This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32009D0107
2009/107/EC: Commission Decision of 23 January 2009 amending Decisions 2006/861/EC and 2006/920/EC concerning technical specifications of interoperability relating to subsystems of the trans-European conventional rail system (notified under document number C(2009) 38) (Text with EEA relevance)
2009/107/EG: Beschikking van de Commissie van 23 januari 2009 tot wijziging van Beschikkingen 2006/861/EG en 2006/920/EG betreffende technische specificaties inzake interoperabiliteit van subsystemen van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 38) (Voor de EER relevante tekst)
2009/107/EG: Beschikking van de Commissie van 23 januari 2009 tot wijziging van Beschikkingen 2006/861/EG en 2006/920/EG betreffende technische specificaties inzake interoperabiliteit van subsystemen van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 38) (Voor de EER relevante tekst)
PB L 45 van 14.2.2009, p. 1–16
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(HR)
No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2013; stilzwijgende opheffing door 32013R0321
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Modifies | 32006D0861 | vervanging | bijlage JJ | 01/07/2009 | |
Modifies | 32006D0861 | toevoeging | artikel 1BI | 01/07/2009 | |
Modifies | 32006D0861 | toevoeging | bijlage LL | 01/07/2009 | |
Modifies | 32006D0861 | wijziging | bijlage B | 01/07/2009 | |
Modifies | 32006D0861 | aanvulling | bijlage | 01/07/2009 | |
Modifies | 32006D0861 | wijziging | bijlage L | 01/07/2009 | |
Modifies | 32006D0920 | vervanging | bijlage P.5 | 01/07/2009 |
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Corrected by | 32009D0107R(01) | (PL) | |||
Modified by | 32011D0314 | gedeeltelijke intrekking | |||
Implicitly repealed by | 32013R0321 | 01/01/2014 | |||
Modified by | 32013R0321 | gedeeltelijke intrekking |
14.2.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 45/1 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 23 januari 2009
tot wijziging van Beschikkingen 2006/861/EG en 2006/920/EG betreffende technische specificaties inzake interoperabiliteit van subsystemen van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 38)
(Voor de EER relevante tekst)
(2009/107/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem binnen de Gemeenschap (1), en met name op artikel 6, lid 1,
Gelet op de aanbeveling van het Europees Spoorwegbureau betreffende de tussentijdse herziening van de TSI van de goederenwagen (ERA/REC/INT/03-2008) van 27 oktober 2008,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Artikel 12 van Verordening (EG) nr. 881/2004 van het Europees Parlement en de Raad (2) vereist dat het Europees Spoorwegbureau (hierna „het Bureau” genoemd) erop toeziet dat de technische specificaties voor interoperabiliteit („TSI’s”) zijn aangepast aan de technische vooruitgang, marktontwikkelingen en maatschappelijke eisen, en dat het Bureau de Commissie voorstellen doet voor amendementen van TSI’s die het noodzakelijk acht. |
(2) |
Bij Beschikking C(2007) 3371 van 13 juli 2007 heeft de Commissie aan het Bureau een kadermandaat gegeven om bepaalde activiteiten uit te voeren overeenkomstig Richtlijn 96/48/EG van de Raad van 23 juli 1996 betreffende de interoperabiliteit van het trans-Europese hogesnelheidsspoorwegsysteem (3) en Richtlijn 2001/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 betreffende de interoperabiliteit van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem (4). Overeenkomstig dit kadermandaat werd het Bureau gevraagd om de TSI van het rollend materieel — goederenwagens als vastgesteld bij Beschikking 2006/861/EG van de Commissie van 28 juli 2006 betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem rollend materieel — goederenwagens van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem (5), te herzien evenals om technisch advies te geven over kritieke fouten en een lijst met vastgestelde geringe fouten te publiceren. |
(3) |
Door de inwerkingtreding op 1 juli 2006 van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) van 1999 gelden er nieuwe regels voor de technische specificaties voor goederenwagens. De oude RIV-overeenkomst tussen spoorwegondernemingen is gedeeltelijk vervangen door een nieuwe particuliere en vrijwillige overeenkomst, het General Contract of Use (GCU) (6) tussen spoorwegondernemingen en houders van wagens, evenals door Beschikking 2006/861/EG. |
(4) |
