EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52001PC0679

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden in het zuidoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (COM(2001) 679 def. — 2001/0280(CNS))

PB C 75E van 26/03/2002, p. 113–131 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52001PC0679

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden in het zuidoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (COM(2001) 679 def. — 2001/0280(CNS))

Publicatieblad Nr. C 075 E van 26/03/2002 blz. 0113 - 0131


Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden in het zuidoostelijke deel van de Atlantische Oceaan

(2002/C 75 E/09)

COM(2001) 679 def. - 2001/0280(CNS)

(Door de Commissie ingediend op 21 november 2001)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 37, juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en lid 3, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Gemeenschap is bevoegd om maatregelen inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden vast te stellen en om met andere landen of internationale organisaties overeenkomsten te sluiten.

(2) De Gemeenschap is verdragsluitende partij bij het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties, op grond waarvan de leden van de internationale gemeenschap verplicht zijn samen te werken om de levende rijkdommen van de zee in stand te houden en te beheren.

(3) De Gemeenschap heeft de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden(1) ondertekend.

(4) De Gemeenschap heeft samen met de kuststaten van de regio en andere belanghebbenden actief deelgenomen aan het in 1997 ingezette proces voor de opstelling van een Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden in het zuidoostelijke deel van de Atlantische Oceaan. Zij heeft dit verdrag ondertekend tijdens de diplomatieke conferentie te Windhoek, Namibië, op 20 april 2001, overeenkomstig het desbetreffende besluit van de Raad(2).

(5) In het verdragsgebied wordt gevist door vissers van de Gemeenschap. Het is dus in het belang van de Gemeenschap om volwaardig lid te worden van de regionale visserijorganisatie die bij het verdrag wordt opgericht. Bijgevolg is het noodzakelijk dat de Gemeenschap het verdrag goedkeurt,

BESLUIT:

Artikel 1

Het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden in het zuidoostelijke deel van de Atlantische Oceaan wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.

De tekst van het verdrag is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad is gemachtigd om de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) om de akte van goedkeuring neder te leggen bij de directeur-generaal van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties overeenkomstig artikel 25, lid 2, van het verdrag.

(1) PB L 189 van 3.7.1998, blz. 14.

(2) PB L 111 van 20.4.2001, blz. 15.

VERDRAG

inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden in het zuidoostelijk deel van de Atlantische Oceaan

DE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,

ZICH ERTOE VERBINDENDE de instandhouding op lange termijn en het duurzaam gebruik van alle levende rijkdommen van de zee in het zuidoostelijk deel van de Atlantische Oceaan te garanderen en het milieu en de mariene ecosystemen waarin die rijkdommen voorkomen, te beschermen;

ERKENNENDE de urgente en permanente behoefte aan effectieve instandhoudings- en beheersmaatregelen voor de visbestanden in de volle zee in het zuidoostelijk deel van de Atlantische Oceaan;

ERKENNENDE DE RELEVANTE BEPALINGEN van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982, de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden van 1995, en rekening houdende met de FAO-Overeenkomst om de naleving van de internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen door vissersvaartuigen op de volle zee te bevorderen van 1993 en met de FAO-Gedragscode voor een verantwoorde visserij van 1995;

ERKENNENDE de plichten van de staten om met elkaar samen te werken voor de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen in het zuidoostelijk deel van de Atlantische Oceaan;

VASTBESLOTEN om de voorzorgsaanpak toe te passen en ten uitvoer te leggen bij het beheer van de visbestanden, overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in de Overeenkomst van 1995 over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden, en overeenkomstig de FAO-Gedragscode voor een verantwoorde visserij van 1995;

ERKENNENDE dat voor de instandhouding op lange termijn en het duurzame gebruik van de visbestanden van de volle zee samenwerking tussen de staten vereist is, via adequate regionale of subregionale organisaties die in overleg de maatregelen vaststellen die voor de instandhouding van de bestanden noodzakelijk zijn;

ZICH VERBINDENDE tot een verantwoorde visserij;

CONSTATERENDE dat de kuststaten overeenkomstig het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 1982 en algemene internationale rechtsbeginselen, zones van nationale rechtsmacht hebben afgebakend waarin zij soevereine rechten uitoefenen wat betreft de exploratie, exploitatie, de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen van de zee;

GELEID DOOR DE WENS samen te werken met de kuststaten en met alle andere staten en organisaties die een reëel belang hebben bij de visbestanden in het zuidoostelijk deel van de Atlantische Oceaan om tot algemeen aanvaarde instandhoudings- en beheersmaatregelen te komen;

ERKENNENDE het belang van economische en geografische factoren en de bijzondere noden van ontwikkelingslanden en hun kustgemeenschappen, met het oog op een billijk aandeel in de voordelen van de levende rijkdommen van de zee;

EEN OPROEP DOENDE TOT staten die geen partij bij dit verdrag zijn noch anderszins ermee instemmen de instandhoudings- en beheersmaatregelen in het kader van dit verdrag toe te passen, om vaartuigen die hun vlag voeren geen toelating te geven te vissen op de bestanden waarop dit verdrag van toepassing is;

IN DE OVERTUIGING dat de oprichting van een organisatie die de instandhouding op lange termijn en het duurzaam gebruik van de visbestanden in het zuidoostelijk deel van de Atlantische Oceaan tot doel heeft, het beste middel is om voornoemde doelstellingen te bereiken;

INDACHTIG het feit dat de verwezenlijking van deze doelstellingen zal bijdragen tot de totstandkoming van een rechtvaardige en billijke economische orde die rekening houdt met de belangen en behoeften van de gehele mensheid en in het bijzonder met de specifieke belangen en behoeften van de ontwikkelingslanden;

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Terminologie

In dit verdrag wordt verstaan onder:

a) "het Verdrag van 1982": het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982;

b) "de Overeenkomst van 1995": de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden van 1995;

c) "kuststaat": elke verdragsluitende partij met aan het verdragsgebied grenzende wateren onder nationale rechtsmacht;

d) "de Commissie": de bij artikel 5 ingestelde Visserijcommissie voor het zuidoostelijk deel van de Atlantische Oceaan;

e) "verdragsluitende partij": een staat of regionale organisatie voor economische integratie die ermee heeft ingestemd door het verdrag gebonden te zijn en waarvoor het verdrag in werking is getreden;

f) "controlemaatregel": alle op grond van artikel 16 door de Commissie genomen besluiten of acties met betrekking tot waarneming, inspectie, naleving en rechtshandhaving;

g) "visserijbeheersorganisatie": elke intergouvernementele organisatie met bevoegdheid om regels voor de levende rijkdommen van de zee vast te stellen;

h) "visserij": i) het exploreren of prospecteren van visbestanden, het vangen of oogsten van voortbrengselen van de zee;

ii) het verrichten van eender welke activiteit waarvan redelijkerwijs mag worden aangenomen dat zij leidt tot het lokaliseren, vangen of oogsten van voortbrengselen van de zee, en dit voor alle doeleinden, met inbegrip van wetenschappelijk onderzoek;

iii) het uitzetten, opzoeken of ophalen van visconcentratietuigen of aanverwante voorzieningen, met inbegrip van zendboeien;

iv) alle op zee ter ondersteuning of ter voorbereiding van de in deze definitie beschreven activiteiten verrichte handelingen, met uitzondering van operaties in noodgevallen waarin de gezondheid en veiligheid van bemanningen of de veiligheid van vaartuigen in het geding is; of

v) het gebruik van vliegtuigen in verband met de in deze definitie beschreven activiteiten, tenzij voor noodgevallen waarin de gezondheid en veiligheid van bemanningen of de veiligheid van vaartuigen in het geding is;

i) "lichaam": de lichamen als bedoeld in artikel 1, lid 3, van de Overeenkomst van 1995;

j) "vissersvaartuig": elk vaartuig dat wordt gebruikt of bestemd is om te worden gebruikt bij de commerciële exploitatie van visbestanden, met inbegrip van moederschepen, alle andere rechtstreeks bij visserijactiviteiten betrokken vaartuigen en bij overlading betrokken vaartuigen;

k) "visserijonderzoekvaartuig": elk vaartuig dat de visserij als omschreven in (h) beoefent voor wetenschappelijke doeleinden, met inbegrip van permanent voor onderzoek ingezette vaartuigen en vaartuigen die gewoonlijk voor de commerciële visserij of voor ondersteunende activiteiten worden ingezet;

l) "visbestanden": bestanden van vis, weekdieren, schaaldieren, en andere sedentaire soorten in het verdragsgebied, met uitzondering van:

i) sedentaire soorten die overeenkomstig artikel 77, lid 4, van het Verdrag van 1982 onder de visserijrechtsmacht van kuststaten vallen, en

ii) de over grote afstanden trekkende soorten genoemd in bijlage I bij het Verdrag van 1982;

m) "vlaggenstaat": tenzij anders is bepaald,

i) een staat waarvan vaartuigen de vlag voeren of

ii) een regionale organisatie voor economische integratie in zoverre vaartuigen de vlag van lidstaten daarvan voeren;

n) "levende rijkdommen van de zee": alle levende wezens die deel uitmaken van mariene ecosystemen, met inbegrip van zeevogels;

o) "regionale organisatie voor economische integratie": tenzij anders is bepaald, een regionale organisatie voor economische integratie waaraan de lidstaten bevoegdheid voor onder dit verdrag vallende aangelegenheden hebben overgedragen, met inbegrip van het gezag om besluiten daaromtrent voor de lidstaten verbindend te maken; en

p) "overlading": het lossen van alle aan boord gehouden vis of een deel daarvan uit een vissersvaartuig en het laden ervan in een ander vissersvaartuig, hetzij op zee, hetzij in de haven, zonder dat de betrokken producten door een havenstaat zijn geregistreerd als aanvoer.

