Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011AB0044

Advies van de Europese Centrale Bank van 19 mei 2011 inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (CON/2011/44)

PB C 203 van 9.7.2011, p. 3–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

9.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 203/3


ADVIES VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 19 mei 2011

inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie

(CON/2011/44)

2011/C 203/04

Inleiding en rechtsgrondslag

Op 3 februari 2011 ontving de Europese Centrale Bank (ECB) een verzoek van de Raad van de Europese Unie voor een advies inzake een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (1) (hierna de „ontwerpverordening”).

De adviesbevoegdheid van de ECB is gebaseerd op artikel 127, lid 4, en artikel 282, lid 5 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, omdat de ontwerpverordening tot de gebieden behoort die onder de bevoegdheid van de ECB vallen. Overeenkomstig de eerste volzin van artikel 17.5 van het Reglement van orde van de Europese Centrale Bank heeft de Raad van bestuur van de ECB dit advies goedgekeurd.

Algemene overwegingen

1.

Als samensteller en gebruiker van Europese statistieken verwelkomt de ECB de ontwerpverordening als een belangrijke stap tot het verder verbeteren van de kwaliteit van Europese statistieken, met name nationale rekeningen, door ze aan te passen aan de veranderingen in de economische en financiële omgeving en aan de vooruitgang op methodologisch vlak. Het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen vormt de kern van macro-economische Europese statistieken en is derhalve van vitaal belang voor monetaire beleidsdoeleinden.

2.

De ECB verwelkomt ook de beoogde consistentie van de in de ontwerpverordening beschreven statistische begrippen en definities met, onder meer, het Systeem van Nationale Rekeningen (SNA 2008) dat door de Statistische Commissie van de Verenigde Naties is vastgesteld, met de zesde editie van de Balance of Payments and International Investment Position Manual (BPM6) van het Internationaal Monetair Fonds, de vierde editie van de Benchmark Definition of Foreign Direct Investment van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling en met de Europese classificatie van industriële activiteit (NACE Rev. 2). De ontwerpverordening heeft ook baat gehad van de bovengenoemde instrumenten wat betreft consistentie en geharmoniseerde methoden.

Specifieke overwegingen

3.

Het Verdrag heeft zowel aan het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) als aan het Europees statistisch systeem (ESS) de taak toegewezen om Europese statistieken te ontwikkelen, samen te stellen en te verspreiden, maar op grond van aparte juridisch kaders ter weerspiegeling van hun respectieve bestuursstructuren. De ontwerpverordening heeft invloed op de door deze twee systemen samengestelde statistieken. Verordening (EG) nr. 2533/98 van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (2) geeft de ECB, bijgestaan door de nationale centrale banken, de bevoegdheid tot het verzamelen van statistische gegevens binnen de grenzen van de referentiepopulatie van informatieplichtigen en van hetgeen nodig is om de taken van het ESCB uit te voeren. De referentiepopulatie van informatieplichtigen omvat met name natuurlijke personen en rechtspersonen die ingezetenen zijn van een lidstaat en onder de sector „financiële instellingen” vallen, zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (3), alsook natuurlijke personen en rechtspersonen die ingezetenen zijn van een lidstaat, voor zover zij grensoverschrijdende posities aanhouden of grensoverschrijdende transacties hebben uitgevoerd.

4.

Door nauwe samenwerking en passende coördinatie te verzekeren tussen het ESCB en het ESS wordt de rapportagelast geminimaliseerd en de coherentie gegarandeerd die noodzakelijk is om Europese statistieken te produceren. Deze noodzaak voor nauwe samenwerking wordt ook weerspiegeld in het Memorandum van overeenstemming betreffende economische en financiële statistieken van 10 maart 2003 tussen het directoraat-generaal Statistieken van de Europese Centrale Bank (DG statistieken) en het bureau voor de statistiek van de Europese Gemeenschappen (Eurostat) (4).

5.

