Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32008L0071

Richtlijn 2008/71/EG van de Raad van 15 juli 2008 met betrekking tot de identificatie en de registratie van varkens (Gecodificeerde versie)

PB L 213 van 8.8.2008, p. 31–36 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 20/04/2021; afgeschaft en vervangen door 32016R0429

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2008/71/oj

8.8.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 213/31


RICHTLIJN 2008/71/EG VAN DE RAAD

van 15 juli 2008

met betrekking tot de identificatie en de registratie van varkens

(Gecodificeerde versie)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europese Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 92/102/EEG van de Raad van 27 november 1992 met betrekking tot de identificatie en de registratie van dieren (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

(2)

Krachtens artikel 3, lid 1, onder c), van Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (4) moeten voor het intracommunautaire handelsverkeer bestemde dieren enerzijds overeenkomstig de vereisten van de communautaire voorschriften zijn geïdentificeerd en anderzijds zijn geregistreerd, zodat het bedrijf, het centrum of de instelling van oorsprong of van tijdelijk verblijf is terug te vinden. Deze identificatie- en registratiesystemen moesten vóór 1 januari 1993 van toepassing worden verklaard op het verkeer van dieren binnen het grondgebied van elke lidstaat.

(3)

In artikel 14 van Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht (5) is bepaald dat voor die dieren, met uitzondering van slachtdieren en geregistreerde paardachtigen, de in artikel 3, lid 1, onder c), van Richtlijn 90/425/EEG bedoelde identificatie en registratie moeten worden uitgevoerd nadat de controles zijn verricht.

(4)

Met het oog op de correcte toepassing van deze richtlijn moet worden voorzien in een snelle en efficiënte uitwisseling van informatie tussen de lidstaten. Communautaire voorschriften ter zake zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (6) en bij Richtlijn 89/608/EEG van de Raad van 21 november 1989 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie, met het oog op de juiste toepassing van de veterinaire en zoötechnische wetgeving (7).

(5)

De houders van dieren moeten voor de dieren op hun bedrijf een register bijhouden. Personen die betrokken zijn bij de handel in dieren, moeten een register bijhouden van hun transacties. De bevoegde autoriteit moet deze gegevens kunnen inzien wanneer zij daarom verzoekt.

(6)

Teneinde verplaatsingen van dieren snel en doeltreffend te kunnen natrekken, moeten de dieren kunnen worden geïdentificeerd. Op een later tijdstip moet een beslissing worden genomen over de aard van het merkteken en in afwachting van die beslissing moeten de nationale identificatiesystemen voor verplaatsingen op de nationale markt van toepassing blijven.

(7)

Afwijkingen van de eisen inzake merktekens moeten worden mogelijk gemaakt voor dieren die rechtstreeks van een landbouwbedrijf naar een slachthuis worden gebracht. Deze dieren moeten evenwel in elk geval op zodanige wijze worden geïdentificeerd dat het bedrijf van oorsprong kan worden opgespoord.

(8)

Er moet worden voorzien in de mogelijkheid van vrijstellingen van de verplichting tot registratie van houders die dieren voor persoonlijk gebruik houden en, om rekening te houden met bepaalde bijzondere gevallen, van de wijze van registratie.

(9)

Wanneer het merkteken van dieren onleesbaar is geworden of verloren is, moet een nieuw merkteken worden aangebracht dat gerelateerd kan worden aan het vorige.

(10)

Deze richtlijn doet niets af aan de specifieke eisen die zijn vastgesteld in Beschikking 89/153/EEG van de Commissie van 13 februari 1989 inzake het verband tussen monsters voor onderzoek op residuen en de betrokken dieren en bedrijven van oorsprong (8) of aan de uitvoeringsbepalingen die zijn vastgesteld op grond van Richtlijn 91/496/EEG.

(11)

Er moet worden voorzien in een beheersprocedure voor de vaststelling van eventuele uitvoeringsbepalingen.

(12)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijn onverlet te laten,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bij deze richtlijn worden de minimumvoorschriften voor de identificatie en registratie van varkens vastgesteld, onverminderd nadere voorschriften die kunnen worden vastgesteld met het oog op de uitroeiing van en de controle op ziekten.

