Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32022R1032

    Verordening (EU) 2022/1032 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2022 tot wijziging van Verordeningen (EU) 2017/1938 en (EG) nr. 715/2009 wat betreft gasopslag (Voor de EER relevante tekst)

    PE/24/2022/INIT

    PB L 173 van 30.6.2022, p. 17–33 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 30/06/2022

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2022/1032/oj

    30.6.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 173/17


    VERORDENING (EU) 2022/1032 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 29 juni 2022

    tot wijziging van Verordeningen (EU) 2017/1938 en (EG) nr. 715/2009 wat betreft gasopslag

    (Voor de EER relevante tekst)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 194, lid 2,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

    Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Hoewel het in het verleden is voorgekomen dat gaslevering voor korte tijd werd verstoord, zijn er verschillende factoren die de situatie in 2022 onderscheiden van eerdere crises op het gebied van de gasleveringszekerheid. De escalatie van de Russische militaire agressie tegen Oekraïne sinds februari 2022 heeft tot ongekende prijsstijgingen geleid. Die prijsstijgingen zullen de prikkels om de ondergrondse gasopslaginstallaties in de Unie te vullen waarschijnlijk ingrijpend veranderen. In de huidige geopolitieke situatie vallen verdere verstoringen van gasleveringen niet uit te sluiten. Dergelijke leveringsverstoringen kunnen aan burgers en de economie van de Unie ernstige schade toebrengen, aangezien de Unie nog steeds in aanzienlijke mate afhankelijk is van externe gasleveringen waarvoor het conflict gevolgen kan hebben.

    (2)

    De aard en de gevolgen van de recente gebeurtenissen zijn grootschalig en in de hele Unie merkbaar, en vereisen derhalve een alomvattende respons van de Unie. Bij die respons moet prioriteit worden gegeven aan maatregelen die de gasleveringszekerheid op het niveau van de Unie kunnen versterken, met name gasleveringen ten aanzien van beschermde afnemers. Energiebesparing en energie-efficiëntie leveren een belangrijke bijdrage om die doelstelling te verwezenlijken. Het is daarom van cruciaal belang dat de Unie op gecoördineerde wijze optreedt om potentiële risico's als gevolg van een eventuele verstoring van de gasleveringen te voorkomen, onverminderd het recht van de lidstaten om tussen verschillende energiebronnen te kiezen en de algemene structuur van hun energievoorziening te bepalen, overeenkomstig artikel 194 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

    (3)

    De ondergrondse gasopslaginstallaties dragen bij tot de gasleveringszekerheid en goedgevulde ondergrondse gasopslaginstallaties zorgen voor meer gasleveringszekerheid omdat in geval van grote vraag of van verstoringen van het aanbod aanvullend gas kan worden geleverd. Aangezien de levering van leidinggas op elk moment kan worden verstoord, moeten maatregelen met betrekking tot het vulniveau van de ondergrondse gasopslaginstallaties in de Unie worden ingevoerd teneinde de gaslevering voor de winter van 2022/2023 veilig te stellen.

    (4)

    Bij Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad (3) is een solidariteitsmechanisme ingevoerd om de effecten van een noodsituatie binnen de Unie te beperken waarbij de gaslevering aan door solidariteit beschermde afnemers, die geldt als een wezenlijk veiligheidsbelang en een noodzakelijke prioriteit, in het gedrang is in een lidstaat. In geval van een noodsituatie in de Unie zorgt een onmiddellijke respons ervoor dat de lidstaten consumenten betere bescherming kunnen bieden.

    (5)

    De gevolgen van de Russische militaire agressie tegen Oekraïne hebben aangetoond dat de bestaande regels inzake leveringszekerheid niet goed functioneren bij plotselinge ingrijpende veranderingen in de geopolitieke situatie, waarbij leveringstekorten en prijspieken zich niet alleen door het uitvallen van infrastructuur of door extreme weersomstandigheden kunnen voordoen, maar ook het gevolg kunnen zijn van opzettelijke ingrijpende gebeurtenissen en langdurigere of plotseling optredende leveringsverstoringen. Het is daarom noodzakelijk de plotselinge sterk toegenomen risico's als gevolg van de huidige veranderingen in de geopolitieke situatie op te vangen, onder meer door de energievoorziening van de Unie te diversifiëren.

    (6)

    Op basis van de analyse van de Commissie van, onder meer, de toereikendheid van maatregelen om de gasvoorziening veilig te stellen en de versterkte risicoanalyse die de Commissie en de bij Verordening (EU) 2017/1938 opgerichte Groep coördinatie gas (GCG) in februari 2022 in de hele Unie hebben uitgevoerd, moet elke lidstaat er in beginsel voor zorgen dat de ondergrondse gasopslaginstallaties die zich op hun grondgebied bevinden en rechtstreeks verbonden zijn met een afzetgebied van die lidstaat uiterlijk op 1 november van elk jaar tot ten minste 90 % van hun capaciteit zijn gevuld (vuldoelstelling), met een reeks van tussentijdse streefdoelen waaraan elke lidstaat in mei, juli, september en februari (vultraject) van het jaar daarop moet voldoen. Sommige lidstaten die beschikken over substantiële ondergrondse opslagcapaciteit zouden onevenredig zware gevolgen ondervinden van de verplichting om voor de ondergrondse gasopslaginstallaties op hun grondgebied de vuldoelstelling te behalen. Om met die situatie rekening te houden, moet de verplichting om hun ondergrondse gasopslaginstallaties te vullen, worden verlaagd tot 35 % van hun gemiddelde jaarlijks gasverbruik over een periode van de voorgaande vijf jaar. Dit mag geen afbreuk doen aan de verplichting van andere lidstaten om bij te dragen aan het vullen van de betrokken ondergrondse gasopslaginstallaties. Onder bepaalde voorwaarden moeten de lidstaten ervoor kunnen kiezen het streefcijfer van 90 % gedeeltelijk te behalen door hun voorraden vloeibaar aardgas (liquified natural gas — LNG) in LNG-installaties mee te tellen. De vuldoelstellingen zijn noodzakelijk om te garanderen dat de consumenten in de Unie toereikend worden beschermd tegen gasleveringstekorten. Voor 2022 zal een lagere vuldoelstelling gelden, namelijk 80 %, en moet een beperkt aantal tussentijdse streefdoelen van toepassing zijn, aangezien het feit dat deze verordening in werking dient te treden na het begin van het vulseizoen en de lidstaten beperkt de tijd zullen hebben om haar uit te voeren.

    (7)

    Bij het vullen van hun opslaginstallaties moeten de lidstaten trachten hun gasleveranciers te diversifiëren teneinde hun afhankelijkheid te verminderen indien daardoor de energievoorzieningszekerheid of de wezenlijke veiligheidsbelangen van de Unie of de lidstaten in gevaar kunnen komen.

    (8)

    Met ingang van 2023 moet de gasopslag elk jaar vanaf februari specifiek worden gemonitord om te voorkomen dat gas in het midden van de winter onverwachts aan de ondergrondse gasopslaginstallaties wordt onttrokken, wat tot het einde van de winter tot problemen voor de voorzieningszekerheid zou kunnen leiden. De vultrajecten moeten gedurende het vulseizoen voortdurende monitoring mogelijk maken.

    (9)

    Met ingang van 2023 moet elke lidstaat met ondergrondse gasopslaginstallaties voor dergelijke installaties op zijn grondgebied elk jaar een ontwerpvultraject in geaggregeerde vorm indienen bij de Commissie. Rekening houdend met de beoordeling van de GCG, moet de Commissie een besluit nemen om het vultraject voor elke lidstaat vast te stellen op een wijze die de concurrentiepositie van de ondergrondse gasopslaginstallaties in die lidstaat niet onrechtmatig verstoort in vergelijking met dergelijke in naburige lidstaten gelegen installaties.

    (10)

    Teneinde met ingang van 2023 het vultraject voor elke lidstaat met ondergrondse gasopslaginstallaties vast te stellen op basis van het door elke zulke lidstaat ingediende ontwerpvultraject, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (4).

    (11)

    Het vultraject voor elke lidstaat met ondergrondse gasopslaginstallaties moet een reeks tussentijdse streefdoelen omvatten en moet worden gebaseerd op het gemiddelde vulniveau voor die lidstaat gedurende de voorgaande vijf jaar. Voor lidstaten waarvoor de vuldoelstelling is verlaagd tot 35 % van hun gemiddeld jaarlijks gasverbruik, moeten de tussentijdse streefdoelen van het vultraject dienovereenkomstig worden verlaagd.

    (12)

    Indien een lidstaat de vuldoelstelling niet tijdig kan behalen door technische problemen, zoals problemen met de pijpleidingen die de ondergrondse gasopslaginstallaties voeden of problemen met injectiefaciliteiten moet het de lidstaat worden toegestaan de vuldoelstelling in een later stadium te behalen. Elke vuldoelstelling moet echter zo snel als technisch mogelijk is, en in ieder geval niet later dan op 1 december van het betrokken jaar, worden behaald om de gasleveringszekerheid voor de winterperiode veilig te stellen.