Terwijl de RIV-overeenkomst voor de wagens slechts één vergunning van de registrerende spoorwegonderneming vereiste, vereist Richtlijn 2001/16/EG een vergunning voor elke lidstaat. Dit probleem werd voorlopig opgelost door punt 7.6 van de bijlage bij Beschikking 2006/861/EG dat bepaalt dat wanneer in een lidstaat een veiligheidscertificaat of een vergunning tot ingebruikneming is afgegeven voor gegroepeerde wagens, dat certificaat of die vergunning wederzijds dient te worden erkend door alle lidstaten om te voorkomen dat veiligheidsinstanties controles op het gebied van veiligheid/interoperabiliteit dubbel uitvoeren. Het bepaalt ook dat voor zover Beschikking 2006/861/EG nog openstaande punten bevat, een vergunning tot ingebruikneming wederzijds zal worden erkend, behoudens de gevallen als omschreven in bijlage JJ van die beslissing. Aangezien in bijlage JJ echter geen duidelijke voorwaarden worden vermeld waaronder een vergunning tot ingebruikneming van een wagen in één lidstaat wederzijds in de andere lidstaten moet worden erkend, heeft de toepassing van punt 7.6 van de bijlage bij Beschikking 2006/861/EG tot verschillende interpretaties geleid. Dat leidde tot rechtsonzekerheid en problemen voor de industrie die een onmiddellijk optreden van de Commissie vereisen. |
(5) |
Dat probleem kan nu worden opgelost aangezien op grond van artikel 23, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG voertuigen die volledig in overeenstemming zijn met TSI’s die alle aspecten van de relevante subsystemen zonder specifieke gevallen en openstaande punten die strikt verband houden met de technische verenigbaarheid tussen voertuig en netwerk bestrijken, geen aanvullende vergunning voor indienststelling behoeven zolang zij rijden op TSI-conforme netten in de andere lidstaten of onder de in de bijbehorende TSI gespecificeerde voorwaarden. |
(6) |
Beschikking 2006/861/EG bevat een aantal open punten en technische fouten. Hoewel de nationale technische voorschriften zouden kunnen worden toegepast om aan de essentiële vereisten betreffende open punten te voldoen, is er geen rechtszekerheid dat die nationale oplossingen ook door andere lidstaten zouden worden aanvaard. Bovendien is de gepaste procedure bij een ernstige of kritieke fout, overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2008/57/EG, de onmiddellijke herziening van de relevante TSI’s. |
(7) |
Teneinde de volledige interoperabiliteit van goederenwagens voor internationaal vervoer te herstellen, is een onmiddellijke herziening van Beschikking 2006/861/EG nodig om de voorwaarden te preciseren waaronder een vergunning tot indienstneming van een TSI-conforme wagen in alle andere lidstaten geldig is. |
(8) |
Wagens die overeenkomstig artikel 22, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG een vergunning tot indienstneming kregen en overeenkomstig artikel 23, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG een vergunning kregen die in alle lidstaten geldt, moeten een duidelijke en herkenbare alfabetische markering krijgen. Daartoe moet de bij Beschikking 2006/920/EG (7) vastgestelde bijlage P5 van de TSI betreffende het subsysteem „exploitatie en beheer van het treinverkeer” van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem worden gewijzigd. |
(9) |
De Beschikkingen 2006/861/EG en 2006/920/EG moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(10) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Beschikking 2006/861/EG
Beschikking 2006/861/EG wordt als volgt gewijzigd:
a) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 1a Technische documentatie 1. Het Europees Spoorwegbureau (ERA) publiceert de inhoud van bijlage LL als technisch ERA-document op zijn website. 2. Het ERA publiceert de lijst met de in de bijlagen P en JJ bedoelde K-remblokken die volledig zijn goedgekeurde voor internationaal vervoer als technisch ERA-document op zijn website. 3. Het Bureau publiceert de bijkomende specificaties betreffende het in bijlage JJ genoemde trekwerk als technisch ERA-document op zijn website. 4. Het Bureau houdt de in alinea’s 1 tot 3 genoemde technische documenten up-to-date en houdt de Commissie van alle herziene versies op de hoogte. De Commissie houdt de lidstaten via het overeenkomstig artikel 29 van Richtlijn 2008/57/EG ingestelde comité op de hoogte. Indien de Commissie of een lidstaat van mening zijn dat een technisch document niet aan de vereisten van Richtlijn 2008/57/EG of van enige andere gemeenschapswetgeving voldoet, wordt de kwestie in het comité besproken. Op basis van het overleg van het comité en op verzoek van de Commissie worden de technische documenten door het Bureau ingetrokken of gewijzigd.”; |
b) |
De bijlagen worden gewijzigd als aangegeven in bijlage I. |
Artikel 2
Wijzigingen van Beschikking 2006/920/EG
Bijlage P5 van Beschikking 2006/920/EG wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II.
