This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32008R0637
Council Regulation (EC) No 637/2008 of 23 June 2008 amending Regulation (EC) No 1782/2003 and establishing national restructuring programmes for the cotton sector
Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad van 23 juni 2008 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 houdende vaststelling van nationale herstructureringsprogramma’s voor de katoensector
Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad van 23 juni 2008 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 houdende vaststelling van nationale herstructureringsprogramma’s voor de katoensector
PB L 178 van 05/07/2008, p. 1–6
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(HR)
No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2013; opgeheven door 32013R1307
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Modifies | 32003R1782 | wijziging | artikel 156.2 | 01/01/2009 | |
Modifies | 32003R1782 | vervanging | titel 4 CH 10 BI | 01/01/2009 |
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Corrected by | 32008R0637R(01) | (ES) | |||
Modified by | 32009R0472 | aanvulling | artikel 5.2 | 16/06/2009 | |
Modified by | 32009R0472 | vervanging | artikel 7.2 PTA) | 16/06/2009 | |
Modified by | 32009R0472 | aanvulling | artikel 4.1 | 16/06/2009 | |
Repealed by | 32013R1307 |
5.7.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 178/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 637/2008 VAN DE RAAD
van 23 juni 2008
houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 houdende vaststelling van nationale herstructureringsprogramma’s voor de katoensector
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37, lid 2, derde alinea,
Gelet op de Toetredingsakte van 1979, en met name op punt 6 van het daaraan gehechte Protocol nr. 4 betreffende katoen (1), hierna „Protocol 4” te noemen,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (2),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Hoofdstuk 10 bis van titel IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (4), dat is ingevoegd bij artikel 1, punt 20, van Verordening (EG) nr. 864/2004 van de Raad van 29 april 2004 (5), bevat regels betreffende de specifieke betaling voor het gewas katoen. |
(2) |
Bij arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 7 september 2006 in zaak C-310/04 (6) is hoofdstuk 10 bis van titel IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003 wegens schending van het evenredigheidsbeginsel nietig verklaard, waarbij met name is gewezen op de omstandigheid dat „de Raad, die Verordening (EG) nr. 864/2004 heeft vastgesteld, voor het Hof niet heeft aangetoond dat hij bij de vaststelling van de bij die verordening ingestelde nieuwe steunregeling voor katoen zijn beoordelingsbevoegdheid daadwerkelijk heeft uitgeoefend, wat veronderstelde dat rekening werd gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van de situatie, waaronder de aan de katoenteelt verbonden loonkosten en het voortbestaan van de egreneringsbedrijven, die ter beoordeling van de rentabiliteit van die teelt in aanmerking moesten worden genomen” en dat het Hof niet had kunnen „nagaan of de Gemeenschapswetgever, zonder overschrijding van zijn ruime beoordelingsbevoegdheid ter zake, tot het besluit kon komen dat de vaststelling van het bedrag van de gewasspecifieke betaling voor katoen op 35 % van het totaalbedrag van de steun onder de vroegere steunregeling, volstond ter bereiking van de in punt 5 van de considerans van Verordening (EG) nr. 864/2004 uiteengezette doelstelling, namelijk de rentabiliteit en dus de voortzetting van die teelt te verzekeren, welke doelstelling overeenkomt met de in lid 2 van Protocol nr. 4 vermelde doelstelling”. Het Hof heeft ook verklaard dat de gevolgen van die nietigverklaring worden opgeschort totdat binnen een redelijke termijn een nieuwe verordening is vastgesteld. |
(3) |
In overeenstemming met het arrest van het Hof in zaak C-310/04 moet een nieuwe regeling inzake de specifieke betaling voor katoen worden vastgesteld. |
(4) |
Rekening dient te worden gehouden met alle relevante factoren en omstandigheden die deel uitmaken van de specifieke situatie van de katoensector, waaronder alle elementen die nodig zijn om de rentabiliteit van het gewas katoen te beoordelen. Daartoe is een evaluatie- en raadplegingsproces ondernomen: twee studies werden verricht met betrekking tot de sociaaleconomische en de milieueffecten van de toekomstige steunregeling voor katoen op de katoensector in de Gemeenschap, en ten behoeve van de belanghebbenden werden specifieke seminars en een internetraadpleging georganiseerd. |