Deze richtlijn geldt onverminderd Beschikking 89/153/EEG en de uitvoeringsbepalingen die zijn vastgesteld op grond van Richtlijn 91/496/EEG.

Artikel 2

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

a)

„dier”: een dier van de familie van de Suidae, met uitzondering van wilde varkens als omschreven in artikel 2, onder b) van Richtlijn 2001/89/EG van de Raad van 23 oktober 2001 betreffende maatregelen van de Gemeenschap ter bestrijding van klassieke varkenspest (9);

b)

„bedrijf”: een inrichting, constructie of — in het geval van een openluchtfokkerij — plaats waar dieren worden gehouden, gefokt of gehanteerd;

c)

„houder”: een natuurlijke of rechtspersoon die, ook tijdelijk, verantwoordelijk is voor dieren;

d)

„bevoegde autoriteit”: de centrale autoriteit van een lidstaat die bevoegd is om de veterinaire controles uit te voeren, of elke autoriteit waaraan zij deze bevoegdheid heeft overgedragen met het oog op de uitvoering van deze richtlijn;

e)

„handelsverkeer”: het handelsverkeer als omschreven in artikel 2, punt 3), van Richtlijn 90/425/EEG.

Artikel 3

1.   De lidstaten zien erop toe dat:

a)

de bevoegde autoriteit beschikt over een bijgewerkte lijst van alle bedrijven op haar grondgebied waar in deze richtlijn bedoelde dieren worden gehouden, met vermelding van de houders van de dieren; deze bedrijven moeten op deze lijst blijven staan tot drie jaar na de verwijdering van de dieren. Deze lijst bevat tevens het merkteken of de merktekens die worden gebruikt ter identificatie van het bedrijf overeenkomstig artikel 5, lid 2, eerste alinea, en artikel 8;

b)

de Commissie en de bevoegde autoriteit inzage krijgen in alle uit hoofde van deze richtlijn verkregen informatie.

2.   De lidstaten kunnen volgens de procedure van artikel 18 van Richtlijn 90/425/EEG worden gemachtigd natuurlijke personen die slechts één dier houden, dat voor eigen gebruik of verbruik bestemd is, dan wel in verband met bijzondere omstandigheden, niet op de in lid 1, onder a), van dit artikel bedoelde lijst te plaatsen, mits dit dier vóór een eventuele verplaatsing aan de in deze richtlijn voorgeschreven controles wordt onderworpen.

Artikel 4

1.   De lidstaten zien erop toe dat elke houder die op de in artikel 3, lid 1, onder a), bedoelde lijst voorkomt een register bijhoudt van het aantal dieren dat zich op zijn bedrijf bevindt.

In dat register worden alle verplaatsingen (aantallen inkomende en uitgaande dieren) bijgehouden van de dieren, minstens op basis van de stromen met vermelding, in voorkomend geval, van oorsprong of bestemming alsmede de datum van deze stromen.

In alle gevallen moet melding worden gemaakt van het overeenkomstig de artikelen 5 en 8 aangebrachte identificatiemerk.

Voor raszuivere en hybride varkens die overeenkomstig Richtlijn 88/661/EEG van 19 december 1988 van de Raad betreffende de zoötechnische normen die gelden voor fokvarkens (10) in een stamboek zijn ingeschreven, kan volgens de procedure van artikel 18 van Richtlijn 90/425/EEG een registratiesysteem op basis van individuele identificatie van de dieren worden erkend, indien dit systeem garanties biedt die gelijkwaardig zijn aan die van een register.

2.   De lidstaten zien er tevens op toe dat:

a)

elke houder van dieren de bevoegde autoriteit desgevraagd alle inlichtingen verschaft over de oorsprong, de identificatie en, in voorkomend geval, de bestemming van de dieren die hij heeft bezeten, gehouden, vervoerd, in de handel gebracht of geslacht;

b)

elke houder van dieren die van of naar een markt of verzamelplaats worden vervoerd, een document met gedetailleerde gegevens betreffende deze dieren overlegt aan de marktdeelnemer die op de markt of verzamelplaats tijdelijk houder is van de dieren.