Gezien haar nauwe betrokkenheid bij het opstellen van het methodologisch kader van de ontwerpverordening, heeft de ECB ingestemd met het verzoek van Eurostat om verscheidene hoofdstukken van bijlage A op te stellen die nauw verband houden met het statistisch kader van het ESCB. Met name heeft de ECB aanzienlijke input geleverd aan de definitie van de sector „financiële instellingen” in termen van institutionele eenheden en subsectoren als onderdeel van hoofdstuk 2 en de beschrijving van financiële activa en passiva en hun presentatie in de rekeningenreeks (hoofdstuk 5 en delen van hoofdstuk 6 en 7). Ook werden concepten geleverd van hoofdstuk 17 (sociale verzekering en pensioenen) en van delen van hoofdstuk 21 (overheidsrekeningen) en van hoofdstuk 19 (Europese rekeningen).

6.

Wat betreft de definitie van de institutionele sector „financiële instellingen” en de subsectoren ervan (bijlage A bij de ontwerpverordening, hoofdstuk 2), verwelkomt de ECB dat de definitie van de subsector monetaire financiële instellingen de definitie van de ECB volgt in paragraaf 2.67 van bijlage A. De definities van subsectoren van „overige financiële instellingen” zijn grotendeels consistent met de in rechtshandelingen van de ECB gebruikte benadering. Om de rapportagelast zo klein mogelijk te houden en de coherentie te garanderen die noodzakelijk is voor het produceren van Europese statistieken, stelt de ECB voor om de voorgestelde definitie van lege financiële instellingen die securitisatietransacties verrichten, verder in overeenstemming te brengen met Verordening ECB/2008/30 van 19 december 2008 houdende statistieken betreffende de activa en passiva van lege financiële instellingen die securitisatietransacties verrichten (5).

7.

Op basis van het bovenstaande en gezien de onderlinge afhankelijkheid van het statistisch kader van het ESCB en het ESS, is de ontwerpverordening in hoge mate relevant voor de statistische rapportageverplichtingen van de ECB, onder meer, wat betreft statistieken van monetaire, financiële instellingen en markten, statistieken betreffende de betalingsbalans en internationale investeringspositie, statistieken betreffende financiële kwartaalrekeningen en overheidsfinanciën. In overeenstemming met de huidige praktijk en de noodzaak voor nauwe samenwerking en passende coördinatie tussen het ESCB en het ESS, dient de Commissie, bij het wijzigen van de ontwerpverordening door middel van gedelegeerde bevoegdheden, de betrokkenheid van de ECB te verzekeren door ontwerpen van gedelegeerde handelingen op te stellen overeenkomstig de ontwerpverordening.

8.

Voorts, gelet op het belang van op grond van artikel 290 van het Verdrag vastgestelde gedelegeerde handelingen, overweegt de ECB het volgende met betrekking tot de uitoefening van haar eigen adviserende rol op grond van artikel 127, lid 4, en artikel 282, lid 5 van het Verdrag.

In de eerste plaats vallen ontwerpen van gedelegeerde handelingen van de Commissie onder „voorstellen voor besluiten van de Unie” in de zin van het eerste streepje van artikel 127, lid 4, en artikel 282, lid 5 van het Verdrag (6). Gedelegeerde handelingen zijn rechtshandelingen van de Unie (7). Veelbetekenend is dat de meerderheid van de taalversies van artikel 282, lid 5 van het Verdrag verwijst naar „ontwerpen” van rechtshandelingen van de Unie waarover de ECB moet worden geraadpleegd (8). De reikwijdte van de plicht om de ECB te raadplegen kan derhalve niet worden beperkt tot alleen die ontwerpen van handelingen die zijn gebaseerd op een Commissievoorstel.

In de tweede plaats heeft het Hof van Justitie, in de OLAF-uitspraak (9), verduidelijkt dat de verplichting om de ECB te raadplegen „in hoofdzaak beoogt, te verzekeren dat het besluit eerst wordt genomen nadat de instantie is gehoord die door de speciale bevoegdheden waarover zij binnen het communautaire kader op het desbetreffende gebied beschikt, en door haar grote deskundigheid, in het bijzonder in staat is, zinvol bij te dragen aan het wetgevingsproces”.

