot de rechter en is ondertekend door de EU en de lidstaten.

    1.6

    De EU zou n.a.v. de stresstests en de aanbevelingen van de Commissie monitorings- en verificatiemechanismen moeten introduceren met onder meer de verplichting voor de lidstaten om periodieke verslagen op Europees niveau voor te leggen.

    1.7

    Het EESC wijst op de betekenis van de in de mededeling bepleite nauwe samenwerking en informatie-uitwisseling tussen exploitanten, verkopers, nationale autoriteiten en Europese instellingen. Daarbij zouden ook de burgers en het personeel en zijn vertegenwoordigers moeten worden betrokken. Dat is des te belangrijker in grensgebieden, waar procedures moeten worden geharmoniseerd.

    1.8

    In ongevalsscenario's moet absoluut worden ingegaan op het stilvallen van alle reactoren van een centrale doordat koeling en stroomvoorziening gelijktijdig worden onderbroken. Ook zouden de procedures moeten worden herzien waarbij de voeding van een defecte reactor wordt geleverd door een andere reactor van dezelfde centrale, zou de noodapparatuur moeten worden doorgelicht (buitenverlichting zodat het personeel zich kan verplaatsen, noodaggregaten) en zou de watertoevoer naar de opslagbassins voor gebruikte splijtstofelementen moeten worden verbeterd.

    1.9

    Omdat er in de nabije toekomst op geen enkele andere manier voldoende koolstofarme basislastelektriciteit zal kunnen worden opgewekt, moet kernenergie integraal deel blijven uitmaken van de energiemix van de EU, zonder dat de elektriciteitsvoorziening in gevaar mag komen als gevolg van technische storingen of ongevallen. Derhalve dringt het EESC er bij de Commissie op aan onderzoek te stimuleren naar de organisatorische en menselijke factoren, want dat zijn de hoekstenen van nucleaire veiligheid en beveiliging.

    1.10

    Het EESC steunt het voornemen van de Commissie om wetgeving voor te stellen op het gebied van nucleaire verzekering en aansprakelijkheid. Momenteel worden de risico's niet daadwerkelijk gedekt. Het EESC vindt dat in het bijzonder de sociale, economische en milieuaspecten gedekt moeten worden met behulp van fondsen die door de Europese producenten van kernenergie moeten worden opgericht. Anders dreigen eventuele slachtoffers onvoldoende te worden beschermd en zelfs nauwelijks te worden vergoed.

    1.11

    Het EESC maakt zich zorgen over het veelvuldige beroep dat wordt gedaan op onderaannemers (bij wie soms wel 80 % van het personeel in dienst is) zonder dat de invloed daarvan op de veiligheid echt is onderzocht. Door deze manier van werken gaat kennis verloren en is het personeel niet voldoende op zijn taak berekend. Meer aandacht zou moeten worden geschonken aan scholing van het personeel dat in de centrales werkzaam is.

    1.12

    De levensduur van kerncentrales komt niet aan bod, maar ook die is van invloed op de veiligheid. Volgens het EESC is levensduur een allesbepalende factor als wordt gesproken over de veiligheid van installaties, de eventuele vervanging daarvan door nieuwe centrales en over een planning voor die vervanging (waarvan meteen werk zou moeten worden gemaakt). Nationale regelgevende instanties zouden verlenging van de levensduur alleen mogen toestaan op basis van internationaal aanvaarde beste praktijken.

    1.13

    De Commissie zou voor de gehele EU een geharmoniseerd preventieprogramma moeten opzetten om bij ernstige incidenten aantasting van de schildklier bij de getroffen burgers te voorkomen door hen stabiel jodium te laten slikken. Naar aanleiding van de lessen die zijn getrokken uit het Fukushima-ongeval zouden de evacuatiegebieden rond dichtbevolkte Europese locaties tot 20 à 30 km moeten worden uitgebreid.