    (13)

    Het is mogelijk dat een lidstaat niet in staat is de vuldoelstelling of een tussentijds streefdoel te verwezenlijken door een noodtoestand op regionaal of Unieniveau — zoals wanneer de gaslevering niet volstaat zoals bedoeld in artikel 11, lid 1, punt c), van Verordening (EU) 2017/1938 die de Commissie heeft afgekondigd op verzoek van een of meer lidstaten die, naargelang het geval, een nationale noodsituatie in de zin van die verordening hebben afgekondigd. Daarom moeten de vuldoelstellingen, met inbegrip van de doelstelling van lastendeling, niet van toepassing zijn indien de Commissie op grond van artikel 12 van die verordening een noodsituatie op regionaal of Unieniveau heeft afgekondigd en zolang die situatie voortduurt.

    (14)

    De bevoegde instanties moeten de vulniveaus van de ondergrondse gasopslaginstallaties voortdurend monitoren om te waarborgen dat niet van de vultrajecten wordt afgeweken. De vultrajecten moeten een marge van vijf procentpunten in acht nemen. Indien het vulniveau van een lidstaat meer dan vijf procentpunten onder het niveau van hun vultraject ligt, moet de bevoegde instantie onmiddellijk doeltreffende maatregelen nemen om het vulniveau te verhogen. De lidstaten moeten de Commissie en de GCG van die maatregelen in kennis stellen.

    (15)

    Indien een lidstaat aanhoudend en in aanzienlijke mate van hun vultraject afwijkt, bestaat het risico dat de toereikende vulniveaus en het vuldoel die noodzakelijk zijn om de gasleveringszekerheid in de Unie in een geest van solidariteit veilig te stellen, niet worden bereikt. Voor het geval dat zich dergelijke aanhoudende aanzienlijke afwijking van het vultraject of van de vuldoelstelling voordoet, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om doeltreffende maatregelen te nemen om problemen met de gasleveringszekerheid als gevolg van ongevulde opslaginstallaties te voorkomen. De Commissie moet bij een besluit over dergelijke doeltreffende maatregelen rekening houden met de specifieke situatie in de betrokken lidstaat, zoals de capaciteit van de ondergrondse gasopslaginstallaties in verhouding tot het binnenlandse gasverbruik en het belang van de ondergrondse gasopslaginstallaties voor de gasleveringszekerheid in de regio en bestaande LNG-opslaginstallaties. Aangezien het vulseizoen van 2022 al zal zijn begonnen wanneer deze verordening in werking dient te treden, moet de Commissie bij de maatregelen die zij neemt om afwijkingen van het vultraject voor 2022 aan te pakken, rekening houden met de beperkte tijd die voor de uitvoering van deze verordening op nationaal niveau beschikbaar is. De Commissie moet ervoor zorgen dat de maatregelen niet verder gaan dan wat nodig is om de gasleveringszekerheid veilig te stellen. Zij mag geen onevenredige lasten opleggen aan de lidstaten, gasmarktdeelnemers, opslagsysteembeheerders of consumenten.

    (16)

    De lidstaten moeten alle nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de vuldoelstellingen worden behaald. Daarbij moeten zij, indien mogelijk, in de eerste plaats ernaar streven marktgebaseerde maatregelen toe te passen om onnodige verstoring van de markt te voorkomen. De lidstaten moeten vrij zijn om een hoger vuldoel te stellen, zodat de Unie ernaar kan streven het vulniveau van 85 % van de ondergrondse gasopslaginstallaties in de Unie voor 2022 collectief te behalen. Aangezien in veel lidstaten reeds verschillende regelgevingsstelsels ter ondersteuning van het vullen van de opslaginstallaties bestaan, moet er geen specifiek instrument worden opgelegd om de vultrajecten uit te voeren of de vuldoelstelling te behalen. De lidstaten moeten vrij zijn om te beslissen welk instrument het meest geschikt is voor hun nationale systemen, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. De lidstaten of bevoegde regulerende instanties moeten daarom de mogelijkheid hebben te bepalen welke marktdeelnemers voor het vullen van de ondergrondse gasopslaginstallaties moet(en) zorgen. Zij moeten ook kunnen beslissen of regulerende middelen, zoals maatregelen die capaciteithouders verplichten ongebruikte capaciteit vrij te maken, die op grond van de bestaande marktregels van de Unie zijn toegestaan, voldoende zijn om ervoor te zorgen dat de vuldoelstellingen worden behaald, of dat er financiële stimulansen of kortingen op de opslagtarieven noodzakelijk zijn. Indien een lidstaat gasleveranciers die beschermde afnemers op zijn grondgebied van gas voorzien, ertoe verplicht om gas op te slaan in ondergrondse gasopslaginstallaties, moet de opgeslagen hoeveelheid gas worden bepaald op basis van de aan die beschermde afnemers geleverde hoeveelheid aardgas. De lidstaten moeten met elkaar samenwerken en van instrumenten gebruikmaken, zoals platformen voor de aankoop van LNG, teneinde het gebruik van LNG voor het vullen van opslaginstallaties te maximaliseren. Bovendien moeten lidstaten de infrastructuur- en regelgevingsbelemmeringen voor het gedeelde gebruik van LNG voor het vullen van opslaginstallaties verminderen.

    (17)

    In de mededeling “REPowerEU: een gemeenschappelijk Europees optreden voor betaalbaardere, veiligere en duurzamere energie” van 8 maart 2022 heeft de Commissie verduidelijkt dat, om ervoor te zorgen dat de opslaginstallaties gevuld raken, het Unierecht de lidstaten toestaat steun aan gasleveranciers te verlenen op grond van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU, bijvoorbeeld in de vorm van garanties (“tweerichtingscontract ter verrekening van verschillen”).

    (18)

    Maatregelen die de lidstaten nemen voor het vullen van ondergrondse gasopslaginstallaties, alsook de op basis van de lastenverdeling op te leggen vulvoorwaarden en de op te leggen voorwaarden voor de onttrekking van gas aan ondergrondse gasopslaginstallaties, moeten noodzakelijk, duidelijk omschreven, transparant, evenredig, niet-discriminerend en verifieerbaar zijn, en mogen niet leiden tot onrechtmatige verstoringen van de mededinging of van de goede werking van de interne gasmarkt, noch de gasleveringszekerheid van andere lidstaten of de Unie in gevaar brengen. Dergelijke maatregelen mogen met name niet leiden tot versterking van een machtspositie of tot meevallers voor ondernemingen die zeggenschap hebben over ondergrondse gasopslaginstallaties of die opslagcapaciteit geboekt hebben, maar niet gebruikt hebben.

    (19)

    Efficiënt gebruik van de bestaande infrastructuur, met inbegrip van grensoverschrijdende transmissiecapaciteit, ondergrondse gasopslaginstallaties en LNG-installaties, is belangrijk om de gasleveringszekerheid in een geest van solidariteit te veilig te stellen. Open energiegrenzen zijn van wezenlijk belang voor de gasleveringszekerheid, ook in tijden van verstoringen van de gaslevering op nationaal, regionaal of Unieniveau. Daarom mogen maatregelen die worden genomen om de vulling van de ondergrondse gasopslaginstallaties te veilig te stellen, de overeenkomstig Verordening (EU) 2017/459 van de Commissie (5) toegewezen grensoverschrijdende capaciteit niet blokkeren of beperken. Daarnaast moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de opslag beschikbaar blijft, ook voor naburige lidstaten en in noodsituaties, als bedoeld artikel 11, lid 1, punt c), van Verordening (EU) 2017/1938 wordt gedeclareerd.

    (20)

    De opslagverplichting zal naar verwachting leiden tot een financiële last voor de betrokken marktdeelnemers in die lidstaten die over relevante ondergrondse gasopslaginstallaties op hun grondgebied beschikken, terwijl het de bedoeling is dat de hogere gasleveringszekerheid alle lidstaten ten goede zal komen, ook die welke niet over ondergrondse gasopslaginstallaties beschikken. Om de lasten te delen en ervoor te zorgen dat ondergrondse opslaginstallaties in de Unie voldoende gevuld zijn om de gasleveringszekerheid veilig te stellen, moeten lidstaten zonder ondergrondse gasopslaginstallaties gebruikmaken van ondergrondse gasopslaginstallaties in andere lidstaten. Indien een lidstaat geen interconnectie heeft met andere lidstaten of indien de beperkte grensoverschrijdende transmissiecapaciteit van een lidstaat of een andere technische reden het gebruik van ondergrondse gasopslaginstallaties in andere lidstaten onmogelijk maakt, moet die verplichting dienovereenkomstig worden verlaagd.