Tegen deze achtergrond en om de volle voordelen van het uitoefenen door de ECB van haar adviserende rol te benutten, dient de ECB tijdig te worden geraadpleegd over elk ontwerp van handelingen van de Unie, met inbegrip van ontwerpen van gedelegeerde handelingen op de gebieden die onder haar bevoegdheid vallen. Bij het uitoefenen van haar adviserende rol zal de ECB al het mogelijke doen om rekening te houden met de tijdschema's voor het vaststellen van deze handelingen.

9.

Vanwege haar taken in verband met monetair beleid ligt voor de ECB wat statistieken betreft de focus op Europese aggregaten. De ECB hecht belang aan de driemaandelijkse geïntegreerde rekeningen van het eurogebied per institutionele sector. Voor dat doel is vereist dat tijdig voldoende gegevens betreffende nationale bijdragen worden verstrekt ten behoeve van monetaire beleidsbeslissingen.

10.

Het belang van het verzamelen van gegevens voor individuele lidstaten is alleen maar groter geworden met het oog op de nieuwe statistische behoeften voor financiële stabiliteitsdoeleinden en macro-prudentiële doeleinden, met name in verband met de recente instelling van het Europees Comité voor systeemrisico's en diens verantwoordelijkheid voor het macro-prudentieel oversight op het financiële stelsel binnen de Unie. Tijdige en betrouwbare statistieken van nationale rekeningen voor individuele lidstaten zijn ook nodig ter ondersteuning van de door het Euro Plus Pact bevorderde doelen en ten behoeve van het Europees Stabiliteitsmechanisme.

11.

Vanuit een perspectief van monetair beleid en financiële stabiliteit hecht de ECB een hoge prioriteit aan tijdige en voldoende betrouwbare kwartaalgegevens die de voorkeur hebben boven gedetailleerde jaargegevens of gegevens op minder frequente basis. Bovendien dient prioriteit te worden gegeven aan de samenstelling van een volledige set tabellen voor recente jaren boven lange reeksen gedetailleerde historische gegevens.

12.

In het algemeen stemt de ECB in met het programma voor de indiening van gegevens (bijlage B bij de ontwerpverordening). Het programma dient echter rekening te houden met het verzamelen van statistieken door de ECB, bijgestaan door nationale centrale banken, en dient de tussen de gebruikers en samenstellers van gegevens ontwikkelde prioriteiten te weerspiegelen.

13.

De ECB verwelkomt de verbetering in de uiterste data tot t + 2 maanden van de kwartaalposten 1-12, 27 en 28 in tabel 1 betreffende „Belangrijkste aggregaten — kwartaal- en jaarcijfers”. De ECB heeft echter bezwaar tegen de voorgestelde gedifferentieerde rapportage voor grotere en kleinere lidstaten bedoeld in voetnoot 4 en 7 van het „Overzicht van de tabellen” en voetnoot 10 in „tabel 1”, en de ermee verband houdende verslechtering in de uiterste data voor kleinere lidstaten tot t + 80 dagen voor de belangrijkste aggregaten. Op dit ogenblik zou de gedifferentieerde rapportage van toepassing zijn op 17 lidstaten, en door de uitbreiding van de Unie zal een toenemend aantal lidstaten onder de voorgestelde gedifferentieerde rapportagedrempel vallen. Als gevolg zal de kwaliteit van zowel de Europese aggregaten als de statistische gegevens voor kleinere lidstaten verslechteren.

14.