Artikel 3
Indien de „TEN”-markering van goederenwagens die voor de inwerkingtreding van deze beschikking in gebruik zijn genomen niet in overeenstemming is met de bepalingen van bijlage II, wordt deze markering verwijderd voor 31 december 2010.
Artikel 4
Deze beschikking is van toepassing vanaf 1 juli 2009.
Artikel 5
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 23 januari 2009.
Voor de Commissie
Antonio TAJANI
Vicevoorzitter
(1) PB L 191 van 18.7.2008, blz. 1.
(2) PB L 164 van 30.4.2004, blz. 1, gerectificeerd in PB L 220 van 21.6.2004, blz. 3.
(3) PB L 235 van 17.9.1996, blz. 6.
(4) PB L 110 van 20.4.2001, blz. 1.
(5) PB L 344 van 8.12.2006, blz. 1.
(6) De website van GCU: http://www.gcubureau.org.
(7) PB L 359 van 18.12.2006, blz. 1.
BIJLAGE I
De bijlagen bij Beschikking 2006/861/EG worden als volgt gewijzigd:
1) |
De bijlage wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Bijlage B wordt als volgt gewijzigd:
|
3. |
In bijlage L wordt in punt L.1.4.2.1 de laatste zin vervangen door: „Wanneer volledig op het loopvlak remmende wagens met volwielen worden uitgerust, moeten de volgende parameters in aanmerking worden genomen:
Opmerking: Bij bepaalde soorten goederenvervoer kunnen de waarden voor vermogen en/of remtijd en/of rijsnelheid en/of asbelasting en/of wieldiameter worden gewijzigd teneinde het thermomechanische gedrag van die wielen bij beperkt gebruik te controleren.”. |
4. |
In bijlage P wordt punt P.1.10, „Remblokken” vervangen door: „P.1.10. Remblokken De testprocedure voor ontwerpkeuringen van het interoperabiliteitsonderdeel remblokken moet worden uitgevoerd aan de hand van de specificatie in bijlage I, hoofdstuk I.10.2. De specificatie voor K-composietremblokken staat nog steeds ter discussie. Reeds in gebruik zijnde composietblokken hebben de keuring volgens P.2.10 met succes doorstaan. Een technisch document met daarin de lijst van volledig goedgekeurde composietblokken voor internationaal vervoer wordt door het Europees Spoorwegbureau op zijn website gepubliceerd.”. |
5. |
Bijlage JJ wordt vervangen door: „BIJLAGE JJ JJ.1. LIJST VAN OPENSTAANDE PUNTEN In de onderstaande tabel zijn de open punten van deze TSI samengevat en is aangeduid of deze punten betrekking hebben (kolom „JA”) of niet (kolom „NEE”) op de technische compatibiliteit tussen het voertuig en de infrastructuur.