    (21)

    Lidstaten zonder ondergrondse gasopslaginstallaties moeten ervoor zorgen dat marktdeelnemers in dergelijke lidstaten regelingen treffen in lidstaten die dergelijke installaties hebben voorgebruik, uiterlijk op 1 november, van opslagvolumes die overeenkomen met ten minste 15 % van hun gemiddeld jaarlijks gasverbruik over de voorgaande vijf jaar. Lidstaten zonder ondergrondse gasopslaginstallaties moeten echter ook een alternatieve lastenverdelingsregeling kunnen ontwikkelen met een of meer lidstaten die wel over ondergrondse gasopslaginstallaties beschikken. Bij het overwegen van de lastenverdelingsregeling moet tevens rekening worden gehouden met andere bestaande gelijkwaardige maatregelen om de gasleveringszekerheid veilig te stellen, zoals een gelijkwaardige verplichting ten aanzien van andere brandstoffen dan aardgas, waaronder olie, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. De lidstaten moeten de Commissie in kennis stellen van dergelijke alternatieve lastenverdelingsregelingen en de technische beperkingen, en de gelijkwaardigheid van de genomen maatregelen, aantonen.

    (22)

    Het is mogelijk dat de maatregelen waarmee lidstaten zonder ondergrondse gasopslaginstallaties de lasten van de opslagverplichting delen met lidstaten die wel over ondergrondse gasopslaginstallaties beschikken, op hun beurt financiële gevolgen kunnen hebben voor de betrokken marktdeelnemers. Lidstaten zonder ondergrondse gasopslaginstallaties moeten marktdeelnemers daarom financiële stimulansen of compensatie kunnen bieden voor de inkomstenderving of voor de kosten die uit de hun opgelegde verplichtingen voortvloeien en niet door inkomsten kunnen worden gedekt. Indien zulke maatregelen met een heffing worden gefinancierd, moet die heffing niet worden toegepast op grensoverschrijdende interconnectiepunten.

    (23)

    Doeltreffende monitoring en rapportage zijn essentieel voor de beoordeling van de aard en de omvang van de risico's in verband met de gasleveringszekerheid, alsook voor de keuze van passende maatregelen om dergelijke risico's te bestrijden. Exploitanten van ondergrondse gasopslaginstallaties moeten over de vulniveaus tijdens het vulseizoen maandelijks verslag uitbrengen aan de bevoegde instanties. Eigenaars en exploitanten van ondergrondse gasopslaginstallaties worden aangemoedigd om gegevens over de capaciteit en het vulniveau voor elke ondergrondse gasopslaginstallatie regelmatig in te voeren op een centraal rapportageplatform.

    (24)

    De bevoegde instanties spelen een belangrijke rol bij de monitoring van de gasleveringszekerheid, en zorgen voor evenwicht tussen de gasleveringszekerheid en de kosten voor consumenten die voortvloeien uit de maatregelen. De bevoegde instantie van elke lidstaat of een andere door de lidstaat aangewezen entiteit moeten samen met de Commissie de vulniveaus van de ondergrondse gasopslaginstallaties op hun grondgebied monitoren. Het moet ook mogelijk zijn voor de Commissie om het Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) in voorkomend geval te verzoeken om daarbij te helpen.

    (25)

    Het is van wezenlijk belang dat bij de op grond van artikel 7 van Verordening (EU) 2017/1938 verrichte risicobeoordelingen rekening wordt gehouden met alle risico's die ernstige gevolgen zouden kunnen hebben voor de gasleveringszekerheid. Daartoe moet bij de op een risicoanalyse gebaseerde benadering om de gasleveringszekerheid te beoordelen en om preventieve en verzachtende maatregelen vast te stellen, ook rekening worden gehouden met de mogelijke scenario's bij een volledige verstoring van één leveringsbron. Om maximale paraatheid te waarborgen en verstoring van de gaslevering te voorkomen, dan wel de gevolgen van een dergelijke verstoring te beperken, moet bij de gemeenschappelijke en nationale risicobeoordelingen met dergelijke scenario's rekening worden gehouden. Dit zou het bij een volledige verstoring mogelijk maken de maatregelen ter beperking van de gevolgen van een noodsituatie te coördineren en optimaal gebruik te maken van de middelen om een ononderbroken toevoer, in het geval van een volledige leveringsverstoring, te veilig te stellen.

    (26)

    De GCG moet een grotere rol krijgen en een expliciet mandaat om de prestaties van de lidstaten op het gebied te monitoren, en op basis daarvan beste praktijken op dat gebied ontwikkelen ten aanzien van de gasleveringszekerheid. De Commissie moet daarom regelmatig verslag uitbrengen aan de GCG, en de GCG moet de Commissie bijstaan bij het monitoren van de vuldoelstellingen en ervoor te zorgen dat die doelstellingen worden behaald.

    (27)

    De GCG fungeert als belangrijke adviseur van de Commissie om de coördinatie van maatregelen betreffende de leveringszekerheid te faciliteren, en staat de Commissie te allen tijde en met name in het geval van een noodsituatie bij. Indien nodig, roept de Commissie onverwijld de GCG in de formatie crisisbeheersing bijeen om maximale paraatheid te waarborgen en snelle informatie-uitwisseling mogelijk te maken. De GCG in de formatie crisisbeheersing moet beschikbaar zijn om de Commissie zo lang als nodig bij te staan. Daartoe moet de GCG communicatiekanalen openhouden met de lidstaten en met alle marktdeelnemers die betrokken zijn bij de gasleveringszekerheid en informatie verzamelen die van belang is voor de gasleveringszekerheid op regionaal, nationaal en Unieniveau.

    (28)

    De opslagsysteemsector is van groot belang voor de Unie, de zekerheid van haar energievoorziening en andere wezenlijke veiligheidsbelangen van de Unie. De ondergrondse gasopslaginstallaties worden dan ook aangemerkt als kritieke infrastructuur in de zin van Richtlijn 2008/114/EG van de Raad (6). De lidstaten worden aangemoedigd in hun nationale energie- en klimaatplannen en in de op grond van Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad (7) aangenomen voortgangsverslagen rekening te houden met de bij deze verordening ingevoerde maatregelen.

    (29)

    In het netwerk van opslagsystemen zijn aanvullende waarborgen nodig om bedreigingen voor de openbare orde en de openbare veiligheid in de Unie of voor het welzijn van de Unieburgers te voorkomen. De lidstaten moeten erop toezien dat alle opslagsysteembeheerders, met inbegrip van transmissiesysteembeheerders die door opslagsysteembeheerders worden gecontroleerd, worden gecertificeerd door de nationale regulerende instantie of een andere bevoegde instantie die door de lidstaat is aangewezen teneinde te waarborgen dat de energievoorzieningszekerheid of andere essentiële veiligheidsbelangen in de Unie of een lidstaat niet in gevaar worden gebracht door beïnvloeding van de opslagsysteembeheerder. Voor het analyseren van mogelijke risico's op het gebied van de energievoorzieningszekerheid is coördinatie tussen de lidstaten bij het uitvoeren van de voorzieningszekerheidsbeoordeling belangrijk. Bij de beoordeling mag geen onderscheid worden gemaakt tussen marktdeelnemers maar moeten de beginselen van een goed functionerende interne markt volledig in acht worden genomen. Om het risico als gevolg van te lage vulniveaus snel te verminderen, moet die certificering voorrang krijgen en sneller worden uitgevoerd voor grotere ondergrondse opslaginstallaties die in het recente verleden steeds op lage niveaus waren gevuld, zodat mogelijke problemen met de gasleveringszekerheid als gevolg van de controle over dergelijke grote opslaginstallaties kunnen worden uitgesloten of indien mogelijk verholpen. Aangezien het gemiddelde vulniveau van de voorgaande zes jaar van alle ondergrondse opslaginstallaties in de Unie op 31 maart 35 % van hun maximumcapaciteit bedroeg, moet de drempel om in maart 2021 en maart 2022 van een ongebruikelijk laag vulniveau te spreken op 30 % worden vastgesteld.

    (30)

    Nationale regulerende instanties of een andere door de betrokken lidstaat aangewezen bevoegde instantie (in beide gevallen “certificeringsinstantie”) moeten certificering weigeren wanneer zij concluderen dat een persoon direct of indirect zeggenschap of rechten uitoefent over de opslagsysteembeheerder, de energievoorzieningszekerheid of een ander essentieel veiligheidsbelang op nationaal, regionaal of Unieniveau in gevaar zou kunnen brengen. Bij het maken van die beoordeling, moet de certificeringsinstantie rekening houden met commerciële betrekkingen die de stimulansen voor en het vermogen van de opslagsysteembeheerder om de ondergrondse gasopslaginstallatie te vullen, negatief kunnen beïnvloeden, alsmede met de internationale verplichtingen van de Unie, en andere specifieke feiten en omstandigheden van het geval. Om te waarborgen dat certificeringsregels in de hele Unie consistent worden toegepast, dat de internationale verplichtingen van de Unie worden nagekomen en dat solidariteit en energiezekerheid in de Unie worden veiliggesteld, moet de certificeringsinstantie bij het nemen van certificeringsbesluiten in de hoogste mate rekening houden met het advies van de Commissie en zo nodig haar ontwerpbesluit herzien. Indien een certificeringsinstantie certificering weigert, moet zij de bevoegdheid hebben om te eisen dat een persoon die aandelen van of rechten op de eigenaar van het opslagsysteem of de opslagsysteembeheerder bezit, deze van de hand doet, en daarvoor een termijn te stellen, alsook alle andere passende maatregelen te gelasten om ervoor te zorgen dat die persoon geen zeggenschap of rechten over die eigenaar van het opslagsysteem of opslagsysteembeheerder kan uitoefenen, en te beslissen over passende compenserende maatregelen. Maatregelen die op grond van het certificeringsbesluit worden genomen om risico's op het gebied van gasleveringszekerheid of andere wezenlijke veiligheidsbelangen aan te pakken, moeten noodzakelijk, duidelijk omschreven, transparant, evenredig en niet-discriminerend zijn.