In september 2000 heeft de ECOFIN-Raad het EMU-Actieplan betreffende statistische vereisten goedgekeurd en het tijdschema voor driemaandelijkse geïntegreerde rekeningen van het eurogebied per institutionele sector vastgesteld op t + 90 dagen na het referentiekwartaal om te voldoen aan de monetaire beleidsbehoeften van de ECB. Dit hield in dat Eurostat en de ECB de respectieve nationale gegevens op t + 82 dagen zouden moeten verzamelen. Vanwege het voorziene schema van vergaderingen van de Raad van bestuur van de ECB in 2015 en 2016, zou een reductie van de indieningsperiode tot t + 85 voldoende zijn voor 2015 en 2016. Bijgevolg ondersteunt de ECB het vervroegen van de uiterste termijnen voor de rapportage van de driemaandelijkse sectorrekeningen onder het ESR-indieningsprogramma tot t + 85 dagen tegen 2014, strevend naar t + 82 dagen tegen 2017 ter ondersteuning van de samenstelling van volledige driemaandelijkse geïntegreerde rekeningen van het eurogebied op t + 90 dagen. Dit is ook in lijn met het G-20 initiatief ten aanzien van ontbrekende gegevens waarbij sectorrekeningen worden aangemerkt als een van de prioriteiten wat betreft het aanvullen van ontbrekende gegevens als vervolg op de financiële crisis. Dit heeft een effect op tabel 801 in het ESR-2010 indieningsprogramma.

15.

Voorts is de ECB een voorstander van een consistente uiterste termijn voor indiening van alle driemaandelijkse en jaarlijkse nationale gegevens betreffende de overheid, hetgeen een synchronisatie inhoudt van kwartaalgegevens betreffende de overheid met de voor tabel 801 vastgestelde doelen voor uiterste indiening, hetgeen ook een effect heeft op tabel 27 en 28, en evenzo op de uiterste rapportagetermijnen voor tabel 2 en de gegevens over de buitensporige-tekortenprocedure (EDP). De ECB ondersteunt daarom het vervroegen van de uiterste termijnen voor de rapportage van de kwartaalrekeningen van de overheid onder het ESR-indieningsprogramma en van de EDP-gegevens tot t + 85 dagen tegen 2014, strevend naar t + 82 dagen tegen 2017 ter ondersteuning van de samenstelling van volledige driemaandelijkse geïntegreerde rekeningen van het eurogebied op t + 90 dagen.

16.

In Advies CON/2010/28 van 31 maart 2010 inzake een voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 479/2009 wat de kwaliteit van de statistische gegevens in het kader van de procedure bij buitensporige tekorten (10) betreft, ondersteunde de ECB eveneens het vergroten van de transparantie van het rapportageproces door het tekort van de nationale rekeningen (B.9) voor de EDP te gebruiken. Door betalingen in het kader van swapovereenkomsten en termijncontracten met rentevaststelling van het voor de EDP gebruikte tekort uit te sluiten, worden de tekortcijfers minder vatbaar voor manipulaties door middel van complexe financiële transacties. In dit verband verwelkomt de ECB dat bijlage A bij de ontwerpverordening niet langer een definitie geeft van EDP_B.9 en EDP_D.41. Dit houdt echter ook in dat alle verwijzingen naar deze twee variabelen uit tabel 2 in bijlage B dienen te worden verwijderd. Als gevolg zal Verordening (EG) nr. 479/2009 moeten worden gewijzigd om het feit te weerspiegelen dat het tekort van de nationale rekeningen (B.9) zal moeten worden gebruikt voor de EDP en om de definitie van nominale waarde in de ontwerpverordening te weerspiegelen.

17.

Om tegemoet te komen aan de publieke behoeften en aan de beleidsbehoeften voor het meten van de beloning per werknemer en per gewerkt uur in de sector overheid, met aandacht voor een beter begrip van de loondynamiek en potentiële overloopeffecten tussen de publieke en private sectoren, suggereert de ECB in tabel 801 voor de sector overheid kwartaalgegevens betreffende het aantal werknemers en gewerkte uren op te nemen, waarbij de beloning van werknemers in de sector overheid al is opgenomen in het indieningsprogramma.

Door de ECB aanbevolen wijzigingen van de ontwerpverordening gaan in de bijlage vergezeld van specifieke formuleringsvoorstellen met een uitleg.

Gedaan te Frankfurt am Main, 19 mei 2011.

De President van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  COM(2010) 774 definitief.

(2)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.

(3)  PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1.