JJ.2. AFSLUITING VAN OPEN PUNTEN EN AANVULLENDE SPECIFICATIES VOOR IN PUNT 7.6.4 GENOEMDE WAGENS 1. Afsluiting van open punten De open punten uit kolom „JA” van bijlage JJ-1 voor de in punt 7.6 van deze TSI genoemde wagens worden in dit punt afgesloten. 1.1. Detectie van warmlopers Het in punt 4.2.3.3.2 van deze TSI vastgestelde open punt wordt afgesloten als de wagen voldoet aan de specificaties van het betreffende technisch ERA-document. 1.2. Zijwindeffecten Het in punten 4.2.6.3 en 6.2.3.4.3 van deze TSI vastgestelde open punt wordt afgesloten zonder enige verplichting betreffende het wagenontwerp. Enkele operationele maatregelen kunnen van toepassing zijn. 1.3. Lasnaadkeuringen Het in punten 6.1.2.2 en 6.2.21 van deze TSI vastgestelde open punt wordt afgesloten met de toepassing van EN 15085-5 van oktober 2007. 1.4. Onderhoudskeuringen Het in bijlage D van deze TSI vastgestelde open punt wordt als volgt afgesloten: elk onderhoudsdossier dat:
en dat aan de vereisten van deze TSI voldoet, is geldig. De bedrijfsprestaties worden als toereikend beschouwd. 1.5. Loopcirkels Het in bijlage E van deze TSI vastgestelde open punt wordt als volgt afgesloten: de gebreken van de loopcirkels worden in het kader van het onderhoud behandeld. 1.6. Gietstalen wielen Het in bijlage L van deze TSI vastgestelde open punt wordt als volgt afgesloten: gietstalen wielen zijn niet toegelaten in afwachting van de publicatie van een Europese norm. 1.7. Ontwerp en keuring van K-remblokken Het in bijlage P.1.10 en P.2.10 van deze TSI vastgestelde open punt wordt afgesloten wanneer het betreffende technische document op de ERA-website wordt gepubliceerd. 2. Aanvullende specificaties De volgende aanvullende specificaties zijn tevens vereist voor in punt 7.6.4 vastgestelde wagens. 2.1. Buffers en trekwerk
De dynamische typebeproevingen moeten op drie trekwerken zonder elastische inrichting worden uitgevoerd. De drie monsters moeten de beproevingen zonder enige schade doorstaan. Ze mogen geen scheuren vertonen en de trekkracht mag niet onder 1 000 kN zakken. 2.2. Sterkte van de hoofdconstructie van het voertuig In aanvulling op de specificaties van punt 4.2.2.3.1 van deze TSI is het ook vereist dat:
2.3. Opvijzelen In aanvulling op de specificaties van punt 4.2.2.3.2.4 van deze TSI moet het opvijzelen ook overeenstemmen met het volgende diagram: Figuur Relevage sur la voie/Rerailing
2.4. As In aanvulling op de specificaties van punt 5.4.2.4 en bijlage M 1.4 van deze TSI zijn de volgende normen van toepassing op de maximaal toegelaten spanningen: EN 13103 punt 7, EN 13260 punt 3.2.2 en EN 13261 punt 3.2.3. 2.5. Dynamisch gedrag van het voertuig In aanvulling op de specificaties van punt 4.2.3.4 van deze TSI, dienen EN 14363 of UIC-fiche 432 te worden toegepast op de bijzondere draaistellen die niet in bijlage Y zijn vermeld. In aanvulling op de specificaties van punt 4.2.3.4.2.2 van deze TSI betreffende loopveiligheid bij het rijden op scheluw spoor:
2.6. Langsdrukkracht In aanvulling op de specificaties van punt 4.2.3.5 en bijlage R van deze TSI moet er ook overeenstemming zijn met punt 3.2 van UIC-fiche 530-2, behalve voor de vereisten om te communiceren met en de goedkeuring te krijgen van de UIC Studiegroep (SG) 2. 2.7. Remmen 2.7.1. In aanvulling op de specificaties van punt 4.2.4.1.2.4 van deze TSI moet de energieopslag zo zijn ontworpen dat de druk in het hulpremreservoir na het remmen (met de maximale remcilinderdruk en maximaal mogelijke cilinderslag bij elke lading van het voertuig) minstens 0,3 bar meer bedraagt dan de remcilinderdruk zonder de toevoeging van meer energie. 2.8. Tweeassige wagens In aanvulling op de specificaties van punt 4.2.3.4.2.4 van deze TSI is de toepassing van UIC-fiche 517 verplicht voor de berekening van de vering van tweeassige wagens. 2.9. Elektrische of elektromagnetische storing Wagens uitgerust met een energiebron die elektrische storing kan veroorzaken, moeten overeenkomstig UIC-fiches 550-2 en 550-3 worden gecontroleerd. De elektromagnetische handtekening van maximale treinsamenstellingen moet worden gevalideerd. 2.10. Bijzondere typen wagens Voor elk van de volgende typen wagens gelden de betreffende aanvullende specificaties:
2.11. Wagens die naar het Verenigd Koninkrijk rijden Wagens die naar het Verenigd Koninkrijk rijden, moeten voldoen aan de vereisten van UIC-fiche 503 betreffende de specifieke voorwaarden in het Verenigd Koninkrijk.”. |
6. |
Na bijlage KK wordt de volgende nieuwe bijlage toegevoegd: „BIJLAGE LL REFERENTIEDOCUMENT VOOR DETECTIE VAN WARMLOPERS NB: Deze bijlage wordt tevens gepubliceerd als technische document van het ERA en wordt bijgehouden overeenkomstig artikel 1, onder a), lid 4. 1. TERMEN EN DEFINITIES In deze bijlage wordt onder de volgende termen en definities verstaan: Aslager: een lager of lagersamenstel op de as van een spoorwegvoertuig dat een deel van het gewicht van het spoorwegvoertuig rechtstreeks op het wielstel overbrengt. Aspot: de constructie, met inbegrip van bijvoorbeeld de lageradapter, die de astap omvat of aanraakt en die het raakvlak vormt met het draaistel en/of de vering. Detector van warmlopers (HABD): Doelzone: een welbepaald gebied aan de onderzijde van een aspot waar de temperatuur door een HABD kan worden gecontroleerd. Doelgebied: de afmetingen van het bovenaanzicht, op het xy-vlak, van de doelzone. Verboden zone: een zone waarin warmtebronnen, zoals uitlaten, die het gedrag van een HABD kunnen beïnvloeden, worden geweerd of thermisch worden beveiligd. Coördinaten rollend materieel: de coördinaten van het rollend materieel, figuur 1, zijn gebaseerd op het rechtshandig Cartesisch coördinatenstelsel, waarbij de positieve x-as (horizontaal) langs het voertuig loopt in de richting van de beweging, de z-as verticaal naar boven loopt en de oorsprong in het centrum van de as van het wielstel ligt. De y-as is de verticale as. Figuur 1 Coördinaten rollend materieel
Wielstel: een eenheid van: een as, twee wielen en hun aslagers, of een paar onafhankelijke wielen op dezelfde langspositie en hun lagers. Warmtebron: een deel van het rollend materieel dat een hogere temperatuur kan hebben dan de bedrijfstemperatuur aan de onderzijde van de aspot, zoals een warme lading of uitlaatpijp. 2. SYMBOLEN EN AFKORTINGEN In deze bijlage wordt onder de volgende symbolen en afkortingen verstaan:
3. VEREISTEN ROLLEND MATERIEEL Dit deel bevat de vereisten voor die zijde van de HABD-interface die uit het rollend materieel bestaat. 3.1. Doelzone De doelzone is een gebied op de onderzijde van een aspot die wordt beschreven door het snijpunt van de aspot met een virtuele balk, waarvan de horizontale dwarsdoorsnede aan de hand van de coördinaten voor het rollend materieel wordt bepaald door de XTA- en YTA-afmetingen. De horizontale dwarsdoorsnede van de virtuele balk is daarom congruent aan het bovenaanzicht (namelijk het xy-vlak) van de doelzone, hier het doelgebied genoemd. 3.2. Doelgebied Het doelgebied bevindt zich in een ruimte met betrekking tot de asafmetingen en bepaalt een gebied waarin een HABD de temperatuur van een aspot kan controleren. Figuur 2 toont de positie en minimale afmetingen van het doelgebied aan de hand van de coördinaten voor het rollend materieel. Figuur 2 Afmetingen en positie van het doelgebied (TA) in het xy-vlak (onderaanzicht)
3.3. Afmetingen van het doelgebied Rekening houdend met de mechanische tolerantie zal het doelgebied:
3.4. Positie van het doelgebied in het xy-vlak In het xy-vlak ligt het centrum van het doelgebied op een laterale afstand, YTA, ten opzichte van het centrum van de as (of centrum van een paar wielen op dezelfde positie), waarbij 1 065 mm minder is dan of gelijk is aan YTA en YTA minder is dan of gelijk is aan 1 095 mm. Op de langsassen is het centrum van het doelgebied congruent aan de hartlijn van de as. 3.5. Zichtbaarheidsvereisten voor het doelgebied Het rollend materieel moet zo ontwikkeld worden dat er geen obstructie is tussen de doelzone en de HABD die de HABD kan beletten of verhinderen om zich binnen de doelzone op een bepaald punt te richten, waardoor de meting van de warmtestraling onmogelijk wordt.
