EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012AR1659

Advies van het Comité van de Regio's — Een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen

OJ C 277, 13.9.2012, p. 51–60 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

13.9.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 277/51


Advies van het Comité van de Regio's — Een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen

2012/C 277/07

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

is verheugd over de pogingen om de bewakings- en rapportagevereisten in het voorstel te stroomlijnen en te vereenvoudigen, maar verzoekt wel het voorstel zodanig te wijzigen dat een ruimtelijke/regionale context wordt geschapen voor de uitstoot van broeikasgassen en de prognoses en de koolstofarme ontwikkelingsplannen;

dringt erop aan dat alle gebruikte gegevens/methoden openbaar en geen privé-eigendom zijn, transparant en daarom navolgbaar zijn, en zijn vastgesteld door een instantie als het Europees Milieuagentschap om problemen met verdubbeling te voorkomen en beleidsvorming in een beleidscontext met meerdere bestuurslagen (multilevel governance) te vergemakkelijken;

vindt dat het ruimtelijke effect van uitstoot een wezenlijke overweging dient te zijn in het bredere beleid, de programma's, de toekenning van financiering en de projecten van de Commissie;

verwijst de Europese Commissie naar de initiatieven van het Burgemeestersconvenant, ClimAct Regions, carbonn, ICLEI en EUCO2 80/50 als voorbeelden van op regionaal niveau ondernomen activiteiten met internationale uitstraling om de uitstoot van CO2 te verminderen;

bepleit het harmoniseren van de prognoses van lidstaten om een consistente set prognoses te verschaffen, inclusief verslaglegging over het gebruik van duurzame energie en over energie-efficiëntie;

herhaalt zijn oproep die het tijdens de klimaatconferentie COP 17 in Durban en tijdens eerdere UNFCCC-conferenties heeft gedaan om de maatregelen die op lokaal en regionaal niveau worden genomen voor de bestrijding van en aanpassing aan de klimaatverandering, te erkennen.

Rapporteur

Neil SWANNICK (UK/PSE), lid van de gemeenteraad van Manchester

Referentiedocument

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de Unie met betrekking tot klimaatverandering

COM(2011) 789 final

I.   BELEIDSAANBEVELINGEN

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

1.   Inleiding

1.1   Het voorstel voor een verordening (hierna „het voorstel”) betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de Unie met betrekking tot klimaatverandering is voornamelijk ontwikkeld als gevolg van de overeenkomst van Cancún en gedeeltelijk naar aanleiding van Beschikking nr. 406/2009/EG en Richtlijn 2009/29/EG. De rechtsgrondslag van het voorstel is gelegen in artikel 191 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna „het Verdrag”).

1.2   De combinatie van Beschikking nr. 406/2009/EG, Richtlijn 2009/29/EG en het Verdrag (hierna het „regionaal kader”) legt een grotere verplichting op om de regio's te betrekken bij het verzachten van de gevolgen van de klimaatverandering dan het huidige voorstel. Het CvdR verzoekt het voorstel zodanig te wijzigen dat een ruimtelijke/regionale context wordt geschapen voor:

de uitstoot van broeikasgassen, en

de prognoses en de koolstofarme ontwikkelingsplannen;

en dat alle gebruikte gegevens/methoden:

openbaar en geen privé-eigendom zijn,

transparant en daarom navolgbaar zijn, en

zijn vastgesteld door een instantie als het Europees Milieuagentschap om problemen met verdubbeling te voorkomen

teneinde beleidsvorming in een beleidscontext met meerdere bestuurslagen (multilevel governance) te vergemakkelijken.

Het CvdR verzoekt om in de prognoses en de koolstofarme ontwikkelingplannen ruimte te maken voor „consumptie-uitstoot”, d.w.z. uitstoot die verband houdt met geïmporteerde goederen en diensten. Voorts zouden in de prognoses en de koolstofarme ontwikkelingsplannen ook zowel de onbedoelde als de bewuste gevolgen van beleid dat leidt tot de „uitvoer” van uitstoot naar buiten de lidstaat moeten worden erkend. Dit wordt vaak „CO2-weglekeffect” genoemd; een goed voorbeeld hiervan is de verplaatsing van zware industrie naar overzeese landen. In de prognoses en de koolstofarme ontwikkelingsplannen moet het weglekeffect worden gekoppeld aan duidelijke maatregelen om dit verschijnsel te voorkomen. Dit is van belang om de werkelijke rol van Europa bij het terugdringen van de wereldwijde uitstoot vast te stellen.

