(1)

Richtlijn 2006/88/EG van de Raad (2) legt onder meer de veterinairrechtelijke voorschriften vast voor het in de handel brengen, de invoer en de doorvoer van aquacultuurdieren en de producten daarvan, minimale preventieve maatregelen om de bewustwording over ziekten bij aquacultuurdieren te vergroten, en minimale bestrijdingsmaatregelen die bij een verdenking of het uitbreken van bepaalde ziekten bij waterdieren moeten worden toegepast. Die richtlijn wordt met ingang van 21 april 2021 ingetrokken bij Verordening (EU) 2016/429.

(2)

Artikel 9, lid 1, onder d), van Verordening (EU) 2016/429 heeft betrekking op de regels inzake bestrijding van ziekten die van toepassing zijn op de in de lijst opgenomen ziekten waarvoor maatregelen nodig zijn om te voorkomen dat zij zich verspreiden wegens binnenkomst in de Unie of verplaatsingen tussen de lidstaten.

(3)

De aquacultuurproductie in de Unie is uiterst divers; in de lidstaten is een grote verscheidenheid aan gekweekte soorten en gebruikte productiesystemen, en deze verscheidenheid zal mettertijd waarschijnlijk toenemen. Bijgevolg kunnen bepaalde ziekten die niet in de in artikel 9, lid 1, onder d), van Verordening (EU) 2016/429 bedoelde lijst zijn opgenomen, niettemin voor bepaalde lidstaten van belang zijn, hetzij omdat de soort in die lidstaten voorkomt, hetzij vanwege het soort aquacultuurproductiemethoden dat in die lidstaten wordt gebruikt. Wanneer een ziekte die niet voorkomt in de in artikel 9, lid 1, onder d), van Verordening (EU) 2016/429 bedoelde lijst van ziekten een significant risico vormt voor de gezondheid van waterdieren in die lidstaten, mogen de betrokken lidstaten krachtens artikel 226, lid 1, van die verordening nationale maatregelen treffen om de verspreiding van die ziekte te bestrijden, mits deze wenselijk en noodzakelijk zijn voor de vooropgestelde doelstellingen.

(4)

Om te waarborgen dat de door een lidstaat voorgestelde nationale maatregelen wenselijk en noodzakelijk zijn, moet de Commissie vooraf in kennis worden gesteld van maatregelen die van invloed kunnen zijn op de verplaatsingen van waterdieren tussen de lidstaten, zodat de maatregelen kunnen worden goedgekeurd of indien nodig kunnen worden gewijzigd.

(5)

Sommige lidstaten hebben op grond van artikel 43 van Richtlijn 2006/88/EG goedkeuring gekregen om nationale maatregelen vast te stellen om het effect van bepaalde ziekten bij aquacultuurdieren te beperken. Besluit 2010/221/EU van de Commissie (3) bevat details over de lidstaten en de ziekten waarvoor nationale maatregelen zijn genomen.

(6)

Bepaalde lidstaten hebben de ziektevrije status voor koiherpesvirusziekte verkregen of voeren voor die ziekte op grond van Richtlijn 2006/88/EG een goedgekeurd uitroeiings- of bewakingsprogramma uit. Koiherpesvirusziekte is nu echter in de lijst vermeld als “ziekte van categorie E” krachtens Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 (4) van de Commissie, wat betekent dat het gaat om een in de lijst opgenomen ziekte waarvoor bewaking binnen de Unie nodig is. Deze ziekte kan derhalve het voorwerp uitmaken van nationale maatregelen op grond van artikel 226 van Verordening (EU) 2016/429.

(7)

Om een soepele overgang naar de nieuwe regeling uit hoofde van Verordening (EU) 2016/429 te waarborgen, moeten de betrokken lidstaten vanaf 21 april 2021 goedkeuring vragen voor nationale maatregelen uit hoofde van artikel 226, lid 2, van Verordening (EU) 2016/429.

(8)

De Commissie heeft de door de betrokken lidstaten voorgestelde maatregelen beoordeeld, rekening houdend met de normen van de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) (5) en de globale gevolgen van de betrokken ziekten en van de voorgestelde maatregelen voor de Unie. De Commissie is van mening dat de betrokken lidstaten hebben aangetoond dat de voorgestelde maatregelen wenselijk en noodzakelijk zijn om de insleep van de betrokken ziekten op hun grondgebied te voorkomen of om de verspreiding ervan tussen de lidstaten te bestrijden, en dat de goedkeuring ervan dus gerechtvaardigd is. De betrokken lidstaten moeten in voorkomend geval in de bijlagen bij dit besluit worden opgesomd.