    2.   Inleiding

    2.1

    Het ongeval in de kerncentrale van Fukushima (11 maart 2011) heeft geleid tot inspanningen om de veiligheid van kerninstallaties in Europa en wereldwijd te evalueren. De EU telt 145 kernreactoren, waarvan er 13 stilliggen of worden ontmanteld. In totaal zijn er 132 reactoren in bedrijf verspreid over 58 locaties (die zich soms niet ver van landsgrenzen bevinden). Hoewel zich in de EU geen enkel vergelijkbaar ongeval heeft voorgedaan, is het nodig om alle mechanismen door te lichten die een zo hoog mogelijk niveau van veiligheid, beveiliging en stralingsbescherming moeten garanderen. Van de buurlanden van de EU hebben Zwitserland en Oekraïne meegedaan aan de stresstests.

    2.2

    De Europese Raad concludeerde al in maart 2011 dat „aan de hand van een volledige en transparante risico- en veiligheidsevaluatie („stresstest”) de veiligheid van alle kerncentrales in de EU dient te worden onderzocht”. Naar aanleiding daarvan is in alle Europese landen een uit drie fasen bestaand evaluatieproces in gang gezet:

    zelfbeoordelingen door de exploitanten van de kerncentrales;

    analyse van deze zelfbeoordelingen door de nationale veiligheidsautoriteiten;

    onderzoek van de nationale rapporten op basis van peer review onder leiding van nationale deskundigen en de Europese Commissie (januari-april 2012).

    Alle deelnemende lidstaten hebben hun voortgangs- en eindrapporten binnen de overeengekomen termijnen aan de Commissie voorgelegd (COM(2011) 784 final).

    2.3

    Voorts heeft de Europese Raad de Commissie verzocht om de buurlanden van de EU ertoe uit te nodigen deel te nemen aan het stresstestproces, en om voor de EU „de bestaande wet- en regelgeving inzake de veiligheid van kerninstallaties opnieuw [te] bezien en waar nodig vóór eind 2011 verbeteringen voor [te] stellen”. Er zij op gewezen dat deze hele veiligheidsevaluatie alleen kon worden uitgevoerd omdat de Europese Raad daartoe aan de Commissie een mandaat had gegeven.

    3.   Samenvatting van de Commissiemededeling

    3.1

    In het eindverslag wordt geconstateerd dat in het algemeen strenge veiligheidsnormen gelden voor de kerncentrales in Europa, maar worden voor vrijwel alle centrales verbeteringen aanbevolen t.a.v. uiteenlopende veiligheidsaspecten.

    3.2

    De nationale veiligheidsautoriteiten kwamen desondanks tot de conclusie dat geen enkele centrale hoeft te worden gesloten.

    3.3

    Uit de stresstests is gebleken dat de door de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA) aangeprezen veiligheidsnormen en de beste internationale praktijken niet door alle lidstaten volledig worden toegepast.

    3.4

    De Commissie zal de uitvoering van de aanbevelingen op de voet volgen en tegelijkertijd bindende maatregelen voorstellen om de nucleaire veiligheid in Europa nog verder te verbeteren.

    3.5

    De stresstests hebben veel aanbevelingen opgeleverd voor specifieke technische verbeteringen in de centrales. Ook bleek uit de tests dat internationale normen en praktijken niet systematisch worden toegepast. Verder moet lering worden getrokken uit Fukushima, met name wat betreft de met aardbevingen en overstromingen verband houdend risico's, de beschikbaarheid en het gebruik van seismische instrumenten ter plaatse, de installatie van Containment Filtered Venting-systemen (gefilterde systemen voor de ontluchting van de insluiting), de installatie van speciale apparatuur om zeer snel te kunnen ingrijpen bij ongevallen, en de beschikbaarheid van een noodcontrolekamer op een andere locatie dan de centrale.

    3.6

    De nationale veiligheidsautoriteiten zullen nationale actieplannen met tenuitvoerleggingstijdschema's uitwerken en vóór eind 2012 beschikbaar stellen. De Commissie is voornemens om in volledige samenwerking met de nationale veiligheidsautoriteiten in juni 2014 verslag uit te brengen over de uitvoering van de op basis van de stresstests gedane aanbevelingen.