Artikel 2

Doel

Dit verdrag heeft tot doel de instandhouding op lange termijn en het duurzaam gebruik van de visbestanden in het verdragsgebied te waarborgen door doeltreffende tenuitvoerlegging ervan.

Artikel 3

Algemene beginselen

Met het oog op de verwezenlijking van het met dit verdrag beoogde doel, waar mogelijk door middel van de Organisatie:

a) treffen de verdragsluitende partijen op basis van de best beschikbare wetenschappelijke gegevens maatregelen om de instandhouding op lange termijn en het duurzaam gebruik van de visbestanden waarop dit verdrag van toepassing is te waarborgen;

b) passen zij de voorzorgsaanpak toe met inachtneming van het bepaalde in artikel 7;

c) passen zij de verdragsbepalingen toe ten aanzien van de visbestanden, daarbij terdege rekening houdend met de impact van de visserij op ecologisch verwante diersoorten zoals zeevogels, cetaceeën, zeehonden en zeeschildpadden;

d) nemen zij waar nodig instandhoudings- en beheersmaatregelen ten aanzien van soorten die deel uitmaken van hetzelfde ecosysteem, samen voorkomen met of afhankelijk zijn van de bestanden waarop wordt gevist;

e) zien zij erop toe dat er bij de visserij en in het kader van de beheersmaatregelen terdege rekening wordt gehouden met de noodzaak de schadelijke gevolgen voor de levende rijkdommen van de zee als geheel tot een minimum te beperken, en

f) beschermen zij de biodiversiteit van het mariene milieu.

Artikel 4

Geografisch toepassingsgebied

Tenzij anders is bepaald, is dit verdrag van toepassing binnen het verdragsgebied, dat alle wateren omvat voorbij de zones onder nationale rechtsmacht binnen het gebied dat wordt afgebakend door een lijn waarmee de volgende punten langs de breedte- en lengtecirkels met elkaar worden verbonden:

te beginnen bij de buitengrens van de wateren onder nationale rechtsmacht vanaf een punt op 6° zuiderbreedte, vervolgens rechtwijzend west langs de breedtecirkel op 6° zuiderbreedte tot het punt 10° westerlengte, rechtwijzend noord langs de lengtecirkel op 10° westerlengte tot aan de evenaar, rechtwijzend west langs de evenaar tot het punt 20° westerlengte, rechtwijzend zuid langs de lengtecirkel op 20° westerlengte tot het punt 50° zuiderbreedte, rechtwijzend naar het oosten langs de breedtecirkel op 50° zuiderbreedte tot het punt 30° oosterlengte, en tot slot rechtwijzend noord langs de lengtecirkel op 30° oosterlengte tot op de kust van het Afrikaanse vasteland.

Artikel 5

De Organisatie

1. De verdragsluitende partijen komen hierbij overeen de Visserijorganisatie voor het zuidoostelijke deel van de Atlantische Oceaan, hierna "de Organisatie" te noemen, op te richten en in stand te houden.

2. De Organisatie omvat:

a) de Commissie;

b) het Uitvoeringscomité en het Wetenschappelijk Comité, als ondergeschikte organen, alsmede alle andere ondergeschikte organen die periodiek door de Commissie worden ingesteld om tot de verwezenlijking van de doelstelling van dit verdrag bij te dragen; en

c) het Secretariaat.

3. De Organisatie bezit rechtspersoonlijkheid en geniet op het grondgebied van elk van de verdragsluitende partijen de juridische status die voor het vervullen van haar taken en het verwezenlijken van de doelstelling van dit verdrag noodzakelijk is. De voorrechten en immuniteiten die de Organisatie en haar personeel op het grondgebied van elk van de verdragsluitende partijen genieten, worden vastgesteld bij overeenkomst tussen de Organisatie en de betrokken verdragsluitende partij.

4. De officiële talen van de Organisatie zijn het Engels en het Portugees.

5. Het hoofdkantoor van de Organisatie wordt gevestigd in Namibië.

Artikel 6

De Commissie

1. Elke verdragsluitende partij is lid van de Commissie.

2. Elk lid wijst een vertegenwoordiger in de Commissie aan, die zich mag laten bijstaan door plaatsvervangers en adviseurs.

3. De taken van de Commissie zijn:

a) het aanwijzen van de behoeften op het gebied van instandhouding en beheer;

b) het formuleren en aannemen van instandhoudings- en beheersmaatregelen;

c) het vaststellen van totaal toegestane vangsten en/of visserij-inspanningsniveaus, daarbij rekening houdend met de totale vissterfte, met inbegrip van die van niet-doelsoorten;

d) het vaststellen van de aard en de mate van deelneming aan de visserij;

e) het volgen van de situatie van de bestanden, en het verzamelen, analyseren en verspreiden van relevante informatie over de bestanden;

f) het aanmoedigen, bevorderen en, waar nodig bij overeenkomst, coördineren van het wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot de visbestanden in het verdragsgebied en in de aangrenzende wateren onder nationale rechtsmacht;

g) het beheer van de bestanden op basis van de overeenkomstig artikel 7 te ontwikkelen voorzorgsaanpak;

h) het uitwerken van passende vormen van samenwerking ter bevordering van de effectiviteit van het toezicht, de controle, de bewaking en de handhaving van de regelgeving;

i) het vaststellen van maatregelen voor de controle en de rechtshandhaving in het verdragsgebied;

j) het ontwerpen van voorschriften voor de visserij voor wetenschappelijke doeleinden;

k) het ontwerpen van voorschriften voor het verzamelen, indienen en verifiëren, en voor de toegang tot en het gebruik van gegevens;

l) het verzamelen en verspreiden van nauwkeurig en volledig statistisch materiaal, teneinde de beschikbaarheid van de beste wetenschappelijke adviezen te waarborgen, er waar nodig voor zorgend de vertrouwelijke behandeling van de gegevens te handhaven;

m) het geven van leiding aan het Uitvoeringscomité en het Wetenschappelijk Comité, de andere ondergeschikte organen en het Secretariaat;

n) het goedkeuren van de begroting voor de Organisatie; en

o) het verrichten van alle andere activiteiten die voor het vervullen van de taken noodzakelijk zijn.

4. De Commissie stelt haar reglement van orde vast.

5. De Commissie neemt in overeenstemming met het internationaal recht maatregelen om de naleving van de maatregelen die zij vaststelt door vaartuigen die de vlag van niet-verdragspartijen voeren, te bevorderen.

6. De Commissie houdt bij het formuleren van haar besluiten ten volle rekening met de aanbevelingen en adviezen van het Wetenschappelijk Comité en het Uitvoeringscomité. De Commissie houdt in het bijzonder rekening met het feit dat de bestanden een biologische eenheid vormen en met andere biologische eigenschappen van de bestanden.

7. De Commissie publiceert alle geldende instandhoudings-, beheers- en controlemaatregelen, en houdt voor zover mogelijk een register bij van de andere instandhoudings- en beheersmaatregelen die in het verdragsgebied van kracht zijn.

8. De in lid 3 bedoelde maatregelen kunnen betrekking hebben op:

a) de hoeveelheid die van elke soort mag worden gevangen,

b) de gebieden en perioden waarin mag worden gevist,

c) de afmetingen en het geslacht die van elke soort mogen worden gevangen,

d) het vistuig en de technologie die mogen worden gebruikt,

e) het visserij-inspanningsniveau (aantal vaartuigen, types, afmetingen) dat mag worden geleverd,

f) de gebieden en deelgebieden waarin mag worden gevist,

g) andere visserijregulerende voorschriften ter bescherming van elk van de soorten, en

h) andere voorschriften die de Commissie noodzakelijk acht voor de verwezenlijking van de doelstelling van dit verdrag.

9. De op grond van dit Verdrag door de Commissie vastgestelde instandhoudings-, beheers- en controlemaatregelen worden verbindend overeenkomstig het bepaalde in artikel 23.

10. Met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 116 tot en met 119 van het VN-Zeerechtverdrag van 1982, mag de Commissie de aandacht van alle staten of lichamen die geen partij bij dit verdrag zijn, vestigen op eventuele activiteiten die de verwezenlijking van het bij dit verdrag gestelde doel naar de mening van de Commissie nadelig beïnvloeden.

11. De Commissie vestigt de aandacht van alle verdragsluitende partijen op activiteiten die naar haar mening een verdragsluitende partij hinderen:

a) bij de verwezenlijking van het bij dit verdrag gestelde doel; of

b) of bij het nakomen van de verplichtingen die krachtens dit verdrag op die verdragsluitende partij rusten.

12. De Commissie neemt kennis van maatregelen van andere organisaties die betrekking hebben op de levende rijkdommen van de zee in het verdragsgebied en doet, zonder afbreuk te doen aan de doelstelling van dit verdrag, het nodige om de onderlinge samenhang tussen haar maatregelen en die maatregelen te verzekeren.

13. Indien de Commissie constateert dat een verdragsluitende partij niet langer aan de werkzaamheden van de Organisatie deelneemt, pleegt zij overleg met de betrokken verdragsluitende partij en kan zij de passend geachte maatregelen nemen.

Artikel 7

Voorzorgsaanpak

1. De Commissie volgt een voorzorgsaanpak in brede zin ten aanzien van de instandhouding, het beheer en de exploitatie van de bestanden waarop dit verdrag van toepassing is, ter bescherming van de visbestanden en voor het behoud van het mariene milieu.

2. De Commissie is extra voorzichtig wanneer de informatie twijfelachtig, onbetrouwbaar of niet adequaat is. Het ontbreken van adequate wetenschappelijke informatie is geen reden om instandhoudings- en beheersmaatregelen uit te stellen of achterwege te laten.

3. Voor de tenuitvoerlegging van dit artikel neemt de Commissie kennis van de beste internationale praktijken voor het volgen van een voorzorgsaanpak, met inbegrip van bijlage II bij de Overeenkomst van 1995 en de Gedragscode voor een verantwoorde visserij van 1995.