Voorts dient het ruimtelijke effect van uitstoot een wezenlijke overweging te zijn in het bredere beleid, de programma's, de toekenning van financiering en de projecten van de Commissie.

Het CvdR herhaalt zijn oproep die het tijdens de klimaatconferentie COP 17 in Durban en tijdens eerdere conferenties in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) heeft gedaan om de maatregelen die op lokaal en regionaal niveau worden genomen voor de bestrijding van en aanpassing aan de klimaatverandering, te erkennen.

1.3   Het Comité is het met de Commissie eens dat gegeven de verplichtingen in verband met de UNFCCC de lidstaten de doelstellingen niet integraal kunnen verwezenlijken en dat daarom, en met het oog op schaal en effecten, optreden van de Unie de voorkeur verdient. Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het VEU kan de Unie inderdaad maatregelen nemen en zulks overeenkomstig het in hetzelfde artikel genoemde evenredigheidsbeginsel: deze verordening gaat niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen te verwezenlijken.

2.   Algemene opmerkingen

2.1   Het CvdR is verheugd over:

het voorstel, de raadpleging van belanghebbenden en de daaraan voorafgaande effectbeoordeling;

de opname van de verplichting om samen met inventarisgegevens ook prognoses en verzachtende maatregelen te rapporteren;

de toezegging om de bewaking en rapportage op internationaal niveau en binnen de Europese Commissie te harmoniseren en om de tenuitvoerlegging van het bewakings- en rapportagemechanisme te vergemakkelijken. We verwachten echter dat de Europese Commissie verbintenissen binnen het regionale kader gebruikt om het voorstel uit te breiden;

de pogingen om de bewakings- en rapportagevereisten in het voorstel te stroomlijnen en te vereenvoudigen;

de samenhang tussen de ramingen van de uitstoot van broeikasgassen en die van lokale emissies;

het clearinghouse-mechanisme van de EU en hoopt dat dit voor nationale, regionale en lokale klimaatbeleidsmakers een nuttig instrument zal vormen;

het feit dat ook andere effecten van de luchtvaart op de opwarming van de aarde in aanmerking worden genomen.

2.2   Financiële aangelegenheden

De uitvoering van klimaatbeleid resulteert vaak in concurrentie tussen middelen voor verzachtende maatregelen en voor aanpassingsmaatregelen. In verband hiermee is het CvdR bezorgd dat:

de expliciete vermelding in het voorstel van aanpassing als een lokale aangelegenheid, zonder ook verzachting expliciet als lokale aangelegenheid te noemen, op de lange termijn de doelmatigheid van het verzachtingsbeleid zal hinderen;

er geen begeleiding is met betrekking tot de werkelijke uitbreiding van het toepassingsgebied die het voorstel voor de lidstaten met zich meebrengt. Die is nodig om de instanties die uiteindelijk veel wijzigingen in het voorstel zullen uitvoeren, te behoeden voor te hoge uitgaven;

van ten minste 30 % van de inkomsten die worden gegenereerd door het veilen van rechten, niets wordt toegewezen aan de regio's. Dat is nodig om bij te dragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie inzake hernieuwbare energie en energie-efficiëntie;

de administratieve, technische en financiële lasten van aanvullende bewakings- en rapportage-eisen zich waarschijnlijk zullen uitstrekken tot de regio's, waardoor deze lasten evenredig moeten worden verdeeld;

het streven naar marginale verbeteringen van de beschikbare gegevens moet worden voorkomen indien dit ten koste gaat van de tenuitvoerlegging van verzachtings- of aanpassingsbeleid.

2.3   Inventaris van en gegevens over uitstoot

Een inventaris van de uitstoot vertelt ons waar we stonden en staan op het gebied van onze uitstoot van broeikasgassen. Het doel ervan moet zijn om belanghebbenden te informeren over de huidige situatie met betrekking tot het verzachtingsbeleid.

Om die reden:

wordt het nut van een inventaris sterk vergroot door prognoses en koolstofarme ontwikkelingsplannen met een korte-, middellange- en langetermijnperspectieven;

zijn de uitstootgegevens die uit het voorstel resulteren van groot belang voor het begrijpen van de strategische leiding, de prioriteiten en de prestaties van de Europese Unie, haar lidstaten en haar regio's;

moeten, om het gebruik ervan te maximaliseren, de gegevens echter worden gerapporteerd samen met de kerngegevens over de economische en sociale prestaties die besluitvormers regelmatig gebruiken.