    3.7

    De Commissie heeft het van kracht zijnde Europese wettelijk kader op het gebied van nucleaire veiligheid tegen het licht gehouden en zal begin 2013 met een voorstel komen voor herziening van de richtlijn Nucleaire veiligheid. De op handen zijnde wijzigingen hebben voornamelijk betrekking op veiligheidseisen, rol, onafhankelijkheid en bevoegdheden van de nationale veiligheidsautoriteiten, transparantie en follow-up.

    3.8

    Daarop zullen andere voorstellen volgen inzake nucleaire verzekering en aansprakelijkheid en de maximaal toegestane niveaus van radioactieve besmetting in voedingsmiddelen en diervoer. Tijdens het stresstestproces bleek ook dat er verdere werkzaamheden nodig zijn op het vlak van nucleaire beveiliging (d.w.z. het voorkomen van kwaadwillige daden), waarvoor de lidstaten in de eerste plaats verantwoordelijk zijn.

    4.   Algemene opmerkingen

    4.1

    In de stresstests is veel energie en geld gestoken en de uitvoering ervan is goed verlopen. Tijdens het stresstestproces hebben de 14 EU-lidstaten met kernreactoren „op basis van vrijwilligheid” aan evaluaties deelgenomen, wat een belangrijke stap is op weg naar de invoering van gemeenschappelijke veiligheids- en beveiligingsregels. De uitgevoerde evaluaties zijn echter gebaseerd op zelfbeoordelingen door de exploitanten, die werden gevolgd door analyses daarvan door de nationale veiligheidsautoriteiten en peer review. De EU zou n.a.v. de stresstests en de aanbevelingen van de Commissie monitorings- en verificatiemechanismen moeten introduceren.

    4.2   Opmerkingen over het wettelijk kader

    4.2.1

    Ondanks het bestaan van de richtlijn Nucleaire veiligheid houden de lidstaten er geen gemeenschappelijke benadering van de regelgeving inzake nucleaire veiligheid en beveiliging op na. Daarom zou de herziening van deze richtlijn moeten leiden tot meer gedetailleerde regels ter zake. Op de toepassing daarvan zou grondig moeten worden toegezien en de desbetreffende inbreukprocedure zou strikt moeten worden nageleefd.

    4.2.2

    Herziening van de richtlijn inzake nucleaire veiligheid. Twee lidstaten, Polen en Portugal, hebben de richtlijn Nucleaire veiligheid nog niet volledig omgezet (de deadline was 22 juli 2011; Richtlijn 2009/71/Euratom van de Raad van 25 juni 2009 tot vaststelling van een communautair kader voor de nucleaire veiligheid van kerninstallaties). „Het is van cruciaal belang te waarborgen dat de lessen van het Fukushima-ongeval en de conclusies van de stresstests in de EU naar behoren en op samenhangende wijze ten uitvoer worden gelegd en worden verwerkt in het wetgevingskader” (COM(2012) 571 final). Het EESC staat achter de aan de gang zijnde herziening van de richtlijn en pleit met name voor meer controle door de EU. Die herziening zou zich echter niet mogen beperken tot de technische aspecten die onderwerp waren van de stresstests. Nucleaire veiligheid is ook mensenwerk (dus ook een zaak van burgers, werknemers en hun vertegenwoordigers). Het zou nuttig zijn om de bepalingen uit de richtlijn Nucleaire veiligheid inzake transparantie en ten minste inzake inspraak van burgers te baseren op het Verdrag van Aarhus, dat is ondertekend door de EU en vrijwel alle lidstaten.

    4.2.3

    Gewezen dient te worden op de noodzaak om de regels van de lidstaten inzake stralingsbescherming en locatie-externe voorbereiding op noodsituaties te harmoniseren: „Bij 47 kerncentrales met samen 111 kernreactoren in de EU leven er meer dan 100 000 inwoners binnen een cirkel van 30 km. Dit toont aan dat locatie-externe preventieve maatregelen van primordiaal belang zijn. De verantwoordelijkheid voor dergelijke maatregelen ligt zowel bij verscheidene nationale als bij regionale en lokale autoriteiten” (COM(2012) 571 final). Het EESC staat dan ook volledig achter de herziening van de EU-wetgeving ter zake en pleit voor de broodnodige inspraak van omwonenden.