    (31)

    Deze verordening is in overeenstemming met de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (“het Handvest”) worden erkend. Zij eerbiedigt met name het recht niet van eigendom te worden ontdaan, behalve in het algemeen belang in de gevallen en onder de voorwaarden waarin de wet voorziet en mits het verlies tijdig op billijke wijze wordt vergoed, zoals bepaald in artikel 17 van het Handvest, alsook het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, zoals bepaald in artikel 47 van het Handvest.

    (32)

    Als ondernemingen meer gas moeten kopen wanneer de gasprijs hoog is, zou dit de prijzen nog verder kunnen opdrijven. Daarom moeten de regulerende instanties een korting van maximaal 100 % kunnen toepassen op de entry- en exittarieven voor transmissie- en distributiecapaciteit van en naar de opslag, zowel voor ondergrondse gasopslaginstallaties als voor LNG-installaties, waardoor opslag voor marktdeelnemers aantrekkelijker wordt. Nationale regulerende instanties en de mededingingsautoriteiten worden tevens aangemoedigd gebruik te maken van hun bevoegdheden om ongegronde verhogingen van opslagtarieven doeltreffend uit te sluiten.

    (33)

    Gezien de huidige uitzonderlijke situatie en de onzekerheden over de toekomstige veranderingen in de geopolitieke situatie, worden de lidstaten aangemoedigd om zo snel mogelijk de vuldoelstellingen te behalen.

    (34)

    Gelet op het dreigende gevaar voor de gasleveringszekerheid als gevolg van de Russische militaire agressie tegen Oekraïne, moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan. Gezien de uitzonderlijke aard van de huidige omstandigheden, moeten sommige bij deze verordening ingevoerde bepalingen enkel tot en met 31 december 2025 worden toegepast.

    (35)

    Deze verordening moet met spoed onderdeel worden van het acquis van de Energiegemeenschap overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap, dat op 25 oktober 2005 te Athene werd ondertekend en op 1 juli 2006 in werking is getreden.

    (36)

    Verordening (EU) 2017/1938 en Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en van de Raad (8) moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Wijzigingen in Verordening (EU) 2017/1938

    Verordening (EU) 2017/1938 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Aan artikel 2 worden de volgende punten toegevoegd:

    “27.   “vultraject”: een reeks tussentijdse streefdoelen voor de ondergrondse gasopslaginstallaties van elke lidstaat, zoals vermeld in bijlage I bis voor 2022 en zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 6 bis voor de daaropvolgende jaren;

    28.   “vuldoelstelling”: een bindend streefdoel voor het vulniveau van de totale capaciteit van de ondergrondse gasopslaginstallaties;

    29.   “strategische opslag”: ondergrondse of deels ondergrondse opslag van niet-vloeibaar aardgas dat is aangekocht, beheerd en opgeslagen door transmissiesysteembeheerders, een door de lidstaten aangewezen entiteit of een onderneming, dat enkel mag worden vrijgegeven na voorafgaande kennisgeving of een overheidsvergunning voor de vrijgave ervan, en die over het algemeen alleen wordt vrijgegeven in geval van:

    a)

    grote voorzieningsschaarste;

    b)

    een leveringsverstoring, of

    c)

    de afkondiging van een noodsituatie als bedoeld in artikel 11, lid 1, punt c);

    30.   “balanceringsvoorraad”: niet-vloeibaar aardgas dat:

    a)

    door transmissiesysteembeheerders of een door de lidstaten aangewezen entiteit wordt aangekocht, beheerd en ondergronds opgeslagen, uitsluitend voor de uitvoering van de functies van transmissiesysteembeheerders en voor de gasleveringszekerheid, en

    b)

    dat alleen wordt ingezet om het systeem onder veilige en betrouwbare voorwaarden operationeel te houden overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 2009/73/EG en de artikelen 8 en 9 van Verordening (EU) nr. 312/2014;

    31.   “ondergrondse gasopslaginstallatie”: een opslaginstallatie, zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 9, van Richtlijn 2009/73/EG, die wordt gebruikt voor aardgasbevoorrading, met inbegrip van balanceringsvoorraad, en die is aangesloten op een transmissie- of distributiesysteem, met uitzondering van bolvormige of leidingbufferopslag bovengronds.”.

    2)

    De volgende artikelen worden ingevoegd:

    “Artikel 6 bis

    Vuldoelstellingen en vultrajecten

    1.   Met inachtneming van de leden 2 tot en met 5 behalen de lidstaten uiterlijk op 1 november van elk jaar de volgende vuldoelstellingen voor de totale capaciteit van alle ondergrondse gasopslaginstallaties die zich op hun grondgebied bevinden en rechtstreeks verbonden zijn met een afzetgebied op hun grondgebied en voor de in bijlage I ter vermelde opslaginstallaties:

    a)

    voor 2022: 80 %;

    b)

    met ingang van 2023: 90 %.

    Voor de naleving van dit lid houden de lidstaten rekening met de doelstelling om de gasleveringszekerheid in de Unie veilig te stellen overeenkomstig artikel 1.

    2.   Niettegenstaande lid 1 en zonder afbreuk te doen aan de verplichtingen van andere lidstaten om de betrokken ondergrondse gasopslaginstallaties te vullen, wordt de vuldoelstelling voor elke lidstaat waar de ondergrondse gasopslaginstallaties zich bevinden, verlaagd tot een volume dat overeenkomt met 35 % van het gemiddelde jaarlijkse gasverbruik over de voorgaande vijf jaar voor die lidstaat.

    3.   Niettegenstaande lid 1 en zonder afbreuk te doen aan de verplichtingen van andere lidstaten om de betrokken ondergrondse gasopslaginstallaties te vullen, wordt de vuldoelstelling voor elke lidstaat waar de ondergrondse gasopslaginstallaties zich bevinden, verlaagd met het volume dat tijdens de referentieperiode 2016 tot en met 2021 aan derde landen is geleverd indien het gemiddelde geleverde volume tijdens de onttrekkingsperiode voor gasopslag (oktober-april) meer dan 15 TWh per jaar bedroeg.

    4.   Voor de in bijlage I ter vermelde ondergrondse gasopslaginstallaties zijn de vuldoelstellingen op grond van lid 1 en de vultrajecten op grond van lid 7 van toepassing. De details van de verplichtingen van elke lidstaat zullen worden bepaald in een bilaterale overeenkomst overeenkomstig bijlage I ter.

    5.   Een lidstaat kan gedeeltelijk de vuldoelstelling behalen door het fysiek opgeslagen LNG dat beschikbaar is in zijn LNG-installaties mee te tellen als aan beide volgende voorwaarden is voldaan:

    a)

    het gassysteem omvat aanzienlijke capaciteit voor LNG-opslag, die jaarlijks meer dan 4 % van het gemiddelde nationale verbruik over de voorgaande vijf jaar vertegenwoordigt;

    b)

    de lidstaat heeft de gasleveranciers overeenkomstig artikel 6 ter, lid 1, punt a), verplicht om minimumvolumes gas in ondergrondse gasopslaginstallaties en/of LNG-installaties op te slaan.

    6.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de tussentijdse streefdoelen te behalen of ervoor te zorgen dat die worden behaald, als volgt:

    a)

    voor 2022: zoals vastgesteld in bijlage I bis, en

    b)

    met ingang van 2023: overeenkomstig lid 7.

    7.   Voor 2023 en de daaropvolgende jaren dient elke lidstaat met ondergrondse gasopslaginstallaties uiterlijk op 15 september van het voorgaande jaar bij de Commissie in geaggregeerde vorm een ontwerpvultraject in met tussentijdse streefdoelen voor februari, mei, juli en september, met inbegrip van technische informatie, voor de ondergrondse gasopslaginstallaties op zijn grondgebied die een rechtstreekse interconnectie met zijn afzetgebied heeft. Het vultraject en de tussentijdse streefdoelen worden gebaseerd op het gemiddelde vulniveau gedurende de vijf voorgaande jaren.