Het Europees Milieuagentschap (EMA) heeft een belangrijke rol in de ontwikkeling en toepassing van consistente methoden en in de ondersteuning van de lidstaten bij het opstellen van de inventarissen.

De centrale statistische en informatiedienst van de Europese Unie moet het orgaan worden dat rechtstreeks verantwoordelijk is voor de gegevens over uitstoot en de kwaliteit daarvan. Er moet onder andere een robuuste en transparante centrale procedure komen, waarvan op passende wijze verantwoording wordt afgelegd, om de nauwkeurigheid en zekerheid van door de lidstaten ingediende gegevensverzamelingen en de prognoses en koolstofarme ontwikkelingsplannen te controleren.

De volgende cumulatieve totale uitstoot, sinds 1990, moet door elke lidstaat worden verstrekt:

de uitstoot in de lidstaat zelf (bronnen);

de uitstoot die wordt gecompenseerd door veranderingen in het landgebruik; en

de uitstoot die wordt gecompenseerd krachtens artikel 5 van Richtlijn 406/2009/EG.

Deze cijfers zijn van groot belang en dienen als aanvulling op het absolute doel van een reductie van 20 % om de opwarming van de aarde te beperken tot 2 °C.

2.4   Beleidsuitvoering

Het CvdR wenst dat de prognoses en de koolstofarme ontwikkelingsplannen een expliciet, gekwantificeerd, ruimtelijk/regionaal element omvatten, omdat:

het ruimtelijke element een betere bewaking van de voortgang en beter bewijs mogelijk maakt dan generieke rapportages op nationaal niveau;

de regio's dichter bij de burgers staan dan de lidstaten, waardoor ze beter in staat zijn om informatie over klimaatgerelateerde kwesties te communiceren aan het publiek, wat een van de doeleinden van het bewakings- en rapportagemechanisme is.

Regionale autoriteiten zijn een belangrijke bron van deskundigheid en hebben hun werk voorgesteld op UNFCCC-conferenties. Ze zouden vanaf het begin moeten worden betrokken bij de ontwikkeling van maatregelen voor verzachting van en aanpassing aan de klimaatverandering, zodat hun deskundigheid en ervaring met de effecten en oorzaken van de klimaatverandering – die zich op lokaal niveau het sterkst laten voelen – maximaal worden benut.

We verwijzen de Europese Commissie naar de initiatieven van het Burgemeestersconvenant, ClimAct Regions, carbonn, ICLEI en EUCO2 80/50 als voorbeelden van op regionaal niveau ondernomen activiteiten met internationale uitstraling om de uitstoot van CO2 te verminderen.

Dit verzoek is in overeenstemming met het regionaal kader.

Het vormt een duidelijke politieke boodschap in deze richting.

Het effect van nationaal beleid, gemeten in een vermindering van de uitstoot, zal in de verschillende regio's in een lidstaat verschillend zijn en moet worden begrepen.

Maatregelen moeten dichter bij de uitstootbron worden genomen; als er gegevens worden verstrekt die op lokaal niveau kunnen worden gebruikt, is de kans groter dat er actie wordt ondernomen.

Gezien artikelen 191 en 192 van het Verdrag zou dat ook evenredig zijn.

Regio's zullen in verschillende mate bijdragen aan de vermindering van de uitstoot, afhankelijk van hun economische structuur en infrastructuur. Dat geldt zowel voor regio's in de lidstaten als voor regio's in Europa.

Deze overheden worden door de lidstaten niet consequent geraadpleegd over klimaatonderwerpen, hoewel ze dicht bij de beleidsuitvoering staan.

Het aangaan van de verzachtingsuitdaging is geen top-downproces.

Daarnaast moet de technische en financiële bijstand aan ontwikkelingslanden die door regionale overheden in het kader van gedecentraliseerde samenwerkingsprogramma's wordt verstrekt, worden erkend.

2.5   Aanpassing

Aanpassingsstrategieën zijn op dit moment niet verplicht, waardoor de invoering van rapportageverplichtingen op het gebied van aanpassing (artikel 16) ongerijmd kan lijken. Dit impliceert echter niet dat het niet moet gebeuren.