Artikel 8

Vergaderingen van de Commissie

1. De Commissie houdt een gewone jaarvergadering en komt voorts bijeen telkens als zulks noodzakelijk wordt geacht.

2. De eerste vergadering van de Commissie wordt gehouden binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit Verdrag, op voorwaarde dat er onder de verdragsluitende partijen ten minste twee staten zijn die visserijactiviteiten in het verdragsgebied uitvoeren. De eerste vergadering moet in elk geval worden gehouden binnen zes maanden na de inwerkingtreding van dit verdrag. De Regering van Namibië treedt met de verdragsluitende partijen in overleg over de eerste vergadering van de Commissie. De voorlopige agenda wordt ten laatste één maand vóór de datum waarop de vergadering plaatsvindt aan elke ondertekenaar of verdragsluitende partij meegedeeld.

3. De Commissie zal zich op de eerste vergadering onder meer bij voorrang buigen over de kosten van de tenuitvoerlegging van de bijlage door het Secretariaat en over de maatregelen die nodig zijn voor de vervulling van de in artikel 6, lid 3, onder k) en l), bedoelde taken van de Commissie.

4. De eerste vergadering van de Commissie vindt plaats op het hoofdkantoor van de Organisatie. Tenzij de Commissie anders beslist, vinden de daaropvolgende vergaderingen eveneens plaats op het hoofdkantoor.

5. De Commissie verkiest uit de vertegenwoordigers van de verdragsluitende partijen een voorzitter en een vice-voorzitter, die elk een ambtstermijn van twee jaar hebben en eenmaal herverkiesbaar zijn voor nog eens twee jaar. De eerste voorzitter wordt op de eerste vergadering van de Commissie verkozen en heeft een ambtstermijn van drie jaar. De voorzitter en de vice-voorzitter mogen geen vertegenwoordiger zijn van dezelfde verdragsluitende partij.

6. De Commissie stelt procedureregels vast voor de deelname van vertegenwoordigers van niet-verdragspartijen in de hoedanigheid van waarnemer.

7. De Commissie stelt procedureregels vast voor de deelname van vertegenwoordigers van intergouvernementele organisaties in de hoedanigheid van waarnemer.

8. Vertegenwoordigers van niet-gouvernementele organisaties die zich inzetten voor de bestanden in het verdragsgebied krijgen de gelegenheid om de vergaderingen van de Organisatie als waarnemer bij te wonen, overeenkomstig regels die de Commissie vaststelt.

9. De Commissie stelt een reglement vast om de bovenbedoelde vormen van deelname te regelen en de doorzichtige werking van de Organisatie te waarborgen. Dit reglement zal geen onnodig restrictieve bepalingen bevatten en regels vaststellen voor het openbaar maken van en de toegang tot de notulen en verslagen van de Organisatie. De Commissie doet het nodige om dit reglement zo snel mogelijk aan te nemen.

10. Totdat de desbetreffende regels door de Commissie zijn vastgesteld, worden besluiten om vertegenwoordigers van instanties die geen partij bij dit verdrag zijn als waarnemer op de vergaderingen uit te nodigen, door de verdragsluitende partijen genomen met algemene stemmen.

Artikel 9

Het Uitvoeringscomité

1. Elke verdragsluitende partij mag een vertegenwoordiger voor het Uitvoeringscomité aanwijzen, die zich mag laten bijstaan door plaatsvervangers en adviseurs.

2. Tenzij de Commissie anders beslist, bestaat de taak van het Uitvoeringscomité erin aan de Commissie informatie, adviezen en aanbevelingen te verstrekken in verband met de tenuitvoerlegging en de naleving van de instandhoudings- en beheersmaatregelen.

3. Binnen dit kader verricht het Uitvoeringscomité de werkzaamheden die door de Commissie worden opgedragen, en met name:

a) de coördinatie van de werkzaamheden in verband met de uitvoering die door of voor de Organisatie worden ondernomen;

b) de coördinatie met de werkzaamheden van het Wetenschappelijk Comité in gemeenschappelijke aangelegenheden; en

c) alle andere werkzaamheden die door de Commissie worden opgedragen.

4. Het Uitvoeringscomité komt bijeen wanneer de Commissie zulks noodzakelijk acht.

5. Het Uitvoeringscomité stelt een reglement van orde en, indien nodig, de wijzigingen daarvan vast voor zijn vergaderingen en voor de uitoefening van zijn taken. Dit reglement en de wijzigingen daarvan dienen door de Commissie te worden goedgekeurd. Het reglement voorziet in een procedure voor de presentatie van minderheidsrapporten.

6. Het Uitvoeringscomité mag, met goedkeuring van de Commissie, de ondergeschikte organen oprichten die voor de uitoefening van zijn taken noodzakelijk zijn.

Artikel 10

Het Wetenschappelijk Comité

1. Elke verdragsluitende partij mag een vertegenwoordiger voor het Wetenschappelijk Comité aanwijzen, die zich mag laten bijstaan door plaatsvervangers en adviseurs.

2. Het Wetenschappelijk Comité mag een beroep doen op deskundig advies indien de omstandigheden zulks vereisen.

3. De taak van het Wetenschappelijk Comité bestaat erin aan de Commissie wetenschappelijke adviezen en aanbevelingen te verstrekken met het oog op het formuleren van instandhoudings- en beheersmaatregelen voor de visbestanden die onder dit verdrag vallen en de samenwerking op het gebied van het wetenschappelijk onderzoek te bevorderen om de kennis van de levende rijkdommen van de zee in het verdragsgebied te vergroten.

4. Binnen dit kader verricht het Wetenschappelijk Comité de werkzaamheden die door de Commissie worden opgedragen, en met name:

a) het inwinnen van advies, het opzetten van samenwerking, het stimuleren van de verzameling, de analyse en de uitwisseling van informatie over de levende rijkdommen van de zee in het verdragsgebied;

b) het ontwikkelen van criteria en methoden voor het vaststellen van instandhoudings- en beheersmaatregelen;

c) het bestuderen van de situatie en de ontwikkeling van relevante populaties van de levende rijkdommen van de zee;

d) het analyseren van gegevens met betrekking tot de directe en indirecte effecten van de visserij en andere vormen van menselijke activiteit op die populaties;

e) het onderzoeken van de effecten die voorgestelde wijzigingen van de vangstmethoden, de visserij-inspanningsniveaus en voorgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen zouden kunnen teweegbrengen; en

f) het in opdracht of op eigen initiatief aan de Commissie verstrekken van rapporten en aanbevelingen in verband met instandhoudings- en beheersmaatregelen en wetenschappelijk onderzoek.

5. Het Wetenschappelijk Comité moet er bij zijn werkzaamheden naar streven rekening te houden met het werk van andere visserijbeheersorganisaties en andere technische en wetenschappelijke organen.

6. De eerste vergadering van het Wetenschappelijk Comité vindt plaats binnen drie maanden na de eerste vergadering van de Commissie.

7. Het Wetenschappelijk Comité stelt een reglement van orde en, indien nodig, de wijzigingen daarvan vast voor zijn vergaderingen en voor de uitoefening van zijn taken. Dit reglement en de wijzigingen daarvan dienen door de Commissie te worden goedgekeurd. Het reglement voorziet in een procedure voor de presentatie van minderheidsrapporten.

8. Het Wetenschappelijk Comité kan, met de goedkeuring van de Commissie, de ondergeschikte organen instellen die het nodig acht voor de uitoefening van zijn taken.

Artikel 11

Het Secretariaat

1. De Commissie stelt een Algemeen Secretaris aan volgens de procedure en op de voorwaarden die door de Commissie worden bepaald.

2. De Algemeen Secretaris wordt aangesteld voor een termijn van vier jaar, die eenmaal voor vier jaar kan worden verlengd.

3. De Commissie bepaalt de personeelssterkte van het Secretariaat volgens de behoeften en de Algemeen Secretaris stelt de personeelsleden aan, geeft leiding aan het personeel en houdt toezicht, overeenkomstig de bepalingen van het personeelsreglement dat door de Commissie wordt vastgesteld.

4. De Algemeen Secretaris en het Secretariaat vervullen de door de Commissie opgedragen taken.

Artikel 12

Financiële en budgettaire bepalingen

1. Op de jaarvergadering stelt de Commissie met algemene stemmen de begroting van de Organisatie vast. Zij laat zich daarbij leiden door het beginsel van kosteneffectiviteit.

2. De Algemeen Secretaris stelt een ontwerp-begroting voor het volgende begrotingsjaar van de Organisatie op en legt deze ten minste zestig dagen vóór elke jaarvergadering van de Commissie aan de verdragsluitende partijen voor.

3. Alle verdragsluitende partijen dragen bij in de begroting. De bijdrage van elke verdragsluitende partij bestaat uit een basisbedrag dat voor iedereen gelijk is en een gedeelte dat afhankelijk is van de totale in het verdragsgebied verrichte vangsten van onder het verdrag vallende soorten. De Commissie stelt de mate waarin de bijdragen effectief zullen worden geïnd en de eventuele wijzigingen daarvan vast, rekening houdende met de economische situatie van elke verdragsluitende partij. Voor verdragsluitende partijen met gebiedsdelen grenzend aan het verdragsgebied is de economische situatie waarmee wordt rekening gehouden die van de betrokken gebiedsdelen.

4. Gedurende de eerste drie jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag of een kortere periode die door de Commissie wordt vastgesteld, betalen alle verdragsluitende partijen een gelijke bijdrage.

5. De Commissie mag financiële bijdragen en andere vormen van bijstand vragen en aanvaarden van organisaties, personen en eender welke andere bron voor elk doel dat verband houdt met de vervulling van haar taken.