    4.2.4

    Nucleaire verzekering en aansprakelijkheid. Deze zaken zijn niet op Europees niveau geregeld, maar „overeenkomstig artikel 98 van het Euratom-Verdrag moet de Raad echter richtlijnen met bindende maatregelen op dit gebied vaststellen. De Commissie zal derhalve op basis van een effectbeoordeling analyseren in welke mate de situatie van potentiële slachtoffers van nucleaire ongevallen in Europa moet worden verbeterd binnen de grenzen van de EU-bevoegdheid” (COM(2012) 571 final). De Commissie is voornemens om wetgeving voor te stellen op dit gebied. Het EESC juicht dat toe, want momenteel dekken de verzekeringen de risico's onvoldoende. De nieuwe wetgeving zou er in het bijzonder voor moeten zorgen dat de sociale, economische en milieuaspecten worden gedekt alsook de vergoeding „in laatste instantie”, waarvoor momenteel de lidstaten nog steeds verantwoordelijk zijn.

    4.2.5

    Herziening van de wetgeving op het gebied van voedingsmiddelen en diervoer.De bij de ongevallen van Fukushima en Tsjernobyl opgedane ervaring heeft aangetoond dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen instrumenten die de invoering van voedsel uit derde landen reguleren en die welke gericht zijn op het in de handel brengen van voedsel in het geval van een ongeval binnen de EU” (COM(2012) 571 final). Er is dus aanleiding de desbetreffende wetgeving te herzien.

    4.3

    In de specificaties van de stresstests was aangegeven waarop de evaluaties betrekking moesten hebben, maar niet wat niet geanalyseerd hoefde te worden. Gezwegen werd over veroudering van kerncentrales en gevolgen van verlengingen van de levensduur daarvan, veiligheidscultuur en onafhankelijkheid, normen en een coherente aanpak van de nationale regulerende autoriteiten. Deze factoren zijn dan ook niet geëvalueerd. Toch hebben ten minste enkele daarvan naar alle waarschijnlijkheid bijgedragen aan de omvang en de impact van de ramp in Fukushima, de oorspronkelijke reden van de stresstests.

    4.4

    In het licht hiervan kan het EESC zich alleen maar scharen achter het voorstel om het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek in te schakelen en een permanent Europees laboratorium voor nucleaire veiligheid op te richten, maar dan nog zal er slechts sprake zijn van technische analyses. Het EESC wijst er eens te meer op dat speciaal op nucleaire activiteiten toegesneden opleidingen van hoog niveau moeten worden opgezet. Bovendien moet er een bevoegde administratieve autoriteit voor nucleaire veiligheid in Europa komen, naast de autoriteiten voor stralingsbescherming en de controle op de nucleaire proliferatie.

    4.5

    Ook zou aandacht moeten worden geschonken aan scholing van het personeel dat in de centrales werkzaam is. In sommigen landen wordt vrij stelselmatig een beroep gedaan op onderaannemers zonder dat de invloed daarvan op de veiligheid echt is onderzocht. Door deze manier van werken gaat kennis verloren, waardoor het personeel onvoldoende op zijn taak is berekend.

    4.6

    Intensivering van de internationale samenwerking en verbetering van het wettelijk kader voor nucleaire veiligheid.De meeste landen die deelnamen aan de werkzaamheden van deze werkgroep hebben onderstreept dat het noodzakelijk is de IAEA-veiligheidsnormen na te leven, de onafhankelijkheid en doeltreffendheid van de regulatoren te waarborgen, intensief gebruik te maken van peer reviews en een grotere openheid en transparantie te betrachten” (COM(2012) 571 final). De concepten onafhankelijkheid, transparantie en openheid gaan hand in hand met het delen en aanscherpen van regels, maar de vraag blijft of dat voldoende is als die regels niet worden nageleefd.