Deze marktdeelnemer kan de overeenkomstig de eerste alinea verkregen documenten gebruiken om te voldoen aan het bepaalde in lid 1, derde alinea;

c)

deze registers en gegevens beschikbaar zijn op het bedrijf en desgevraagd ter beschikking van de bevoegde autoriteit worden gehouden gedurende een door die autoriteit vast te stellen minimumperiode van ten minste drie jaar.

Artikel 5

1.   De lidstaten zien erop toe dat de volgende algemene beginselen worden nageleefd:

a)

identificatiemerktekens moeten worden aangebracht voordat de dieren het bedrijf waar ze geboren zijn, verlaten;

b)

geen enkel merkteken mag worden verwijderd of vervangen zonder toestemming van de bevoegde autoriteit.

Wanneer een merkteken onleesbaar is geworden of is verloren, moet overeenkomstig dit artikel een nieuw merkteken worden aangebracht;

c)

elk nieuw merkteken moet door de houder in het in artikel 4 bedoelde register worden genoteerd zodanig dat er een verband wordt gelegd met het vorige merkteken dat op het dier was aangebracht.

2.   De dieren moeten zo snel mogelijk en in ieder geval voordat zij het bedrijf verlaten, worden gemerkt met een oormerk of een tatoeage aan de hand waarvan het bedrijf van herkomst kan worden vastgesteld en waardoor een verband kan worden gelegd met de in artikel 3, lid 1, onder a), bedoelde lijst; in de begeleidende documenten dient van dit merk melding te worden gemaakt.

In afwijking van artikel 3, lid 1, onder c), tweede alinea, van Richtlijn 90/425/EEG kunnen de lidstaten hun nationale systeem handhaven voor alle verplaatsingen van dieren op hun grondgebied. Met dit systeem moet het mogelijk zijn het bedrijf van herkomst te identificeren en het bedrijf waar het dier geboren is op te sporen. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de systemen die zij te dien einde zullen toepassen. Volgens de procedure van artikel 18 van Richtlijn 90/425/EEG kan een lidstaat worden verzocht het systeem te wijzigen wanneer het niet aan de voornoemde vereiste voldoet.

Dieren met een tijdelijk merkteken ter identificatie van een partij moeten gedurende de verplaatsing vergezeld gaan van een document aan de hand waarvan de oorsprong, de eigenaar en de plaats van vertrek en bestemming van de dieren kunnen worden bepaald.

Artikel 6

1.   Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming besluit het identificatiemerkteken dat een dier op het bedrijf van oorsprong was toegewezen niet te behouden, komen alle kosten van de vervanging van het merkteken ten laste van die autoriteit. Wanneer het merkteken is vervangen, moet er een verband worden gelegd tussen de door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van verzending toegekende identificatie en de nieuwe, door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming toegekende identificatie; dit verband moet in het in artikel 4 bedoelde register worden aangegeven.

Van de in de eerste alinea geboden mogelijkheid mag geen gebruik worden gemaakt voor dieren die bestemd zijn voor het slachthuis en die overeenkomstig artikel 8 zijn ingevoerd, zonder te zijn voorzien van een nieuw merkteken dat voldoet aan artikel 5.

2.   Wanneer de dieren in het handelsverkeer zijn gebracht, kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming ter toepassing van artikel 5 van Richtlijn 90/425/EEG gebruikmaken van het bepaalde in artikel 4 van Richtlijn 89/608/EEG om de gegevens over de dieren, over het beslag van oorsprong, en over de eventuele verplaatsing van de dieren te verkrijgen.

Artikel 7

De lidstaten zien erop toe dat alle informatie betreffende de verplaatsingen van dieren zonder een certificaat of een document dat op grond van de veterinaire of zoötechnische wetgeving vereist is, gedurende een door de bevoegde autoriteit vast te stellen minimumperiode bewaard wordt om desgevraagd aan de bevoegde autoriteit te kunnen worden voorgelegd.