6. De financiële activiteiten van de Organisatie, met inbegrip van de vaststelling van het in lid 3 bedoelde inningspercentage, worden beheerst door het Financieel Reglement dat de Commissie vaststelt en jaarlijks onderworpen aan een accountantsonderzoek door onafhankelijke accountants die de Commissie aanstelt.

7. Elke verdragsluitende partij draagt de kosten die voor haar voortvloeien uit het bijwonen van de vergaderingen van de organen van de Organisatie.

8. Tenzij de Commissie anders beslist, wordt een verdragsluitende partij die meer dan twee jaar ten achteren is met de betaling van eender welke aan de Organisatie verschuldigde sommen het recht ontzegd om:

a) deel te nemen aan de besluitvorming in de Commissie, en

b) door de Commissie genomen maatregelen niet te aanvaarden en daarvan officieel kennisgeving te doen, en dit totdat alle aan de Organisatie verschuldigde sommen betaald zijn.

Artikel 13

Plichten van de verdragsluitende partijen

1. Elke verdragsluitende partij is er met betrekking tot haar activiteiten in het verdragsgebied toe gehouden om:

a) wetenschappelijke, technische en statistische gegevens over de onder dit Verdrag vallende visbestanden te verzamelen en mee te delen;

b) ervoor te zorgen dat de verzamelde gegevens voldoende gedetailleerd zijn om een effectieve evaluatie van de bestanden mogelijk te maken en tijdig worden meegedeeld om in de behoeften van de Commissie te voorzien;

c) het nodige te doen om zich van de nauwkeurigheid van de betrokken gegevens te vergewissen;

d) door de Commissie gevraagde statistische, biologische en andere gegevens en inlichtingen jaarlijks aan de Organisatie te verstrekken;

e) inlichtingen aangaande haar visserijactiviteiten, betreffende onder meer visgronden en vissersvaartuigen, aan de Organisatie te verstrekken op de wijze en de tijdstippen die door de Commissie worden bepaald, om het samenstellen van betrouwbare vangst- en inspanningsstatistieken mogelijk te maken; en

f) aan de Commissie, op de tijdstippen die zij bepaalt, inlichtingen te verstrekken over hetgeen is ondernomen om de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de Commissie ten uitvoer te leggen.

2. Alle kuststaten verstrekken de Organisatie bij lid 1 voorgeschreven gegevens over de activiteiten die in het gebied onder hun nationale rechtsmacht plaatsvinden met betrekking tot grensoverschrijdende bestanden.

3. Elke verdragsluitende partij legt dit verdrag en alle instandhoudings-, beheers- en andere maatregelen waarover in de Commissie overeenstemming is bereikt, onverwijld ten uitvoer.

4. Elke verdragsluitende partij doet het nodige, met inachtneming van hetgeen door de Commissie en in het internationaal recht is bepaald, om de doeltreffendheid van de maatregelen van de Commissie te garanderen.

5. Elke verdragsluitende partij doet de Commissie jaarlijks een verslag toekomen over de uitvoerings- en rechthandhavingsmaatregelen, onder meer de in verband met overtredingen opgelegde sancties die zij overeenkomstig dit artikel heeft getroffen.

6. a) Onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat, doet elke verdragsluitende partij al het mogelijke of verleent zij haar medewerking om ervoor te zorgen dat haar onderdanen die in het verdragsgebied vissen en haar ondernemingen de bepalingen van dit verdrag naleven. Elke verdragsluitende partij stelt de Commissie regelmatig in kennis van de daartoe getroffen maatregelen.

b) De vangstmogelijkheden die door de Commissie aan de verdragsluitende partijen worden verleend, worden uitsluitend gebruikt door vaartuigen die de vlag van een verdragsluitende partij voeren.

7. Elke kuststaat stelt de Organisatie regelmatig in kennis van de maatregelen die hij treft ten aanzien van de visbestanden in aan het verdragsgebied grenzende wateren onder zijn nationale rechtsmacht.

8. Elke verdragsluitende partij komt haar overeenkomstig dit verdrag aangegane verplichtingen te goeder trouw na en oefent de hierbij erkende rechten niet uit op een manier die als misbruik zou kunnen worden aangemerkt.

Artikel 14

Plichten van de vlaggenstaat

1. Elke verdragsluitende partij doet het nodige opdat vaartuigen die haar vlag voeren, de instandhoudings-, beheers- en de controlemaatregelen van de Commissie naleven en geen activiteiten ontplooien die afbreuk doen aan de doeltreffendheid ervan.

2. Elke verdragsluitende partij staat gebruik van vaartuigen die haar vlag voeren voor de visserij in het verdragsgebied alleen toe wanneer zij de uit dit verdrag voortvloeiende verantwoordelijkheden kan uitoefenen ten aanzien van die vaartuigen.

3. De verdragsluitende partijen leggen aan de vaartuigen die hun vlag voeren passende, met de internationale praktijk overeenstemmende regels op waarmee uitvoering wordt gegeven aan de maatregelen die de Commissie neemt. Het gaat hierbij onder meer om:

a) maatregelen om te waarborgen dat de vlaggenstaat elk vermoed geval van overtreding van Commissiemaatregelen door een vaartuig dat zijn vlag voert, onmiddellijk onderzoekt en volledig verslag uitbrengt over de naar aanleiding daarvan genomen maatregelen;

b) controle via een systeem van visvergunningen op de vaartuigen die in het verdragsgebied actief zijn en de vlag van de verdragsluitende partij voeren;

c) het aanleggen van een nationaal register van vissersvaartuigen die vergunning hebben om in het verdragsgebied te vissen en het uitwerken van een regeling voor het op regelmatige basis delen van de betrokken informatie met de Commissie;

d) eisen inzake het merken van vissersvaartuigen en vistuig voor identificatiedoeleinden;

e) eisen inzake het registreren en tijdig melden van vaartuigposities, vangsten van doelsoorten en bijvangsten, aangelande en overgeladen hoeveelheden, visserij-inspanning en andere relevante visserijgegevens;

f) regels voor het overladen, om te waarborgen dat de instandhoudings- en beheersmaatregelen niet worden uitgehold;

g) maatregelen met het oog op de toegang van waarnemers van andere verdragsluitende partijen om door de Commissie overeengekomen taken te vervullen; en

h) maatregelen om het gebruik van een satellietvolgsysteem (VMS), zoals overeengekomen door de Commissie, verplicht te stellen.

4. De verdragsluitende partijen zien erop toe dat vaartuigen die hun vlag voeren, maatregelen die door de Commissie zijn overeengekomen niet uithollen door zonder vergunning in aan het verdragsgebied grenzende wateren te vissen op visbestanden die aan weerszijden van de grens voorkomen.

Artikel 15

Plichten en maatregelen van havenstaten

1. Bij het nemen van maatregelen overeenkomstig dit verdrag houden havenstaten ten volle rekening met het recht en de plicht van havenstaten om in overeenstemming met het internationaal recht te handelen en de doeltreffendheid van subregionale, regionale en internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen te bevorderen.

2. De verdragsluitende partijen dienen, met inachtneming van door de Commissie overeengekomen maatregelen, onder andere de aan boord van vissersvaartuigen gehouden documenten, vistuigen en vangsten te inspecteren wanneer dergelijke vaartuigen vrijwillig hun havens of offshore-terminals aandoen.

3. De verdragsluitende partijen dienen, met inachtneming van door de Commissie overeengekomen maatregelen en van het internationaal recht, regels aan te nemen waarbij aanlanding en overlading door vaartuigen die de vlag voeren van partijen die geen partij bij dit Verdrag zijn, wordt verboden in gevallen waarin vaststaat dat onder dit Verdrag vallende bestanden zijn gevangen op een manier die de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de Commissie uitholt.

4. Indien een havenstaat van oordeel is dat een vaartuig van een verdragsluitende partij een instandhoudings- of beheersmaatregel of een controlemaatregel van de Commissie heeft overtreden, stelt hij de betrokken vlaggenstaat, en eventueel de Commissie, daarvan in kennis. De havenstaat bezorgt de vlaggenstaat en de Commissie alle bewijsmateriaal en dienstige inlichtingen, zoals eventuele inspectieverslagen. De vlaggenstaat dient de Commissie in dergelijke gevallen uitvoerig te informeren over de naar aanleiding daarvan ondernomen actie.

5. Niets in dit artikel doet afbreuk aan de uitoefening door de staten van de soevereine rechten over op hun grondgebied gelegen havens in overeenstemming met het internationaal recht.

6. Alle op grond van dit artikel te nemen maatregelen dienen in overeenstemming te zijn met het internationaal recht.

Artikel 16

Waarneming, inspectie, naleving en handhaving

1. De verdragsluitende partijen brengen via de Commissie een regeling voor waarneming, inspectie, naleving en handhaving (hierna "de regeling" te noemen) tot stand om de effectieve uitoefening van de verantwoordelijkheid die zij als vlaggenstaat ten aanzien van hun vissers- en onderzoeksvaartuigen in het verdragsgebied hebben, te versterken. De regeling heeft in de eerste plaats tot doel ervoor te zorgen dat de verdragsluitende partijen hun verplichtingen in het kader van dit verdrag en, indien toepasselijk, in het kader van de Overeenkomst van 1995 daadwerkelijk nakomen, teneinde te garanderen dat de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de Commissie worden nageleefd.

2. De Commissie draagt er zorg voor een regeling te ontwerpen die, onder meer:

a) samenwerking tussen de verdragsluitende partijen voor een effectieve uitvoering van de regeling bevordert;

b) onpartijdig en niet-discriminerend is;

c) voorziet in controle op de naleving van de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de Commissie; en

d) voorziet in snelle reactie op meldingen van overtredingen van door de Commissie genomen maatregelen.