(4)  Beschikbaar op de website van de ECB op http://www.ecb.europa.eu

(5)  PB L 15 van 20.1.2009, blz. 1.

(6)  Het eerste streepje van artikel 127, lid 4 van het Verdrag bepaalt dat de ECB wordt geraadpleegd „over elk voorstel voor een besluit van de Unie op de gebieden die onder haar bevoegdheid vallen”. Artikel 282, lid 5 van het Verdrag bepaalt: „Op de gebieden die onder haar bevoegdheid vallen, wordt de Europese Centrale Bank geraadpleegd over ieder ontwerp van een handeling van de Unie”.

(7)  Artikel 290 van het Verdrag behoort tot deel 6, hoofdstuk 2, afdeling 1, getiteld „Rechtshandelingen van de Unie”.

(8)  Artikel 282, lid 5 van het Verdrag verwijst in de volgende taalversies naar ontwerpen van handelingen van de Unie: Bulgaars („проект на акт на Съюза”); Spaans („proyecto de acto de la Unión”); Deens („udkast”); Duits („Entwürfen für Rechtsakte der Union”); Estlands („ettepanekute”); Grieks („προτεινόμενη πράξη της Ένωσης”); Frans („projet d'acte de l'Union”); Italiaans („progetto di atto dell'Unione”); Lets („projektiem”); Litouws („Sąjungos aktų projektų”); Nederlands („ontwerp van een handeling van de Unie”); Portugees („projectos de acto da União”); Roemeens („proiect de act al Uniunii”); Slowaaks („navrhovaných aktoch Únie”); Sloveens („osnutki aktov Unije”); Fins („esityksistä”); Zweeds („utkast”). De Ierse versie luidt „gniomh Aontais arna bheartu”, hetgeen correspondeert met het begrip „geplande” handelingen van de Unie.

(9)  Zaak C-11/00 Commissie van de Europese Gemeenschappen v Europese Centrale Bank [2003] Jurispr. I-7147, met name paragraaf 110 en 111.

(10)  PB C 103 van 22.4.2010, blz. 1.


BIJLAGE

Formuleringsvoorstellen

Door de Commissie voorgestelde tekst

Door de ECB voorgestelde wijzigingen (1)

Wijziging 1

Artikel 2, lid 2

„2.   De Commissie kan overeenkomstig de artikelen 7, 8 en 9 door middel van gedelegeerde handelingen wijzigingen in de methoden van het ESR 2010 vaststellen die ten doel hebben de inhoud ervan te specificeren en te verbeteren, mits hierdoor de opzet zelf niet wordt gewijzigd, er geen extra middelen voor de uitvoering nodig zijn en de toepassing ervan niet leidt tot een verhoging van de eigen middelen.”

„2.   De Commissie kan overeenkomstig de artikelen 7, 8 en 9 door middel van gedelegeerde handelingen wijzigingen in de methoden van het ESR 2010 vaststellen die ten doel hebben de inhoud ervan te specificeren en te verbeteren, mits hierdoor de opzet zelf niet wordt gewijzigd, er geen extra middelen voor de uitvoering nodig zijn en de toepassing ervan niet leidt tot een verhoging van de eigen middelen. De Commissie stelt ontwerpen van gedelegeerde handelingen op in nauwe samenwerking met de Europese Centrale Bank.

Uitleg

De rechtsgrondslag voor het vaststellen van de ontwerpverordening is artikel 338, lid 1 van het Verdrag, dat uitdrukkelijk duidelijk maakt dat de vaststelling van maatregelen op grond van artikel 338, lid 1, geen afbreuk doet aan „artikel 5 van het Protocol betreffende de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank” (hierna de „ESCB-statuten”). Op zijn beurt bepaalt artikel 5.3 van de ESCB-statuten dat de ECB „waar nodig bijdraagt tot de harmonisatie van de regels en werkwijzen voor het verzamelen, opmaken en verspreiden van statistieken betreffende de gebieden die onder haar bevoegdheid vallen.” Tegen de achtergrond van deze specifieke verdragsbepalingen dient de Commissie, bij het uitoefenen van haar gedelegeerde bevoegdheden op grond van de ontwerpverordening, de ontwerpen van gedelegeerde handelingen in nauwe samenwerking met de ECB op te stellen, onder meer, om de consistentie en kwaliteit van de gegevens te verzekeren en de rapportagelast zo klein mogelijk te maken.