4. ANDERE MECHANISCHE ONTWERPEISEN Om de kans te verkleinen dat een HABD de temperatuur van een andere warmtebron berekent in plaats van de warmte van een aspot, moet het rollend materieel zo worden ontworpen dat andere warmtebronnen, bijvoorbeeld een warme vracht of uitlaat, niet onmiddellijk naast of boven de positie van het doelgebied liggen. Daarom mag er geen enkele andere warmtebron binnen de in dit document bepaalde verboden zone worden geplaatst.
4.1. Verboden zone De verboden zone wordt bepaald door een rechthoekig gebied dat het doelgebied behelst en verticaal tot een virtuele balk wordt uitgebreid. De afmetingen van de balk zijn LPZ en WPZ in het xy-vlak en HPZ op de verticale assen. Figuur 3 toont een mogelijke positie van het doelgebied in de verboden zone aan de hand van de coördinaten voor het rollend materieel. Rekening houdend met de mechanische toleranties zijn de afmetingen van de balk van de verboden zone:
De positie van het centrum van de verboden zone in het xy-vlak is:
Figuur 3 Afmetingen van de verboden zone (PS) in het xy-vlak (onderaanzicht) met een mogelijke positie van een doelgebied
5. REFERENTIETABEL Ten behoeve van de traceerbaarheid werd een referentietabel voor dit document met het originele prEN 15437 toegevoegd.
|
BIJLAGE II
Bijlage P.5 van Beschikking 2006/920/EG wordt als volgt vervangen:
„BIJLAGE P.5
LETTERCODE VOOR DE MATE VAN INTEROPERABILITEIT
„TEN” |
: |
Voertuig dat voldoet aan de volgende voorwaarden:
|
||||
„PPV/PPW” |
: |
wagen die voldoet aan de PPV/PPW-overeenkomst (in OSSHD-staten) (oorspronkelijk: ППВ (Правила пользования вагонами в международном сообщении) |
Opmerkingen:
a) |
Voertuigen met TEN-markering komen overeen met codering 0 tot 3 van het eerste cijfer van het in bijlage P6 genoemde voertuignummer. |
b) |
Op voertuigen waarvoor geen vergunning voor ingebruikneming in alle lidstaten is afgegeven, moeten de lidstaten worden vermeld waarvoor een vergunning is afgegeven. De lijst met lidstaten die een vergunning hebben verleend, moet in een van de volgende vormen op het voertuig worden vermeld, waarbij D staat voor de lidstaat die de eerste vergunning verleende (in onderhavig geval, Duitsland) en F staat voor de lidstaat die als tweede een vergunning verleende (in onderhavig geval, Frankrijk). De lidstaten krijgen een code overeenkomstig bijlage P4. Dit kan gelden voor wagens die aan de TSI voldoen, maar ook voor niet-TSI-conforme wagens. Deze voertuigen komen overeen met codering 4 of 8 van het eerste cijfer van het in bijlage P6 genoemde voertuigcijfer. |
”