3. De regeling moet op grond van het voorgaande onder andere de volgende elementen omvatten:

a) controlemaatregelen, waaronder een stelsel van visvergunningen, voorschriften voor het merken van vaartuigen en vistuigen, voor het registreren van gegevens over de visserijactiviteiten en voor het near-to-real-time melden van vaartuigbewegingen en activiteiten via bijvoorbeeld satellietvolgsystemen;

b) een regeling voor inspectie op zee en aan de wal, die voorziet in procedures voor het aanhouden en inspecteren van vaartuigen, op basis van wederkerigheid;

c) een geheel van gemeenschappelijke regels voor het verrichten van waarnemingen ("waarnemersregeling"), onder andere voor het plaatsen van waarnemers van een verdragsluitende partij aan boord van vaartuigen die de vlag van een andere verdragsluitende partij voeren, met instemming van deze laatste; een werkingssfeer die vaartuigen van verschillende afmetingen en types omvat, en procedures voor het meedelen door waarnemers van informatie in verband met kennelijke overtredingen van instandhoudings- en beheersmaatregelen, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak de veiligheid van waarnemers te garanderen; en

d) procedures voor de follow-up van in het kader van de regeling vastgestelde overtredingen, betreffende onder andere gemeenschappelijke onderzoeksnormen, meldingsvoorschriften, kennisgeving van de stand van de procedure en van de getroffen sancties, en andere acties op het gebied van de rechtshandhaving.

4. De regeling dient een multilaterale opzet te hebben en een geïntegreerd geheel te vormen.

5. Met het oog op een effectievere uitoefening van de verantwoordelijkheid die de verdragsluitende partijen als vlaggenstaat ten aanzien van hun vaartuigen in het verdragsgebied hebben, moeten de in bijlage I, die een integrerend deel van dit verdrag uitmaakt, vastgestelde tijdelijke regelingen van toepassing zijn vanaf de inwerkingtreding van dit verdrag en van kracht blijven totdat de definitieve regeling tot stand is gebracht of totdat de Commissie anders beslist.

6. Indien de Commissie deze regeling niet binnen twee jaar, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van dit verdrag, tot stand heeft gebracht, dient zij, wanneer een verdragsluitende partij daarom verzoekt, dringend werk te maken van de vaststelling van aanhoudings- en inspectieprocedures om te bevorderen dat de verdragsluitende partijen hun verplichtingen in het kader van dit verdrag en, indien toepasselijk, die in het kader van de Overeenkomst van 1995 daadwerkelijk nakomen. Hiervoor kan een buitengewone vergadering van de Commissie worden bijeengeroepen.

Artikel 17

Besluitvorming

1. Besluiten van de Commissie over aangelegenheden van wezenlijk belang worden genomen met algemene stemmen. De vraag of een aangelegenheid van wezenlijk belang is, wordt behandeld als een kwestie van wezenlijk belang.

2. Besluiten over andere dan de in lid 1 bedoelde aangelegenheden, worden genomen bij gewone meerderheid van de aanwezige verdragsluitende partijen die hun stem uitbrengen.

3. Wanneer besluiten overeenkomstig dit verdrag worden genomen, hebben regionale organisaties voor economische integratie slechts één stem.

Artikel 18

Samenwerking met andere organisaties

1. De Organisatie werkt, in voorkomend geval, inzake aangelegenheden die van gemeenschappelijk belang zijn samen met de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties en met andere gespecialiseerde agentschappen en organisaties.

2. De Organisatie streeft ernaar samenwerkingsrelaties te ontwikkelen met andere intergouvernementele organisaties die een bijdrage kunnen leveren tot haar werkzaamheden en belang hebben bij de instandhouding op lange termijn en het duurzaam gebruik van de levende rijkdommen van de zee in het verdragsgebied.

3. De Commissie is gemachtigd overeenkomsten aan te gaan met de in dit artikel bedoelde en andere organisaties. De Commissie kan deze organisaties uitnodigen waarnemers af te vaardigen naar haar vergaderingen of naar vergaderingen van de ondergeschikte organen van de Organisatie.

4. Voor de toepassing van de artikelen 2 en 3 van dit Verdrag op de visbestanden werkt de Organisatie samen met andere belanghebbende visserijbeheersorganisaties en houdt zij rekening met hun instandhoudings- en beheersmaatregelen die in het gebied van toepassing zijn.

Artikel 19

Onderlinge verenigbaarheid van instandhoudings- en beheersmaatregelen

1. De verdragsluitende partijen erkennen de noodzaak te waarborgen dat instandhoudings- en beheersmaatregelen die worden genomen voor grensoverschrijdende visbestanden op de volle zee onderling verenigbaar zijn met soortgelijke maatregelen die voor dezelfde bestanden worden genomen voor gebieden welke onder nationale rechtsmacht vallen. De verdragsluitende partijen hebben de plicht daartoe samen te werken om zulke onderlinge verenigbaarheid te bewerkstelligen ten aanzien van de vorenbedoelde visbestanden die zich in het verdragsgebied en in de wateren onder nationale rechtsmacht van een van de verdragsluitende partijen ophouden. De betrokken verdragsluitende partij en de Commissie dienen overeenkomstig het voorgaande de onderlinge verenigbaarheid te bevorderen. Zij zullen er daarbij op toezien geen afbreuk te doen aan maatregelen die zijn genomen op grond van de artikelen 61 en 119 van het Verdrag van 1982.

2. Ter uitvoering van het bepaalde in lid 1 gaan de kuststaten en de Commissie over tot de uitwerking en vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor het verzamelen en uitwisselen van vangstgegevens voor de betrokken bestanden en van statistische gegevens met betrekking tot de toestand van die bestanden.

3. Elke verdragsluitende partij dient de Commissie op de hoogte te houden van de maatregelen en besluiten die zij op grond van dit artikel neemt.

Artikel 20

Vangstmogelijkheden

1. Bij de vaststelling van de aard en de omvang van de aandelen in de vangstmogelijkheden zal de Commissie rekening houden met, onder andere:

a) de toestand waarin de visbestanden, inclusief andere levende rijkdommen van de zee, verkeren en de bestaande visserij-inspanningsniveaus, gelet op de adviezen en aanbevelingen van het Wetenschappelijk Comité;

b) de respectieve belangen, de huidige en vroegere visserijpatronen, onder andere de vangsten, en de visserijpraktijken in het verdragsgebied;

c) het ontwikkelingsniveau van de onderscheiden visserijtakken;

d) de belangen van ontwikkelingslanden in wier rechtsgebieden de bestanden zich eveneens ophouden;

e) de aan de instandhouding en het beheer van de visbestanden in het verdragsgebied te leveren bijdragen, onder andere in de vorm van informatieverstrekking, wetenschappelijk onderzoek en inspanningen om samenwerking voor doeltreffend toezicht, controle, bewaking en rechtshandhaving tot stand te brengen;

f) de bijdragen aan nieuwe visserijtakken en verkennende visserij, met inachtneming van de in artikel 6, lid 6, van de Overeenkomst van 1995 uiteengezette beginselen;

g) de behoeften van kustgemeenschappen die hoofdzakelijk van de visserij op de bestanden in het zuidoostelijk deel van de Atlantische Oceaan afhankelijk zijn; en

h) de behoeften van kuststaten waarvan de economie zeer sterk van de exploitatie van visbestanden afhankelijk is.

2. Ter uitvoering van het bepaalde in lid 1 kan de Commissie, onder meer:

a) jaarlijkse vangstquota of inspanningsbeperkingen voor de verdragsluitende partijen vaststellen;

b) hoeveelheden vaststellen die voor exploratie- of wetenschappelijke onderzoeksdoeleinden mogen worden gevangen, en

c) indien nodig, vangstmogelijkheden reserveren voor niet-verdragspartijen.

3. De Commissie moet de vastgestelde quota, vangstbeperkingen en aandelen in vangstmogelijkheden voor verdragsluitende partijen volgens overeengekomen regels aan herziening onderwerpen in het licht van de beschikbare informatie, de adviezen en aanbevelingen met betrekking tot de uitvoering en de naleving van de instandhoudings- en beheersmaatregelen door de verdragsluitende partijen.

Artikel 21

Erkenning van de bijzondere noden van ontwikkelingslanden in de regio

1. De verdragsluitende partijen erkennen ten volle de bijzondere noden van ontwikkelingslanden in de regio met betrekking tot de instandhouding en het beheer van de onder dit verdrag vallende visbestanden en de ontwikkeling van de betrokken bestanden.

2. Ter nakoming van de plicht samen te werken voor de totstandbrenging van instandhoudings- en beheersmaatregelen voor onder dit verdrag vallende visbestanden, houden de verdragsluitende partijen rekening met de bijzondere noden van de betrokken ontwikkelingslanden, in het bijzonder met:

a) de kwetsbaarheid van ontwikkelingslanden in de regio die van de exploitatie van levende rijkdommen van de zee afhankelijk zijn, onder meer om in de voedselbehoeften van hun bevolking of delen daarvan te voorzien;

b) de noodzaak nadelige gevolgen te vermijden voor, en de toegang te waarborgen tot, de visserij door zelfvoorzieningsvissers en kleinschalige en ambachtelijke beroepsvissers, en vrouwen in de visserijsector; en

c) de noodzaak erover te waken dat de bovenbedoelde maatregelen niet tot gevolg hebben dat een buitensporig deel van de instandhoudingsinspanning, direct of indirect, bij de ontwikkelingslanden komt te liggen.

3. De verdragsluitende partijen werken via de Commissie en andere subregionale of regionale organisaties die bij het beheer van de visbestanden betrokken zijn samen:

a) om het vermogen van ontwikkelingslanden in de regio om onder dit verdrag vallende visbestanden in stand te houden en te beheren, te vergroten en de visserijsectoren van die landen te ontwikkelen, en

b) om ontwikkelingslanden in de regio die op onder dit verdrag vallende visbestanden mogen vissen bij te staan zodat zij kunnen deelnemen aan de visserij op die bestanden, onder andere door de toegang in overeenstemming met de bepalingen van dit verdrag te vergemakkelijken.