Wijziging 2

Paragraaf 2.21 van bijlage A

„2.21

Een holding die alleen de activa van dochterondernemingen bezit, is een voorbeeld van een financiële instelling binnen concernverband. Andere eenheden die ook als financiële instelling binnen concernverband worden behandeld, zijn eenheden met de kenmerken van ESD's zoals hierboven beschreven, met inbegrip van beleggings- en pensioenfondsen en eenheden die worden gebruikt voor het in bezit hebben en beheren van het vermogen van particulieren of families, het in bezit hebben van activa voor securitisatie of het uitgeven van schuldbewijzen namens verbonden ondernemingen (een dergelijke onderneming kan een doorstroomlichaam worden genoemd).”

„2.21

Een holding die alleen de activa van dochterondernemingen bezit, is een voorbeeld van een financiële instelling binnen concernverband. Andere eenheden die ook als financiële instelling binnen concernverband worden behandeld, zijn eenheden met de kenmerken van ESD's zoals hierboven beschreven, met inbegrip van beleggings- en pensioenfondsen en eenheden die worden gebruikt voor het in bezit hebben en beheren van het vermogen van particulieren of families, , of het uitgeven van schuldbewijzen namens verbonden ondernemingen (een dergelijke onderneming kan een doorstroomlichaam worden genoemd).”

Uitleg

Lege financiële instellingen die in enigerlei vorm securitisatietransacties verrichten, kunnen niet worden behandeld als financiële instellingen binnen concernverband — met name worden zij niet geconsolideerd met de initiator, ongeacht criteria van „onafhankelijkheid”. Zij worden ingedeeld als overige financiële intermediairs (S.125). Zie artikel 1 van Verordening ECB/2008/30 van 19 december 2008 houdende statistieken betreffende de activa en passiva van lege financiële instellingen die securitisatietransacties verrichten  (2).

Wijziging 3

Paragraaf 2.75 van bijlage A

„2.75

Definitie: De subsector deposito-instellingen m.u.v. de centrale bank (S.122) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen, m.u.v. die welke in de subsectoren centrale bank en GMF's worden ingedeeld, die zich hoofdzakelijk bezighouden met financiële intermediatie en waarvan de activiteiten erin bestaan deposito's van institutionele eenheden in ontvangst te nemen en voor eigen rekening leningen toe te kennen en/of beleggingen in effecten te verrichten.”

„2.75

Definitie: De subsector deposito-instellingen m.u.v. de centrale bank (S.122) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen, m.u.v. die welke in de subsectoren centrale bank en GMF's worden ingedeeld, die zich hoofdzakelijk bezighouden met financiële intermediatie en waarvan de activiteiten erin bestaan deposito's en/of nauwe substituten van deposito's van institutionele eenheden m.u.v. MFI's in ontvangst te nemen en voor eigen rekening leningen toe te kennen en/of beleggingen in effecten te verrichten.”

Uitleg

De tekst dient te worden afgestemd op de definitie van „overige MFI's” in artikel 1 van Verordening ECB/2008/32 van 19 december 2008 met betrekking tot de balans van de sector monetaire financiële instellingen (herschikking)  (3). Het SNA 2008 bevat een soortgelijke formulering.

Wijziging 4

Paragraaf 2.90 van bijlage A

„2.90

Definitie: Lege financiële instellingen die securitisatietransacties verrichten (LFI's) zijn ondernemingen die securitisatietransacties tot stand brengen. LFI's die voldoen aan de criteria om als institutionele eenheid te worden beschouwd, worden in S.125 ingedeeld; zo niet, dan worden zij als integrerend deel van de moedermaatschappij behandeld.”

