This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32000D0642
Council Decision of 17 October 2000 concerning arrangements for cooperation between financial intelligence units of the Member States in respect of exchanging information
Besluit van de Raad van 17 oktober 2000 inzake een regeling voor samenwerking tussen de financiële inlichtingeneenheden van de lidstaten bij de uitwisseling van gegevens
Besluit van de Raad van 17 oktober 2000 inzake een regeling voor samenwerking tussen de financiële inlichtingeneenheden van de lidstaten bij de uitwisseling van gegevens
PB L 271 van 24/10/2000, p. 4–6
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)
No longer in force, Date of end of validity: 31/07/2021; opgeheven door 32019L1153
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Corrected by | 32000D0642R(01) | (NL) | |||
Repealed by | 32019L1153 | 01/08/2021 |
Besluit van de Raad van 17 oktober 2000 inzake een regeling voor samenwerking tussen de financiële inlichtingeneenheden van de lidstaten bij de uitwisseling van gegevens
Publicatieblad Nr. L 271 van 24/10/2000 blz. 0004 - 0006
Besluit van de Raad van 17 oktober 2000 inzake een regeling voor samenwerking tussen de financiële inlichtingeneenheden van de lidstaten bij de uitwisseling van gegevens (2000/642/JBZ) DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, inzonderheid op artikel 34, lid 2, onder c), Gelet op het initiatief van de Republiek Finland, Gezien het advies van het Europees Parlement, Overwegende hetgeen volgt: (1) Het actieplan ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit werd door de Europese Raad van Amsterdam van 16-17 juni 1997 goedgekeurd(1). Het actieplan bevatte met name Aanbeveling 26, onder e), betreffende de verbetering van de samenwerking tussen de contactpunten die bevoegd zijn voor de ontvangst van uit hoofde van Richtlijn 91/308/EEG van de Raad van 10 juni 1991 ter voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld(2) verrichte aangiften van verdachte transacties. (2) Alle lidstaten hebben financiële inlichtingeneenheden (FIE's) opgezet die in het kader van Richtlijn 91/308/EEG verkregen informatie moeten verzamelen en analyseren teneinde verbanden te leggen tussen verdachte financiële transacties en achterliggende criminele activiteiten met het oog op de preventie en bestrijding van het witwassen van geld. (3) De verbetering van de mechanismen voor de uitwisseling van informatie tussen de FIE's is één van de doelstellingen die door de binnen de Multidisciplinaire Groep Georganiseerde Misdaad opgerichte Deskundigengroep witwassen erkend zijn, samen met een verbetering van de uitwisseling van informatie tussen de FIE's en de onderzoeksautoriteiten in de lidstaten en van de multidisciplinaire organisatie van de FIE's, zodat deze kennis van de financiële, de wetshandhavings- en de gerechtelijke sector omvat. (4) In de conclusies van de Raad van maart 1995 werd benadrukt dat de versterking van systemen voor de bestrijding van het witwassen van geld afhankelijk is van een nauwere samenwerking tussen de verschillende autoriteiten die betrokken zijn bij de bestrijding van dit verschijnsel. (5) In het tweede verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van Richtlijn 91/308/EEG worden de moeilijkheden omschreven die de mededeling en uitwisseling van gegevens tussen bepaalde eenheden met een verschillende juridische status nog steeds lijken te verhinderen. (6) De bij de bestrijding van het witwassen van geld betrokken autoriteiten van de lidstaten moeten nauw samenwerken en rechtstreekse communicatie tussen deze autoriteiten moet mogelijk worden gemaakt. (7) De lidstaten hebben terzake reeds met goed gevolg regelingen getroffen die voornamelijk gebaseerd zijn op de beginselen in het modelmemorandum van