    5.   Specifieke opmerkingen

    5.1   Transparantie

    5.1.1

    De drie pijlers van het Verdrag van Aarhus – overleg, inspraak en toegang tot de rechter – komen tijdens het traject van een stresstest niet aan de orde. Alleen het onderwerp transparantie krijgt enige aandacht. Voor de veiligheid en beveiliging van kerncentrales zijn burgers echter ook van essentiële betekenis. Gezien het belang van wat er speelt, valt de mate waarin burgers bij een en ander betrokken worden echter tegen. Er waren dan ook wel de nodige obstakels. Zo waren de termijnen om de verschillende onderwerpen te bestuderen zeer kort. Tijdens openbare bijeenkomsten konden bovendien niet altijd tolken aanwezig zijn, terwijl diverse verenigingen om financiële redenen verstek moesten laten gaan. Niettemin was er wel van enige transparantie sprake: van de rapporten van bepaalde organisaties van het maatschappelijk middenveld is een zeer gedetailleerde analyse gemaakt.

    5.1.2

    Het feit dat er incidenten in kerncentrales voorkomen, zelfs in lidstaten met voor het overige een goede veiligheidsreputatie, bevestigt dat op gezette tijden grondige veiligheidsbeoordelingen, alsook evaluaties van de operationele ervaring, vereist zijn en dat het daarenboven noodzakelijk is nauw samen te werken en informatie uit te wisselen tussen exploitanten, verkopers, regelgevers en Europese instellingen, zoals het door het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (JCR) van de Commissie geleide Europese Clearinghouse of Operating Experience (Uitwisselingscentrum voor operationele ervaring).” De uitwisseling van informatie mag niet beperkt blijven tot „exploitanten, verkopers, regelgevers en Europese instellingen” (COM(2012) 571 final). EU-burgers moeten hierbij worden betrokken. Dat is tenslotte een van de pijlers (informatie, overleg/inspraak, toegang tot de rechter) van het Verdrag van Aarhus.

    In Frankrijk zijn er bijvoorbeeld drie instanties om de burger in dezen bij te staan: het Haut comité pour la transparence et l’information sur la sécurité nucléaire (HCTISN), de Commissions locales d’information (CLI) en de Association nationale des comités et commissions locales d’information (ANCCLI) (wet van juni 2006). Deze instanties worden ingeschakeld bij de „évaluations complémentaires de sûreté” (aanvullende veiligheidsevaluaties). Het HCTISN heeft de veiligheidsvoorwaarden helpen opstellen en laat een werkgroep kerncentrales bezoeken om na te gaan hoe het met de arbeidsomstandigheden van het personeel staat. De CLI et de ANCCLI hebben met hun analyses van de rapporten van exploitanten bijgedragen aan het verslag van de Franse Autorité de Sureté Nucleaire.

    Wat incidenten betreft: deze instanties hebben inzage in de inspectieverslagen en de antwoorden hierop van exploitanten. De mogelijkheden die in Frankrijk op dit vlak bestaan leren dat het gemakkelijker is om constructief met het publiek te overleggen als het wordt betrokken bij de analyse van incidenten.

    5.2

    De Commissie maakt een belangrijke opmerking: „De nationale regulerende instanties hebben uit de stresstests geconcludeerd dat er geen technische redenen zijn om enige kerncentrale in Europa stil te leggen en hebben op basis van de tests een reeks goede praktijken omschreven” (COM(2012) 571 final). Deze opmerking wordt erger gelardeerd met aanbevelingen en eisen voor verbeteringen die binnen een bepaalde tijd hun beslag dienen te krijgen. Wat gebeurt er als die deadlines niet worden gehaald? Aan sommige technische eisen, zoals versteviging van de vloer onder reactorvaten (Fessenheim in Frankrijk) en inbunkering van gebouwen (opslagbassins voor brandstof), kan wel eens onmogelijk worden voldaan. Wat besluiten de landen dan? Bovendien heeft een aantal centrales nog altijd niet de beschermingsmaatregelen genomen waar na de ongelukken van Three Mile Island en Tsjernobyl op werd aangedrongen.

