EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32022D2461

Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/2461 van de Commissie van 14 december 2022 tot erkenning van de regeling “KZR INiG” voor het aantonen van de naleving van de vereisten van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van biobrandstoffen, vloeibare biomassa, biomassabrandstoffen, hernieuwbare vloeibare en gasvormige brandstoffen van niet-biologische oorsprong en brandstoffen op basis van hergebruikte koolstof en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/603 van de Commissie (Voor de EER relevante tekst)

C/2022/9178

PB L 321 van 15.12.2022, p. 38–41 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec_impl/2022/2461/oj

15.12.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 321/38


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2022/2461 VAN DE COMMISSIE

van 14 december 2022

tot erkenning van de regeling “KZR INiG” voor het aantonen van de naleving van de vereisten van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van biobrandstoffen, vloeibare biomassa, biomassabrandstoffen, hernieuwbare vloeibare en gasvormige brandstoffen van niet-biologische oorsprong en brandstoffen op basis van hergebruikte koolstof en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/603 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (1), en met name artikel 30, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Richtlijn (EU) 2018/2001 zijn vereisten vastgesteld voor bepaalde brandstoffen, namelijk biobrandstoffen, vloeibare biomassa, biomassabrandstoffen, hernieuwbare vloeibare en gasvormige brandstoffen van niet-biologische oorsprong en brandstoffen op basis van hergebruikte koolstof. Deze vereisten zorgen ervoor dat deze brandstoffen alleen kunnen worden meegeteld voor het behalen van de in die richtlijn vastgestelde streefcijfers als ze duurzaam geproduceerd zijn en tot aanzienlijk minder uitstoot van broeikasgassen leiden in vergelijking met fossiele brandstoffen. In artikel 29 van die richtlijn zijn duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria voor biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen vastgesteld. Verder voorzien artikel 26 van de richtlijn en Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/807 van de Commissie (2) in de criteria om te bepalen: i) welke grondstoffen voor biobrandstoffen, vloeibare biomassa of biomassabrandstoffen een hoog risico op indirecte veranderingen in landgebruik vertonen, en ii) welke biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen met een hoog risico op indirecte veranderingen in landgebruik die aan bepaalde voorwaarden voldoen, kunnen worden gecertificeerd als brandstoffen met een laag risico op indirecte veranderingen in landgebruik. Artikel 25, lid 2, van Richtlijn (EU) 2018/2001 bevat de broeikasgasemissiereductiecriteria voor hernieuwbare vloeibare en gasvormige brandstoffen van niet-biologische oorsprong en transportbrandstoffen op basis van hergebruikte koolstof. Artikel 28, lid 2, van die richtlijn eist dat marktdeelnemers informatie in een Uniedatabank invoeren over de transacties en de duurzaamheidskenmerken van bepaalde hernieuwbare brandstoffen (biobrandstoffen, biogas en hernieuwbare vloeibare en gasvormige brandstoffen van niet-biologische oorsprong) en van transportbrandstoffen op basis van hergebruikte koolstof.

(2)

Richtlijn (EU) 2018/2001 bevat ook regels voor de berekening van de bijdrage van hernieuwbare elektriciteit aan de streefcijfers voor vervoer. In artikel 27, lid 3, van die richtlijn zijn in het bijzonder de regels ter berekening van die bijdrage vastgesteld, als elektriciteit wordt gebruikt voor het aandrijven van elektrische voertuigen en als deze wordt gebruikt om vloeibare en gasvormige transportbrandstoffen van niet-biologische oorsprong te produceren.

(3)

Vrijwillige regelingen hebben een belangrijke rol gespeeld bij het leveren van bewijs dat aan de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria voor biobrandstoffen en vloeibare biomassa wordt voldaan. Krachtens Richtlijn (EU) 2018/2001 kunnen vrijwillige regelingen worden gebruikt om: i) te certificeren dat alle uit biomassa geproduceerde brandstoffen, met inbegrip van gasvormige en vaste brandstoffen, voldoen aan de in die richtlijn vastgestelde duurzaamheidscriteria; ii) nauwkeurige gegevens te verstrekken over de broeikasgasemissiereducties ervan; iii) te certificeren dat hernieuwbare vloeibare en gasvormige transportbrandstoffen van niet-biologische oorsprong en brandstoffen op basis van hergebruikte koolstof voldoen aan de broeikasgasemissiereductiecriteria ervan, en iv) aan te tonen dat is voldaan aan artikel 27, lid 3, van die richtlijn met betrekking tot de berekening van het aandeel hernieuwbare elektriciteit in het vervoer. Vrijwillige regelingen kunnen ook worden gebruikt als bewijs dat marktdeelnemers de juiste informatie invoeren in de nationale of Uniedatabank inzake bepaalde hernieuwbare brandstoffen en transportbrandstoffen op basis van hergebruikte koolstof overeenkomstig artikel 28, lid 4, van Richtlijn (EU) 2018/2001. Verder kunnen vrijwillige regelingen dienen om biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen met een laag risico op indirecte veranderingen in landgebruik te certificeren. De Commissie kan besluiten dat vrijwillige nationale of internationale regelingen kunnen dienen voor alle of een deel van die doelen.