„2.90

Definitie: Lege financiële instellingen die securitisatietransacties verrichten (LFI's) zijn ondernemingen die securitisatietransacties tot stand brengen. ”

Uitleg

LFI's dienen te worden behandeld als aparte institutionele eenheden onafhankelijk van criteria zoals „mate van onafhankelijkheid van de moedermaatschappij” (zie 2.22). Zie artikel 1 van Verordening ECB/2008/30.

Wijziging 5

Paragraaf 5.108 van bijlage A

„5.108

Het is van essentieel belang dat wordt vastgesteld … als financiële instellingen binnen concernverband geclassificeerd.”

Uitleg

Deze paragraaf dient te worden geschrapt vanwege inconsistentie met de definities en criteria die van toepassing zijn op securitisatie-instrumenten. De toepassing ervan zou kunnen resulteren in een consolidatie van ingezeten instrumenten met ingezeten eenheden van de „moedermaatschappij”, gezien het voor securitisatie-instrumenten kenmerkend is dat ze niet voldoen aan de voorgestelde criteria van het dragen van markt- en kredietrisico (zie ook wijziging 4).

Wijziging 6

Paragraaf 5.111 van bijlage A

„5.111

Gedekte obligaties zijn schuldbewijzen die zijn uitgegeven door een financiële instelling of die volledig door een financiële instelling worden gegarandeerd. In geval van wanbetaling door de financiële instelling die de obligaties heeft uitgegeven of gegarandeerd, hebben de obligatiehouders naast hun oorspronkelijke aanspraak op de financiële instelling ook een prioritaire aanspraak op de pool van onderliggende activa.”

„5.111

Gedekte obligaties zijn schuldbewijzen die zijn uitgegeven door een financiële instelling of die volledig door een financiële instelling worden gegarandeerd. In geval van wanbetaling door de financiële instelling die de obligaties heeft uitgegeven of gegarandeerd, hebben de obligatiehouders naast hun oorspronkelijke aanspraak op de financiële instelling ook een prioritaire aanspraak op de pool van onderliggende activa. Gedekte obligaties verschillen van in een securitisatie uitgegeven effecten op onderpand van activa in die zin dat de emittent/eigenaar van de activa een onvoorwaardelijke verplichting op zich neemt om hoofdsom en rente terug te betalen ongeacht de prestaties van de activa. De activa dienen eenvoudigweg als onderpand ten behoeve van de obligatiehouders ingeval die verplichtingen niet worden nagekomen.

Uitleg

Zonder het verschil uit te leggen tussen gedekte obligaties en effecten op onderpand van activa, is onduidelijk waarom de paragraaf over securitisatie verwijst naar gedekte obligaties. Als alternatief zou elke referentie naar gedekte obligaties kunnen worden geschrapt, omdat gedekte obligaties niet gekoppeld zijn aan securitisatie.

Wijziging 7

Programma voor de indiening van gegevens van de nationale rekeningen

Overzicht van de tabellen (Bijlage B)

Derde kolom „Termijn t + maanden (indien aangegeven: dagen)” van tabel 2, 801, 27, 28 en nieuwe voetnoot

2/Belangrijkste aggregaten van de overheid — jaarlijks/3/9

2/Belangrijkste aggregaten van de overheid — jaarlijks/85 dagen  (4)/85 dagen in het derde kwartaal

801/Niet-financiële rekeningen per sector — driemaandelijks/85 dagen

801/Niet-financiële rekeningen per sector — driemaandelijks/85 dagen (4)

27/Financiële rekeningen van de overheid — driemaandelijks/85 dagen

27/Financiële rekeningen van de overheid — driemaandelijks/85 dagen (4)

28/Overheidsschuld — driemaandelijks/3

28/Overheidsschuld — driemaandelijks/85 dagen  (4)