    5.3   Bevindingen inzake veiligheidsprocedures en -kaders

    Na Fukushima zijn dit de belangrijkste punten:

    5.3.1   Evaluatie en beheersing van externe risico's

    Het was nooit voor mogelijk gehouden dat de koeling en de stroomvoorziening tegelijkertijd in alle reactorvaten zouden uitvallen. De bescherming (door diesel gevoede noodaggregaten en waterbakken) bleek niet te werken. Bovendien moesten de andere reactoren de rol van de uitgevallen reactor overnemen.

    5.3.2

    Wat de probabilistische veiligheidsanalyse betreft zijn er „grote verschillen tussen de lidstaten” (COM(2012) 571 final). Die verschillen moeten worden weggewerkt, met als leidraad de meest stringente aanpak. Men moet zichzelf niet wijsmaken dat de kans op een ongeluk gering is, want ongelukken zijn meestal een optelsom van kleine opeenvolgende – of erger: gelijktijdige – mankementen. Bovendien komt uit het onderzoek naar de ramp in Fukushima naar voren dat de kansen op een aardbeving en een tsunami gebagatelliseerd, terwijl deskundigen er wel op hadden gewezen dat iets dergelijks niet alleen mogelijk was, maar zich in de jaren dertig ook al had voorgedaan. De neiging bestond om zulke ongelukken als „onmogelijk” te beschouwen.

    Uit het ongeluk op Three Mile Island is echter gebleken dat een reactorkern kan smelten. En uit onderzoek dat een paar jaar na het ongeluk werd verricht viel op te maken dat het reactordrukvat weliswaar gebarsten was, maar stand had gehouden. In Tsjernobyl daarentegen is de lava (corium) overal naartoe gestroomd. En in Fukushima zijn de drie reactorkernen (nummers 1, 2 en 3) gedeeltelijk gesmolten, waarna de betonnen vloeren waarschijnlijk zijn aangetast.

    5.3.3   De aanpak van ernstige ongelukken

    Om te zorgen voor maatregelen ter minimalisering van de gevolgen van een ongeluk – waarbij met name de training van het personeel van belang is – moet met alle scenario's rekening worden gehouden. Maar om ook buiten een centrale de juiste aanpak te volgen moet met omwonenden worden gesproken over wat er bij een ongeluk dient te gebeuren. In het kader hiervan moeten zij de kans krijgen om met hun kennis van de plaatselijke situatie mee te werken aan het opstellen van veiligheidsinstructies.

    Uit de ramp in Fukushima blijkt ook hoe belangrijk maatregelen na afloop van een ongeluk zijn. Hoewel die de verantwoordelijkheid van lokale, regionale en nationale overheden zijn, is het ook zaak dat de omwonenden worden geraadpleegd, deelnemen aan oefeningen en hun kennis inbrengen. Maatregelen na een ongeluk hebben een langetermijnkarakter.

    5.4   Belangrijkste uit de stresstests inzake veiligheid voortgekomen aanbevelingen

    5.4.1   Aanbevelingen inzake veiligheidsmaatregelen in bestaande kerncentrales

    Follow-up door deelnemende landen

    De aanschaf van mobiele apparatuur zou het mogelijk moeten maken om ernstige ongelukken te voorkomen of de gevolgen ervan op te vangen. Verder dienen de maatregelen te worden aangescherpt (de fameuze „harde kern”) en moet het personeel beter worden opgeleid.

    Actieplan ter uitvoering van de aanbevelingen

    Allereerst is het zaak het relatieve belang van de aanbevelingen te bepalen om „financiële prioriteiten vast te leggen en financiering toe te kennen voor die gebieden waar de grootste veiligheidsbaten te verwachten zijn” (COM(2012) 571 final). De reactoren van de nieuwe generatie zijn zo ontworpen dat ze in principe voldoen aan alle met de aanbevelingen samenhangende maatregelen, maar de regelgevende capaciteit op het gebied van nucleaire veiligheid dient te worden aangescherpt.