(4)

Overeenkomstig artikel 30, lid 9, van Richtlijn (EU) 2018/2001 mag een lidstaat, als een marktpartij bewijzen of gegevens indient die verkregen zijn overeenkomstig een door de Commissie erkende vrijwillige regeling, voor zover het erkenningsbesluit daarop betrekking heeft, de leverancier niet vragen om verdere bewijzen van de naleving van de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria in te dienen.

(5)

De vrijwillige regeling “KZR INiG” heeft op 28 augustus 2020 bij de Commissie een verzoek tot erkenning overeenkomstig artikel 30, lid 4, van Richtlijn (EU) 2018/2001 ingediend. Het verzoek leidde tot een beoordeling van die regeling door de Commissie, waarbij enkele problemen werden geconstateerd waardoor de regeling niet als verenigbaar met de duurzaamheidscriteria van artikel 29 van Richtlijn (EU) 2018/2001 kon worden beschouwd. In de hernieuwde indiening op 25 juni 2021 werden die problemen in de regeling adequaat aangepakt. De Commissie concludeerde in haar beoordeling dat de regeling: i) naar behoren voldeed aan de duurzaamheidscriteria voor agrarische biomassa zoals vastgesteld in artikel 29, leden 2 tot en met 5, van Richtlijn (EU) 2018/2001; ii) accurate gegevens over broeikasgasemissiereducties bevatte voor de toepassing van artikel 29, lid 10, van Richtlijn (EU) 2018/2001, en iii) een massabalansmethode toepaste overeenkomstig de vereisten van artikel 30, leden 1 en 2, van Richtlijn (EU) 2018/2001. De Commissie was echter van mening dat de regeling niet naar behoren voldeed aan de duurzaamheidscriteria voor bosbiomassa zoals vastgesteld in artikel 29, leden 6 en 7, van Richtlijn (EU) 2018/2001. Daarom werd de regeling “KZR INiG” bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/603 van de Commissie (3) alleen erkend voor het aantonen van de naleving van de vereisten van artikel 29, leden 2 tot en met 5 en lid 10, van Richtlijn (EU) 2018/2001.

(6)

De regeling “KZR INiG” bracht verdere aanpassingen aan om ook naar behoren te voldoen aan de duurzaamheidscriteria voor bosbiomassa zoals vastgesteld in artikel 29, leden 6 en 7, van Richtlijn (EU) 2018/2001. Na nieuwe wijzigingen werden alle resterende problemen die eerder waren geconstateerd adequaat aangepakt in een hernieuwde indiening op 23 september 2022.

(7)

De regeling “KZR INiG” heeft betrekking op de volgende grondstoffen: agrarische biomassa, bosbiomassa en afval en residuen. De regeling heeft ook betrekking op alle soorten brandstoffen. Ze heeft een wereldwijde geografische dekking en omvat de gehele controleketen (voor biomethaan tot aan de productie-eenheid). De Commissie heeft de regeling “KZR INiG” na de hernieuwde indiening van 23 september 2022 opnieuw beoordeeld en heeft vastgesteld dat deze: i) naar behoren voldoet aan de duurzaamheidscriteria zoals vastgesteld in artikel 29, leden 2 tot en met 7, van Richtlijn (EU) 2018/2001; ii) accurate gegevens over broeikasgasemissiereducties bevat voor de toepassing van artikel 29, lid 10, van die richtlijn, en iii) een massabalansmethode toepast overeenkomstig de vereisten van artikel 30, leden 1 en 2, van die richtlijn.

(8)

Bij de beoordeling door de Commissie wordt geen rekening gehouden met de overeenkomstig artikel 29, lid 8, van Richtlijn (EU) 2018/2001 vast te stellen uitvoeringshandeling betreffende richtsnoeren voor het aantonen van de naleving van de duurzaamheidscriteria van artikel 29, leden 6 en 7, van die richtlijn (4). De regeling “KZR INiG” zal daarom in dit verband opnieuw worden beoordeeld.

(9)

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/996 van de Commissie (5) zal pas op 30 december 2023 van toepassing zijn. De regeling “KZR INiG” moet opnieuw worden beoordeeld in het licht van de nieuwe uitvoeringsverordening.

(10)

Uit de beoordeling van de regeling “KZR INiG” door de Commissie is gebleken dat de regeling beantwoordt aan passende normen inzake betrouwbaarheid, transparantie en onafhankelijke auditing, en aan de methodologische eisen van bijlage VI bij Richtlijn (EU) 2018/2001.

