Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32010D0381

    2010/381/: Besluit van de Commissie van 8 juli 2010 betreffende noodmaatregelen van toepassing op uit India ingevoerde zendingen aquacultuurproducten voor menselijke consumptie (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 4563) (Voor de EER relevante tekst)

    PB L 174 van 09/07/2010, p. 51–53 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

    Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 06/10/2016

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2010/381/oj

    9.7.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 174/51


    BESLUIT VAN DE COMMISSIE

    van 8 juli 2010

    betreffende noodmaatregelen van toepassing op uit India ingevoerde zendingen aquacultuurproducten voor menselijke consumptie

    (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 4563)

    (Voor de EER relevante tekst)

    (2010/381/EU)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (1), en met name op artikel 53, lid 1, onder b) ii),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Bij Verordening (EG) nr. 178/2002 zijn de algemene beginselen inzake levensmiddelen en diervoeders in het algemeen en de voedsel- en voederveiligheid in het bijzonder op het niveau van de Unie en op nationaal niveau vastgesteld. De verordening voorziet in noodmaatregelen die moeten worden genomen wanneer blijkt dat een uit een derde land ingevoerd levensmiddel of diervoeder waarschijnlijk een ernstig risico voor de gezondheid van mens, dier of milieu inhoudt en dat het risico niet op afdoende wijze kan worden beheerst met de door de betrokken lidstaat of lidstaten getroffen maatregelen.

    (2)

    Krachtens Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in dierlijke producten (2) moet op het productieproces van dieren en primaire producten van dierlijke oorsprong toezicht worden gehouden met het oog op de opsporing van bepaalde residuen en stoffen bij levende dieren, in de excreta en biologische vloeistoffen daarvan, alsmede in weefsel, dierlijke producten, diervoeders en drinkwater.

    (3)

    Bij Beschikking 2002/657/EG van de Commissie van 12 augustus 2002 ter uitvoering van Richtlijn 96/23/EG van de Raad wat de prestaties van analysemethoden en de interpretatie van resultaten betreft (3) zijn voorschriften vastgesteld voor de analysemethoden die moeten worden gebruikt bij het onderzoeken van officiële monsters die zijn genomen krachtens Richtlijn 96/23/EG, en worden gemeenschappelijke criteria gegeven voor de interpretatie van analyseresultaten van laboratoria voor officiële controles betreffende die monsters.

    (4)

    Bij Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (4) zijn voorschriften en procedures vastgesteld voor de indeling van farmacologisch werkzame stoffen en voor het vaststellen van het maximumgehalte aan residuen van dergelijke stoffen dat toelaatbaar is in levensmiddelen van dierlijke oorsprong.

    (5)

    Bovendien voorziet Verordening (EG) nr. 470/2009 in voorschriften en procedures voor het vaststellen voor controledoeleinden van het niveau voor residuen van een farmacologisch werkzame stof, voor bepaalde stoffen waarvoor uit hoofde van die verordening geen maximumwaarde voor residuen is vastgesteld.

    (6)

    Tijdens een inspectiebezoek van de Commissie aan India in september 2009 is gebleken dat het controlesysteem voor residuen in aquacultuurproducten tekortkomingen vertoont en dat het ontbreekt aan adequate laboratoriumcapaciteit om bepaalde farmacologisch werkzame stoffen in dergelijke producten op te sporen overeenkomstig Richtlijn 96/23/EG en Beschikking 2002/657/EG.

    (7)

    Na dat inspectiebezoek heeft India een actieplan ingediend en garanties verstrekt waarmee gevolg werd gegeven aan de aanbevelingen in het inspectieverslag. Zolang dat plan en die garanties niet volledig ten uitvoer zijn gelegd, blijft het risico bestaan dat aquacultuurproducten van oorsprong uit India residuen van bepaalde farmacologisch werkzame stoffen bevatten. Daarom zijn verdere maatregelen op het niveau van de Unie nodig om dat risico te minimaliseren.

    (8)

    Beschikking 2009/727/EG van de Commissie van 30 september 2009 betreffende noodmaatregelen van toepassing op uit India ingevoerde schaaldieren bestemd voor menselijke consumptie of voor diervoeding (5) bepaalt reeds dat uit India ingevoerde zendingen schaaldieren afkomstig van aquacultuur die bestemd zijn voor menselijke consumptie of voor diervoeding, moeten worden getest op de aanwezigheid van nitrofuranen of metabolieten daarvan voordat zij in de Unie worden ingevoerd. Bovendien is het bekend dat in India voor andere aquacultuurproducten dan schaaldieren gebruik wordt gemaakt van chlooramfenicol en tetracyclinen.

    (9)

    Sinds de vaststelling van Beschikking 2009/727/EG zijn door de lidstaten minder gevallen gemeld waarin de aanwezigheid van nitrofuranen of metabolieten daarvan in schaaldieren werd geconstateerd. Daarom is het passend om voor alle uit India ingevoerde en voor menselijke consumptie bestemde aquacultuurproducten soortgelijke maatregelen vast te stellen als de in die beschikking vervatte maatregelen.

    (10)

    Bovendien moet een aanzienlijk deel van de uit India ingevoerde aquacultuurproducten door de lidstaten verplicht worden getest op de aanwezigheid van farmacologisch werkzame stoffen, als gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 470/2009, voordat die producten in de handel worden gebracht. De resultaten van die verplichte tests moeten preciezere informatie opleveren over de werkelijke besmetting van aquacultuurproducten van oorsprong uit India met die residuen. Voorts moeten die tests de producenten in India ervan weerhouden misbruik te maken van die stoffen.