Het CvdR herhaalt zijn oproep om een vertegenwoordiger van lokale en regionale overheden op te nemen in organen als het nieuwe Aanpassingscomité. We verwijzen naar het Pact van Mexico-Stad van 2010 en het in Durban in december 2011 ondertekende Aanpassingshandvest.

2.6   Koolstofarme ontwikkelingsplannen en prognoses: transparantie en eigendom van gegevens

Nationale, regionale en lokale overheden hebben instrumenten, maatstaven, instructies en richtsnoeren nodig van de Europese Commissie/het EMA om:

prognoses en koolstofarme ontwikkelingsplannen te ontwerpen;

bewakingsmechanismen op te zetten;

tijdig kosteneffectieve toegang tot gegevens te verschaffen;

standaardisatie en proliferatie van gegevens en gegevensverzamelingsinstrumenten te voorkomen;

voor samenhang tussen de prognoses en de koolstofarme ontwikkelingsplannen te zorgen;

de kwaliteit, betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid van de gegevens te versterken;

de verplichtingen uit hoofde van het Protocol van Kyoto, de overeenkomsten van Cancún en het Durban-platform voor een versterkt optreden na te komen;

We vragen het EMA om naast de nationale inventarissen en statistieken inzake de verzachting van de gevolgen van de klimaatverandering gemainstreamde en transparante lokale en regionale gegevensverzamelingen te produceren, dat wil zeggen: online raadpleegbaar, met filters voor de resultaten op lidstaat-, regionaal en subregionaal niveau, per sector, teneinde vergelijkende analyse, normalisatie en toetsing aan sociaaleconomische gegevens mogelijk te maken.

2.7   Emissies van de luchtvaart en het zeevervoer

De verwijzingen naar de behandeling van emissies door de burgerluchtvaart en de rapportage van emissies door het zeevervoer zijn onduidelijk. Volgens het CvdR zijn de redenen hiervoor de volgende:

Het CvdR begrijpt dat dit te wijten is aan een verkeerd begrip van de broncategorie „1.A.3.A burgerluchtvaart”; het doel is om de emissies van privévliegtuigen (in tegenstelling tot commerciële vliegtuigen), d.w.z. merendeels lichte vliegtuigen en helikopters die hoofdzakelijk gebruikmaken van kleine privéluchthavens, als nul te beschouwen. Dit moet duidelijk worden vermeld.

Er wordt geen methode gegeven voor emissies van zeeschepen die Europese havens aandoen. In het voorstel zou uitdrukkelijk moeten worden vermeld dat de Europese Commissie wacht op wetgeving voordat zij een methode ontwikkelt.

3.   Conclusie

Het CvdR maakt zich zorgen over het ontbreken van een regionale focus in het voorstel. Het CvdR stelt dat dit een gemiste kans is die de tenuitvoerlegging van verzachtingsbeleid zal hinderen. Het CvdR is van mening dat het voorstel zal verbeteren door de opname van een expliciete regionale focus. De focus op de prognoses en de koolstofarme ontwikkelingsplannen wordt toegejuicht.

II.   AANBEVELINGEN VOOR WIJZIGINGEN

Wijzigingsvoorstel 1

Artikel 1 – Onderwerp

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

(e)

de rapportage van CO2-emissies afkomstig van zeevervoer;

(e)

(f)

de bewaking en rapportage van het gebruik van inkomsten uit de veiling van emissierechten in het kader van artikel 3 quater, lid 1 en 2, of artikel 10, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG, overeenkomstig artikel 3 quater, lid 4, en artikel 10, lid 3, van die richtlijn;

(f)

de bewaking en rapportage van het gebruik van inkomsten uit de veiling van emissierechten in het kader van artikel 3 quater, lid 1 en 2, of artikel 10, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG, overeenkomstig artikel 3 quater, lid 4, en artikel 10, lid 3, van die richtlijn;

(g)

de bewaking en rapportage van de door lidstaten genomen maatregelen voor aanpassing aan de onvermijdelijke gevolgen van klimaatverandering;

(g)

de bewaking en rapportage van de door lidstaten genomen maatregelen voor aanpassing aan de onvermijdelijke gevolgen van klimaatverandering;

(h)

de evaluatie van de vooruitgang van de lidstaten bij het nakomen van hun verplichtingen in het kader van Beschikking nr. 406/2009/EG;

(h)

de evaluatie van de vooruitgang van de lidstaten bij het nakomen van hun verplichtingen in het kader van Beschikking nr. 406/2009/EG;

(i)

de verzameling van informatie en gegevens die noodzakelijk zijn voor de opstelling en beoordeling van toekomstige EU-beleidslijnen inzake klimaatverandering.