Uitleg

In september 2000 heeft de ECOFIN-Raad het EMU-Actieplan betreffende statistische vereisten goedgekeurd en het tijdschema voor driemaandelijkse geïntegreerde rekeningen van het eurogebied per institutionele sector vastgesteld op t+90 dagen na het referentiekwartaal om te voldoen aan de monetaire beleidsbehoeften van de ECB. Dit hield in dat Eurostat en de ECB de respectieve nationale gegevens op t+82 dagen zouden moeten verzamelen. Vanwege het voorziene schema van vergaderingen van de Raad van bestuur van de ECB in 2015 en 2016, zou een reductie van de indieningsperiode tot t+85 voldoende zijn voor 2015 en 2016. Bijgevolg ondersteunt de ECB het vervroegen van de uiterste termijnen voor de rapportage van de driemaandelijkse sectorrekeningen onder het ESR-indieningsprogramma tot t+85 dagen tegen 2014, strevend naar t+82 dagen tegen 2017 ter ondersteuning van de samenstelling van volledige driemaandelijkse geïntegreerde rekeningen van het eurogebied op t+90 dagen.

Voorts is de ECB een voorstander van een consistente uiterste termijn voor indiening van alle driemaandelijkse en jaarlijkse nationale gegevens betreffende de overheid, hetgeen een synchronisatie inhoudt van kwartaalgegevens betreffende de overheid met de voor tabel 801 vastgestelde doelen voor uiterste indiening, hetgeen ook een effect heeft op tabel 27 en 28, en evenzo op de uiterste rapportagetermijnen voor tabel 2 en de gegevens over de buitensporige-tekortenprocedure (EDP). De ECB ondersteunt daarom het vervroegen van de uiterste termijnen voor de rapportage van de kwartaalrekeningen van de overheid onder het ESR-indieningsprogramma en van de EDP-gegevens tot t+85 dagen tegen 2014, strevend naar t+82 dagen tegen 2017 ter ondersteuning van de samenstelling van volledige driemaandelijkse geïntegreerde rekeningen van het eurogebied op t+90 dagen.

Wijziging 8

Einde van tabel 2 van bijlage B — Belangrijkste aggregaten van de overheid

EDP_D.41

Rente met inbegrip van de rentestromen die voortvloeien uit swapovereenkomsten en termijncontracten met rentevaststelling na afloop („forward rate agreements”) (1) (4)

S.13, S.1311, S.1312, S.1313, S.1314

EDP_B.9

Vorderingenoverschot (+) c.q. -tekort (–) in het kader van de buitensporige tekortenprocedure (EDP) (4)

S.13, S.1311, S.1312, S.1313, S.1314

D.41

Rente („”) (1)

S.13, S.1311, S.1312, S.1313, S.1314

B.9

Vorderingenoverschot (+) c.q. -tekort (–)

S.13, S.1311, S.1312, S.1313, S.1314

Uitleg

Bijlage A van de ontwerpverordening geeft geen definitie meer van EDP_D.41 en EDP_B.9. Dit houdt in dat alle verwijzingen naar deze twee variabelen uit tabel 2 in bijlage B dienen te worden verwijderd. Dit betreft ook voetnoot 4 van tabel 2.

Wijziging 9

Einde van kolom S.13 in tabel 801 — Niet-financiële rekeningen per sector — driemaandelijks

OTE Totaal overheidsuitgaven/x

OTE Totaal overheidsuitgaven/x

OTR Totaal overheidsinkomsten/x

OTR Totaal overheidsinkomsten/x

 

EMH Gewerkte uren/x

 

EMP Werkzame personen/x

Uitleg

Om tegemoet te komen aan de publieke behoeften en aan de beleidsbehoeften voor het meten van de beloning per werknemer en per gewerkt uur in de sector overheid, dient het indieningsprogramma (tabel 801) te worden aangevuld met kwartaalgegevens betreffende het aantal werknemers en de gewerkte uren voor de sector overheid.


(1)  Vetgedrukte tekst geeft aan waar de ECB voorstelt nieuwe tekst in te voegen. Doorgehaalde tekst geeft aan waar de ECB voorstelt tekst te schrappen.

(2)  PB L 15 van 20.1.2009, blz. 1.

(3)  PB L 15 van 20.1.2009, blz. 14.

(4)  82 dagen vanaf 2017.


Top