overeenstemming dat wordt voorgesteld door het informele wereldwijde netwerk van FIE's - de Egmont-groep. (8) De lidstaten moeten de FIE's zo organiseren dat de informatie en de documenten binnen een redelijke termijn worden verstrekt. (9) Dit besluit laat de verdragen, overeenkomsten en regelingen aangaande wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen gerechtelijke autoriteiten onverlet, BESLUIT: Artikel 1 1. De lidstaten zorgen ervoor dat de FIE's die zijn opgezet of aangewezen om financiële informatie ter bestrijding van het witwassen van geld te ontvangen, in overeenstemming met hun nationale bevoegdheden samenwerken om binnen de FIE de relevante informatie te verzamelen, te analyseren en te onderzoeken over ieder feit dat op het witwassen van geld zou kunnen wijzen. 2. Daartoe zorgen de lidstaten ervoor dat de FIE's, hetzij overeenkomstig de bepalingen van dit besluit, hetzij overeenkomstig de onderling gesloten of te sluiten memoranda van overeenstemming, uit eigen beweging of op verzoek overgaan tot de uitwisseling van alle beschikbare gegevens die van belang kunnen zijn voor de verwerking of de analyse van informatie of het onderzoek door FIE's inzake financiële transacties die verband houden met het witwassen van geld en de betrokken natuurlijke of rechtspersonen. 3. Wanneer een lidstaat een politieautoriteit als zijn FIE heeft aangewezen, kan hij de informatie welke bij die FIE berust, voor uitwisseling overeenkomstig dit besluit verstrekken aan een daartoe aangewezen autoriteit van de lidstaat van ontvangst die bevoegd is op de in lid 1 genoemde gebieden. Artikel 2 1. De lidstaten zorgen ervoor dat de FIE's voor de toepassing van dit besluit bestaan uit één eenheid per lidstaat en voldoen aan de volgende definitie:"Een centrale, nationale eenheid die, ten behoeve van de bestrijding van het witwassen van geld verantwoordelijk is voor de ontvangst (en, voorzover toegestaan, het opvragen), het analyseren en het verspreiden onder de bevoegde autoriteiten van financiële informatie die betrekking heeft op vermoedelijke opbrengsten van misdrijven, of die krachtens een nationale wetgeving of regeling is vereist.". 2. In de context van lid 1 mag een lidstaat een centrale eenheid oprichten voor het ontvangen of doorzenden van informatie van of naar andere, gedecentraliseerde instanties. 3. De lidstaten geven aan welke eenheid een FIE is in de zin van dit artikel. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan het secretariaat-generaal van de Raad. Deze mededeling laat de huidige samenwerkingsvormen tussen de FIE's onverlet. Artikel 3 De lidstaten zorgen ervoor dat de FIE's bij de uitoefening van hun taken uit hoofde van dit besluit geen invloed ondervinden van hun interne status, ongeacht of dit administratieve, wetshandhavings- of justitiële autoriteiten zijn. Artikel 4 1. Elk verzoek uit hoofde van dit besluit gaat vergezeld van een beknopte samenvatting van de relevante feiten die aan de verzoekende FIE bekend zijn. Daarbij wordt aangegeven hoe de verlangde informatie zal worden gebruikt. 2. Wanneer overeenkomstig dit besluit een verzoek wordt gedaan, verstrekt de aangezochte FIE alle relevante informatie, waaronder de in het verzoek verlangde beschikbare financiële informatie en vereiste wetshandhavingsgegevens, zonder dat hiervoor een formeel schriftelijk verzoek uit hoofde van toepasselijke verdragen of overeenkomsten tussen lidstaten nodig is. 3. Een FIE is niet verplicht informatie te verspreiden die een in de aangezochte lidstaat in uitvoering zijnd strafrechtelijk onderzoek kan schaden of, in uitzonderlijke gevallen, wanneer de verspreiding van die informatie duidelijk niet in verhouding zou staan tot de legitieme belangen van een natuurlijke of rechtspersoon of de betrokken lidstaat dan wel anderszins niet in overeenstemming zou zijn met fundamentele beginselen van het nationale recht. Een dergelijke weigering wordt tegenover de verzoekende FIE op passende wijze toegelicht. Artikel 5 1. Gegevens of documenten die uit hoofde van dit besluit verkregen zijn, zijn bestemd om te worden gebruikt voor de doeleinden vermeld in artikel 1, lid 1. 