(5) |
De nieuwe regeling moet beantwoorden aan de doelstellingen die zijn omschreven in punt 2 van Protocol 4, namelijk de katoenproductie te ondersteunen in de gebieden van de Gemeenschap waar zij van belang is voor de landbouweconomie, de betrokken producenten in staat te stellen een redelijk inkomen te verwerven en de markt te stabiliseren door structuurverbetering inzake het aanbod en het op de markt brengen. |
(6) |
Tevens moet de regeling sporen met een beleid van inkomenssteun aan de landbouwers, dat het voornaamste leidende beginsel van het hervormde gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) is. |
(7) |
De ontkoppeling van de rechtstreekse steun aan de producenten en de invoering van de bedrijfstoeslagregeling zijn essentiële elementen in het proces van hervorming van het GLB. Bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 zijn deze elementen ingevoerd voor een reeks van landbouwproducten. |
(8) |
Om de kerndoelstellingen van de hervorming van het GLB en de doelstellingen van Protocol 4 te bereiken, dient de steun voor katoen grotendeels te worden ontkoppeld en in de bedrijfstoeslagregeling te worden geïntegreerd. Aangezien deze doelstellingen niet voldoende door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt en, gezien de behoefte aan een gemeenschappelijk optreden, derhalve beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. |
(9) |
De steunregeling voor de katoensector volledig en onmiddellijk in de bedrijfstoeslagregeling integreren zou waarschijnlijk voor de katoenproducerende regio’s van de Gemeenschap een aanzienlijk risico op ontwrichting van de productie meebrengen. Een deel van de steun dient daarom aan de katoenteelt gekoppeld te blijven via een gewasspecifieke betaling per subsidiabele hectare. Het bedrag ervan dient zo te worden berekend dat de in punt 2 van Protocol 4 omschreven doelstellingen worden bereikt, terwijl de katoenregeling ook wordt opgenomen in de hoofdstroom van hervorming en vereenvoudiging van het GLB. Daartoe is het, in het licht van de verrichte evaluatie, verantwoord om per lidstaat het totale beschikbare steunbedrag vast te stellen op 35 % van het nationale aandeel in de zijdelings aan de producenten toegekende steun. Een dergelijk percentage maakt het de katoensector mogelijk zich te ontwikkelen in de richting van levensvatbaarheid op lange termijn, bevordert de duurzame ontwikkeling van de katoenproducerende regio’s en waarborgt de landbouwers een redelijk inkomen. |
(10) |
De resterende 65 % van het nationale aandeel in de zijdelings aan de producenten toegekende steun dient beschikbaar te zijn voor de bedrijfstoeslagregeling. |
(11) |
Om milieuredenen moet een basisareaal per producerende lidstaat worden vastgesteld. Bovendien behoren alleen de oppervlakten waarvoor de lidstaten een vergunning hebben verleend, subsidiabel te zijn. |
(12) |
Er moet per producerende lidstaat een vaste opbrengst per hectare worden vastgesteld. Deze zal — tezamen met de basisareaalvereiste, de algemene plafonnering van de middelen en de overwegend ontkoppelde aard van de regeling — het productiebeperkende karakter van het programma bepalen, terwijl tegelijkertijd de doelstellingen van Protocol 4 worden bereikt. |
(13) |
Teneinde in de behoeften van de egreneringsindustrie te voorzien dient een minimumkwaliteit van de daadwerkelijk geoogste katoen een voorwaarde te zijn om voor de steun in aanmerking te komen. |
(14) |
De oprichting van door de lidstaten te erkennen brancheorganisaties dient te worden bevorderd om het de producenten en de egreneringsbedrijven mogelijk te maken de kwaliteit van de katoen te verbeteren. De Gemeenschap dient een zijdelingse bijdrage tot de activiteiten van deze organisaties te leveren via verhoging van de steun voor de bij de organisaties aangesloten landbouwers. |
(15) |
Verordening (EG) nr. 1782/2003 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(16) |
Behalve de nieuwe regeling inzake de specifieke betaling voor katoen, lijkt het passend een tweede reeks voorschriften aan te nemen om de katoensector te helpen zich te stabiliseren in het nieuwe juridische en marktkader. |
(17) |
Voor zover de aanwezigheid van de egreneringsindustrie in katoenproducerende regio’s nodig is, zou in de behoeften van die sector voldoende kunnen worden voorzien door, onder meer, een minimumkwaliteit vast te stellen voor de daadwerkelijk geoogste katoen, en door de brancheorganisaties in staat te stellen de katoenkwaliteit te verbeteren. Bovendien is het, gezien de overcapaciteit van de egreneringsindustrie, passend te voorzien in aanvullende maatregelen om met het oog op een betere marktgerichtheid het herstructureringsproces ervan te steunen. |