(i)

de verzameling van informatie en gegevens die noodzakelijk zijn voor de opstelling en beoordeling van toekomstige EU-beleidslijnen inzake klimaatverandering.

Motivering

Een rapportagemechanisme voor emissies door zeevervoer is niet voorzien; wij menen te begrijpen dat een dergelijk mechanisme zal worden voorzien als nieuwe wetgeving dat vereist.

Aangezien de voorstellen vooral op lokaal/regionaal niveau zullen worden gedaan, moet het voorstel uitdrukkelijker hiernaar verwijzen.

Wijzigingsvoorstel 2

Artikel 2 – Toepassingsgebied

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

 

Motivering

Het regionale niveau moet niet alleen bij de aanpassing aan klimaatverandering uitdrukkelijk worden vermeld, maar ook bij de beperking ervan.

Wijzigingsvoorstel 3

Artikel 3 – Definities

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

(13)

„nationaal systeem voor beleidsinitiatieven en maatregelen en prognoses” is een systeem van institutionele, juridische en procedurele regelingen die zijn vastgelegd binnen een lidstaat voor het rapporteren van beleidsinitiatieven en maatregelen en voor het opstellen en rapporteren van prognoses over antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen, zoals bepaald in artikel 13 van deze verordening;

(13)

„nationaal systeem voor beleidsinitiatieven en maatregelen en prognoses” is een systeem van institutionele, juridische en procedurele regelingen die zijn vastgelegd binnen een lidstaat, voor het rapporteren van beleidsinitiatieven en maatregelen en voor het opstellen en rapporteren van prognoses over antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen, , zoals bepaald in artikel 13 van deze verordening;

Motivering

Er moet voldoende samenhang zijn tussen het beleid, de maatregelen en de ramingen in elke lidstaat.

Wijzigingsvoorstel 4

Artikel 4 – Koolstofarme ontwikkelingsstrategieën

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

2.   De lidstaten moeten hun koolstofarme ontwikkelingsstrategie één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening of in overeenstemming met een tijdschema dat internationaal werd overeengekomen in de context van de UNFCCC-procedure bij de Commissie indienen.

2.   De lidstaten moeten hun koolstofarme ontwikkelingsstrategie één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening of in overeenstemming met een tijdschema dat internationaal werd overeengekomen in de context van de UNFCCC-procedure bij de Commissie indienen.

3.   De Commissie en de lidstaten stellen hun respectieve koolstofarme ontwikkelingsstrategieën en bijwerkingen ervan onmiddellijk ter beschikking aan het publiek.

3.   De Commissie en de lidstaten stellen hun respectieve koolstofarme ontwikkelingsstrategieën en bijwerkingen ervan onmiddellijk ter beschikking aan het publiek.

Motivering

Aan deze plannen moet een ruimtelijk element worden toegevoegd om aan te geven dat aan de plannen voldoende aandacht is besteed en dat ze op voldoende inzicht stoelen; dat is deels omdat het zonder ruimtelijk aspect moeilijk zal zijn om de plannen 'op het terrein' uit te voeren.

Inzicht in het tot stand komen van deze prognoses en berekeningen voor koolstofarme ontwikkelingsstrategieën is essentieel met het oog op beleidsanalyses en transparantie.

Wijzigingsvoorstel 5

Artikel 5 – Nationale inventarisatiesystemen

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel

1.   De lidstaten zorgen in voor het vaststellen, opzetten en voortdurend verbeteren van nationale inventarisatiesystemen om een raming te maken van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen zoals vermeld in bijlage I bij deze verordening en te zorgen voor de tijdige voltooiing, transparantie, nauwkeurigheid, consistentie, vergelijkbaarheid en volledigheid van hun broeikasgasinventarissen.