4. De samenwerking met ontwikkelingslanden in de regio voor de in dit artikel beoogde doeleinden omvat de verstrekking van financiële bijstand, bijstand voor de ontwikkeling van menselijke hulpbronnen, technische bijstand, overdracht van technologie en activiteiten die in het bijzonder gericht zijn op:

a) verbetering van de instandhouding en het beheer van onder dit Verdrag vallende visbestanden, door middel van verzameling, mededeling, verificatie, uitwisseling en analyse van visserijgegevens en verwante informatie;

b) evaluatie van de visstand en het wetenschappelijk onderzoek; en

c) toezicht, controle, bewaking, naleving en rechtshandhaving, met inbegrip van opleidingen en ontwikkeling van lokale capaciteit, ontwikkeling en financiering van nationale en regionale waarnemersprogramma's, en toegang tot technologie en uitrusting.

Artikel 22

Niet-verdragspartijen

1. De verdragsluitende partijen verzoeken, hetzij rechtstreeks, hetzij via de Commissie, partijen die niet tot dit verdrag zijn toegetreden waarvan de vaartuigen in het verdragsgebied vissen, volledig met de Organisatie samen te werken, hetzij door tot het verdrag toe te treden, hetzij door ermee in te stemmen de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de Commissie toe te passen, teneinde ervoor te zorgen dat deze maatregelen op alle visserijactiviteiten in het verdragsgebied worden toegepast. Voor de betrokken niet-verdragspartijen zullen aan de deelname aan de visserij voordelen verbonden zijn, evenredig aan de mate waarin zij zich ertoe verbinden om de instandhoudings- en beheersmaatregelen voor de betrokken bestanden na te leven.

2. De verdragsluitende partijen kunnen onderling of via de Commissie informatie uitwisselen en dienen de Commissie te informeren over de activiteiten van vissersvaartuigen die de vlag van niet-verdragspartijen voeren en die in het verdragsgebied de visserij beoefenen, en over eventuele acties die in verband met de visserij door niet-verdragspartijen zijn genomen. De Commissie deelt de informatie die zij over de betrokken activiteiten bezit aan andere belanghebbende regionale of subregionale organisaties en in het kader van andere regelingen mede.

3. De verdragsluitende partijen kunnen, hetzij rechtstreeks, hetzij via de Commissie, de met het internationaal recht verenigbare maatregelen nemen die zij nodig en opportuun achten ter ontrading van visserijactiviteiten door vissersvaartuigen van niet-verdragspartijen die de doeltreffendheid van de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de Commissie uithollen.

4. De verdragsluitende partijen verzoeken, hetzij individueel, hetzij gezamenlijk, visserij-entiteiten waarvan vaartuigen in het verdragsgebied vissen om volledig met de Organisatie samen te werken voor de tenuitvoerlegging van de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de Commissie, teneinde ervoor te zorgen dat deze maatregelen de facto op een zo groot mogelijke schaal op de visserijactiviteiten in het verdragsgebied worden toegepast. Voor de betrokken visserij-entiteiten zullen aan de deelname aan de visserij voordelen verbonden zijn, evenredig aan de mate waarin zij zich ertoe verbinden om de instandhoudings- en beheersmaatregelen voor de betrokken bestanden na te leven.

5. De Commissie kan niet-verdragspartijen uitnodigen waarnemers af te vaardigen naar haar vergaderingen of naar vergaderingen van de ondergeschikte organen van de Organisatie.

Artikel 23

Tenuitvoeringlegging

1. Door de Commissie aangenomen instandhoudings-, beheers- en controlemaatregelen worden bindend voor de verdragsluitende partijen op de volgende wijze:

a) de Algemeen Secretaris brengt elke maatregel na de goedkeuring ervan door de Commissie onverwijld schriftelijk ter kennis van alle verdragsluitende partijen;

b) de maatregel wordt voor alle verdragsluitende partijen bindend zestig dagen nadat het Secretariaat overeenkomstig het bepaalde in a) kennisgeving heeft gedaan van de goedkeuring van de maatregel door de Commissie, tenzij in de maatregel anders is bepaald;

c) indien een lid van de Commissie binnen zestig dagen na de kennisgeving als bedoeld sub a) de Commissie meedeelt dat het een maatregel geheel of gedeeltelijk niet kan aanvaarden, is de maatregel in de aangegeven mate niet bindend voor dat lid; de maatregel blijft echter bindend voor alle andere verdragsluitende partijen, tenzij de Commissie anders beslist;

d) elke verdragsluitende partij die een kennisgeving als bedoeld sub c) doet, dient terzelfder tijd schriftelijk toelichting te verstrekken bij de redenen voor de kennisgeving, en eventueel voorstellen te doen voor alternatieve maatregelen die de verdragsluitende partij voornemens is toe te passen. In de toelichting dient onder andere te worden gepreciseerd of het motief voor de kennisgeving is, dat:

i) de maatregel volgens de verdragsluitende partij in strijd is met de bepalingen van dit verdrag;

ii) het voor de verdragsluitende partij praktisch gezien onmogelijk is de maatregel na te leven;

iii) de maatregel een ongerechtvaardigde formele of feitelijke discriminatie van de verdragsluitende partij inhoudt; of

iv) dat er andere bijzondere omstandigheden spelen.

e) de Algemeen Secretaris deelt de bijzonderheden van alle overeenkomstig het bepaalde sub c) en d) gedane kennisgevingen en toelichtingen onverwijld aan alle verdragsluitende partijen mee;

f) indien een verdragsluitende partij gebruik maakt van de sub c) en d) bedoelde procedure, komt de Commissie, op verzoek van elke andere verdragsluitende partij, bijeen om de maatregel opnieuw te bezien. Tijdens een dergelijke vergadering en binnen dertig dagen na de vergadering heeft elke verdragsluitende partij het recht de Commissie ervan in kennis te stellen dat zij de maatregel niet meer kan aanvaarden; de betrokken maatregel is dan niet meer bindend voor die partij; en

g) in afwachting van de conclusies van een overeenkomstig f) bijeengeroepen vergadering, kan elke verdragsluitende partij verzoeken dat een overeenkomstig artikel 24 ingesteld deskundig ad-hoc scheidsgerecht aanbevelingen doet voor eventuele tijdelijke maatregelen die na de inleiding van de procedures op grond van het bepaalde sub c) en d) nodig worden geacht ter vervanging van de maatregel die opnieuw wordt bezien. Met inachtneming van het bepaalde in lid 3, zijn dergelijke tijdelijke maatregelen bindend voor alle verdragsluitende partijen indien alle verdragsluitende partijen (met uitzondering van die welke overeenkomstig het bepaalde sub c) en d) te kennen hebben gegeven de maatregel niet te kunnen aanvaarden) het erover eens zijn dat de duurzaamheid van de onder dit verdrag vallende bestanden wordt aangetast indien dergelijke maatregelen achterwege worden gelaten.

2. Elke verdragsluitende partij die gebruik maakt van de procedure van lid 1 kan haar verklaring van niet-aanvaarding te allen tijde intrekken, waarna de maatregel bindend voor haar wordt, hetzij onmiddellijk indien de maatregel reeds van kracht is, hetzij op het tijdstip waarop zij overeenkomstig dit artikel van kracht wordt.

3. Dit artikel doet geen afbreuk aan het recht van de verdragsluitende partijen om gebruik te maken van de in artikel 24 bedoelde procedures voor geschillenbeslechting voor elk geschil betreffende de uitlegging of de toepassing van dit verdrag, in het geval dat alle andere middelen om het geschil op te lossen, met inbegrip van de in dit artikel bedoelde procedures, uitgeput zijn.

Artikel 24

Regeling van geschillen

1. De verdragsluitende partijen werken samen om geschillen te voorkomen.

2. Indien tussen twee of meer verdragsluitende partijen een geschil ontstaat over de uitlegging of toepassing van dit verdrag, treden deze verdragsluitende partijen met elkaar in overleg om het geschil te regelen of te laten regelen via onderhandelingen, feitenonderzoek, bemiddeling, verzoening, arbitrage, gerechtelijke uitspraak of via andere vreedzame middelen naar hun keuze.

3. Bij geschillen tussen twee of meer verdragsluitende partijen over aangelegenheden van technische aard waarover de betrokken partijen onderling geen overeenstemming kunnen bereiken, kan het geschil worden voorgelegd aan een deskundig ad-hoc scheidsgerecht dat wordt opgericht volgens procedureregels die de Commissie in haar eerste vergadering vaststelt. Dit scheidsgerecht overlegt met de betrokken partijen en tracht het geschil snel op te lossen zonder bindende procedures voor geschillenbeslechting te volgen.

4. Geschillen waarvoor binnen een redelijke termijn na het hierboven bedoelde overleg geen oplossing wordt voorgesteld of die binnen zulke termijn niet via een ander in dit artikel genoemd middel opgelost geraken, worden op verzoek van een partij bij het geschil voorgelegd voor een bindende uitspraak overeenkomstig de geschillenbeslechtingsprocedures waarin is voorzien bij Deel XV van het Verdrag van 1982 of, wanneer het geschil een of meer grensoverschrijdende bestanden betreft, bij Deel VIII van de Overeenkomst van 1995. De relevante delen van het Verdrag van 1982 en de Overeenkomst van 1995 zijn van toepassing ongeacht of de partijen bij het geschil ook partij zijn bij die instrumenten.

5. Een rechtscollege of scheidsgerecht waaraan krachtens het bepaalde in dit artikel een geschil is voorgelegd, past de betrokken bepalingen van dit Verdrag, van het Verdrag van 1982 en van de Overeenkomst van 1995, de algemeen aanvaarde regels voor de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen van de zee toe, alsmede de andere regels van internationaal recht die niet in strijd zijn met het Verdrag van 1982 en de Overeenkomst van 1995, een en ander in het perspectief van de instandhouding van de betrokken visbestanden.