(18) |
Voorts lijkt het passend om als onderdeel van deze marktgerichtheid maatregelen ter bevordering van specifieke kwaliteitsregelingen en daarmee samenhangende afzetbevorderingsactiviteiten in te voeren. Daartoe dienen nationale programma’s voor de herstructurering van de katoensector te worden opgesteld. Hoewel de betrokken maatregelen door de Gemeenschap moeten worden gefinancierd, moet het aan de lidstaten worden overgelaten om een op de behoeften van hun eigen gebieden toegespitste combinatie te kiezen, zo nodig met inachtneming van regionale bijzonderheden. |
(19) |
De herstructureringsprogramma’s moeten aan de Commissie worden voorgelegd, opdat deze kan controleren of de maatregelen voldoen aan de in de verordening en de uitvoeringsbepalingen daarvan vastgelegde voorschriften. De lidstaten moeten de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van dergelijke herstructureringsprogramma’s dragen. |
(20) |
De maatregelen moeten een aanvulling vormen op de maatregelen die reeds bestaan in het kader van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (7). |
(21) |
De maatregelen in die programma’s kunnen onder meer betrekking hebben op de volledige en blijvende ontmanteling van een deel van de egreneringsinrichtingen, om te zorgen voor een meer levensvatbare egreneringsindustrie. Ook investeringen in de egreneringsindustrie kunnen worden ondersteund, als die erop gericht zijn de economische prestatie van de ondernemingen als zodanig te verbeteren. Voorts kan er steun beschikbaar worden gesteld voor loonwerkbedrijven die door de herstructurering van de katoensector worden getroffen. |
(22) |
Om de kwaliteit van de Europese katoen te verbeteren, dienen landbouwers die deelnemen aan specifieke kwaliteitsregelingen in het kader van die programma’s specifieke steun te ontvangen om een deel van de daarmee gepaard gaande kosten te dekken. Ook voor voorlichtings- en verkoopbevorderingsacties voor katoen die onder deze kwaliteitsregelingen vallen, dient steun te worden verleend. |
(23) |
De verdeling van de financiële middelen voor de nationale herstructureringsprogramma’s over de lidstaten dient te worden gebaseerd op de specifieke behoeften aan herstructurering en aanpassing in de voornaamste katoenproducerende gebieden. Gezien het tijdelijke doel dat de herstructurering en aanpassing van de katoensector vormt, kunnen de programma’s op verzoek van de lidstaten worden beëindigd, waarna de jaarlijkse begroting voor de herstructureringsprogramma’s kan worden toegevoegd aan het nationale maximum van de betrokken lidstaat voor ontkoppelde betalingen dat is bepaald in bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1782/2003. |
(24) |
Gezien het ontbreken van een egreneringsindustrie in Portugal en de toepassing van de regeling inzake een enkele areaalbetaling in Bulgarije behoeft er in die twee lidstaten geen begroting voor nationale herstructureringsprogramma’s te worden toegewezen. |
(25) |
Om ervoor te zorgen dat de nieuwe steunregeling en de herstructureringsregeling voor de katoensector worden toegepast vanaf het begin van het teeltseizoen, moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van het kalenderjaar 2009, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK 1
GEWASSPECIFIEKE BETALING VOOR KATOEN
Artikel 1
Wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003
Verordening (EG) nr. 1782/2003 wordt als volgt gewijzigd:
1. |
In titel IV wordt hoofdstuk 10 bis vervangen door: „HOOFDSTUK 10 bis GEWASSPECIFIEKE BETALING VOOR KATOEN Artikel 110 bis Toepassingsgebied Aan landbouwers die katoen van GN-code 5201 00 produceren, wordt steun verleend onder de in dit hoofdstuk vastgestelde voorwaarden. Artikel 110 ter Subsidiabiliteit 1. De steun wordt toegekend per hectare subsidiabel katoenareaal. Om subsidiabel te zijn moet het areaal bestaan uit landbouwgrond waarvoor de lidstaat een vergunning voor de katoenproductie heeft verleend, zijn ingezaaid met toegelaten rassen en daadwerkelijk zijn afgeoogst in normale groeiomstandigheden. De in artikel 110 bis bedoelde steun wordt betaald voor katoen van gezonde handelskwaliteit. 2. De lidstaten verlenen de vergunning, respectievelijk de toelating, voor de in lid 1 van dit artikel bedoelde grond en rassen overeenkomstig uitvoeringsbepalingen en voorwaarden die volgens de in artikel 144, lid 2, bedoelde procedure worden vastgesteld. Artikel 110 quater Basisarealen, vaste opbrengsten en referentiebedragen 1. De volgende nationale basisarealen worden hierbij vastgesteld:
2. De volgende vaste opbrengsten voor de referentieperiode worden hierbij vastgesteld:
3. Het steunbedrag per subsidiabele hectare wordt bepaald door de in lid 2 vastgestelde opbrengsten te vermenigvuldigen met de volgende referentiebedragen:
4. Indien in een bepaald jaar het subsidiabele katoenareaal in een bepaalde lidstaat het in lid 1 vastgestelde basisareaal overschrijdt, wordt het in lid 3 voor die lidstaat vastgestelde steunbedrag verlaagd in verhouding tot de overschrijding van het basisareaal. 5. De nadere voorschriften voor de toepassing van dit artikel worden overeenkomstig de in artikel 144, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld. Artikel 110 quinquies Erkende brancheorganisaties 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder „erkende brancheorganisatie” verstaan een rechtspersoon die is samengesteld uit katoenproducerende landbouwers en ten minste één egreneringsbedrijf en die activiteiten verricht zoals:
2. De lidstaat op het grondgebied waarvan de egreneringsbedrijven zijn gevestigd, erkent de brancheorganisaties die voldoen aan de volgens de in artikel 144, lid 2, bedoelde procedure vast te stellen criteria. Artikel 110 sexies Betaling van de steun 1. De steun per subsidiabele hectare wordt aan de landbouwers toegekend overeenkomstig artikel 110 quater. 2. Aan de bij een erkende brancheorganisatie aangesloten landbouwers wordt, per subsidiabele hectare binnen het bij artikel 110 quater, lid 1, vastgestelde basisareaal, steun toegekend die met een bedrag van 2 EUR is verhoogd.”. |
2. |
In artikel 156, lid 2, wordt punt g) vervangen door:
|
HOOFDSTUK 2
NATIONALE HERSTRUCTURERINGSPROGRAMMA’S VOOR DE KATOENSECTOR
Artikel 2
Toepassingsgebied
1. In dit hoofdstuk worden de voorschriften vastgesteld voor de toewijzing van communautaire financiële middelen aan de lidstaten en het gebruik dat de lidstaten van deze middelen maken in het kader van nationale herstructureringsprogramma’s (hierna „herstructureringsprogramma’s” genoemd) ter financiering van specifieke herstructureringsmaatregelen ten behoeve van de katoensector.
2. Er wordt geen steun verleend voor:
a) |
onderzoeksprojecten en maatregelen ter ondersteuning van onderzoeksprojecten; |
b) |
maatregelen die in aanmerking komen voor communautaire steun uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1698/2005. |
Artikel 3
Algemene voorschriften
1. De herstructureringsprogramma’s moeten verenigbaar zijn met de Gemeenschapswetgeving en coherent zijn met de activiteiten, beleidslijnen en prioriteiten van de Gemeenschap.
2. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de herstructureringsprogramma’s en zien erop toe dat deze intern coherent zijn en op een objectieve manier worden opgesteld en uitgevoerd, met inachtneming van de economische situatie van de betrokken producenten en verwerkers en de noodzaak een niet-gegronde ongelijke behandeling van de producenten en verwerkers te vermijden.
De lidstaten zijn verantwoordelijk voor het instellen en verrichten van de nodige controles en het opleggen van sancties in geval van niet-naleving van de voorwaarden van de herstructureringsprogramma’s.
Artikel 4
Indiening en toepassing van herstructureringsprogramma’s
1. Elke producerende lidstaat dient, om de vier jaar en voor het eerst uiterlijk op 1 januari 2009, een ontwerp van een vierjarig herstructureringsprogramma bij de Commissie in, met maatregelen die in overeenstemming zijn met dit hoofdstuk.
Het herstructureringsprogramma wordt bij de Commissie ingediend na overleg met de bevoegde autoriteiten en organisaties in de katoensector.
De lidstaten dienen elk één ontwerpprogramma in waarin specifieke regionale factoren in aanmerking mogen worden genomen.
2. De herstructureringsprogramma’s worden drie maanden nadat zij bij de Commissie zijn ingediend, van toepassing.
Voldoet een ingediend programma niet aan de in dit hoofdstuk vastgestelde voorwaarden en de desbetreffende uitvoeringsbepalingen, dan stelt de Commissie de betrokken lidstaat daarvan in kennis. De betrokken lidstaat dient in dat geval een herzien programma in bij de Commissie. Het herziene programma wordt twee maanden nadat het is ingediend, van toepassing, tenzij het nog steeds onverenigbaar is met de voorschriften, in welk geval het bepaalde in deze alinea geldt.