Artikel 8

Een uit een derde land ingevoerd dier dat voldoet bij de controles van Richtlijn 91/496/EEG en dat op het grondgebied van de Gemeenschap verblijft, moet binnen dertig dagen nadat het deze controles heeft ondergaan en in ieder geval vóór zijn verplaatsing, met behulp van een merkteken als bedoeld in artikel 5 van deze richtlijn worden geïdentificeerd, behalve indien het bedrijf van bestemming een slachthuis is, gelegen op het grondgebied van de bevoegde autoriteit die voor de veterinaire controles verantwoordelijk is en het dier daadwerkelijk binnen deze termijn van dertig dagen wordt geslacht.

Er moet een verband worden gelegd tussen de door het derde land toegekende identificatie en de door de lidstaat van bestemming toegekende identificatie. Dit verband moet in het in artikel 4 bedoelde register worden aangegeven.

Artikel 9

De lidstaten nemen de bestuursrechtelijke en/of strafrechtelijke maatregelen om iedere inbreuk op de communautaire veterinaire wetgeving te bestraffen wanneer geconstateerd wordt dat het merken of identificeren van de dieren of het bijhouden van het register bedoeld in artikel 4 niet overeenkomstig de eisen van deze richtlijn is uitgevoerd.

Artikel 10

De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 11

Richtlijn 92/102/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage I, deel A, genoemde besluiten, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijn.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 12

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 13

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 15 juli 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

M. BARNIER


(1)  Advies uitgebracht op 11 maart 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 355 van 5.12.1992, blz. 32. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 21/2004 (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 8).

(3)  Zie bijlage I, deel A.

(4)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/33/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 315 van 19.11.2002, blz. 14).

(5)  PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/104/EG (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 352).

(6)  PB L 82 van 22.3.1997, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36).

(7)  PB L 351 van 2.12.1989, blz. 34.

(8)  PB L 59 van 2.3.1989, blz. 33.

(9)  PB L 316 van 1.12.2001, blz. 5. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/729/EG van de Commissie (PB L 294 van 13.11.2007, blz. 26).

(10)  PB L 382 van 31.12.1988, blz. 36. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).


BIJLAGE I

DEEL A

Ingetrokken richtlijn met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

(bedoeld in artikel 11)

Richtlijn 92/102/EEG van de Raad

(PB L 355 van 5.12.1992, blz. 32)

 

Punt V.E.I.4.6. van bijlage I bij de Toetredingsakte van 1994

(PB C 241 van 29.8.1994, blz. 21)

 

Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad

(PB L 5 van 9.1.2004, blz. 8)

Uitsluitend artikel 15

DEEL B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht

(bedoeld in artikel 11)

Richtlijn

Omzettingstermijn (1)

92/102/EEG

31.12.1993 (2)

31.12.1995 (3)


(1)  De vaststelling van 1 januari 1994 als uiterste datum voor de omzetting, laat de in Richtlijn 90/425/EEG bedoelde afschaffing van de veterinaire controles aan de grenzen onverlet (zie artikel 11, lid 3, van Richtlijn 92/102/EEG).

(2)  Wat de voorschriften voor varkens betreft (zie artikel 11, lid 1, eerste streepje, van Richtlijn 92/102/EEG).

(3)  Voor Finland wat betreft de eisen voor runderen, varkens, schapen en geiten (zie artikel 11, lid 1, tweede streepje, van Richtlijn 92/102/EEG).


BIJLAGE II

CONCORDANTIETABEL

Richtlijn 92/102/EEG

De onderhavige richtlijn

Artikelen 1, 2 en 3

Artikelen 1, 2 en 3

Artikel 4, lid 1, onder a)

Artikel 4, lid 1

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 3

Artikel 4, lid 2

Artikel 5, lid 1, onder a), b) en c)

Artikel 5, lid 1, onder a), b) en c)

Artikel 5, lid 1, onder d)

Artikel 5, lid 3

Artikel 5, lid 2

Artikelen 6 tot en met 9

Artikelen 6 tot en met 9

Artikel 10

Artikel 11, lid 1

Artikel 11, lid 2

Artikel 10

Artikel 11, lid 3

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 12

Artikel 13

Bijlage I

Bijlage II


Top