Artikel 25

Ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding en goedkeuring

1. Dit verdrag staat op 20 april 2001 in Windhoek, Namibië, en vervolgens op de hoofdzetel van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties, gedurende één jaar vanaf 20 april 2001, zijnde de datum waarop het is aangenomen, open voor ondertekening door alle staten en regionale organisaties voor economische integratie die deelnamen aan de op 20 april 2001 in Windhoek gehouden Conferentie over de Visserijorganisatie voor het zuidoostelijke deel van de Atlantische Oceaan, en door alle staten en regionale organisaties voor economische integratie waarvan de vissersvaartuigen in het verdragsgebied vissen of, in de vier jaar voorafgaande aan de datum waarop het verdrag is aangenomen, hebben gevist op visbestanden die onder dit verdrag vallen.

2. Dit verdrag dient door de in lid 1 bedoelde staten en regionale organisaties voor economische integratie te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden nedergelegd bij de directeur-generaal van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties, hierna "de depositaris" te noemen.

Artikel 26

Toetreding

1. Elke kuststaat en elke staat en regionale organisatie voor economische integratie waarvan de vaartuigen in het verdragsgebied op onder dit verdrag vallende visbestanden vissen, kunnen toetreden tot dit verdrag.

2. Regionale organisaties voor economische integratie, andere dan die welke overeenkomstig artikel 25 als verdragsluitende partij kunnen worden aangemerkt, die een of meer lidstaten tellen die hun bevoegdheden voor onder dit verdrag vallende aangelegenheden geheel of gedeeltelijk hebben overgedragen, kunnen tot dit verdrag toetreden. De leden van de Commissie dienen over de toetreding van dergelijke regionale organisaties voor economische integratie te worden geraadpleegd in verband met de voorwaarden van deelneming aan de werkzaamheden van de Commissie.

3. De akten van toetreding worden bij de depositaris nedergelegd. Akten van toetreding die de depositaris ontvangt vóór de datum van inwerkingtreding van dit verdrag worden van kracht dertig dagen na de datum waarop dit verdrag in werking treedt.

Artikel 27

Inwerkingtreding

Dit verdrag treedt in werking op de zestigste dag volgende op de datum van nederlegging bij de depositaris van de derde akte van bekrachtiging, met dien verstande dat ten minste één van de nedergelegde akten afkomstig moet zijn van een kuststaat. Voor elke staat of regionale organisatie voor economische integratie die een akte van bekrachtiging of toetreding nederlegt na de datum van inwerkingtreding van dit verdrag, treedt het verdrag in werking op de dertigste dag volgende op de nederlegging.

Artikel 28

Voorbehoud en uitzonderingen

Er kan ten aanzien van dit verdrag geen voorbehoud of uitzondering worden gemaakt.

Artikel 29

Verklaringen

Artikel 28 doet geen afbreuk aan het recht van een staat of regionale organisatie voor economische integratie om bij ondertekening en bekrachtiging van of toetreding tot dit verdrag verklaringen, ongeacht de formulering of de benaming die eraan wordt gegeven, af te geven, bijvoorbeeld ter bewerkstelliging van onderlinge overeenstemming tussen de eigen wetten en regels en de bepalingen van dit verdrag, voor zover die verklaringen niet tot strekking of tot gevolg hebben de uitwerking van de verdragsbepalingen op de betrokken staat of regionale organisatie voor economische integratie teniet te doen of te veranderen.

Artikel 30

Samenhang met andere overeenkomsten

Dit verdrag doet geen afbreuk aan de rechten en plichten van de verdragsluitende partijen voortvloeiende uit het verdrag van 1982 en andere overeenkomsten die met dit verdrag verenigbaar zijn en die de uitoefening van de rechten of het nakomen van de verplichtingen door andere partijen-staten in het kader van dit verdrag onverlet laten.

Artikel 31

Maritieme claims

Niets in dit verdrag houdt erkenning in van claims of standpunten welke verdragsluitende partijen zouden doen gelden ten aanzien van de rechtsstatus en de omvang van wateren en zones waarop die partijen aanspraak maken.

Artikel 32

Wijziging

1. Elke verdragsluitende partij kan te allen tijde wijzigingen in dit verdrag voorstellen. Alle wijzigingsvoorstellen worden schriftelijk aan de Algemeen Secretaris meegedeeld, ten minste negentig dagen vóór de vergadering waarop de behandeling ervan voorzien is, en worden door de Algemeen Secretaris onverwijld doorgestuurd aan alle andere verdragsluitende partijen. Wijzigingen in het verdrag worden behandeld in de jaarvergadering van de Commissie, tenzij een meerderheid van de verdragsluitende partijen een verzoek indient om een buitengewone vergadering te houden over een voorgestelde wijziging. Een buitengewone vergadering kan niet vroeger dan negentig dagen na bijeenroeping plaatsvinden.

2. De tekst van elke door de Commissie aangenomen wijziging wordt door de Algemeen Secretaris onverwijld aan alle verdragsluitende partijen bezorgd.

3. Een wijziging wordt van kracht op de dertigste dag volgende op de nederlegging van de akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring ervan door alle verdragsluitende partijen.

Artikel 33

Terugtrekking

1. Elke verdragsluitende partij kan zich uit dit verdrag terugtrekken door een schriftelijke kennisgeving, eventueel met opgave van redenen, te richten aan de depositaris. Het niet opgeven van redenen doet geen afbreuk aan de geldigheid van de terugtrekking. De terugtrekking wordt effectief één jaar na de datum waarop de kennisgeving door de depositaris wordt ontvangen, tenzij in de kennisgeving een later tijdstip is vermeld.

2. Terugtrekking van een verdragsluitende partij uit dit verdrag laat de financiële verplichtingen die krachtens dit verdrag op die partij rusten totdat de terugtrekking effectief wordt, onverlet.

Artikel 34

Depositaris

1. De Directeur-Generaal van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties zal de depositaris van dit verdrag zijn, alsook van amendementen en herzieningen hiervan. De depositaris zal:

a) alle ondertekenaars van dit verdrag, alsook alle toetredende partijen gewaarmerkte afschriften toezenden;

b) bij de inwerkingtreding van dit verdrag, zorgen voor de registratie ervan door de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, overeenkomstig artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties;

c) alle ondertekenaars van dit verdrag, alsook alle toetredende partijen, inlichten over:

i) middelen voor bekrachtiging, toetreding, aanvaarding en goedkeuring overeenkomstig hetgeen wordt bedoeld in de artikelen 25 en 26;

ii) de datum van inwerkingtreding van het verdrag overeenkomstig artikel 27;

iii) de inwerkingtreding van de amendementen aan dit verdrag overeenkomstig artikel 32;

iv) terugtrekkingen uit dit verdrag volgens artikel 32.

2. De omgangstaal omtrent de bevoegdheden van de Depositaris is het Engels.

Artikel 35

Authentieke akten

De Engelse en Portugese teksten van dit verdrag zijn beiden authentiek.

Ten blijke waarvan de ondergetekenden, hiertoe naar behoren gemachtigd, dit verdrag in de Engelse en Portugese taal hebben ondertekend.

Gedaan te Windhoek, op 20 april 2001, in één enkel origineel in de Engelse en Portugese taal.

BIJLAGE

TIJDELIJKE REGELINGEN

Deze bijlage is van toepassing op grond van artikel 16, lid 5, van het verdrag; zij kan te allen tijde bij besluit van de Commissie worden gewijzigd.

Totdat de overeenkomstig artikel 11 aangestelde Algemeen Secretaris in functie treedt, worden de taken van het Secretariaat voor de toepassing van deze bijlage door de Regering van Namibië waargenomen.

AFDELING 1: VERLENING VAN TOESTEMMING EN AANGIFTE

Gedurende de interimperiode zal iedere verdragsluitende partij:

a) toestaan dat vissersvaartuigen die haar vlag mogen voeren, gebruikt worden voor de visserij in het verdragsgebied in overeenstemming met het bepaalde in artikel 14 en dat visserijonderzoekvaartuigen die haar vlag mogen voeren, gebruikt worden voor het verrichten van visserijonderzoek in het verdragsgebied; en

b) zo spoedig mogelijk, en daarna jaarlijks overeenkomstig artikel VI van de FAO-Overeenkomst van 1993 om te bevorderen dat vissersvaartuigen op de volle zee de internationale maatregelen voor instandhouding en beheer van de visbestanden naleven, of binnen een redelijke termijn nadat vaartuigen die haar vlag mogen voeren de thuishaven hebben verlaten en in elk geval voordat de betrokken vaartuigen het verdragsgebied binnenvaren, het Secretariaat de nodige gegevens verstrekken over alle vissers- en visserijonderzoekvaartuigen die toestemming hebben om overeenkomstig het bepaalde onder a) in het verdragsgebied te vissen. Deze kennisgeving omvat voor ieder vaartuig het volgende:

I. naam van het vissersvaartuig, registratienummer, vroegere namen (indien bekend), en haven van registratie;

II. vroegere vlag (indien van toepassing);

III. internationale radioroepnaam (IRCS) (indien van toepassing);

IV. naam en adres van de eigenaar of eigenaars;

V. plaats waar en jaar waarin het vaartuig is gebouwd;

VI. type vaartuig;

VII. lengte;

VIII. naam en adres van de exploitant of exploitanten (indien van toepassing);

IX. type vismethode(n);

X. holte naar de mal;

XI. grootste breedte van het vaartuig;

XII. brutoregistertonnage; en

XIII. vermogen van de hoofdmotor of hoofdmotoren.

Iedere partij stelt het Secretariaat onmiddellijk in kennis van wijzigingen in deze gegevens, en onder andere van schrappingen, intrekkingen en beperkingen.