3. Lid 2 is van overeenkomstige toepassing op wijzigingen in de door de lidstaten ingediende herstructureringsprogramma’s.
Artikel 5
Begrotingstoewijzing
1. De jaarlijkse begroting voor het herstructureringsprogramma per lidstaat bedraagt, vanaf het begrotingsjaar 2010:
— |
Griekenland: 4,0 miljoen EUR; |
— |
Spanje: 6,134 miljoen EUR. |
2. Elke lidstaat kan besluiten het gebruik van het herstructureringsprogramma te beëindigen en de in lid 1 van dit artikel bedoelde jaarlijkse begroting over te brengen naar zijn nationale maximum als vastgesteld in bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1782/2003. Dit besluit wordt voor uiterlijk 1 augustus van een bepaald jaar ter kennis gebracht van de Commissie, en is van toepassing op de uit hoofde van het volgende kalenderjaar toegewezen rechtstreekse betalingen. Bij de kennisgeving wordt ook verslag uitgebracht over de uitvoering van het herstructureringsprogramma en de verwezenlijking van de doelstellingen ervan.
3. De in lid 2 van dit artikel bedoelde overdracht en de overeenkomstige wijziging van lid 1 van dit artikel worden aangenomen volgens de procedure van artikel 144, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003, nadat de Commissie de uitvoering van het herstructureringsprogramma in het licht van de doelstellingen daarvan heeft beoordeeld.
Artikel 6
Algemene regels inzake de financiering van de herstructureringsprogramma’s
1. De communautaire steun heeft slechts betrekking op subsidiabele uitgaven die worden gedaan na de indiening van het betrokken herstructureringsprogramma overeenkomstig artikel 4, lid 1.
2. De lidstaten nemen niet deel in de kosten van de maatregelen die in het kader van de herstructureringsprogramma’s door de Gemeenschap worden gefinancierd.
Artikel 7
Subsidiabele maatregelen en begunstigden
1. Herstructureringsprogramma’s omvatten uitsluitend een of meer van de volgende maatregelen:
a) |
volledige en blijvende ontmanteling van egreneringsinrichtingen; |
b) |
investeringen in de egreneringsindustrie; |
c) |
deelname door landbouwers aan katoenkwaliteitsregelingen; |
d) |
activiteiten op het gebied van voorlichting en afzetbevordering; |
e) |
steun voor loonwerkbedrijven, ten belope van ten hoogste de geleden verliezen. |
2. Begunstigden van de herstructureringsprogramma’s zijn:
a) |
de begunstigden van de steun uit hoofde van hoofdstuk IV van Verordening (EG) nr. 1051/2001 van de Raad van 22 mei 2001 betreffende de steun voor de katoenproductie (8) in het verkoopseizoen 2005/2006, voor steun uit hoofde van de in lid 1, onder a), b) en d), bedoelde maatregelen; |
b) |
de begunstigden van de steun uit hoofde van hoofdstuk 10 bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003, voor steun uit hoofde van de in lid 1, onder c) en d), van dit artikel bedoelde maatregelen; |
c) |
de erkende brancheorganisaties als gedefinieerd in hoofdstuk 10 bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003, voor steun uit hoofde van de in lid 1, onder d), bedoelde maatregelen; |
d) |
loonwerkbedrijven, voor steun uit hoofde van de in lid 1, onder e), bedoelde maatregelen, die:
|
Artikel 8
Financiële middelen
De in dit hoofdstuk bepaalde maatregelen zijn interventies ter regulering van de landbouwmarkten in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (9).
Artikel 9
Uitvoeringsbepalingen
De uitvoeringsbepalingen van dit hoofdstuk worden vastgesteld volgens de in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (10) bedoelde procedure.
Artikel 10
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Luxemburg, 23 juni 2008.
Voor de Raad
De voorzitter
I. JARC
(1) PB L 291 van 19.11.1979, blz. 174. Protocol laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1050/2001 (PB L 148 van 1.6.2001, blz. 1).
(2) Advies van 14 februari 2008 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt).
(3) Advies van 8 mei 2008 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt).
(4) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 479/2008 (PB L 148 van 6.6.2008, blz. 1).
(5) PB L 161 van 30.4.2004, blz. 48; gerectificeerd in PB L 206 van 9.6.2004, blz. 20.
(6) Jurispr. 2006, blz. I-7285.
(7) PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 146/2008 (PB L 46 van 21.2.2008, blz. 1).
(8) PB L 148 van 1.6.2001, blz. 3. Verordening ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 1782/2003.
(9) PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 479/2008.
(10) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 510/2008 van de Commissie (PB L 149 van 7.6.2008, blz. 61).