(9)

Overeenkomstig het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (het terugtrekkingsakkoord), en met name artikel 5, lid 4, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland, in samenhang met bijlage 2 bij dat protocol, zijn Verordening (EU) 2016/429 en de daarop gebaseerde handelingen van de Commissie na het einde van de in het terugtrekkingsakkoord bedoelde overgangsperiode van toepassing op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland. Derhalve moet het Verenigd Koninkrijk (Noord-Ierland) in voorkomend geval in de lijsten in de bijlagen bij dit besluit worden opgenomen.

(10)

Om de gezondheidsstatus te beschermen van lidstaten waarin overeenkomstig artikel 226, lid 3, van Verordening (EU) 2016/429 nationale maatregelen voor een bepaalde ziekte zijn goedgekeurd, moeten zendingen van voor de betrokken ziekten gevoelige soorten waterdieren afkomstig zijn uit een lidstaat die of een deel daarvan dat vrij is van die ziekte. Dergelijke zendingen moeten vergezeld gaan van een officieel certificaat waaruit blijkt dat deze lidstaten de ziektevrije status hebben.

(11)

De diergezondheidscertificaten waaruit de plaats van oorsprong blijkt van een zending die bestemd is voor een lidstaat die of een deel daarvan dat overeenkomstig artikel 226, lid 3, van Verordening (EU) 2016/429 goedkeuring voor nationale maatregelen heeft gekregen, maken deel uit van de desbetreffende, in Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2236 van de Commissie (6) vastgestelde modellen van officiële certificaten voor de verplaatsing van waterdieren tussen lidstaten. Deze diergezondheidscertificaten moeten worden gebruikt wanneer waterdieren van in de lijst opgenomen soorten bestemd zijn voor een lidstaat, of een deel daarvan, waarvoor nationale maatregelen door de Commissie overeenkomstig artikel 226, lid 3, van Verordening (EU) 2016/429 zijn goedgekeurd.

(12)

De bij dit besluit goedgekeurde nationale maatregelen mogen slechts van toepassing blijven zolang zij nog altijd wenselijk en noodzakelijk zijn om de insleep van de ziekten in de betrokken lidstaten te voorkomen of om de verspreiding ervan tussen de lidstaten te bestrijden. Om de Commissie in staat te stellen regelmatig te beoordelen of dergelijke maatregelen nog altijd wenselijk en noodzakelijk zijn en de mogelijkheid te bieden om de maatregelen zo nodig te wijzigen, moeten de lidstaten de Commissie jaarlijks een verslag toezenden over het functioneren van de maatregelen in het voorgaande jaar. Dergelijke jaarverslagen en andere relevante verslaglegging moeten bepaalde informatie bevatten, zoals voorgeschreven in Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2002 van de Commissie (7).

(13)

De overeenkomstig artikel 226, lid 3, van Verordening (EU) 2016/429 goedgekeurde uitroeiingsprogramma’s moeten binnen een redelijke termijn leiden tot een verbetering van de ziektesituatie. Met het oog op de samenhang mag deze termijn niet langer zijn dan de termijn waarin een uitroeiingsprogramma voor een ziekte van categorie C moet worden voltooid. De uitvoeringstermijn van een overeenkomstig artikel 226, lid 3, van Verordening (EU) 2016/429 goedgekeurd uitroeiingsprogramma mag daarom niet langer zijn dan 6 jaar vanaf de datum van de eerste goedkeuring ervan door de Commissie. In naar behoren gemotiveerde gevallen en op verzoek van de betrokken lidstaat moet de Commissie de mogelijkheid hebben om de uitvoeringstermijn van het uitroeiingsprogramma met nog eens 6 jaar te verlengen. Deze maximale uitvoeringstermijn wordt vastgesteld om een periode te bieden die toereikend is om een uitroeiingsprogramma te voltooien, en tegelijkertijd onevenredige en langdurige belemmeringen voor verplaatsingen van waterdieren binnen de Unie te voorkomen.

(14)

Voor de duidelijkheid van de Uniewetgeving moet Besluit 2010/221/EU worden ingetrokken.

(15)

Aangezien Verordening (EU) 2016/429 met ingang van 21 april 2021 van toepassing is, moet dit besluit met ingang van dezelfde datum van toepassing zijn.

(16)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,