2. Bij het verstrekken van gegevens of documenten uit hoofde van dit besluit mag de verstrekkende FIE beperkingen en voorwaarden opleggen aan het gebruik van informatie voor andere dan de in lid 1 bedoelde doeleinden. De ontvangende FIE houdt zich aan al dergelijke beperkingen en voorwaarden. 3. Wanneer een lidstaat de gegevens of documenten die ten behoeve van strafrechtelijk onderzoek of strafrechtelijke vervolging zijn verstrekt, wenst te gebruiken voor de in artikel 1, lid 1, genoemde doeleinden, kan de verstrekkende lidstaat niet weigeren zijn toestemming daarvoor te geven, tenzij hij zulks mag op grond van de eigen wettelijke beperkingen of onder de voorwaarden bedoeld in artikel 4, lid 3. Elke weigering tot toestemming wordt op passende wijze toegelicht. 4. De FIE's nemen alle noodzakelijke maatregelen, met inbegrip van veiligheidsmaatregelen, om ervoor te zorgen dat de uit hoofde van de bepalingen van dit besluit verstrekte informatie niet toegankelijk is voor andere autoriteiten, instanties of diensten. 5. Op de bescherming van de verstrekte gegevens zullen ten minste dezelfde regels inzake vertrouwelijkheid en bescherming van persoonsgegevens van toepassing zijn als die van de nationale wetgeving van toepassing op de verzoekende FIE overeenkomstig het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens en met inachtneming van Aanbeveling nr. R(87) 15 van de Raad van Europa van 15 september 1987 tot regeling van het gebruik van persoonsgegevens op politieel gebied. Artikel 6 1. FIE's mogen, binnen de grenzen van de toepasselijke nationale wetgeving en zonder dat er sprake is van een verzoek daartoe, terzake doende informatie uitwisselen. 2. Artikel 5 is van toepassing op krachtens dit artikel toegezonden informatie. Artikel 7 De lidstaten zorgen voor en komen tot overeenstemming over passende en beschermde communicatiekanalen tussen FIE's. Artikel 8 Dit besluit wordt uitgevoerd onverminderd de verplichtingen van de lidstaten ten aanzien van Europol, die zijn neergelegd in de Europolovereenkomst. Artikel 9 1. Voorzover het niveau van samenwerking tussen de FIE's, als weergegeven in tussen de autoriteiten van de lidstaten gesloten of in de toekomst te sluiten memoranda van overeenstemming, verenigbaar is met de bepalingen van dit besluit of verder gaat dan de bepalingen daarvan, blijft het onverlet door dit besluit. Wanneer de bepalingen van dit besluit verder gaan dan de bepalingen van tussen de autoriteiten van de lidstaten gesloten memoranda van overeenstemming, komt dit besluit twee jaar na zijn inwerkingtreding in de plaats van deze memoranda van overeenstemming. 2. De lidstaten zorgen ervoor dat zij uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van dit besluit volledig kunnen samenwerken overeenkomstig de bepalingen van dit besluit. 3. De Raad zal binnen vier jaar na de inwerkingtreding van dit besluit beoordelen of de lidstaten het besluit naleven en kan besluiten om dergelijke beoordelingen op periodieke basis voort te zetten. Artikel 10 Dit besluit is van toepassing op Gibraltar. Te dien einde kan het Verenigd Koninkrijk, niettegenstaande het bepaalde in artikel 2, bij het secretariaat-generaal van de Raad een FIE in Gibraltar aanmelden. Artikel 11 Dit besluit treedt in werking op 17 oktober 2000. Gedaan te Luxemburg, 17 oktober 2000. Voor de Raad De voorzitter É. Guigou (1) PB C 251 van 15.8.1997, blz. 1. (2) PB L 166 van 28.6.1991, blz. 77.