    Voor lidstaten waarvoor de vuldoelstellingen op grond van lid 2 verlaagd zijn tot 35 % van hun gemiddeld jaarlijks gasverbruik, worden de tussentijdse streefdoelen van het vultraject dienovereenkomstig verlaagd.

    Op basis van de door elke lidstaat verstrekte technische informatie en rekening houdend met de beoordeling van de GCG stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast om het vultraject voor elke lidstaat te bepalen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 18 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. Ze worden uiterlijk op 15 november van het voorafgaande jaar vastgesteld, indien nodig alsook indien een lidstaat een geactualiseerd ontwerpvultraject heeft ingediend. Ze worden gebaseerd op een beoordeling van de algemene situatie inzake de gasleveringszekerheid en de ontwikkeling van de vraag naar en het aanbod van gas in de Unie en de afzonderlijke lidstaten, en worden vastgesteld op een wijze dat de gasleveringszekerheid wordt veiliggesteld, dat onnodige lasten voor de lidstaten, gasmarktdeelnemers, opslagsysteembeheerders of afnemers worden voorkomen en dat de mededinging tussen opslaginstallaties in naburige lidstaten niet onrechtmatig wordt verstoord.

    8.   Indien een lidstaat in een bepaald jaar wegens specifieke technische kenmerken van een of meer ondergrondse gasopslaginstallaties op zijn grondgebied, zoals uitzonderlijk lage injectiesnelheden, zijn vuldoelstelling niet kan behalen op 1 november, wordt het die lidstaat toegestaan zijn vuldoelstelling uiterlijk op 1 december te behalen. De betrokken lidstaat stelt de Commissie uiterlijk op 1 november in kennis van de redenen voor de vertraging.

    9.   De vuldoelstelling is niet van toepassing wanneer en zolang de Commissie op grond van artikel 12 een noodsituatie op regionaal of Unieniveau heeft afgekondigd op verzoek van, naargelang het geval, een of meer lidstaten die een nationale noodsituatie hebben afgekondigd.

    10.   De bevoegde instantie van elke lidstaat monitort voortdurend de naleving van het vultraject en brengen regelmatig verslag uit aan de GCG. Indien het vulniveau in een lidstaat meer dan vijf procentpunten lager ligt dan het niveau van het vultraject, moet de bevoegde instantie onverwijld doeltreffende maatregelen nemen om het vulniveau te verhogen. De lidstaten stellen de Commissie en de GCG in kennis van de genomen maatregelen.

    11.   In het geval van een substantiële en aanhoudende afwijking van het vultraject door een lidstaat, die het behalen van de vuldoelstelling in het gedrang brengt, of in het geval van een afwijking van de vuldoelstelling, richt de Commissie, na raadpleging van de GCG en de betrokken lidstaat, een aanbeveling tot die lidstaat of tot de andere betrokken lidstaat met betrekking tot maatregelen die onmiddellijk moeten worden genomen.

    Indien de afwijking binnen een maand na ontvangst van de aanbeveling niet aanzienlijk is verminderd, neemt de Commissie, na raadpleging van de GCG en de betrokken lidstaat, als uiterste middel een besluit om de lidstaat te verplichten maatregelen te nemen om die afwijking doeltreffend weg te nemen, alsmede in voorkomend geval een of meer van de in artikel 6 ter, lid 1, bepaalde maatregelen, of een andere maatregel die ervoor zorgt dat de op grond van dit artikel verplichte vuldoelstelling wordt behaald.

    De Commissie houdt bij een besluit over de op grond van de tweede alinea te nemen maatregelen rekening met de specifieke situatie van de betrokken lidstaten, zoals de capaciteit van de ondergrondse gasopslaginstallaties in verhouding tot het binnenlandse gasverbruik, het belang van de ondergrondse gasopslaginstallaties voor de gasleveringszekerheid in de regio en eventuele bestaande LNG-opslaginstallaties.

    Bij maatregelen die de Commissie neemt naar aanleiding van afwijkingen van het vultraject of de vuldoelstelling voor 2022, wordt rekening gehouden met het korte tijdschema voor de uitvoering van dit artikel op nationaal niveau, dat mogelijk heeft bijgedragen aan de afwijking van het vultraject of de vuldoelstelling voor 2022.

    De Commissie zorgt ervoor dat de op grond van dit lid genomen maatregelen niet:

    a)

    verder gaan dan wat nodig is om de gasleveringszekerheid veilig te stellen;

    b)

    geen onevenredige lasten oplegt aan de lidstaten, gasmarktdeelnemers, opslagsysteembeheerders of afnemers.

    Artikel 6 ter

    Verwezenlijking van de vuldoelstellingen

    1.   De lidstaten nemen alle noodzakelijke maatregelen, met inbegrip van financiële stimulansen of compensatie voor marktdeelnemers, om de op grond van artikel 6 bis bepaalde vuldoelstellingen te behalen. Wanneer zij ervoor zorgen dat de vuldoelstellingen worden behaald, geven de lidstaten, waar mogelijk, voorrang aan marktgebaseerde maatregelen.

    Voor zover een van de in dit artikel bepaalde maatregelen op grond van artikel 41 van Richtlijn 2009/73/EG taken en bevoegdheden van de nationale regulerende instantie betreffen, zijn de nationale regulerende instanties verantwoordelijk voor het nemen van die maatregelen.

    De op grond van dit lid genomen maatregelen kunnen met name omvatten:

    a)

    van gasleveranciers vereisen dat zij minimumvolumes gas opslaan in opslaginstallaties, met inbegrip van ondergrondse gasopslaginstallaties en/of van LNG-opslaginstallaties, waarbij die volumes dienen te worden bepaald op basis van de hoeveelheid gas die door de gasleveranciers aan beschermde afnemers wordt geleverd;

    b)

    van opslagsysteembeheerders vereisen dat ze hun capaciteiten aan marktdeelnemers aanbieden;

    c)

    van transmissiesysteembeheerders of door de lidstaten aangewezen entiteiten vereisen dat ze balanceringsvoorraden aankopen en beheren, uitsluitend voor de uitvoering van hun taken als transmissiesysteembeheerder en waar nodig een verplichting opleggen aan een andere aangewezen entiteit met het oog op veiligstelling van de gasleveringszekerheid in een noodsituatie als bedoeld in artikel 11, lid 1, punt c);

    d)

    gebruikmaken van met andere lidstaten gecoördineerde instrumenten, zoals platformen voor de aankoop van LNG, teneinde het gebruik van LNG voor het vullen van opslaginstallaties te maximaliseren en de infrastructuur- en regelgevingsbelemmeringen voor het gedeelde gebruik van LNG voor het vullen van ondergrondse gasopslaginstallaties te verminderen;

    e)

    gebruikmaken van een vrijwillig mechanisme voor de gezamenlijke aankoop van aardgas, betreffende de toepassing waarvan de Commissie, indien nodig, uiterlijk op 1 augustus 2022 richtsnoeren kan uitvaardigen;

    f)

    verstrekken van financiële stimulansen voor marktdeelnemers, waaronder opslagsysteembeheerders, zoals contracten ter verrekening van verschillen, of compensatie aan marktdeelnemers voor inkomstenderving of voor kosten die voortvloeien uit aan marktdeelnemers, waaronder opslagsysteembeheerders, opgelegde verplichtingen en die niet door inkomsten kunnen worden gedekt;

    g)

    van houders van opslagcapaciteit vereisen dat ze geboekte maar niet gebruikte capaciteit ofwel gebruiken, ofwel vrijgeven, waarbij de houder van opslagcapaciteit die niet wordt gebruikt, verplicht blijft de overeengekomen prijs te betalen voor de gehele looptijd van het opslagcontract;

    h)

    vaststellen van doeltreffende instrumenten voor de aankoop en het beheer van strategische opslag door publieke of private entiteiten, op voorwaarde dat dergelijke instrumenten niet leiden tot verstoring van de mededinging of de goede werking van de interne markt;

    i)

    aanwijzen van een specifieke entiteit die belast wordt met het behalen van de vuldoelstelling ingeval de vuldoelstelling anders niet zou worden behaald;

    j)

    kortingen te geven op de opslagtarieven;

    k)

    innen van de inkomsten die nodig zijn om de kapitaal- en operationele uitgaven in verband met gereguleerde opslaginstallaties terug te vorderen in de vorm van opslagtarieven en als een specifiek in de transmissietarieven opgenomen heffing, die uitsluitend wordt geïnd van exitpunten naar eindafnemers in dezelfde lidstaten, mits de inkomsten die via tarieven worden geïnd niet hoger zijn dan de toegestane inkomsten.

    2.   De door de lidstaten op grond van dit lid genomen maatregelen blijven beperkt tot hetgeen noodzakelijk is om de vultrajecten en vuldoelstellingen te behalen. Ze worden duidelijk omschreven en zijn transparant, evenredig, niet-discriminerend en controleerbaar. Zij verstoren niet onrechtmatig de mededinging of de goede werking van de interne gasmarkt en brengen de gasleveringszekerheid in andere lidstaten of in de Unie niet in gevaar.