1.   De lidstaten zorgen in voor het vaststellen, opzetten en voortdurend verbeteren van nationale inventarisatiesystemen om een raming te maken van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen zoals vermeld in bijlage I bij deze verordening en te zorgen voor de tijdige voltooiing, transparantie, nauwkeurigheid, consistentie, vergelijkbaarheid en volledigheid van hun broeikasgasinventarissen.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat hun voor inventarisatie bevoegde autoriteiten toegang hebben tot, en dat hun nationale inventarisatiesysteem zo ontworpen is dat hun bevoegde autoriteiten toegang hebben tot:

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat hun voor inventarisatie bevoegde autoriteiten toegang hebben tot, en dat hun nationale inventarisatiesysteem zo ontworpen is dat hun bevoegde autoriteiten toegang hebben tot:

(a)

gegevens en methoden gerapporteerd voor activiteiten en installaties in het kader van Richtlijn 2003/87/EG voor de opstelling van nationale broeikasgasinventarissen teneinde overeenstemming van de gerapporteerde broeikasgasemissies te garanderen in het kader van de EU-regeling voor de handel in emissierechten en in de nationale broeikasgasinventarissen;

(a)

gegevens en methoden gerapporteerd voor activiteiten en installaties in het kader van Richtlijn 2003/87/EG voor de opstelling van nationale broeikasgasinventarissen teneinde overeenstemming van de gerapporteerde broeikasgasemissies te garanderen in het kader van de EU-regeling voor de handel in emissierechten en in de nationale broeikasgasinventarissen;

(b)

gegevens verzameld via de rapportagesystemen over fluorgassen in de verschillende sectoren, als vastgelegd in artikel 6, lid 4, van Verordening (EG) nr. 842/2006 met als doel het opstellen van nationale broeikasgasinventarissen;

(b)

gegevens verzameld via de rapportagesystemen over fluorgassen in de verschillende sectoren, als vastgelegd in artikel 6, lid 4, van Verordening (EG) nr. 842/2006 met als doel het opstellen van nationale broeikasgasinventarissen;

(c)

emissies, onderliggende gegevens en methodieken gerapporteerd door installaties overeenkomstig Verordening (EG) nr. 166/2006 met als doel het opstellen van nationale broeikasgasinventarissen;

(c)

emissies, onderliggende gegevens en methodieken gerapporteerd door installaties overeenkomstig Verordening (EG) nr. 166/2006 met als doel het opstellen van nationale broeikasgasinventarissen;

(d)

gegevens gerapporteerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1099/2008.

(d)

gegevens gerapporteerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1099/2008.

3.   De lidstaten dragen er zorg voor dat hun voor inventarisatie bevoegde autoriteiten en hun nationale inventarisatiesysteem ervoor zorgt dat hun voor inventarisatie bevoegde autoriteiten:

3.   De lidstaten dragen er zorg voor dat hun voor inventarisatie bevoegde autoriteiten en hun nationale inventarisatiesysteem ervoor zorgt dat hun voor inventarisatie bevoegde autoriteiten:

(a)

gebruikmaken van de rapportagesystemen die zijn vastgelegd in artikel 6, lid 4, van Verordening (EG) nr. 842/2006 ter verbetering van de raming van fluorgassen in de broeikasgasinventarissen;

(a)

gebruikmaken van de rapportagesystemen die zijn vastgelegd in artikel 6, lid 4, van Verordening (EG) nr. 842/2006 ter verbetering van de raming van fluorgassen in de broeikasgasinventarissen;

(b)

in staat zijn jaarlijkse overeenstemmingscontroles uit te voeren zoals vermeld in artikel 7, lid 1, onder l) en m) van deze verordening;

(b)

in staat zijn jaarlijkse overeenstemmingscontroles uit te voeren zoals vermeld in artikel 7, lid 1, onder l) en m) van deze verordening;

 

   

Motivering

Om voor het terugdringen van emissies goede maatregelen uit te werken waarvan de resultaten doorwerken in de inventarissen van broeikasgassen is een goede kennis nodig van de informatiebronnen, methoden, berekeningen, hypothesen en dergelijke. Sommige koolstofputten en diffuse emissiebronnen vallen onder de bevoegdheid van regionale overheden. Om de nationale inventaris en de op regionaal niveau voorgestelde mitigatiemaatregelen te verbeteren en aan te passen zouden deze overheden daarom bekend moeten raken met en betrokken moeten worden bij de nationale inventarissystemen.

Wijzigingsvoorstel 6

Artikel 6 – Inventarisatiesysteem van de Unie

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

(c)

een jaarlijkse beoordeling door deskundigen van de broeikasgasinventarissen van de lidstaten.

(c)

een jaarlijkse beoordeling door deskundigen van de broeikasgasinventarissen van de lidstaten.