    Verantwoordelijkheid voor follow-up en toezicht

    Deze verantwoordelijkheid rust op de lidstaten, maar op Europees niveau moeten zij wel van tijd tot tijd rapporten overleggen.

    5.4.2   Procedurele aanbevelingen

    Er moeten Europese richtsnoeren worden uitgewerkt voor de inschatting van de risico's van natuurrampen, zoals aardbevingen, overstromingen en extreme weersomstandigheden, alsook voor de desbetreffende veiligheidmarges, teneinde zo de consistentie tussen de lidstaten te verbeteren” (COM(2012) 571 final). De Commissie stelt voor om de Western European Nuclear Regulators' Association (WENRA) hiermee te belasten. Om in ieder geval de bewoners in de buurt van een centrale bij een en ander te betrekken zou een raadpleging in de geest van het verdrag van Aarhus een interessante optie zijn.

    de tienjaarlijkse bezoeken en evaluaties tot standaard verheffen en onderhoudsprogramma's afstemmen op het belang van de apparatuur;

    de rapporten over de veiligheid van de reactoren minstens om de tien jaar bijwerken;

    zorgen voor noodvoorzieningen, beschermde crisiscentra opzetten, van mobiele apparatuur voorziene hulpdiensten opzetten.

    5.5

    In ongevalsscenario's moet absoluut worden ingegaan op het stilvallen van alle reactoren van een centrale doordat koeling en stroomvoorziening gelijktijdig worden onderbroken. Alle procedures waarbij een reactor die averij heeft opgelopen door een andere reactor van stroom wordt voorzien zijn aan herziening toe, en hetzelfde geldt voor de noodvoorzieningen, zoals buitenverlichting (zodat het personeel zich veilig kan bewegen) en dieselgeneratoren. Uiteraard moet ook worden gekeken naar de waterbassins voor gebruikte splijtstof en dient de watertoevoer naar deze bassins te worden verbeterd.

    5.6

    De Commissie is van mening dat de uitbreiding van veiligheidsbeoordelingen tot de locatie-externe paraatheid bij noodsituaties en desbetreffende reactieregelingen een belangrijke extra activiteit is die de veiligheid van de burgers kan verbeteren” (COM(2012) 571 final). Ook de procedures tussen buurlanden moeten volgens het EESC worden gelijkgeschakeld. Wat lokale voorlichtingscommissies (CLI) betreft: Duitsland zit met Zwitserland in de CLI van Fessenheim en met Luxemburg in die van Cattenom. België neemt deel aan de vergaderingen van de CLI van Chooz en zou ook die van Gravelines mogen bijwonen. Het is van groot belang om met omwonenden af te spreken wat er in geval van een ongeluk dient te gebeuren. Ongelukken kunnen namelijk een zeer lange nasleep hebben, en het zijn vooral de omwonenden die hiervan schade ondervinden, met alle sociale, economische en ecologische gevolgen van dien. De door de exploitanten afgesloten verzekeringen dekken lang niet alle onkosten van een ongeluk – daarvoor draaien de lidstaten (en dus de burgers) op.

    5.7   Belangrijkste bevindingen en aanbevelingen van de beveiligingsevaluaties

    5.7.1

    De ad-hocgroep van de Raad nucleaire beveiliging (eindrapport: http://register.consilium.europa.eu/pdf/en/12/st10/st10616.en12.pdf) heeft zich over vijf thema's gebogen: fysieke beveiliging, aanvallen met vliegtuigen, cyberaanvallen, nucleaire noodsituaties, en oefeningen en opleidingen. De nationale veiligheid blijft echter een zaak van de lidstaten. Het volgende zou moeten gebeuren:

    ratificatie van het verdrag inzake de bescherming van nucleair materiaal (proliferatie);

    verdere aanscherping van de nucleaire veiligheid;

    onderlinge koppeling van beveiliging, stralingsbescherming en nucleaire veiligheid.