    3.   De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om het gebruik van de bestaande infrastructuur op nationaal en regionaal niveau te waarborgen, teneinde de gasleveringszekerheid op doelmatige wijze te bevorderen. Die maatregelen blokkeren of beperken in geen geval het grensoverschrijdende gebruik van opslaginstallaties of LNG-installaties en leiden niet tot beperking van de overeenkomstig Verordening (EU) 2017/459 van de Commissie (*1) toegewezen grensoverschrijdende transmissiecapaciteit.

    4.   De lidstaten passen bij het nemen van maatregelen op grond van dit artikel het “energie-efficiëntie eerst”-beginsel toe en blijven de doelstellingen van hun respectieve maatregelen verwezenlijken overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad (*2).

    Artikel 6 quater

    Opslagregelingen en lastenverdelingsmechanisme

    1.   Een lidstaat die niet over ondergrondse opslaginstallaties beschikt, zorgt ervoor dat marktdeelnemers in die lidstaat regelingen treffen met ondergrondse-opslagsysteembeheerders of andere marktdeelnemers in lidstaten met ondergrondse gasopslaginstallaties. Die regelingen bepalen dat uiterlijk op 1 november opslagvolumes worden gebruikt die overeenkomen met ten minste 15 % van het gemiddelde jaarlijkse gasverbruik over de voorgaande vijf jaar van de lidstaat die niet over ondergrondse gasopslaginstallaties beschikt. Wanneer een lidstaat zonder ondergrondse gasopslaginstallaties wegens de grensoverschrijdende transmissiecapaciteit of andere technische beperkingen echter niet in staat is 15 % van die opslagvolumes volledig te benutten, slaat die lidstaat alleen de volumes op die technisch mogelijk zijn.

    Indien een lidstaat door technische beperkingen niet aan de in de eerste alinea bepaalde verplichting kan voldoen en verplicht is andere brandstoffen ter vervanging van gas op te slaan, kan bij wijze van uitzondering aan de in de eerste alinea bepaalde verplichting worden voldaan door een gelijkwaardige verplichting voor het opslaan van andere brandstoffen dan gas. De technische beperkingen en de gelijkwaardigheid van de maatregel worden door de betrokken lidstaat aangetoond.

    2.   In afwijking van lid 1 kan een lidstaat die niet over ondergrondse gasopslaginstallaties beschikt, een lastenverdelingsmechanisme ontwikkelen met een of meer lidstaten die over ondergrondse gasopslaginstallaties beschikken (“lastenverdelingsmechanisme”).

    Het lastenverdelingsmechanisme is gebaseerd op de relevante gegevens van de meest recente risico-evaluatie op grond van artikel 7 en houdt rekening met alle volgende factoren:

    a)

    de kosten van financiële steunverlening om de vuldoelstelling te behalen, met uitzondering van de kosten voor het voldoen aan strategische-opslagverplichtingen;

    b)

    de gasvolumes die nodig zijn om te voldoen aan de vraag van beschermde afnemers overeenkomstig artikel 6, lid 1;

    c)

    technische beperkingen, waaronder de beschikbare ondergrondse opslagcapaciteit, grensoverschrijdende technische transmissiecapaciteit en onttrekkingspercentages.

    De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 2 september 2022 in kennis van het lastenverdelingsmechanisme. Indien uiterlijk op die datum geen overeenstemming over een lastenverdelingsmechanisme is bereikt, tonen de lidstaten zonder ondergrondse gasopslaginstallaties aan dat zij voldoen aan lid 1 en stellen zij de Commissie daarvan in kennis.

    3.   Als overgangsmaatregel kunnen lidstaten zonder ondergrondse gasopslaginstallaties, maar met ondergrondse gasopslaginstallaties die in de laatste in Verordening (EU) 2022/869 van het Europees Parlement en de Raad (*3) bedoelde lijst van projecten van gemeenschappelijk belang zijn opgenomen, gedeeltelijk voldoen aan lid 1 door de LNG-voorraden in bestaande drijvende opslageenheden mee te tellen totdat de ondergrondse gasopslaginstallaties in bedrijf zijn.

    4.   Lidstaten zonder ondergrondse gasopslaginstallaties kunnen marktdeelnemers of transmissiesysteembeheerders, naargelang het geval, stimulansen of financiële compensatie bieden voor de inkomstenderving of voor de door hen gemaakte kosten ten gevolge van de naleving van hun opslagverplichtingen op grond van dit artikel, indien een dergelijke derving of zulke kosten niet door inkomsten kunnen worden gedekt, teneinde nakoming van hun verplichting om gas op te slaan in andere lidstaten op grond van lid 1, of de uitvoering van het lastenverdelingsmechanisme te verzekeren. Indien de stimulans of financiële compensatie met een heffing wordt gefinancierd, wordt die heffing niet toegepast op grensoverschrijdende interconnectiepunten.

    5.   Niettegenstaande lid 1, indien een lidstaat beschikt over ondergrondse gasopslaginstallaties op zijn grondgebied en de totale capaciteit van die installaties groter is dan het jaarlijkse gasverbruik van die lidstaat, zorgen de lidstaten zonder ondergrondse gasopslaginstallaties die toegang hebben tot die installaties, ervoor dat zij:

    a)

    hetzij de opslagvolumes uiterlijk op 1 november ten minste overeenkomen met het gemiddelde gebruik van de opslagcapaciteit over de voorgaande vijf jaar, bepaald onder meer door de gasstromen in aanmerking te nemen tijdens het onttrekkingsseizoen over de voorgaande vijf jaar vanuit de lidstaten waar de opslaginstallaties zich bevinden;

    b)

    hetzij tonen ze aan dat een opslagcapaciteit is geboekt die gelijkwaardig is aan het volume waarop de verplichting uit hoofde van punt a) betrekking heeft.

    Indien de lidstaat zonder ondergrondse gasopslaginstallaties kan aantonen dat de opslagcapaciteit die overeenkomt met het volume waarop de verplichting uit hoofde van punt a) van de eerste alinea betrekking heeft, is geboekt, is lid 1 van toepassing.

    De verplichting uit hoofde van dit lid is beperkt tot 15 % van het gemiddelde jaarlijkse gasverbruik over de voorgaande vijf jaar in de betrokken lidstaat.

    6.   Tenzij anders bepaald in bijlage I ter, is, in het geval van ondergrondse gasopslaginstallaties die zich in een lidstaat bevinden die niet onder lid 5 vallen, maar die rechtstreeks verbonden zijn met het afzetgebied van een andere lidstaat, zorgt die andere lidstaat ervoor dat de opslagvolumes uiterlijk op 1 november ten minste overeenkomen met het gemiddelde van de opslagcapaciteit die op het betrokken grensoverschrijdende punt over de voorgaande vijf jaar is geboekt.

    Artikel 6 quinquies

    Monitoring en handhaving

    1.   De opslagsysteembeheerders melden het vulniveau aan de bevoegde instantie in elke lidstaat waar de betrokken ondergrondse gasopslaginstallaties zich bevinden en, indien van toepassing, aan een door die lidstaat aangewezen entiteit (de “aangewezen entiteit”), als volgt:

    a)

    voor 2022: op elk van de in bijlage I bis vermelde tussentijdse streefdoelen, en

    b)

    met ingang van 2023: zoals vastgesteld op grond van artikel 6 bis, lid 4.

    2.   De bevoegde instantie en, indien van toepassing, de aangewezen entiteit van elke lidstaat monitort het vulniveau van de ondergrondse gasopslaginstallaties op hun grondgebied aan het einde van elke maand en deelt de resultaten onverwijld aan de Commissie mee.

    De Commissie kan het Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) in voorkomend geval ook verzoeken bijstand te verlenen bij dergelijke monitoring.

    3.   Op basis van de door de bevoegde instantie en, indien van toepassing, de aangewezen entiteit van elke lidstaat verstrekte informatie brengt de Commissie regelmatig verslag uit aan de Groep coördinatie gas (GCG).

    4.   De GCG helpt de Commissie met het monitoren van de vuldoelstellingen en vultrajecten en ontwikkelt richtsnoeren voor de Commissie met betrekking tot passende maatregelen om de naleving te waarborgen ingeval de lidstaten van de vultrajecten niet afwijken of de vuldoelstellingen niet behalen.

    5.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de vultrajecten na te leven en de vuldoelstellingen te behalen, en om marktdeelnemers te verplichten aan de opslagverplichtingen te voldoen, onder meer door hen voldoende afschrikkende sancties en boetes op te leggen.

    De lidstaten stellen de Commissie onverwijld op de hoogte van de op grond van dit lid genomen handhavingsmaatregelen.

    6.   Indien commercieel gevoelige informatie moet worden uitgewisseld, kan de Commissie vergaderingen van de GCG bijeenroepen die uitsluitend door haarzelf en de lidstaten worden bijgewoond.