 

Motivering

De inventarissen van lidstaten moeten worden beoordeeld door een onafhankelijke, niet-commerciële deskundige autoriteit, die geen hand heeft in het opstellen van een nationale inventaris tijdens een gegeven jaar. Dit orgaan maakt bij voorkeur deel uit van het Europees Milieuagentschap. De EC moet ook de impact van haar eigen beleid en programma's op de uitstoot erkennen, zodat ze kan nagaan of deze een positief of negatief effect hebben.

Wijzigingsvoorstel 7

Artikel 7 – Broeikasgasinventarissen

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

(a)

hun antropogene emissies van de in bijlage I bij deze verordening genoemde broeikasgassen en de antropogene emissies van broeikasgassen als bedoeld in artikel 2, lid 1, van Beschikking nr. 406/2009/EG voor het jaar X-2. Onverminderd de rapportage van de broeikasgassen als bedoeld in bijlage I bij deze verordening, worden de emissies van kooldioxide (CO2) van IPCC-broncategorie „1.A.3.A burgerluchtvaart” beschouwd als gelijk aan nul ten behoeve van artikel 3 en artikel 7, lid 1, van Beschikking nr. 406/2009/EG;

(a)

hun antropogene emissies van de in bijlage I bij deze verordening genoemde broeikasgassen en de antropogene emissies van broeikasgassen als bedoeld in artikel 2, lid 1, van Beschikking nr. 406/2009/EG voor het jaar X-2. Onverminderd de rapportage van de broeikasgassen als bedoeld in bijlage I bij deze verordening, worden de emissies van kooldioxide (CO2) van IPCC-broncategorie „1.A.3.A burgerluchtvaart” beschouwd als gelijk aan nul ten behoeve van artikel 3 en artikel 7, lid 1, van Beschikking nr. 406/2009/EG;

Motivering

Categorie 1.A.3.A betreft emissies door luchtvaartuigen bij het opstijgen en landen en het gebruik van het luchtruim van een lidstaat. Het opnemen van emissies van lichte vliegtuigen en helikopters die gebruikmaken van privéluchthavens kan op korte termijn een aanzienlijke administratieve belasting vormen. Brandstof voor lichte vliegtuigen en helikopters wordt wellicht wel opgenomen onder bunkerbrandstofemissies als deze luchtvaartuigen een commerciële luchthaven hebben gebruikt (wat leidt tot een inconsistentie).

Wijzigingsvoorstel 8

Artikel 13 – Nationale systemen voor beleidsinitiatieven, maatregelen en prognoses

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

2.   Zij dienen de tijdige voltooiing, transparantie, nauwkeurigheid, consistentie, vergelijkbaarheid en volledigheid te garanderen van de informatie die is gerapporteerd over beleidsinitiatieven en maatregelen en prognoses van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen, als bedoeld in artikel 14 en 15 van deze verordening, met inbegrip van het gebruik en de toepassing van gegevens, methoden en modellen, en de uitvoering van activiteiten op het gebied van kwaliteitsevaluatie en kwaliteitsborging en gevoeligheidsanalyse.

2.   Zij dienen de tijdige voltooiing, transparantie, nauwkeurigheid, consistentie, vergelijkbaarheid en volledigheid te garanderen van de informatie die is gerapporteerd over beleidsinitiatieven en maatregelen en prognoses van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen, als bedoeld in artikel 14 en 15 van deze verordening, met inbegrip van het gebruik en de toepassing van gegevens, methoden en modellen, en de uitvoering van activiteiten op het gebied van kwaliteitsevaluatie en kwaliteitsborging en gevoeligheidsanalyse.

Motivering

Het moet mogelijk zijn om de prognoses en koolstofarme ontwikkelingsplannen van verschillende lidstaten met elkaar te vergelijken. Verder moet de impact op emissies in verschillende sectoren in verschillende Europese regio's kunnen worden vergeleken. Daarom moeten de gegevens raadpleegbaar zijn zodat verdere analyse mogelijk is en vertrouwen in de strategieën kan worden gesteld.