(11)

Met het oog op de transparantie en de rechtszekerheid is het aangewezen dat één handeling van de Commissie een volledig overzicht geeft van alle duurzaamheids- en broeikasgasemissiecriteria waaraan de regeling “KZR INiG” wordt geacht naar behoren te voldoen. Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/603 moet daarom worden vervangen.

(12)

De erkende regeling “KZR INiG” moet beschikbaar worden gesteld in de afdeling over vrijwillige regelingen op Europa, de website van de Commissie.

(13)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de duurzaamheid van biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De vrijwillige regeling “KZR INiG” (“de regeling”), die op 23 september 2022 voor erkenning bij de Commissie is ingediend, toont de volgende elementen aan voor de conform de regeling gecontroleerde brandstoffen:

a)

naleving door leveringen van biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen van de duurzaamheidscriteria zoals vastgesteld in artikel 29, leden 2 tot en met 7 en lid 10, van Richtlijn (EU) 2018/2001;

b)

naleving door marktdeelnemers van de verplichting de juiste informatie in te voeren in de nationale of Uniedatabank inzake hernieuwbare brandstoffen en transportbrandstoffen op basis van hergebruikte koolstof overeenkomstig artikel 28, lid 4, van Richtlijn (EU) 2018/2001.

De regeling bevat ook accurate gegevens over broeikasgasemissiereducties voor de toepassing van artikel 29, lid 10, van Richtlijn (EU) 2018/2001, in de zin dat zij waarborgt dat alle relevante informatie van de marktdeelnemers stroomopwaarts van de bewakingsketen wordt doorgegeven aan de marktdeelnemers stroomafwaarts van de bewakingsketen.

Eventuele wijzigingen van de inhoud van de vrijwillige regeling “KZR INiG”, zoals ingediend voor erkenning bij de Commissie op 23 september 2022, die gevolgen kunnen hebben voor de grondslag van dit besluit, worden onverwijld aan de Commissie gemeld. De Commissie beoordeelt de gemelde wijzigingen om na te gaan of de regeling nog steeds naar behoren voldoet aan de duurzaamheidscriteria waarvoor ze is erkend.

Artikel 2

Het besluit is van toepassing tot 16 december 2027.

Artikel 3

Dit besluit wordt ingetrokken indien:

a)

duidelijk wordt aangetoond dat de vrijwillige regeling “KZR INiG” elementen die van belang voor dit besluit worden geacht, niet ten uitvoer heeft gelegd of indien een ernstige en structurele inbreuk op deze elementen heeft plaatsgevonden;

b)

de vrijwillige regeling “KZR INiG” geen jaarlijks verslag indient bij de Commissie overeenkomstig artikel 30, lid 5, van Richtlijn (EU) 2018/2001;

c)

de vrijwillige regeling “KZR INiG” de normen voor onafhankelijke audits en andere vereisten als gespecificeerd in de in artikel 29, lid 8, of artikel 30, lid 8, van Richtlijn (EU) 2018/2001 bedoelde uitvoeringshandelingen, niet toepast of geen verbeteringen uitvoert met betrekking tot andere elementen van de regeling die van belang worden geacht voor een blijvende erkenning.

Artikel 4

Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/603 wordt ingetrokken met ingang van 16 december 2022.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 14 december 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/807 van de Commissie van 13 maart 2019 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het bepalen van de grondstoffen met een hoog risico van indirecte veranderingen in landgebruik waarbij een belangrijke uitbreiding van het productiegebied naar land met grote koolstofvoorraden waar te nemen valt, en de certificering van biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen met een laag risico op indirecte veranderingen in landgebruik (PB L 133 van 21.5.2019, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/603 van de Commissie van 8 april 2022 inzake de erkenning van de regeling “KZR INiG” voor het aantonen van de naleving van de vereisten van Richtlijn (EU) 2018/2001 ten aanzien van biobrandstoffen, vloeibare biomassa, biomassabrandstoffen, hernieuwbare vloeibare en gasvormige brandstoffen van niet-biologische oorsprong en brandstoffen op basis van hergebruikte koolstof (PB L 114 van 12.4.2022, blz. 185).

(4)  De uitvoeringsverordening betreffende richtsnoeren voor het aantonen van de naleving van de duurzaamheidscriteria van artikel 29, leden 6 en 7, van Richtlijn (EU) 2018/2001 heeft op 14 september 2022 een positief advies gekregen van het Comité voor de duurzaamheid van biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen, maar is nog niet officieel vastgesteld.

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) 2022/996 van de Commissie van 14 juni 2022 betreffende de voorschriften om de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria alsmede de criteria inzake laag risico op indirecte veranderingen in landgebruik te controleren (PB L 168 van 27.6.2022, blz. 1).


Top