    7.   De uitgewisselde informatie blijft beperkt tot hetgeen nodig is om de naleving van deze verordening te monitoren.

    De Commissie, de nationale regulerende instanties en de lidstaten eerbiedigen de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige informatie die zij ontvangen om hun verplichtingen na te komen.

    (*1)  Verordening (EU) 2017/459 van de Commissie van 16 maart 2017 tot vaststelling van een netcode betreffende capaciteitstoewijzingsmechanismen in gastransmissiesystemen en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 984/2013 (PB L 72 van 17.3.2017, blz. 1)."

    (*2)  Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Richtlijn 94/22/EG, Richtlijn 98/70/EG, Richtlijn 2009/31/EG, Verordening (EG) nr. 663/2009, Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn 2009/73/EG, Richtlijn 2009/119/EG van de Raad, Richtlijn 2010/31/EU, Richtlijn 2012/27/EU, Richtlijn 2013/30/EU en Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1)."

    (*3)  Verordening (EU) 2022/869 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2022 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 715/2009, (EU) 2019/942 en (EU) 2019/943, en Richtlijnen 2009/73/EG en (EU) 2019/944, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 347/2013 (PB L 152 van 3.6.2022, blz. 45).”."

    3)

    Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:

    a)

    lid 1 wordt vervangen door:

    “1.   Uiterlijk op 1 september 2022 verricht het ENTSB-G een Uniebrede simulatie van gasleverings- en -infrastructuurverstoringsscenario's, met inbegrip van scenario's van een langdurige verstoring van één leveringsbron. De simulatie omvat de identificatie en evaluatie van noodcorridors voor de levering van gas en bepaalt tevens welke lidstaten de vastgestelde risico's kunnen aanpakken, onder meer met betrekking tot LNG. De Uniebrede simulatie van gasleverings- en -infrastructuurverstoringsscenario's en de methode voor de simulatie worden door het ENTSB-G vastgesteld, in overleg met de GCG. Het ENTSB-G neemt een passend transparantieniveau in acht en biedt toegang tot de in zijn scenario's gebruikte aannamen. De Uniebrede simulatie van gasleverings- en -infrastructuurverstoringsscenario's wordt om de vier jaar herhaald, tenzij de omstandigheden een hogere frequentie rechtvaardigen.”;

    b)

    aan lid 4 wordt het volgende punt toegevoegd:

    “g)

    rekening houdend met scenario’s van een langdurige verstoring van één leveringsbron.”.

    4)

    Aan artikel 16 wordt het volgende lid toegevoegd:

    “3.   De lidstaten zorgen ervoor dat aan de opslagverplichtingen uit hoofde van deze verordening wordt voldaan door gebruik te maken van opslaginstallaties in de Unie. De samenwerking tussen de lidstaten en de verdragsluitende partijen van de Energiegemeenschap kan evenwel vrijwillige regelingen omvatten voor het gebruik van door die partijen verstrekte opslagcapaciteit voor de opslag van extra gasvolumes voor de lidstaten.”.

    5)

    Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    “Artikel 17 bis

    Verslaglegging door de Commissie

    1.   Uiterlijk op 28 februari 2023, en vervolgens jaarlijks, dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad verslagen in met:

    a)

    een overzicht van de maatregelen die de lidstaten hebben genomen om aan de opslagverplichtingen te voldoen;

    b)

    een overzicht van de tijd die nodig is voor de in artikel 3 bis van Verordening (EG) nr. 715/2009 vastgestelde certificeringsprocedure;

    c)

    een overzicht van de door de Commissie verzochte maatregelen om ervoor te zorgen dat de vultrajecten worden nageleefd en de vuldoelstellingen worden behaald;

    d)

    een analyse van de mogelijke gevolgen van deze verordening voor de gasprijzen en potentiële gasbesparingen in verband met artikel 6 ter, lid 4.”.

    6)

    Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    “Artikel 18 bis

    Comitéprocedure

    1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (*4).

    2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

    (*4)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).”."

    7)

    Aan artikel 20 wordt het volgende lid toegevoegd:

    “4.   De artikelen 6 bis tot en met 6 quinquies zijn niet van toepassing op Ierland, Cyprus, en Malta zolang zij niet rechtstreeks zijn aangesloten op het gasinterconnectiesysteem van een andere lidstaat.”.

    8)

    Aan artikel 22 wordt het volgende lid toegevoegd:

    “Artikel 2, punten 27 tot en met 31, de artikelen 6 bis tot en met 6 quinquies, artikel 16, lid 3, artikel 17 bis, artikel 18 bis, artikel 20, lid 4, en bijlagen I bis en I ter zijn van toepassing tot en met 31 december 2025.”.

    9)

    De in de bijlage bij deze verordening opgenomen tekst wordt als bijlagen I bis en I ter ingevoegd.

    Artikel 2

    Wijzigingen in Verordening (EG) nr. 715/2009

    Verordening (EG) nr. 715/2009 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    “Artikel 3 bis

    Certificering van opslagsysteembeheerders

    1.   De lidstaten zorgen ervoor dat alle opslagsysteembeheerders, met inbegrip van die welke onder zeggenschap van een transmissiesysteembeheerder staan, overeenkomstig de in dit artikel vastgestelde procedure worden gecertificeerd, hetzij door de nationale regulerende instantie, hetzij door een andere bevoegde instantie die door de betrokken lidstaat is aangewezen op grond van artikel 3, lid 2, van Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad (*5) (in beide gevallen “certificeringsinstantie”).

    Dit artikel is ook van toepassing op opslagsysteembeheerders die onder zeggenschap staan van transmissiesysteembeheerders die reeds gecertificeerd zijn op grond van de ontvlechtingsvoorschriften van de artikelen 9, 10 en 11 van Richtlijn 2009/73/EG.

    2.   De certificeringsinstantie vaardigt een ontwerpcertificeringsbesluit uit ten aanzien van opslagsysteembeheerders die ondergrondse gasopslaginstallaties met een capaciteit van meer dan 3,5 TWh beheren, indien uiterlijk op 1 februari 2023 of binnen 150 werkdagen na de datum van ontvangst van een kennisgeving op grond van lid 9 alle opslaginstallaties, ongeacht het aantal opslagsysteembeheerders, op 31 maart 2021 en 31 maart 2022 gevuld waren tot een niveau dat gemiddeld minder dan 30 % van hun maximumcapaciteit bedroeg.

    Ten aanzien van de in de eerste alinea bedoelde opslagsysteembeheerders stelt de certificeringsinstantie alles in het werk om uiterlijk op 1 november 2022 een ontwerpcertificeringsbesluit uit te vaardigen.

    Ten aanzien van alle andere opslagsysteembeheerders vaardigt de certificeringsinstantie uiterlijk op 2 januari 2024 of binnen 18 maanden na de datum van ontvangst van een kennisgeving op grond van lid 8 of lid 9 een ontwerpcertificeringsbesluit.

    3.   Bij de overweging van het risico voor de energievoorzieningszekerheid in de Unie houdt de certificeringsinstantie rekening met elk risico voor de gasleveringszekerheid op nationaal, regionaal of Unieniveau, alsmede met enige beperking van dergelijk risico, dat onder meer voortvloeit uit:

    a)

    de eigendom, de levering of andere commerciële relaties die negatieve gevolgen kunnen hebben voor de stimulansen voor en het vermogen van de opslagsysteembeheerder om de ondergrondse gasopslaginstallatie te vullen;

    b)

    de rechten en verplichtingen van de Unie ten aanzien van een derde land uit hoofde van het internationaal recht, met inbegrip van overeenkomsten die zijn gesloten met een of meer derde landen waarbij de Unie partij is en waarin de energievoorzieningszekerheid aan de orde komt;

    c)

    de rechten en verplichtingen van de betrokken lidstaten ten aanzien van een derde land, die voortvloeien uit door de betrokken lidstaat met een of meer derde landen gesloten overeenkomsten, voor zover die overeenkomsten in overeenstemming zijn met het Unierecht, of

    d)

    andere specifieke feiten en omstandigheden van het geval.

    4.   Indien de certificeringsinstantie concludeert dat een persoon die direct of indirect zeggenschap heeft of rechten uitoefent over de opslagsysteembeheerder in de zin van artikel 9 van Richtlijn 2009/73/EG, de energievoorzieningszekerheid of de wezenlijke veiligheidsbelangen van de Unie of van een lidstaat in gevaar kan brengen, weigert de certificeringsinstantie de certificering. Als alternatief kan de certificeringsinstantie een certificeringsbeslissing onder voorwaarden afgeven die waarborgen dat de risico's die negatieve gevolgen kunnen hebben voor het vullen van de gasopslaginstallaties voldoende worden beperkt, mits de werkbaarheid van de voorwaarden ten volle kan worden gewaarborgd door doeltreffende uitvoering en monitoring. Dergelijke voorwaarden kunnen met name voorzien in een vereiste dat de eigenaar van het opslagsysteem of de opslagsysteembeheerder het beheer van het opslagsysteem overdraagt.