    (11)

    Het is passend dat de lidstaten de Commissie in kennis stellen van de resultaten van de uitgevoerde tests als de aanwezigheid wordt aangetoond van de desbetreffende farmacologisch werkzame stoffen die niet voor gebruik bij voedselproducerende dieren zijn toegestaan of die de in de wetgeving van de Unie vastgestelde maximumwaarden voor residuen overschrijden. De lidstaten moeten ook regelmatig verslagen over al de door hen uitgevoerde tests indienen.

    (12)

    Het toepassingsgebied van dit besluit omvat ook de van aquacultuur afkomstige schaaldieren die momenteel onder Beschikking 2009/727/EG vallen. Derhalve moet die beschikking ter wille van de duidelijkheid en de samenhang van de wetgeving van de Unie worden ingetrokken.

    (13)

    De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Dit besluit is van toepassing op uit India ingevoerde zendingen aquacultuurproducten voor menselijke consumptie („zendingen”).

    Artikel 2

    1.   De lidstaten laten de invoer van zendingen in de Unie toe op voorwaarde dat zij vergezeld gaan van de resultaten van een op de plaats van oorsprong uitgevoerde analytische test om te garanderen dat zij geen gevaar voor de volksgezondheid vormen.

    De analytische test moet op een officieel monster zijn uitgevoerd, met name met het oog op de opsporing van chlooramfenicol, tetracycline, oxytetracycline, chloortetracycline en metabolieten van nitrofuranen.

    Die monsters moeten zijn geanalyseerd volgens analysemethoden overeenkomstig de artikelen 3 en 4 van Beschikking 2002/657/EG.

    2.   In afwijking van lid 1 laten de lidstaten de invoer van zendingen die niet vergezeld gaan van de resultaten van een analytische test, toe op voorwaarde dat de lidstaat van invoer garandeert dat bij aankomst op elke zending dergelijke analytische tests worden uitgevoerd met het oog op de opsporing van chlooramfenicol, tetracycline, oxytetracycline, chloortetracycline en metabolieten van nitrofuranen.

    Artikel 3

    1.   De lidstaten zorgen er met behulp van adequate bemonsteringsplannen voor dat van minstens 20 % van de zendingen die in grensinspectieposten op hun grondgebied voor invoer worden aangeboden, officiële monsters worden genomen.

    2.   Op de overeenkomstig lid 1 genomen officiële monsters worden analytische tests uitgevoerd met het oog op de opsporing van de in artikel 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 470/2009 gedefinieerde residuen van farmacologisch werkzame stoffen, en met name chlooramfenicol, tetracycline, oxytetracycline, chloortetracycline en metabolieten van nitrofuranen.

    Artikel 4

    De zendingen waarvan overeenkomstig artikel 2, lid 2, en artikel 3, lid 1, officiële monsters zijn genomen, worden door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat in officiële verzekerde bewaring gehouden, totdat de analytische tests zijn voltooid.

    Die zendingen mogen alleen in de handel worden gebracht als uit de analytische tests blijkt dat zij aan Verordening (EG) nr. 470/2009 voldoen.

    Artikel 5

    1.   De lidstaten stellen de Commissie onmiddellijk in kennis van de resultaten van de analytische tests, als uit die tests de aanwezigheid blijkt van residuen van:

    a)

    overeenkomstig artikel 14, lid 2, onder a), b) of c), van Verordening (EG) nr. 470/2009 ingedeelde farmacologisch werkzame stoffen die de bij die verordening vastgestelde maximumwaarden voor residuen overschrijden, of

    b)

    niet overeenkomstig artikel 14, lid 2, onder a), b) of c), van Verordening (EG) nr. 470/2009 ingedeelde farmacologisch werkzame stoffen; de betrokken lidstaat is echter niet verplicht de Commissie onmiddellijk in kennis te stellen van de resultaten van die tests als het gehalte aan residuen lager is dan:

    i)

    de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 470/2009 voor die stof vastgestelde actiedrempel, of

    ii)

    de overeenkomstig Beschikking 2002/657/EG voor die stof vastgestelde minimaal vereiste prestatielimiet.

    De resultaten van die analytische tests worden via het bij artikel 50 van Verordening (EG) nr. 178/2002 opgezette systeem voor snelle waarschuwingen aan de Commissie meegedeeld.

    2.   Om de drie maanden dienen de lidstaten bij de Commissie een verslag in over alle resultaten van de analytische tests die in de voorgaande drie maanden op de zendingen zijn uitgevoerd.

    Het eerste verslag wordt uiterlijk op 1 oktober 2010 bij de Commissie ingediend.

    Artikel 6

    Alle uit de toepassing van dit besluit voortvloeiende uitgaven zijn voor rekening van de verzender, de ontvanger of de gemachtigde van de verzender of de ontvanger.

    Artikel 7

    Beschikking 2009/727/EG wordt ingetrokken.

    Artikel 8

    Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel, 8 juli 2010.

    Voor de Commissie

    John DALLI

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

    (2)  PB L 125 van 23.5.1996, blz. 10.

    (3)  PB L 221 van 17.8.2002, blz. 8.

    (4)  PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11.

    (5)  PB L 258 van 1.10.2009, blz. 31.


    Top