AFDELING 2: EISEN WAARAAN VAARTUIGEN MOETEN VOLDOEN

1. Documenten

Iedere verdragsluitende partij:

a) zorgt ervoor dat al haar vissers- en visserijonderzoekvaartuigen documenten aan boord hebben die zijn afgegeven en gecertificeerd door de bevoegde autoriteit van die verdragsluitende partij en die minimaal de volgende gegevens bevatten:

I. een bewijs van inschrijving;

II. een vergunning, toelating of machtiging om te vissen of visserijonderzoekwerkzaamheden te verrichten, en een document met de daarop toepasselijke bepalingen en voorwaarden;

III. de naam van het vaartuig;

IV. de haven van inschrijving en het inschrijvingsnummer;

V. internationale radioroepnaam (IRCS) (indien van toepassing);

VI. naam en adres van de eigenaar(s) en, indien van toepassing, de huurder;

VII. de lengte over alles;

VIII. vermogen van de hoofdmotor of hoofdmotoren in kW/pk; en

IX. gecertificeerde tekeningen of beschrijvingen van alle visruimen, met vermelding van de opslagcapaciteit in kubieke meter of voet;

b) verifieert de bovenvermelde documenten regelmatig; en

c) staat ervoor in dat alle wijzigingen in de documenten en in de onder a) bedoelde gegevens door de bevoegde autoriteit worden gecertificeerd.

2. Kentekens op vissersvaartuigen

Iedere verdragsluitende partij staat ervoor in dat haar vissersvaartuigen en visserijonderzoekvaartuigen die in het verdragsgebied mogen vissen, zo zijn gemerkt dat zij gemakkelijk kunnen worden geïdentificeerd volgens algemeen erkende normen, zoals de Standard Specification for the Marking and Identification of Fishing Vessels van de FAO.

3. Markeren van vistuig

Iedere verdragsluitende partij staat ervoor in dat vistuig dat wordt gebruikt door haar vissersvaartuigen en visserijonderzoekvaartuigen die in het verdragsgebied mogen vissen, als volgt wordt gemarkeerd: aan de uiteinden van netten, lijnen en staand vistuig worden overdag boeien met wimpels of radarboeien en 's nachts lichtboeien aangebracht die de positie en de afmetingen van het vistuig naar behoren aangeven. De lichtboeien dienen bij goed zicht vanop minstens twee zeemijl zichtbaar te zijn.

Op markeringsboeien en soortgelijke op het wateroppervlak drijvende objecten waarmee de positie van staand vistuig wordt aangegeven, moeten altijd de kenletter(s) en/of kencijfer(s) zijn aangebracht van het vaartuig waaraan zij toebehoren.

4. Gegevens met betrekking tot de visserijactiviteiten

Iedere verdragsluitende partij staat ervoor in dat alle haar vlag voerende vissersvaartuigen en visserijonderzoekvaartuigen die in het verdragsgebied mogen vissen, een niet-losbladig visserijlogboek met ononderbroken genummerde bladzijden bijhouden alsmede, waar zulks toepasselijk is, een productielogboek, een opslagplattegrond of een wetenschappelijk plan.

In het visserijlogboek worden de volgende gegevens opgenomen:

a) de gegevens betreffende het binnenvaren en het verlaten van het verdragsgebied;

b) de gecumuleerde vangsten per soort (FAO alfa-3-code, zie punt 5 van deze afdeling) in kilogram levend gewicht; het gedeelte van de vangst dat aan boord is gehouden, in kilogram levend gewicht; en

c) voor elke trek:

i) de vangst van elke soort in kilogram levend gewicht; de aan boord gehouden vangst in kilogram levend gewicht en een schatting van de hoeveelheid teruggegooide zeedieren, in kilogram per soort;

ii) het type vistuig (aantal haken, lengte van kieuwnetten enz.);

iii) de positie (lengte- en breedtegraden) bij het uitzetten en het inhalen van het vistuig; en

iv) de datum en het uur (UTC) van het uitzetten en het inhalen.

Na elk hail-bericht(1) worden de volgende gegevens onmiddellijk in het logboek ingeschreven:

a) datum en uur (UTC) van verzending van het bericht; en

b) bij radiotransmissie, de naam van het radiostation waarlangs het bericht wordt verzonden.

Vissersvaartuigen en, eventueel, visserijonderzoekvaartuigen die hun vangst verwerken en/of invriezen:

a) registreren hun gecumuleerde productie, in kilogram levend gewicht, per soort (FAO alfa-3-code) en per productvorm in een productielogboek, of

b) passen een zodanige opslagmethode toe dat aan de hand van een opslagplattegrond die door de kapitein van het vaartuig wordt bijgehouden, voor elke soort precies kan worden bepaald waar zij zich in de ruimen bevindt.

De overeenkomstig de voorschriften geregistreerde hoeveelheden dienen een getrouwe afspiegeling te zijn van de aan boord gehouden hoeveelheden. De visserijlogboeken met de originele gegevens dienen aan boord van de vissersvaartuigen en, eventueel, visserijonderzoekvaartuigen bewaard te worden gedurende ten minste 12 maanden.

5. FAO alfa-3-code (aangepast)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

6. Mededeling van vangst- en visserij-inspanningsgegevens

Iedere verdragsluitende partij deelt het Secretariaat maandelijks de in het verdragsgebied gevangen hoeveelheden, in metrieke ton, mee. Deze aangiften vermelden de maand waarop zij betrekking hebben en worden ingediend binnen 30 dagen na het einde van de maand waarin de vangsten hebben plaatsgevonden.

Het Secretariaat voegt de ontvangen gegevens binnen 15 dagen na de maandelijkse uiterste datum voor de mededeling van de voorlopige vangstgegevens samen en stuurt ze naar de verdragsluitende partijen door.

7. Mededeling van vaartuigbewegingen en vangsten

Iedere verdragsluitende partij staat ervoor in dat haar vissersvaartuigen en visserijonderzoekvaartuigen die gerechtigd zijn om in het verdragsgebied te vissen en er effectief visserijactiviteiten ontplooien, de vaartuigbewegingen en de vangstaangiften aan de bevoegde instanties van de verdragsluitende partij meedelen en, indien de verdragsluitende partij zulks wenst, aan het Secretariaat. Inzake het tijdstip en de inhoud van de mededelingen gelden de volgende eisen:

a) Binnenvaren van het verdragsgebied. De mededeling vindt plaats niet vroeger dan 12 uur en niet later dan 6 uur voordat het verdragsgebied wordt binnengevaren en omvat de dag en het uur van binnenvaren, de geografische positie van het vaartuig en de hoeveelheid van elke soort (FAO alfa-3-code) aan boord gehouden vis in kilogram levend gewicht.

b) Vangsten. De mededeling, per soort (FAO alfa-3-code) in kilogram levend gewicht, vindt plaats aan het einde van elke kalendermaand of met kleinere tussenpozen indien de verdragsluitende partij zulks verlangt.

c) Verlaten van het verdragsgebied. De mededeling vindt plaats niet vroeger dan 12 uur en niet later dan 6 uur voordat het verdragsgebied wordt verlaten. Zij omvat de dag en het uur van het verlaten, de geografische positie van het vaartuig, het aantal dagen dat is gevist en de in het verdragsgebied vanaf het begin van de visserijactiviteiten of sedert de laatste vangstaangifte gevangen hoeveelheden per soort (FAO alfa-3-code) in kilogram levend gewicht, en

d) Overlading. De mededeling vindt plaats niet later dan 12 uur na elke overlading en omvat de datum en het uur van overlading en de betrokken hoeveelheden per soort (FAO alfa-3-code) in kilogram levend gewicht. De gegevens omvatten voor elke tijdens het verblijf in het verdragsgebied verrichte overladingsoperatie de aan boord genomen en de op andere vaartuigen overgeladen hoeveelheden, per soort.

AFDELING 3: WETENSCHAPPELIJKE WAARNEMING EN VERZAMELING VAN GEGEVENS TEN BEHOEVE VAN DE EVALUATIE VAN DE BESTANDEN

Iedere verdragsluitende partij spant zich in om ten behoeve van de evaluatie van de bestanden zo veel mogelijk gegevens te verzamelen bij haar vissersvaartuigen en visserijonderzoekvaartuigen die gerechtigd zijn om in het verdragsgebied te vissen. Deze gegevens omvatten:

a) de vangstsamenstelling naar lengte, gewicht en geslacht; daarbij wordt gebruikgemaakt van factoren om productiegewicht in levend gewicht om te rekenen;

b) andere biologische gegevens om de evaluatie van de bestanden te ondersteunen, betreffende bijvoorbeeld leeftijd, groei, populatietoename, verspreiding, identiteit enz.; en

c) alle andere relevante informatie die eventueel wordt verkregen uit dichtheidsstudies, biomassastudies, hydro-akoestische studies, onderzoek naar milieufactoren die de bestandsdichtheid beïnvloeden, en oceanografisch en ecologisch onderzoek.

Iedere verdragsluitende partij schrijft voor dat de betrokken gegevens door elk haar vlag voerend vaartuig binnen 30 dagen na het verlaten van het verdragsgebied worden meegedeeld. De verdragsluitende partij doet zo spoedig mogelijk een kopie van de gegevens aan het Secretariaat toekomen, rekening houdende met de plicht de vertrouwelijkheid van niet-geaggregeerde gegevens te waarborgen.

De in deze afdeling bedoelde gegevens worden zo veel mogelijk en niet later dan zes maanden na de inwerkingtreding van deze tijdelijke regelingen vergaard en geverifieerd door adequaat gekozen waarnemers van de vlaggenstaat.

(1) Hail-berichten voldoen minimaal aan de in punt 6 van deze afdeling gestelde eisen inzake periodiciteit en inhoud.

Top