    Door het ontbreken van studies naar organisatorische en menselijke factoren is er sprake van een hiaat. Aangezien deze factoren van groot belang zijn voor de veiligheid, dient er absoluut aandacht aan te worden besteed.

    5.7.2

    Men heeft zich onder meer afgevraagd of naar eventuele vijandige handelingen of aanvallen met vliegtuigen moet worden gekeken. Dit onderwerp is tijdens een seminar op Europees niveau behandeld, waarbij opviel dat de aanpak bij een aanval met een groot vliegtuig van lidstaat tot lidstaat verschilt. De samenleving maakt zich hier grote zorgen over, reden waarom de aandacht ernaar uit dient te gaan. De omhulsels van de huidige kernreactoren zijn namelijk niet bestand tegen de inslag van een groot vliegtuig. Voor de nieuwe generatie reactoren, de zogenoemde drukwaterreactoren, gelden nieuwe constructie-eisen, maar de vraag is of die streng genoeg zijn.

    5.7.3   Maatregelen ter verhoging van de nucleaire veiligheid

    Vermindering van de dreiging van opzettelijk veroorzaakte incidenten van chemische, biologische, radiologische en nucleaire (CBRN) aard, waaronder ook terroristische acties vallen, en detectie van radioactief en nucleair materiaal;

    de voor 2013 geplande herziening van Richtlijn 2008/114/EG inzake de identificatie van Europese kritieke infrastructuren;

    de indiening tegen eind dit jaar van een wetgevingsvoorstel inzake netwerk- en informatiebeveiliging.

    goedkeuring van het voorstel voor de herziening van het EU-mechanisme voor civiele bescherming dat de samenwerking tussen de lidstaten vergemakkelijkt bij acties voor civiele bescherming in het geval van ernstige noodsituaties, inclusief radiologische en nucleaire ongevallen.

    5.8   Vooruitblik

    5.8.1

    De ramp in Fukushima heeft geleid tot stresstests van ongekende omvang. Ook heeft het publiek inzage gekregen in tal van documenten. Niettemin moet worden vastgehouden aan een strikte follow-up. In alle landen zijn verbeteringen nodig en moet iets worden gedaan aan zwakke punten in de regelgeving.

    5.8.2

    Bovendien is niet genoeg onderzoek gedaan naar menselijke en organisatorische factoren; het belang ervan voor de veiligheid is buiten beschouwing gebleven. Verder is het echt zaak om bij de aanpak van een crisis, ook op de langere termijn, in overleg te treden met alle betrokken partijen en de „gewone” burger hierbij te betrekken.

    5.8.3

    De Commissie beveelt aan:

    zo snel mogelijk werk te maken van haar eisen; Zij zal hier toezicht op houden en in 2014 samen met de Groep Europese regulators nucleaire veiligheid (ENSREG) een rapport publiceren. Het actieplan moet volgens de Commissie ten doel hebben om in de periode van nu tot 2015 het merendeel van de noodzakelijke verbeteringen door te voeren.

    de Raad een mandaat te geven voor actieve deelname aan de werkgroep Transparantie (volgens het RISCOM-model, ook voorgesteld door de IAEA). Het EESC stelt voor om hierbij het verdrag van Aarhus als uitgangspunt te nemen;

    met behulp van de lidstaten en de EU-instellingen de veiligheid van kerncentrales te helpen vergroten.

    De deelname/raadpleging van de bevolking is hierbij aan te bevelen.

    5.8.4

    De stresstests zouden moeten uitmonden in strengere veiligheidsnormen voor kernenergie, die 30 % van de totale elektriciteitsproductie in de EU voor haar rekening neemt. Dat is van essentieel belang als het de bedoeling is dat deze belangrijke bron van elektriciteit, waarbij relatief weinig CO2 wordt uitgestoten, een bijdrage moet blijven leveren aan de Europese energiemix en aan lagere broeikasgasemissies.

    Brussel, 13 december 2012

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Staffan NILSSON


    Top