Wijzigingsvoorstel 9

Artikel 14 – Rapportage van beleidsinitiatieven en maatregelen

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

1.   …

1.   …

(c)

informatie over de nationale beleidsinitiatieven en maatregelen en over de uitvoering van de beleidsinitiatieven en maatregelen van de Unie ter beperking of vermindering van de emissies van broeikasgassen per bron of ter intensivering van de verwijdering door putten, voor ieder broeikasgas per sector in bijlage I bij deze verordening opgenomen. Deze informatie bevat verwijzingen naar toepasselijke nationale beleidsinitiatieven of beleidsinitiatieven van de Unie, in het bijzonder beleidsinitiatieven betreffende luchtkwaliteit, en omvat:

(c)

informatie over de nationale beleidsinitiatieven en maatregelen en over de uitvoering van de beleidsinitiatieven en maatregelen van de Unie ter beperking of vermindering van de emissies van broeikasgassen per bron of ter intensivering van de verwijdering door putten , voor ieder broeikasgas per sector in bijlage I bij deze verordening opgenomen. Deze informatie bevat verwijzingen naar toepasselijke nationale beleidsinitiatieven of beleidsinitiatieven van de Unie, in het bijzonder beleidsinitiatieven betreffende luchtkwaliteit, en omvat:

2.   De Commissie stelt elke raming van de kosten en effecten van nationale beleidsinitiatieven en maatregelen en alle informatie over de uitvoering van beleidsinitiatieven of maatregelen van de Unie ter beperking of vermindering van de emissies van broeikasgassen per bron of ter intensivering van de verwijderingen per put, samen met eventuele technische verslagen die aan de basis liggen van deze ramingen, in elektronische vorm ter beschikking van het publiek. Deze omvatten beschrijvingen van de gebruikte modellen en methodologische benaderingen, definities en onderliggende veronderstellingen.

2.   De Commissie stelt elke raming van de kosten en effecten van nationale beleidsinitiatieven en maatregelen en alle informatie over de uitvoering van beleidsinitiatieven of maatregelen van de Unie ter beperking of vermindering van de emissies van broeikasgassen per bron of ter intensivering van de verwijderingen per put, samen met eventuele technische verslagen die aan de basis liggen van deze ramingen, in elektronische vorm ter beschikking van het publiek. Deze omvatten beschrijvingen van de gebruikte modellen en methodologische benaderingen, definities en onderliggende veronderstellingen

Motivering

De regionale context moet uitdrukkelijk worden vermeld.

De berekeningen en kwalitatieve verklaringen zijn noodzakelijk.

Wijzigingsvoorstel 10

Artikel 15 – Rapportage over prognoses

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

1.   De lidstaten rapporteren ten laatste op 15 maart van elk jaar („jaar X”) nationale prognoses van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen, ingedeeld per gas en per sector aan de Commissie.

1.   De lidstaten rapporteren ten laatste op 15 maart van elk jaar („jaar X”) nationale prognoses van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen, ingedeeld per gas en per sector aan de Commissie.

Motivering

De regionale context moet uitdrukkelijk worden vermeld.

Wijzigingsvoorstel 11

Artikel 25 – Rol van het Europees Milieuagentschap

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

(d)

het uitvoeren van de jaarlijkse beoordeling door deskundigen;

(d)

het uitvoeren van de jaarlijkse beoordeling door deskundigen;

(h)

het maken van ramingen voor gegevens over prognoses die niet werden ingediend door de lidstaten;

(h)

het maken van ramingen voor gegevens, over prognoses die niet werden ingediend door de lidstaten;

(j)

het verspreiden van in het kader van deze verordening verzamelde informatie, met inbegrip van het onderhouden en bijwerken van een database over de beleidsinitiatieven en maatregelen van de lidstaten ter verzachting van de klimaatverandering, en een uitwisselingsplaats voor effecten, kwetsbaarheden en aanpassing aan de klimaatverandering.

(j)

het verspreiden van in het kader van deze verordening verzamelde informatie, met inbegrip van het onderhouden en bijwerken van een database over de beleidsinitiatieven en maatregelen van de lidstaten ter verzachting van de klimaatverandering, en een uitwisselingsplaats voor effecten, kwetsbaarheden en aanpassing aan de klimaatverandering.

 

 

 

 

 

Motivering

Het Europees Milieuagentschap is cruciaal voor het succes van het beleid in de lidstaten. Het moet dan ook bron zijn van deskundigheid en ondersteuning over de verwachte emissiepaden. De cumulatieve uitstoot is cruciaal voor de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer en dus voor toekomstige temperatuurstijgingen. De uitstoot binnen de Europese grenzen is geen juiste weerspiegeling van de totale uitstoot waarvoor Europa verantwoordelijk is. Daarom moet expliciet een evaluatie van de „consumptie-uitstoot” worden opgenomen.

Brussel, 19 juli 2012

De voorzitter van het Comité van de Regio's

Mercedes BRESSO


Top