    5.   Indien de certificeringsinstantie concludeert dat de risico's voor de gaslevering niet kunnen worden beperkt door voorwaarden te stellen op grond van lid 4, onder meer door van de eigenaar van het opslagsysteem of de opslagsysteembeheerder te eisen het beheer van het opslagsysteem over te dragen, en derhalve de certificering weigert:

    a)

    eist zij van de eigenaar van het opslagsysteem, de opslagsysteembeheerder of elke persoon die naar haar inzicht de energievoorzieningszekerheid of de wezenlijke veiligheidsbelangen van de Unie of van een lidstaat in gevaar zou kunnen brengen, dat afstand wordt gedaan van de aandelen of rechten waarover die persoon beschikt ten aanzien van de eigenaar van het opslagsysteem of de opslagsysteembeheerder, en stelt zij een termijn vast binnen welke daarvan afstand moet worden gedaan;

    b)

    gelast zij in voorkomend geval voorlopige maatregelen om te waarborgen dat een dergelijke persoon geen zeggenschap of rechten over die eigenaar van het opslagsysteem of opslagsysteembeheerder kan uitoefenen totdat van de aandelen of rechten afstand is gedaan, en

    c)

    treft zij passende compenserende maatregelen overeenkomstig nationaal recht.

    6.   De certificeringsinstantie stelt de Commissie onverwijld in kennis van haar ontwerpcertificeringsbesluit, met vermelding van alle relevante informatie.

    Binnen 25 werkdagen na een dergelijke kennisgeving verstrekt de Commissie een advies over het ontwerpcertificeringbesluit aan de certificeringsinstantie. De certificeringsinstantie houdt in de hoogste mate rekening met het advies van de Commissie.

    7.   Binnen 25 werkdagen na ontvangst van het advies van de Commissie vaardigt de certificeringsinstantie het certificeringsbesluit uit.

    8.   Voordat een nieuw aangelegde ondergrondse gasopslaginstallatie in gebruik wordt genomen, wordt de opslagsysteembeheerder gecertificeerd overeenkomstig de leden 1 tot en met 7. De opslagsysteembeheerder stelt de certificeringsinstantie in kennis van zijn voornemen om de opslaginstallatie in gebruik te nemen.

    9.   Opslagsysteembeheerders stellen de relevante certificeringsinstantie in kennis van elke geplande transactie die een herbeoordeling van hun naleving van de in de leden 1 tot en met 4 neergelegde certificeringsvoorschriften vereist.

    10.   Certificeringsinstanties monitoren de opslagsysteembeheerders voortdurend wat betreft de naleving van de in de leden 1 tot en met 4 vastgelegde certificeringseisen. Zij openen een certificeringsprocedure om de naleving opnieuw te beoordelen in elk van de volgende omstandigheden:

    a)

    na ontvangst van een kennisgeving door de opslagsysteembeheerder op grond van lid 8 of lid 9;

    b)

    op eigen initiatief, indien zij er kennis van hebben dat een geplande wijziging van rechten of van beïnvloeding op een opslagsysteembeheerder ertoe zou kunnen leiden dat de vereisten van de leden 1, 2 en 3 niet worden nageleefd;

    c)

    na een met redenen omkleed verzoek van de Commissie.

    11.   De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om de voortdurende werking van de ondergrondse gasopslaginstallaties op hun respectieve grondgebied te waarborgen. Die ondergrondse gasopslaginstallaties mogen hun activiteiten alleen stopzetten indien niet aan technische en veiligheidseisen wordt voldaan of indien de certificeringsinstantie na een beoordeling te hebben uitgevoerd en rekening houdend met een advies van het ENTSB voor gas, tot de conclusie komt dat een dergelijke stopzetting de gasleveringszekerheid op Unie- of nationaal niveau niet vermindert.

    In voorkomend geval worden passende compenserende maatregelen genomen indien stopzetting van de activiteiten niet wordt toegestaan.

    12.   De Commissie kan richtsnoeren verstrekken over de toepassing van dit artikel.

    13.   Dit artikel is niet van toepassing op delen van LNG-installaties die voor opslag worden gebruikt.

    (*5)  Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2017 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid en houdende intrekking van Verordening (EU) nr. 994/2010 (PB L 280 van 28.10.2017, blz. 1).”."

    2)

    Aan artikel 13 wordt het volgende lid toegevoegd:

    “3.   De nationale regulerende instantie kan een korting van maximaal 100 % toepassen op capaciteitsgebaseerde transmissie- en distributietarieven op entrypunten van en exitpunten naar ondergrondse gasopslaginstallaties en LNG-installaties, tenzij en voor zover een dergelijke installatie die met meer dan één transmissie- of distributienet is verbonden, wordt gebruikt om te concurreren met een interconnectiepunt.

    Dit lid is van toepassing tot en met 31 december 2025.”.

    Artikel 3

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 29 juni 2022.

    Voor het Europees Parlement

    De voorzitter

    R. METSOLA

    Voor de Raad

    De voorzitter

    F. RIESTER


    (1)  Advies van 18 mei 2022 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

    (2)  Standpunt van het Europees Parlement van 23 juni 2022 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad 28 juni 2022.

    (3)  Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2017 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid en houdende intrekking van Verordening (EU) nr. 994/2010 (PB L 280 van 28.10.2017, blz. 1).

    (4)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

    (5)  Verordening (EU) 2017/459 van de Commissie van 16 maart 2017 tot vaststelling van een netcode betreffende capaciteitstoewijzingsmechanismen in gastransmissiesystemen en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 984/2013 (PB L 72 van 17.3.2017, blz. 1).

    (6)  Richtlijn 2008/114/EG van de Raad van 8 december 2008 inzake de identificatie van Europese kritieke infrastructuren, de aanmerking van infrastructuren als Europese kritieke infrastructuren en de beoordeling van de noodzaak de bescherming van dergelijke infrastructuren te verbeteren (PB L 345 van 23.12.2008, blz. 75).

    (7)  Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Richtlijn 94/22/EG, Richtlijn 98/70/EG, Richtlijn 2009/31/EG, Verordening (EG) nr. 663/2009, Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn 2009/73/EG, Richtlijn 2009/119/EG van de Raad, Richtlijn 2010/31/EU, Richtlijn 2012/27/EU, Richtlijn 2013/30/EU en Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).

    (8)  Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1775/2005 (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 36).


    BIJLAGE

    “BIJLAGE I BIS (1)

    Vultraject met tussentijdse streefdoelen en vuldoelstelling voor 2022 voor lidstaten met ondergrondse gasopslaginstallaties

    Lidstaat

    Tussentijds streefdoel 1 augustus

    Tussentijds streefdoel 1 september

    Tussentijds streefdoel 1 oktober

    Vuldoelstelling 1 november

    AT

    49  %

    60  %

    70  %

    80  %

    BE

    49  %

    62  %

    75  %

    80  %

    BG

    49  %

    61  %

    75  %

    80  %

    CZ

    60  %

    67  %

    74  %

    80  %

    DE

    45  %

    53  %

    80  %

    80  %

    DK

    61  %

    68  %

    74  %

    80  %

    ES

    71  %

    74  %

    77  %

    80  %

    FR

    52  %

    65  %

    72  %

    80  %

    HR

    49  %

    60  %

    70  %

    80  %

    HU

    51  %

    60  %

    70  %

    80  %

    IT

    58  %

    66  %

    73  %

    80  %

    LV

    57  %

    65  %

    72  %

    80  %

    NL

    54  %

    62  %

    71  %

    80  %

    PL

    80  %

    80  %

    80  %

    80  %

    PT

    72  %

    75  %

    77  %

    80  %

    RO

    46  %

    57  %

    66  %

    80  %

    SE

    40  %

    53  %

    67  %

    80  %

    SK

    49  %

    60  %

    70  %

    80  %

    BIJLAGE I TER

    Gedeelde verantwoordelijkheid voor de vuldoelstelling en het vultraject

    Met betrekking tot de vuldoelstelling en het vultraject op grond van artikel 6 bis delen de Bondsrepubliek Duitsland en de Republiek Oostenrijk de verantwoordelijkheid voor de opslaginstallaties Haidach en 7Fields. De exacte verhouding en omvang van die verantwoordelijkheid van zowel de Bondsrepubliek Duitsland als de Republiek Oostenrijk zijn onderworpen aan een bilaterale overeenkomst tussen die lidstaten.


    (1)  Deze bijlage is onderworpen aan de evenredige verplichtingen van elke lidstaat uit hoofde van deze verordening, met name de artikelen 6 bis, 6 ter en 6 quater.

    Voor de lidstaten die onder artikel 6 bis, lid 2, vallen, wordt het evenredige tussentijdse streefdoel berekend door de in de tabel vermelde waarde te vermenigvuldigen met het maximum van 35 % en het resultaat door 80 % te delen.


    Top